Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten aan te passen teneinde het recht op een tegemoetkoming afhankelijk te maken van de draagkracht;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel e komt te luiden:
inspecteur als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
B
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
Recht op een van de draagkracht afhankelijke tegemoetkoming van het CAK heeft degene die in het berekeningsjaar behoort tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen groep van personen:.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld, waarbij de hoogte van de tegemoetkoming voor verschillende groepen op een verschillend bedrag kan worden vastgesteld.
C
Artikel 2a komt te luiden:
1. Geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bestaat indien het toetsingsinkomen in het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar hoger was dan € 24 570,- of indien het een belanghebbende met een partner betreft, hoger was dan € 35 100,–.
2. In afwijking van artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt voor de toepassing van artikel 2 en dit artikel onder partner van belanghebbende verstaan degene die, bezien naar de situatie op de laatste dag van het berekeningsjaar, de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot is en degene die op grond van artikel 1, tweede tot en met zevende lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten met een echtgenoot is gelijk gesteld of mede als gehuwd of als echtgenoot is aangemerkt.
3. Geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bestaat in afwijking van het eerste lid, voor degene die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig is, indien het toetsingsinkomen in het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar hoger was dan € 24 570,– of indien op hetzelfde woonadres als de minderjarige, de ouders of een ouder en diens partner, op de laatste dag van het berekeningsjaar in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven, hoger was dan € 35 100,–.
4. Voor degene die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig is, wordt in afwijking van artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, het toetsingsinkomen van zijn tot het voorzien in de kosten van zijn levensonderhoud verplichte ouders dan wel een van zijn ouders en diens partner, die op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de minderjarige in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven, voor de toepassing van het derde lid in aanmerking genomen.
5. De hoogte van het toetsingsinkomen waarboven geen aanspraak bestaat op de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid onderscheidenlijk derde lid, kunnen jaarlijks bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd voor zover de tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, daar aanleiding toe geeft.
6. In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft degene die niet verzekerd is krachtens een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet, geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tenzij hij militaire ambtenaar in werkelijke dienst is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a juncto onderdeel b, van de Militaire ambtenarenwet 1931, dan wel een militair is aan wie buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten is verleend.
7. Het CAK verleent bij het ontbreken van een in aanmerking te nemen toetsingsinkomen, de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
D
In artikel 3, tweede lid, en artikel 4, eerste lid, wordt de zinsnede «het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft» vervangen door: het berekeningsjaar.
E
Artikel 5 komt te luiden:
1. Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet, indicatieorganen als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, colleges van burgemeester en wethouders en andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instanties verstrekken aan het CAK persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, van de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering door het CAK van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak.
2. Stichtingen als bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verstrekken aan indicatieorganen als bedoeld in het eerste lid de persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, van de door hen voor zorg als bedoeld in eerstgenoemde wet geïndiceerde cliënten, die noodzakelijk zijn om te kunnen vaststellen of recht op een tegemoetkoming bestaat.
3. Het CAK neemt voor de uitvoering van zijn in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak in zijn administratie het burgerservicenummer op van:
a. de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c en hun partners, en
b. de ouders en in voorkomend geval de partner van een ouder van zodanige personen die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig zijn.
4. Het CAK verstrekt voor de uitvoering van zijn in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak aan de inspecteur het burgerservicenummer van de personen, bedoeld in het derde lid.
5. De inspecteur verstrekt aan het CAK met betrekking tot de personen van wie het CAK het burgerservicenummer heeft verstrekt, de inkomensgegevens en de niet in Nederland belastbare inkomens, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taak.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald tot welke gegevens de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zich uitstrekken en in welke gevallen de gegevens, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak.
7. Bij ministeriële regeling wordt bepaald:
a. volgens welke technische standaarden gegevensverwerking door het CAK plaatsvindt;
b. aan welke beveiligingseisen gegevensverwerking door het CAK voldoet;
c. de hoogte van de vergoeding voor zorgverzekeraars voor het aanleveren van gegevens noodzakelijk voor het uitvoeren van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak;
d. op welke datum gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid uiterlijk worden verstrekt.
F
Na artikel 5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien na vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit een eerste vaststelling, eerste bepaling of wijziging van een inkomensgegeven of niet in Nederland belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, blijkt dat geen recht bestaat op die tegemoetkoming, trekt het CAK die vaststelling in en vordert de verstrekte tegemoetkoming terug.
2. Indien uit een wijziging van een inkomensgegeven of niet in Nederland belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van Algemene wet inkomens-afhankelijke regelingen, blijkt dat recht bestaat op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, stelt het CAK de hoogte van die tegemoetkoming vast en verstrekt die tegemoetkoming.
3. De intrekking en de terugvordering op grond van het eerste lid geschieden binnen acht weken na het tijdstip waarop het voor het eerst vastgestelde, voor het eerst bepaalde of gewijzigde inkomensgegeven aan het CAK bekend is geworden dan wel de beschikking of uitspraak strekkende tot de in het eerste lid bedoelde vaststelling, bepaling of wijziging, onherroepelijk is geworden.
4. De vaststelling, op grond van het tweede lid, geschiedt binnen acht weken na het tijdstip waarop het gewijzigde inkomensgegeven aan het CAK bekend is geworden dan wel de beschikking of uitspraak strekkende tot de in het tweede lid bedoelde wijziging onherroepelijk is geworden.
G
In artikel 6, eerste lid, wordt «tweede en vierde lid» vervangen door: eerste en zevende lid.
H
Artikel 11, tweede lid, komt te luiden als volgt:
2. De bedragen van de tegemoetkomingen kunnen jaarlijks per 1 januari bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd voor zover de tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, daar aanleiding toe geeft.
Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in verband met de verbetering van de selectiecriteria voor de aanspraak op een tegemoetkoming, Kamerstukken 2010/11, 32 575, tot wet is verheven en in werking treedt na deze wet, vervalt artikel I, onderdeel D van die wet en wordt in artikel I, onderdeel E, van die wet in de tekst van artikel 6, vierde lid, «artikel 5, tweede lid en vierde lid» vervangen door: artikel 5, eerste en zevende lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,