Vastgesteld 12 augustus 2015
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 1 juli 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over landbouw inclusief mestbeleid.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: De Caluwé
Griffier: De Vos
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Dijkgraaf, Dikkers, Geurts, Graus, Lodders en Ouwehand,
Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
Aanvang 9.33 uur.
De voorzitter: Goedemorgen, dames en heren. Welkom bij dit overleg. Ik heet de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu welkom. Er zijn op dit moment vier partijen aanwezig. We hebben tot 12.00 uur en dan moeten we ook echt klaar zijn. We hebben een spreektijd van vijf minuten afgesproken. Ik begrijp dat de leden veel inbreng hebben. Ik wil daarom graag met u twee interrupties afspreken om er een beetje tempo in te houden.
Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Lodders van de VVD.
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Laat ik met de actualiteit beginnen. De Nederlandse land- en tuinbouw vormen een belangrijke economische pijler. De sector zorgt voor banen en is goed voor 60% van het handelsoverschot. De sector is innovatief en efficiënt. Ondernemers dienen de ruimte te krijgen om te ondernemen. Ze zijn niet gebaat bij allerlei beperkende wet- en regelgeving.
Gisteren verscheen het Landbouw-Economisch Bericht 2015 van het LEI (Landbouw Economisch Instituut). Het aantal mensen dat werkzaam is in de land- en tuinbouwsector is in 2014 met ruim 2% gedaald, het sectorinkomen is gedaald met 8,5% en de totale bijdrage van de land- en tuinbouw aan de Nederlandse economie is met bijna 8% ook lager dan vorig jaar. In een artikel in Boerderij Vandaag geeft het LEI aan dat met deze cijfers het effect van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) op een mogelijk versnelde afname van het aantal bedrijven, nog niet goed is in te schatten.
Dit zijn geen cijfers om trots op te zijn. Integendeel. De toenemende regeldruk heeft gevolgen voor de sector en past niet bij de ambitie om de economie te stimuleren en de werkgelegenheid te laten groeien. Op welke wijze gaat de Staatssecretaris de Nederlandse land- en tuinbouw helpen om ervoor te zorgen dat beperkende wet- en regelgeving beslecht wordt, zodat er ruimte ontstaat voor groei? Ik krijg hierop graag een reactie.
Ik wil op een aantal zeer diverse onderwerpen ingaan. Allereerst de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), een belangrijk loket voor ondernemers. Boeren dienden voor 15 mei de gecombineerde opgave in te vullen. Het loket heeft de afgelopen periode niet naar behoren gefunctioneerd. De Staatssecretaris heeft gelukkig, mede naar aanleiding van de aandacht van de Kamer, besloten om de termijn te verlengen, maar de frustratie bij ondernemers is er niet minder om. Ik ben een middag aangeschoven om te zien wat er bij het invullen komt kijken. Een ondernemer is uren bezig om de percelen in te kleuren en de gegevens in te vullen. Bellen om een toelichting, een foutmelding, opnieuw beginnen; dit vergt uren die een ondernemer niet bezig is met zijn core business: ondernemen. Er wordt veel informatie gevraagd. Wat gaat de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat RVO beter gaat functioneren? Ik merk nog wel op dat de mensen achter het loket zeer bereidwillig zijn. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat onder andere bij gewijzigd beleid de uitwerking duidelijk is voordat het beleid ook daadwerkelijk geïmplementeerd wordt?
De waterzuivering in de glastuinbouw is vorige week al aan de orde geweest tijdens het waterdebat, waar de Minister van Infrastructuur en Milieu het onderwerp naar dit debat verwezen heeft. Op 18 maart 2014 heeft de Kamer de motie-Bosman/Lodders (27 858, nr. 251) aangenomen, waarin de regering verzocht werd om samen met de glastuinbouw en de waterbeheerders te zoeken naar een realistische tijdsplanning om afvalwater van glastuinbedrijven zodanig te zuiveren dat de normoverschrijdingen worden teruggebracht. De zuivering dient haalbaar en betaalbaar te zijn voor de sector, ook in tijd. De voorgestelde aanpak is dat geenszins. Ik wees in het begin van mijn betoog op de knellende regelgeving. Waarom voert de Staatssecretaris deze motie niet uit? Ik heb begrepen dat het bestuurlijk overleg nog gaande is. Graag krijg ik een toelichting van de Staatssecretaris en de bevestiging dat de motie ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt.
Afgelopen maandag was ik als toehoorder aanwezig bij het door de Staatssecretaris van Economische Zaken georganiseerde Boerenforum. Dat was een zeer interessante discussie over bodem en bodemvruchtbaarheid, waarin diverse suggesties zijn gedaan. Onderwerpen als kringloop, evenwichtsbemesting, fosfaatproblematiek, maar ook een meer regionale aanpak voor het halen van normen met betrekking tot bijvoorbeeld de grondwaterkwaliteit kwamen aan bod. Graag vraag ik de Staatssecretaris om de Kamer te informeren hoe zij wil omgaan met de gedane suggesties en op welke wijze zij de sector meer ruimte gaat geven voor maatwerk.
Tijdens deze bijeenkomst kwam ook een brief van LTO (Land- en Tuinbouworganisatie) en de akkerbouwvakbond ter sprake. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij wil omgaan met de brief waarin de akkerbouwsector vraagt om de uitwerking van equivalente maatregelen met betrekking tot het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn? Vanuit het ministerie is aangegeven dat er voor 1 juli duidelijkheid zou komen.
De Nederlandse veehouderij heeft veel dieren en de daarbij behorende mestproductie. Mest is volgens veel linkse partijen en milieuorganisaties niet alleen vies, maar ook een ramp voor milieu en mens. Maar deze partijen realiseren zich niet dat waardevolle stoffen, zoals stikstof en fosfaat, noodzakelijk zijn voor het groene leven op aarde. Mest zouden we dus als waardevol artikel moeten zien. De sector is in staat om vanuit mest mineralenconcentraat te maken en er fosfaat aan te onttrekken. Dat is een prachtige innovatie die door deze partijen zou moeten worden toegejuicht. Ook Brussel staat deze innovatie niet toe. We hebben er al vaker over gesproken. Samen met mijn collega Jan Huitema heb ik een open brief aan Frans Timmermans geschreven en dit voorbeeld genoemd met het verzoek om de Nederlandse innovatie niet langer te frustreren. Hoelang gaat het nog duren voordat deze belemmeringen worden weggenomen?
De voorzitter: Wilt u afronden?
Mevrouw Lodders (VVD): Ja, ik ga afronden. Mijn vraag is nog hoe het staat met de vergunningverlening voor de mestverwerkingscapaciteit. We stellen regels maar de capaciteit blijft achter. Hier krijg ik graag een reactie op van de Staatssecretaris.
Mijn allerlaatste punt gaat over de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof), al staat dit onderwerp niet op de agenda. De PAS is vandaag van kracht geworden. Kan de Staatssecretaris aangeven of het programma AERIUS werkt en beschikbaar is? En kan ze reageren op de beleidsregel dat een stal na vergunning binnen drie maanden gevuld moet zijn met dieren? Dit is schier onmogelijk als je omwille van diergezondheid je stal wilt vullen met dieren vanuit eigen aanwas. Waar komt deze gedachte vandaan?
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ruim een jaar geleden hebben wij gesproken over de resultaten van de onderhandelingen over het vijfde actieprogramma. Het CDA was daarover ontevreden. We hebben de Staatssecretaris toen verzocht om verder te onderhandelen met de Europese Commissie. Helaas waren we de enige partij die daarom vroeg. Met het bekend maken van het vijfde actieprogramma kwamen er al apen uit de mouw. Onder andere het verbod op gebruik van fosfaat uit kunstmest was geheel nieuw en werd door de Staatssecretaris afgedaan als een technisch puntje. Ook de voortzetting van de productierechten voor varkens en pluimvee kwamen uit de onderhandelingen naar boven.
Naar het zich nu laat aanzien is de Staatssecretaris ook nog met oude cijfers naar Brussel getogen. Op basis van nu 13 en 9 jaar oude cijfers zijn blijkbaar gebruiksnormen vastgesteld. Ik vind dit schokkend. Door verbeterde gewassen kan er voor een heel aantal gewassen een hogere opbrengst worden gerealiseerd. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen?
Ik concludeer verder op basis van een rapport van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving dat voor een aantal gewassen meer mest had mogen worden uitgereden als er actuelere gegevens waren gebruikt. Ik krijg graag een reactie en een opheldering van de Staatssecretaris.
De gebruiksnormen in het actieprogramma zijn nu zeker niet meer te wijzigen? Vooral voor de teelt van snijmaïs, prei en spinazie op zand en van suikerbieten op klei had met de nieuwe opbrengstcijfers de gebruiksnorm voor stikstof 20% hoger kunnen zijn. Een evenwichtige bemesting maakt goede gewasopbrengst en behoud van bodemvruchtbaarheid mogelijk. Ondertussen nemen de zorgen over de vruchtbaarheid van de bodem toe en wordt vastgesteld dat de mineralen in de bodem afnemen. Ik heb het daar al vaker over gehad met de Staatssecretaris. Ik hoop niet dat zij bewust met achterhaalde cijfers naar Brussel is gegaan. Laten we vooruit kijken en proberen om maatwerk voor een vruchtbare bodem en goede teelten mogelijk te maken.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Hoor ik de heer Geurts nu zeggen dat hij onze Staatssecretaris ervan verdenkt om met verkeerde informatie en met een andere agenda naar Brussel te zijn gegaan? Dat vind ik buitengewoon kwalijk.
De heer Geurts (CDA): Ik heb letterlijk gezegd dat ik hoop dat de Staatssecretaris niet bewust met achterhaalde cijfers naar Brussel is gegaan. Ik vraag daar opheldering over. Ik heb gerefereerd aan een rapport waaruit blijkt dat er cijfers van 13 en 9 jaar oud zijn gebruikt voor de gebruiksnormen. We weten dat de gewassen in de tussentijd een veel hogere opbrengst hebben en dus ook meer mineralen uit de grond trekken. Op basis van nieuwe cijfers had dan ook 20% meer stikstof toegediend kunnen worden.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Wat zou dan de agenda van de Staatssecretaris moeten zijn om – om met de woorden van de heer Geurts te spreken – met achterhaalde cijfers naar Brussel te gaan? Zou zij niet het beste met de sector voorhebben? Is dat wat de heer Geurts suggereert?
De heer Geurts (CDA): U maakt er meer van dan ik gezegd heb. Volgens mij bent u nu de Staatssecretaris aan het beschuldigen. Ik doe dat niet. Ik heb gezegd dat ik ervan uitga dat er niet bewust met achterhaalde cijfers naar Brussel is gegaan. Feit is echter wel dat er met achterhaalde cijfers naar Brussel is gegaan.
De voorzitter: Vervolgt u uw betoog.
De heer Geurts (CDA): Al een jaar lopen er gesprekken over equivalente maatregelen. De sector heeft ontzettend zijn best gedaan om met voorstellen te komen voor equivalente maatregelen die mogelijk zijn binnen het vijfde actieprogramma. Deze voorstellen liggen sinds april bij het ministerie, maar ik heb nog geen reactie gezien van de Staatssecretaris. Kan zij toezeggen dat ze deze voorstellen ten behoeve van de bodemvruchtbaarheid gaat inwilligen? Kan ze de Kamer hierover vandaag informeren?
De Staatssecretaris heeft zich ingespannen voor het Boerenforum over onder andere de bodemvruchtbaarheid. Ik hoor graag van haar welke wensen zij daar te horen heeft gekregen van de deelnemers. Ik meen dat er nog een verslag komt; dat hebben we bij de Landbouw- en Visserijraad vastgesteld. Maar misschien kan ze al een inkijkje geven. Ik kan u verblijden, Staatssecretaris: ik heb ook nog een paar wensen. Tijdens een vorig algemeen overleg vroeg ik al om een plan van aanpak om beslagen ten ijs te komen bij het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Is de Staatssecretaris hier al mee bezig? Zoals ik aan het begin van mijn betoog al zei, zijn er wel aanmerkingen te maken op het resultaat en de te late totstandkoming van het huidige actieprogramma. Laten we dat nu anders doen. Een plan voor de wijze waarop we toewerken naar maatwerk en de wijze waarop we nu al pilots kunnen doen voor een betere benutting, zou veel betekenen voor de Nederlandse agrarische sector. Wil de Staatssecretaris hiermee aan de slag gaan met de sector?
Ik vraag me verder af hoe het nu staat met het toestaan van kunstmestvervangers. De pilots lopen al jaren en zijn op mijn verzoek met een aantal deelnemers uitgebreid. Het wordt nu tijd om door te pakken. Het kabinet haakt aan bij de discussie over de circulaire economie, maar ik denk dat er meer nodig is. Verwachten de bewindspersonen dat de Europese Commissie binnenkort met nieuwe voorstellen voor een aanpassing van de Nitraatrichtlijn en de EU-Meststoffenverordening komt? Zo niet, hoe willen zij de hervorming van deze richtlijn en het belang van een mineralenconcentraat als vervanging van kunstmest dan gaan agenderen? Kortom, wat is de planning van het kabinet?
Ik heb nog een heel ander punt. Mijn fractie was erg verbaasd over de brief van vorige week van Staatssecretaris Mansveld waarin staat dat het verplichte zuiveringsrendement voor glastuinders wordt verhoogd. Collega Lodders heeft daar net ook aan gerefereerd. Ik kan dan ook een deel van mijn tekst overslaan. Ik heb dit punt vorige week in het algemeen overleg over water ook met de Minister proberen te bespreken, maar zij verwees mij naar Staatssecretaris Mansveld. Gelukkig is zij vandaag hier. Waarom is het zuiveringsrendement opeens van 75% naar 95% verhoogd, zonder overeenstemming met Economische Zaken, zo verwacht ik, en de sector? Deze verhoging weegt niet op tegen de kosten van twee jaar uitstel. Graag hoor ik van beide Staatssecretarissen hoe zij hiertegen aankijken en of ze bereid zijn om hier nog eens met de sector naar te kijken.
Het CDA hoort positieve geluiden over de constructieve houding van het ministerie bij de aanpak van nieuwe muizenplagen. Dit steunen wij van harte. Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over het toestaan van rotenciden bij sommige teelten?
Ik ga een beetje van de hak op de tak, maar dat komt ook door de veelheid aan onderwerpen.
De voorzitter: Wilt u afronden, alstublieft?
De heer Geurts (CDA): Ik ga afronden. Er ligt nog een vraag aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over een gespreide betaling van de superheffing. Het antwoord zou voor de zomer naar de Kamer komen. Als ik naar de temperaturen van dit moment kijk, dan hebben we de zomer bereikt.
Afrondend heb ik nog een vraag over de afzet van varkensmest. In het veld hoor ik dat er problemen zijn. Een van de oorzaken die zijn genoemd, is het toenemende aanbod van rundveemest. Wat weet de Staatssecretaris hierover? Gaat ze iets ondernemen? Er is een roep vanuit de sector, met name van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders en de vakgroep LTO, om noodvergunningen om de capaciteit voor verwerking op te schroeven en om aan de slag te kunnen gaan met extra verwerking. Ik krijg hierop graag een reactie.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik begin ook met de bodemvruchtbaarheid en kortheidshalve sluit ik mij aan bij hetgeen de collega's op dit punt heel goed naar voren hebben gebracht. Ik ben natuurlijk ook benieuwd naar de recentheid van de cijfers die de Staatssecretaris gebruikt, maar ik neem aan dat ze daarover een goed verhaal heeft. Dat wacht ik rustig af.
Ik heb drie concrete punten ten aanzien van die bodemvruchtbaarheid. Het eerste punt betreft de equivalente maatregelen. Mijn collega's noemden die ook al. De ondernemers kunnen daarmee met hogere opbrengsten meer mest aanwenden. LTO heeft daarvoor een onderbouwd pakket klaarliggen. Mag de sector hiermee aan de slag? En is uitbreiding van de pilot voor bedrijfseigen derogatie mogelijk? Ik krijg hierover graag duidelijkheid.
Dierlijke mest wordt wat ons betreft te veel over één kam geschoren. Bij mestbewerking en gebruik van innovatieve technieken bij mestopslag en aanwending, zoals beluchten en verdunnen, kan het gewas veel meer mineralen opnemen. Dat betekent simpelweg minder uitspoeling. Het zou goed zijn als graslandbedrijven die geheel gebruik maken van deze mest, meer dierlijke mest uit mogen rijden. Is dat mogelijk? Ik pleit ook voor meer mogelijkheden om organische stoffen aan te voeren. Dat kan bijvoorbeeld door de fosfaatvrije voet bij compost uit te breiden naar dierlijke mest met een hoog gehalte aan organische stof of door een hogere fosfaatnorm bij aanvoer van extra organische stof. Het nadeel van uitspoeling op korte termijn weegt niet op tegen het voordeel van het vasthouden van mineralen op lange termijn. Ik vraag de Staatssecretaris om met deze punten aan de slag te gaan en daar straks op te reageren.
We kunnen ook een belangrijke slag maken als akkerbouwers en melkveehouders beter samenwerken. Akkerbouwers weten meer van de bodem en melkveehouders meer van koeien. Ruwvoerproductie door de akkerbouwer in ruil voor rundveemest levert een win-winsituatie op. Duurzame samenwerking met bijvoorbeeld een gezamenlijke KringloopWijzer wordt door de regelgeving echter niet gestimuleerd. Dat moet wat ons betreft echt anders. De Staatssecretaris heeft toegezegd dat ze hierover met de sector in overleg zou gaan. Ik hoor graag wat de stand van zaken is en wat er te rapporteren is over het verloop van dat proces. We willen wel graag dat op dit punt echt doorgepakt wordt. Een groep boeren en experts rond de KringloopWijzer heeft voorgesteld om een meerjarig samenwerkingsverband tussen een melkveehouder en een akkerbouwer voor de Mestwet als één bedrijf te beschouwen. Oud-minister Veerman heeft ook zo'n voorstel gedaan. Het zou mooi zijn als de Staatssecretaris dat voorstel overneemt. Is zij daartoe bereid en wil zij daarvoor bijvoorbeeld experimenteerruimte geven?
Tot slot nog enkele losse punten. In de eerste plaats het gebruik van spuiwater als kunstmestvervanger. Ik heb begrepen dat dit ook onder het fosfaatkunstmestverbod voor derogatiebedrijven valt. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Wil de Staatssecretaris dit rechtzetten?
In de tweede plaats zijn voor het binnenhalen voor de derogatie verschillende pilotprojecten voor mineralenconcentraten in de wachtstand gezet. Destijds begrepen we dat, maar dat begint nu wel te knellen. Ik begreep bijvoorbeeld van Biogasinstallatie Achterhoek dat afspraken zijn gemaakt over afzet van het mineralenconcentraat in de omgeving. De kunstmestvervanging is onderdeel van het bedrijfsplan, maar ze kunnen nu niet verder. Ik heb begrepen dat nog overleg met Brussel wordt gevoerd. Ik hoor graag wat de stand van zaken is en of verdere actie van de Staatssecretaris mogelijk is.
In de derde plaats heb ik de vraag of een stikstofboekhouding voor mesthandelaren een optie is. We proberen met zijn tegen te gaan dat mest in het zwarte circuit verdwijnt. Ik vind dit een zorgelijk punt. De Staatssecretaris heeft dat ook diverse malen gezegd. Ik vind dat we nu een keer onze nek moeten uitsteken, want hier lijden de goeden echt onder de slechten en dat zou niet moeten kunnen. Ik vraag de Staatssecretaris daarom of dit een optie is. Het moet natuurlijk wel werkzaam zijn en niet tot bureaucratie leiden. Ik zou daar weleens een uitwerking van willen zien.
Ik sluit mij wat betreft de zuivering in de kassen en dergelijke aan bij de vragen van de heer Geurts. Ik hoor graag van Staatssecretaris Mansveld wat zij daarop te zeggen heeft.
Last but not least complimenteer ik de Staatssecretaris ermee dat vandaag de PAS in werking is getreden. Daar is veel inzet op gepleegd. Nu horen we vanmorgen wel het nieuws dat Brabant een deel van haar bedrijven op een streng stikstoprantsoen heeft gezet. In bepaalde regio's mogen uitbreidende bedrijven helemaal geen extra stikstof meer veroorzaken. Maar de PAS was toch juist bedoeld om ontwikkelruimte te geven?
De voorzitter: Dank u wel. Precies binnen de tijd. U hebt nog twee seconden over.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Dan gebruik ik die twee seconden maar om het kabinet en de Staatssecretaris een compliment te geven. Dit is het laatste algemeen overleg over landbouw voor het reces. Het lijkt mij goed om even terug te blikken. Het is een bewogen jaar geweest, zowel voor de sector als voor het kabinet. Ik wil in ieder geval de Staatssecretaris van Economische Zaken bedanken voor haar inzet. Die was niet gering: Mestwet, Melkveewet, Natuurwet, reorganisatie NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit), GLB-onderhandelingen, derogatie, positieflijst, circusdieren, tot en met de veldmuis. Dit alles heeft onze Staatssecretaris ter hand genomen. Daar hebben we bewondering voor en daar zijn we heel blij mee.
Ik snap dat er in onze commissie altijd de strijd is tussen de VVD en het CDA over wie het meest boervriendelijk is. Ik wil collega Geurts toch even zeggen dat hij het CDA geen dienst bewijst door hier de suggestie te wekken dat de Staatssecretaris bewust met verkeerde, achterhaalde informatie naar Brussel is gegaan. Dat vind ik echt geen pas hebben.
Er zijn nog wat losse eindjes en doorlopende dossiers waar ik in dit algemeen overleg graag aandacht voor wil vragen. Zo zijn wij bezorgd over de overschrijding van het fosfaatplafond door de melkveehouderij. We begrijpen dat de Staatssecretaris druk in overleg is met de sector om tot een oplossing te komen. We kijken uit naar de brief die, neem ik aan, binnenkort zal komen en die duidelijkheid moet bieden aan de sector, maar ook aan ons. Wat ons betreft houdt het systeem waar de Staatssecretaris nu met de sector over onderhandelt, in ieder geval in dat er rekening wordt gehouden met de grondgebondenheid van de melkveesector, met het gegeven dat extensieve boeren meer ruimte moeten hebben dan intensieve boeren en dat er ruimte moet zijn voor weidegang. Wij kijken uit naar de brief.
We zijn recentelijk op werkbezoek geweest bij een fabriek voor de verwerking van kippenmest in Moerdijk. De fabriek, die de kippensector hard nodig heeft om van het mestoverschot af te komen, draait voor 75%-80% op subsidie. De kosten van de verwerking van kippenmest wordt dus voor het overgrote deel gedragen door de Nederlandse belastingbetaler. Doordat de afschrijving op de fabriek in de eerste jaren met de MEP-subsidie (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie) geregeld is, is de verwachting dat men in de toekomst wellicht met minder subsidie toekan. Dat is echter van veel meer factoren afhankelijk.
Wij vragen ons af of de maatschappelijke lasten van de kippensector, zoals dierziekten, fijnstof en dierwelzijnsproblemen, opwegen tegen de economische baten die de export van kippenvlees en eieren meeneemt. Wij willen dat weleens voorgerekend zien. Ik vraag de Staatssecretaris om op papier te zetten hoe die sectoren zich qua baten en lasten maatschappelijk verhouden. Wat zijn naar verwachting de maatschappelijke kosten van de mestverwerking van varkens- en koemest? Wat kost de intensieve veehouderij de samenleving nou eigenlijk? Dat is mijn concrete vraag, die eigenlijk best groot is. Wegen de inkomsten die wij hebben dankzij de agrarische sector op tegen de maatschappelijke lasten? Je ziet dat de sectoren steeds meer intensiveren. De melkveesector heeft dat recentelijk ook weer laten zien. Dat is nogal een druk op het milieu in ons kleine land.
Hoe staat het verder met het gesjoemel van de mestvergisters? Uit de controle van de NVWA bleek dat bijna 30% van het digestaat niet klopt. Dat zijn schrikbarende cijfers. We lezen dat de NVWA de controles heeft verhoogd. Daar zijn we blij mee. We geven ook graag complimenten aan de NVWA, via de voorzitter en via de Staatssecretaris, want we vinden het goed dat ze de controles intensiveert. We hebben daar wel twee vragen over. We willen graag weten welke bedrijven in de fout zijn gegaan. We zijn met het Ministerie van VWS bezig om veel meer openheid te krijgen over de bedrijven waar de NVWA boetes aan uitdeelt. Visbedrijf Foppe is er daar een van. Dat is hier echter ook van belang. Is er zicht op dat de namen van deze bedrijven openbaar worden gemaakt? De afnemers van het digestaat willen tenslotte ook wel weten of het vervuild is of niet.
De Staatssecretaris schrijft in een brief dat bedrijven die gebruik willen maken van producten van de C-lijst gecertificeerd moeten worden. Kan zij uitleggen om welke certificering het gaat en hoe dat proces werkt? Als dat te veel behelst, vind ik het prima om die informatie in een brief te krijgen. Ik wil daar voor mijn eigen begrip graag inzicht in hebben.
Ik kan mij herinneren dat er een evaluatie zou komen van de POR-regeling (Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet). Wellicht heb ik die gemist, maar hoe staat het daarmee?
We hebben een agendapunt toegevoegd gekregen van een andere commissie en dat gaat over de waterzuiveringsnorm in de glastuinbouw. Deze norm zou aanvankelijk op 1 januari 2016 op 75% worden gezet en in 2020 op 95%, maar nu gaat de norm in 2018 in een keer naar 95%. We zijn blij dat we die 95% eerder halen, maar we maken ons wel zorgen over het feit dat men nu langer de tijd heeft om toe te groeien naar die 95%. We zijn tevreden dat het zuiveringsrendement vervroegd wordt, maar we maken ons wel ernstige zorgen over de neonicotinoïden die in ons water terechtkomen. Aangezien er sinds mei 2014 een zuiveringsplicht is voor middelen op basis van de werkzame stof imidacloprid zouden wij graag zien dat het kabinet per 1 januari 2016 al een zuiveringsplicht instelt voor neonicotinoïden, thiacloprid, thiamethoxam en acetimiprid, zoals nu ook al het geval is imidacloprid.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. De Partij voor de Dieren wil aandacht vragen voor de bodem. Dit is het Jaar van de Bodem. We hebben het kabinet gevraagd om uiteen te zetten wat het doet voor de bodem. De bodem is namelijk letterlijk de grond van ons bestaan. We zijn ervan afhankelijk voor ons voedsel, energie, drinkwater. De natuur kan niet zonder. We wonen er bovenop. Maar in plaats van de bodem te koesteren, putten we hem uit, schrapen we hem weg en gebruiken we hem als afvalverwerker. In onze hebzucht plegen we roofbouw op de aarde en daarmee ondermijnen we onze eigen toekomst. Wereldwijd worden gezonde bodems bedreigd door ontbossing, groeiende steden, vervuiling en onverantwoord landgebruik. De FAO (Food and Agriculture Organization) stelt dat door het huidige tempo van bodemdegradatie de eerste levensbehoeften voor toekomstige generaties in gevaar komen. Dat is niet mis.
De Partij van de Dieren vindt dan ook dat er niet genoeg aandacht kan zijn voor het belang van een gezonde bodem. Daarom hebben we de Staatssecretaris gevraagd om in dit jaar van de bodem ons een brief te sturen over wat zij gaat doen om hem vruchtbaar en gezond te houden. De brief kwam en staat op ons verzoek vandaag op de agenda, maar stelt helaas teleur. De Staatssecretaris erkent weliswaar dat erosie, roofbouw, verstoring van ecosystemen en achteruitgang in opbrengend vermogen van landbouwbodems vooral in internationaal perspectief een groot probleem zijn – dat is waar – maar zij vergeet daar de rol van Nederland in te noemen. Dat is des te wranger nu de brief over het achterblijven van het overstappen op RTRS-soja (Round Table on Responsible Soy) in de Nederlandse veehouderij ook op de agenda van dit algemeen overleg staat. Juist onze enorme import van soja voor veevoer, en overigens ook van palmolie, zorgen voor erosie, roofbouw en verstoring van ecosystemen. Wij putten de aarde aan de andere kant van de wereld uit voor onze vee-industrie en onze lekkere trek. En dan hebben we ook nog het lef om die soja en palmolie verantwoord en zelfs duurzaam te noemen. Het is giftige gentech soja. Die kun je niet duurzaam noemen. Zeker in het licht van de bodemerosie – waar de Staatssecretaris zich ook zorgen over zegt te maken – zou ik graag een reactie willen op dat punt.
Wat de Staatssecretaris ook vergeet in de bodembrief is goed te kijken naar de Nederlandse bodem en dan vooral naar het effect van de enorm intensieve landbouw daarop, want ook in Nederland is de bodem een zorgenkindje aan het worden. We vergiftigen met kunstmest, dierlijke mest die vol met antibioticaresistente bacteriën kunnen zitten, zware metalen en landbouwgif. Ooit was de Flevopolder de vruchtbaarste grond van Europa. In enkele decennia heeft Nederland echter de mooiste tuin van Europa verknoeid, zo stelt de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding. Door onverantwoord bodemgebruik, gericht op hoge productie en kortetermijnwinsten, zo staat in dat rapport, is de vruchtbare grond er in één generatie vrijwel doorheen gejaagd. De raad doet concrete aanbevelingen onder de noemer van bodemdegradatie en diepploegen naar integrale duurzame productie in Flevoland. Het belangrijkste punt daarbij: de focus op korte termijn in de keten geeft weinig ruimte voor het behoud van bodemvruchtbaarheid op de lange termijn. Ik wil de Staatssecretaris vragen om de inbreng van VVD, CDA en SGP op dit punt over te slaan en naar de raad te luisteren. Ik zou graag zien dat ze in gesprek gaat met de raad over de bodem en voor het einde van dit bodemjaar een concrete strategie aan de Kamer te presenteren om de bodem in ons land te beschermen tegen die focus op de korte termijn.
Intensieve landbouw maakt echt meer kapot dan je lief is. Dat geldt helaas niet alleen voor de bodem, maar ook voor een gezonde leefomgeving. De langverwachte evaluatie van het nut en de risico's van c0-vergisting is er eindelijk. De conclusies: c0-vergisting draagt nauwelijks bij aan de productie van energie, maar heeft wel een hoge prijs. Financieel draagt de belastingbetaler de helft van de kosten via de subsidie die wordt gegeven, die nota bene bedoeld was om duurzame energie op te wekken. Door het illegaal mengen van niet toegestane afvalstoffen met c0-vergistingsmaterialen en mest kunnen milieubelastende stoffen als zware metalen op landbouwgrond terecht komen. Bij illegaal gebruik van slachtafval als c0-vergistingsmateriaal, is er een risico op verspreiding van pathogenen en het toch al grote mestoverschot stijgt nog meer doordat er via c0-vergisting nog meer fosfaat wordt toegevoegd. Er wordt nog steeds grootschalig gefraudeerd in de sector. En last maar zeker niet least: omwonenden betalen een hoge prijs. De stankoverlast van biogas, de mestopslagen, de c0-vergistingsmaterialen en het digestaat is echt niet mals. Het is dan ook nogal wiedes dat aanvragen van vergunningen voor vergistingsinstallaties veel bezwaarschriften opleveren. Het rapport concludeert droog: de maatschappelijke acceptatie van c0-vergisting is gedaald in de voorbije tien jaar, vooral bij omwonenden. En toch worden deze installaties alleen maar groter. De Partij voor de Dieren vraagt het kabinet nogmaals: stop hier toch mee!
Dan mijn laatste punt, ook onder de noemer intensieve landbouw maakt meer kapot dan je lief is, de enorme vervuiling van ons oppervlaktewater met landbouwgif, waaronder heel veel neomixen, zoals imidacloprid, waarvan we weten dat ze bijdragen aan de hoge sterfte onder bijen, vlinders, vogels en ga zo naar door. Een aangenomen motie voor een verbod op de neomixen wordt niet helemaal uitgevoerd, omdat daar volgens de Staatssecretaris juridisch haken en ogen aan zitten. Er zouden eerst minder vergaande maatregelen genomen moeten worden, zoals waterzuivering in de gladtuinbouw.
De voorzitter: Wilt u afronden?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mijn laatste zin, voorzitter. Hoe moet de voorgenomen maatregel om die waterzuivering twee jaar te vertragen, worden gezien in het licht van de argumentatie die de Staatssecretaris zelf voortdurend geeft waarom die motie niet zou kunnen worden uitgevoerd, omdat je eerst minder vergaande maatregelen zou moeten nemen voordat je een verbod kan instellen? Ik krijg graag een uitgebreide reactie op dit punt.
De heer Graus (PVV): Voorzitter. Er is helemaal niets mis met onze grond, maar wij meten te veel. Als je een keer koorts meet bij een kind dan hoeft dat niet te betekenen dat het een hersenvliesontsteking heeft. Zo kan er ook wel eens iets raars in de grond gemeten worden, maar dat wil niet zeggen dat er iets met onze grond aan de hand is. Er is helemaal niets aan de hand. We zijn totaal aan het doorslaan in Nederland.
Ik vraag de Staatssecretaris hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Graus over het extraheren van de zeer schaarse fosfaten. Wij hebben namelijk juist veel meer fosfaten nodig. We moeten de boeren dus niet opleggen om de fosfaten te verminderen. Fosfaten zijn een primaire levensbehoefte, voor mens en voor dier, want ze binden zuurstof. We krijgen in de toekomst een tekort aan fosfaten. De mijnen in Marokko raken uitgeput en China levert ze ons niet meer. Die houden ze voor eigen volk. Dat had ik als PVV'er eens moeten zeggen: eigen volk eerst! Maar in China doen ze het.
De sector gaat zich houden – dat snappen wij niet van de sector, moet ik eerlijk zeggen – aan die fosfaatreductie. En waarom als een en ander geëxtraheerd gaat worden? Daar heb ik toezeggingen van de Staatssecretaris over en daar is een breed aangenomen Kamermotie over. Ik snap er dan ook niets van dat de sector zich zo onder druk laat zetten en zich zo gek laat maken. Daar moeten dus af en toe ook andere mensen voor komen te staan, want ze zijn blijkbaar niet capabel om dit te weerstaan.
Ook wat het water betreft, slaan we door. Alle goede bacteriën gaan overal uit, ook uit het water. Ik heb samen met mijn fractievoorzitter een werkbezoek gebracht. Op het IJsselmeer kun je tot op de bodem kijken, maar de vissen overleven niet zonder de goede bacteriën en zonder algen. De vogels kunnen nu ook tot op de bodem kijken en eten daardoor veel meer vis dan ze nodig hebben.
Ik wil van de Staatssecretaris nog het volgende weten. We hebben via een LTO-afdeling gehoord dat diverse metingen aantonen dat de gronden meer produceren dan er aan bemesting wordt toegediend. Heeft de Staatssecretaris deze berichten ontvangen en ziet ze mogelijkheden om de plaatsingsruimte op diverse gronden te verhogen?
Het belangrijkste is dat er een beter verdienmodel komt. Hoe staat het daarmee? Dit is een algemeen overleg over landbouw. Op dit punt is ook een motie-Graus aangenomen. Ik wil graag weten wat de stand van zaken is en hoe het staat met een beter verdienmodel, want dat is dé oplossing om het dierenwelzijn te vergroten en de boeren te helpen zodat ze mogelijk wat minder diertjes per boerderij hoeven te houden. Ze zijn namelijk gedwongen om ze te houden. Ze moeten gewoon per dier meer verdienen. Dan zijn de boeren blij en zijn wij blij. De consument is dan uiteindelijk ook blij, tenminste meer dan 80% daarvan.
Ik denk dat ik het hiermee heb gehad, want het meeste is al gezegd. Ik wil nog even één zaak bij de Staatssecretaris onder de aandacht brengen. Dit is namelijk de laatste keer dat ik haar spreek voor het zomerreces. Ik heb de afgelopen maanden meerdere malen gezegd dat nu eens moet worden gestopt met het maaien in broedseizoenen, als er jonge diertjes zijn. De Staatssecretaris deelt dit met mij. Ik zie haar nu ook ja knikken. Ik heb weer een foto en een filmpje gemaakt – ik zal die de Staatssecretaris via mijn persoonlijk assistent sturen – waarop te zien is dat zwanen worden weggemaaid. Ik heb dat filmpje zelf gemaakt, het staat in mijn telefoon. Dat kan natuurlijk niet, maar het blijft gewoon doorgaan. Dit was in de gemeente Rotterdam, in de Hongkongstraat. Ik reed daar toevallig langs en ik zag het. Er zijn zwaantjes gesneuveld en een heel nest was kapot. Dat moet stoppen! Ik snap niet dat daar niets aan gebeurt. De gemeenten moet worden aangepakt. Als gemeenten daarmee doorgaan, dan moeten ze worden gekort op het Gemeentefonds. Dit is pure dierenbeulerij. Dat kunnen we niet toestaan. Dus korten op het Gemeentefonds!
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik wil beginnen met een opmerking over het gebrek aan inzet om de import van dure soja tegen te gaan. Nederland heeft als veevoerimporteur een belangrijk aandeel in de ontbossing, milieuvervuiling en mensenrechtenschendingen in het Amazonegebied. Erkennen de Staatssecretarissen hun verantwoordelijkheid in dezen? De Round Table on Responsible Soy werd indertijd als halfzacht gezien en nu zegt de Staatssecretaris: we gaan steunen op de nog zachtere Europese standaard VVAK (Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw). Is zij zich ervan bewust dat deze verder onder het niveau van de afgesproken sociale en ecologische RTRS-criteria ligt en bijvoorbeeld nog steeds ontbossing toestaat? Zet de Staatssecretaris nog steeds in op het niveau van het RTRS of laat ze deze criteria vallen? Wat is de streefdatum en wat gaat de Staatssecretaris precies doen in Europa?
We zitten diep in de shit, laat ik het zo maar eens formuleren. De staatsecretaris is druk doende met het mestdossier, maar ik heb de indruk dat het haar compleet door de vingers glipt. Er was 172,3 miljoen kilogram fosfaat in 2014 en het wordt snel meer als we de kranten en de cijfers mogen geloven. De melkveestapel zou met 1% per maand groeien. Klopt dat? Is dat de bedoeling? Als dat zo doorgaat, kan men de mest onmogelijk meer kwijt en moeten we constateren dat de mestmarkt op hol is geslagen. De melkveehouderij is door haar fosfaatplafond heen en schiet nu door het totale fosfaatplafond heen. Kan het zijn dat we eigenlijk al boven de afgesproken grens zitten? Er is een onzekerheidsmarge van één miljoen. De overbelasting met mest is een zware belasting voor het milieu, je krijgt een overspannen mestmarkt en het risico dat er met mest wordt gefraudeerd neemt op die wijze hand over hand toe. De vraag is hoe de Staatssecretaris dit ziet en hoe zij de mestfraude gaat aanpakken.
Het had eigenlijk boerenbevrijdingsdag moeten zijn. Jarenlang hebben LTO en de Europese boerenorganisatie Copa-Cogeca keihard gelobbyd om van de melkquotering af te komen, maar dat was niet zozeer voor de 60% kleinere en grondgebonden bedrijven, maar meer voor de grote groeiers. Op 1 april was de boerenbevrijdingsdag, maar ik denk dat we nu toch wel mogen zeggen dat er een enorme kater is ontstaan na het feest op die dag. We zien namelijk een daling van de melkprijs met op dit moment 25%. Die is dus ingezakt als een plumpudding. Wat is dan, nog geen drie maanden na de afschaffing van de quotering, weer de reflex van de Europese boerenorganisatie? Mag ik even vangen, want de melkprijs is zo laag. Moeten we niet gewoon constateren dat dit het failliet is van het neoliberale denken en de mesthopen van Paars, om het zo maar eens te noemen?
Iedereen weet dat de SP geen voorstander was van het loslaten van de melkquotering, omdat dat zou leiden tot prijsschommelingen en prijsdalingen en dat dat weer zou leiden tot een nieuwe shakeout van met name kleinere bedrijven. Iedereen is als een gek bezig geweest met uitbreiden om mee te kunnen profiteren van de gouden bergen. En wat zien we nu? De prijs stort in en bedrijven komen in de problemen. En wie gaat dat bepalen? Dat zijn de banken en de banken kijken niet naar de kleine, grondgebonden bedrijven, maar juist naar de grote, want daar hebben ze veel geld in gestopt en die moeten dan ook overeind gehouden worden. Wat gaat de Staatssecretaris doen? Gaat zij boeren die het goed doen voortrekken ten opzichte van boeren die het slecht doen? Gaat zij dat toetsen aan grondgebondenheid en weidegang? Gaat zij voorkomen dat koeien letterlijk uitgemolken worden vanwege de maximalisatie van de melkproductie? Gaat zij regionalisering bevorderen? Wil ze megastallen voorkomen? Ik wil de Staatssecretaris ook vragen om te kijken naar de gedachte van oud-minister Veerman, die pleitte voor een verbond tussen akkerbouwers en melkveehouders om zo de kringloop weer tot stand te brengen.
Afrondend, want ik zie dat mijn tijd verstreken is.
De voorzitter: U bent inderdaad door uw tijd heen.
De heer Van Gerven (SP): Wil de Staatssecretaris ook ingaan op het artikel van de Dutch Dairymen Board – een organisatie die niet lobbyde tegen de melkquotering – waarin staat dat ten aanzien van het fosfaatplafond onbehoorlijk bestuur is gepleegd door het kabinet en dat dat consequenties zal hebben? Men praat dan over mogelijke schadevergoedingen en dergelijke. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?
Mevrouw Lodders (VVD): De heer Van Gerven vraagt aan de Staatssecretaris een reactie op de uitspraak van de heer Veerman over contracten tussen veehouders en akkerbouwers. Hoe kijkt SP aan tegen contracten tussen veehouders en akkerbouwers om de kringloop te sluiten?
De heer Van Gerven (SP): De SP is een groot voorstander van regionale samenwerkingsverbanden. De heer Dijkgraaf en anderen hebben bijvoorbeeld over het mestvraagstuk gezegd: probeer nou een kringloop tot stand te brengen in bijvoorbeeld in een straal van 20 of 30 kilometer. Daarbij kunnen akkerbouwers natuurlijk ook een rol spelen. De kern is dat de natuurlijke kringloop zo veel mogelijk moet worden gestimuleerd en tot stand worden gebracht. De ideeën van de heer Veerman liggen in die lijn. We hebben daar dan ook zeker sympathie voor, maar het is niet voldoende, omdat we ook tot een soort totaalplafond moeten komen voor het hele land. Vandaar dat wij een voorstander waren van bijvoorbeeld een quotering of dierrechtenstelsel om het voor het geheel goed te regelen.
Mevrouw Lodders (VVD): Dat laatste is dan weer jammer, want daarmee denk ik dat de SP toch de kop in het zand steekt en zich achter de dijken terugtrekt als het gaat om voedselproductie. We staan op dat punt voor een enorme opgave. Ik hoop dat we de SP kunnen vinden als het gaat om het sluiten van die kringloop, want ik denk dat daar ontzettend veel toegevoegde waarde ligt, niet in de laatste plaats als het gaat om de bodem en de bodemvruchtbaarheid. Datgene wat je aan de bodem onttrekt, zul je ook weer moeten toevoegen. Ik hoop dus dat ook die kringloopgedachte op de warme sympathie van de SP kan rekenen.
De heer Van Gerven (SP): De VVD en de SP verschillen erover van mening dat Nederland de hele wereld moet voeden. Mevrouw Lodders heeft weleens gezegd: de export moet verdubbelen naar het niveau van Amerika. Dat is volstrekt idioot. Dat kan niet. We zijn een klein land en we moeten zuinig zijn op de grond die we hebben en die moeten we goed benutten. Er zitten gewoon fysieke grenzen aan. Ons standpunt is dat we niet nog meer voedsel moeten exporteren, maar dat we onze kennis moeten exporteren om het voedselvraagstuk in de wereld op te lossen.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik wil hier even op reageren. Ik heb niet gepleit voor een verdubbeling van de export. De VVD is van mening dat wij de eerste voedselexporteur van de wereld kunnen worden. Daar hebben we echt geen verdubbeling voor nodig. Overigens constateer ik dat de heer Van Gerven geen antwoord geeft op mijn vraag over de kringloopgedachte binnen de landbouw.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik probeer het ook nog even. Ik vind het een mooi voorstel, waar we het eerder ook over hebben gehad. We hebben eerder ook samen opgetrokken op dit dossier. De Staatssecretaris zal wel een goed antwoord geven, maar mocht dat niet zo zijn, is de heer Van Gerven dan bereid om in een motie vast te leggen dat we dat nu eindelijk gaan doen? We praten er nu wel al lang over, maar we moeten het ook een keer regelen.
De heer Van Gerven (SP): De heer Dijkgraaf moet nu toch iets preciezer zijn. Wij zijn een voorstander van lokale kringlopen en dat boeren bijvoorbeeld in een straal van 20, 30 kilometer elkaar op die manier steunen. Maar dat alleen is niet voldoende om het vraagstuk in zijn totaliteit in Nederland op te lossen. We hebben namelijk waarschijnlijk een te grote productie, waardoor we te veel dieren hebben en een te groot mestoverschot enzovoort. Dat lokale aspect vind ik dus prima, maar we zullen ook dat andere moeten regelen. Dus wat ons betreft is het en-en.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb niet de illusie dat je in deze Kamer of in welke kamer van de wereld dan ook, met één motie de hele problematiek oplost. Maar de heer Van Gerven maakt het nu wel lastig, als ik hetgeen hij zegt tenminste zo zou moeten interpreteren dat we die dingen in één motie aan elkaar moeten koppelen. Ik snap dat de heer Van Gerven vanuit zijn overtuiging zegt: we hebben ook andere problemen die we moeten oplossen. Maar als we wachten totdat we alle problemen hebben opgelost en dan pas het voorstel van de heer Veerman gaan volgen, dan kan het nog wel eens heel lang duren. Versta ik de heer Van Gerven goed dat hij zegt dat hij haast wil maken en dat dit in ieder geval geregeld moet worden? Dat moet uiteraard binnen bepaalde randvoorwaarden. Er zal iets over kilometers in moeten staan en wat mij betreft moet het meerjarig zijn en moeten het geen kortetermijncontracten zijn. Over dat soort dingen kunnen we het wel hebben. Is de heer Van Gerven het daarmee eens?
De heer Van Gerven (SP): Als wij dat goed kunnen opschrijven, staan wij zeker sympathiek tegenover die lokale poot. Ik heb dat ook aangegeven. We moeten beide doen, maar wij zijn er een groot voorstander van als een boer, een producent zijn eigen mestprobleem oplost en zelf komt tot een sluitende kringloop, een grondgebonden kringloop.
De voorzitter: Dan zijn wij bij dezen aangekomen bij het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De Staatssecretaris heeft aangegeven een paar minuten nodig te hebben om haar antwoord voor te bereiden.
De vergadering wordt van 10.16 uur tot 10.22 uur geschorst.
De voorzitter: Ik geef voor de eerste termijn van de kant van de regering het woord aan de Staatssecretaris van Economische Zaken. Ik stel voor drie interrupties te hanteren, die u dan zelf mag verdelen over beide Staatssecretarissen.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik zal zo eerst een paar algemene opmerkingen maken, met name naar aanleiding van het Landbouw-Economisch Bericht. Vervolgens heb ik het blok mest, het blok GLB en als laatste het blok overig.
Ik wil beginnen met de kanttekeningen die door mevrouw Lodders werden gemaakt naar aanleiding van de uitkomsten van het heel recent naar buiten gekomen Landbouw-Economisch Bericht. Hoe gaan wij verder met het stimuleren van de ontwikkelingen in de sector? Op welke wijze zullen we zo veel mogelijk ruimte bieden en zorgen voor minder regeldruk? Ik denk dat het goed is om ook tegen mevrouw Lodders te zeggen dat zij vergat aan te geven dat de export wederom is gestegen. We zijn niet alleen tweede exporteur gebleven, maar we hebben in de afgelopen maanden, in het afgelopen jaar ook heel veel nieuwe markten voor onze producten geopend. Dus onder het motto frappez toujours wordt er wel degelijk heel hard gewerkt om voor de land- en tuinbouwsector, maar overigens ook voor de visserij, deuren te openen.
Ik heb de Kamer recent geïnformeerd over de uitvoering van de door mevrouw Lodders ingediende motie. Daar is ook al een debat over geweest. Vorige week hebben we in een overleg over de maatwerkaanpak regeldruk gesproken. Ik heb toen ook toegezegd dat de stappen die tot nu toe gezet zijn, in mijn ogen de eerste stappen zijn en dat we in 2016 zeker weer een nieuwe sectorronde willen doen om te kijken waar men nu tegen aanloopt. Ik zal straks nog uitgebreider ingaan op het thema bodemvruchtbaarheid en de uitkomsten van het Boerenforum. Als het kan, doen we ook zaken met mensen die individueel goede suggesties doen. Dus op het moment dat er naar aanleiding van de praktijk voorstellen komen waar we iets mee kunnen, pakken we dat op.
Dan het blok mest. Ik denk dat het goed is om met de heer Geurts te beginnen. Ik ben niet bewust met verkeerde cijfers naar Brussel gegaan. Ik zou ook niet weten waarom ik dat zou doen. De onderhandelingen over de derogatie waren al lastig genoeg. Dat heeft te maken met het feit dat we niet te weinig mest hebben, maar eigenlijk heel veel, te veel ook als je kijkt naar de Nitraatrichtlijn. Wat zullen dan ook elke keer vragen om meer mest dan gemiddeld te mogen uitrijden. Dat doe ik heel graag op basis van actuele cijfers, maar die moeten dan wel voorhanden zijn. Wat is er hier nu aan de hand? In een rapport – u hebt mij daarover ook gevraagd naar aanleiding van de equivalentie – dat de WUR in opdracht van LTO heeft uitgevoerd, wordt geconcludeerd dat in het WOG-WOD model, dat is gebruikt om de maatregelen van het vijfde actieprogramma door te rekenen, niet de meest actuele cijfers over gewasopbrengsten waren opgenomen. Die waren toen niet bekend bij de WUR. Dat was dus geen onwil of iets dat men bewust heeft gedaan. Dat heeft EZ ook niet gedaan op het moment dat het vijfde actieprogramma werd gemaakt. Dat is ook al weer een aantal jaren geleden, zoals u weet. Overigens denk ik dat het voor het begrip belangrijk is om hier vast te stellen dat niet duidelijk is wat de eventueel andere opbrengst voor invloed heeft op de gebruiksnormen. Het probleem is namelijk dat wij met name in het zuiden van het land gewoon nog bij lange na niet zitten op die norm van 50 ml uit de Nitraatrichtlijn. Die wordt daar overschreden. Daarom is een aanscherping van de normen nodig.
Ik ben bereid om te bezien of het nodig en mogelijk is om tussentijds met die nieuwe cijfers aan de slag te gaan en te bekijken of die ofwel nu al kunnen worden meegenomen, dan wel dat die een basis bieden voor het zesde actieprogramma. Ik zal zo meer zeggen over de equivalente pakketten, want daar willen we heel graag mee aan de slag. Het is dus geen kwestie van iets niet willen of het bewust als het ware anders voorspiegelen dan het is. Het is opgekomen naar aanleiding van een onderzoek dat gebruikt is voor die equivalente pakketten. Dat was ook voor de WUR nieuw. Zo is het dus gegaan.
De heer Dijkgraaf (SGP): Het was weliswaar een punt van de heer Geurts, maar ik heb er naar aanleiding van het antwoord toch een vraag over. De Staatssecretaris zegt: misschien moeten we tussentijds wat doen. Het is echter, hoe je het ook wendt of keert, wel zorgelijk dat je bij sommige onderdelen 11 jaar of 13 jaar achter de feiten aanloopt. Soms is dat verklaarbaar omdat het hele proces jaren duurt. Bedoelt de Staatssecretaris nu te zeggen: we gaan kijken of we dat stelselmatig kunnen updaten? We moeten natuurlijk wel van de meest recente beschikbare data uit kunnen gaan.
Staatssecretaris Dijksma: Ik denk dat dat inderdaad verstandig is, maar ik wil daar wel bij zeggen – dit is een kleine winstwaarschuwing – dat dit niet betekent dat men daarmee meer mest mag uitrijden. Het lijkt er nu op alsof er iets gevonden is, waarmee je misschien toch nog het vijfde actieprogramma te lijf kan gaan, maar het probleem is dat we op bepaalde plekken in het land niet voldoen aan de norm. Dat feit blijft helaas. Als we dat oplossen, hebben we een heel andere discussie, maar dan hebben we natuurlijk ook de derogatieproblematiek niet meer op die manier voorliggen. Ik denk echter dat het heel goed is om je er elke keer weer van te vergewissen of we de meest recente cijfers hebben. Overigens maakt dat niet in alle gevallen het leven makkelijker. Dat wilde ik er wel even bij zeggen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is helder. De Staatssecretaris geeft het voorbeeld van Limburg. Er zijn natuurlijk ook voorbeelden te geven van regio's waar het wel goed zit. Daar zou dan mogelijk wel ruimte kunnen zijn. Ik begrijp de Staatssecretaris nu zo: we gaan gewoon de meest recente cijfers pakken en kijken wat dat voor consequenties heeft. Zij geeft daarbij de winstwaarschuwing dat dat niet zal betekenen dat er overal ruimte is, maar waar ruimte is, kan erop ingezet worden.
Staatssecretaris Dijksma: Er is natuurlijk al bij de toekenning van de laatste derogatie in die zin iets bijzonders gebeurd dat de differentiatie waar door het veld, terecht, om gevraagd is, ook een feit is geworden. Op plekken in het land waar men beter voldoet aan de norm, mag men ook een grotere hoeveelheid mest uitrijden. Je ziet dus dat het denken in Brussel ook steeds meer gericht wordt op een veel preciezer beleid, in plaats van op generiek beleid. Uit het Boerenforum kwam als boodschap naar voren, maar dat blijkt ook uit de wens om met equivalente pakketten te werken, dat we daar waar dat mogelijk is en we het goed kunnen onderbouwen, we dat ook moeten doen.
Misschien is het goed om eerst het een en ander te zeggen over de equivalente maatregelen. De akkerbouwsector heeft drie equivalente maatregelen voor ogen. Maatregelen kwalificeren als equivalente maatregel op het moment dat er een wetenschappelijke onderbouwing en een adequate borging beschikbaar is. Dat wordt nu beoordeeld. We hebben ook steeds gezegd: op het moment dat dat bewijs geleverd kan worden, gaan wij ermee naar de Commissie om het in het pakket opgenomen te krijgen. Kortom, ik wil heel graag meewerken, maar dat betekent wel dat er niet alleen maar één rapport van de WUR moet liggen. Het punt is dat maatregelen niet alleen gebaseerd moeten zijn op een analyse die wetenschappelijk onderbouwd is, maar dat de effecten ook nog moeten worden doorgerekend. Dat hebben we ook gedaan met de maatregelen van het vijfde actieprogramma. Het is dus belangrijk dat in dit geval LTO ook zelf de handschoen oppakt. Daarvoor staan zij aan de lat. De heer Geurts zei tegen mij dat ik voor de zomer duidelijkheid zou moeten geven en dat de temperatuur al oploopt. Ik hoop niet in deze zaal, maar buiten wel. Gisteren heeft LTO een bericht ontvangen over de voortgang en mijn bereidheid om mee te werken, maar ook over die zaken waarvan wij hebben vastgesteld dat daar nog enkele huiswerktaakjes moeten worden gedaan. Het is niet zo dat het departement dat doet. Iedereen moet wel in zijn rol blijven.
Dan de noodvergunningen voor mestafzet. Daar vroeg de heer Geurts naar, maar voor mestafzet is geen vergunning nodig. Ik hoor dat het om mestverwerking gaat. Daar ligt dan het misverstand. Wij hebben de capaciteit steeds in de gaten gehouden. We bekijken die ook nu weer voor volgend jaar. We hebben echt nog meer capaciteit in de aanbieding dan volgens de normen noodzakelijk is. Ik zie de berichten ook, maar ik denk dat het goed is dat we daar dan met elkaar over in gesprek komen. De provincies zijn inderdaad bevoegd om vergunningen te verlenen. We zien dat het makkelijker is om bestaande verwerkingsinstallaties meer capaciteit te geven, dan om helemaal out of the blue ergens nieuwe capaciteit te stichten. Wij zijn al in gesprek met bijvoorbeeld de provincie Noord-Brabant – daar is het probleem feitelijk het grootst – om ook voor de toekomst voldoende capaciteit te genereren. Dat gaat dan dus vooral over capaciteit waarvan wij weten dat die in de toekomst nodig is. Het is dus niet zo dat er op dit moment een gebrek aan capaciteit is. Die gegevens heb ik in ieder geval niet.
De heer Geurts (CDA): De Staatssecretaris ging snel over op een nieuw onderwerp. Dank voor het laatste antwoord, maar ik wil toch even terugkomen op die equivalente pakketten. Bij de vijfde nitraatafspraken zouden equivalente maatregelen toegestaan kunnen worden. We zijn nu ruim een jaar verder en er ligt een aantal verzoeken op het ministerie. Ik haal er even een paar zinnen uit. Het moet goed onderbouwd zijn en het bewijs moet geleverd zijn. Dat heb ik meteen de vraag: wanneer is het goed en op welke termijn? We kunnen namelijk wel blijven onderzoeken. Ik heb hier het rapport waar de Staatssecretaris het ook over had. Dat rapport is van februari 2015 en daar staat in dat stikstofgebruiksnormen aangepast kunnen worden. Wat voor onderzoek is er dan nog meer nodig om die gebruiksnormen aan te passen? Ik zie u kijken, voorzitter, want dit is een lange interruptie, maar daar kan ik ook niets aan doen, want het is een technisch onderwerp. Mijn concrete vraag aan de Staatssecretaris is op welke termijn hier duidelijkheid over komt.
Staatssecretaris Dijksma: Nu loopt de temperatuur wat op. Ik zal proberen kalm te blijven. Het is niet zo dat wij degenen zijn die het bewijs moeten leveren. Dat weet LTO ook, want dat is van begin af aan helder geweest. Als je een equivalent pakket wilt, dan lever je zelf het verhaal aan en dan niet alleen een analyse van «dit zijn de goede maatregelen», maar ook een concrete doorrekening van de individuele maatregelen en het effect. Dat hebben wij ook laten doen voor alle maatregelen die in het vijfde actieprogramma zitten. Dat moet de sector doen. Dat weet men ook. Het is nu dus niet een kwestie van de bal doorschuiven. Op het moment dat die twee kwesties opgelost zijn, kunnen wij met het pakket naar Brussel. Dat hebben we ook op andere momenten voor andere pakketten gedaan. Het is dus echt geen kwestie van onwil of vertragen, het is een kwestie van zorgen dat je je act together hebt en dan ga ik mijn act wel doen aan de tafel waar dat nodig is. Dat is hoe het werkt.
De heer Geurts (CDA): De temperatuur loopt bij mij niet op. Ik ben de kalmte zelf. Ik zal ook iets trager gaan spreken, misschien dat dat helpt.
De voorzitter: Dat helpt niet als het gaat om de tijd.
De heer Geurts (CDA): Dan zal ik iets accelereren. Hoe kan ik dit als Kamerlid controleren? We zien in rapporten dat er stikstofgebruiksnormen aangepast kunnen worden. De Staatssecretaris geeft aan dat de bal bij de sector ligt. Hoe kan ik als Kamerlid dan controleren hoe snel het gaat en of het ook nog sneller kan?
Staatssecretaris Dijksma:
Ik denk dat de sector u goed gehoord heeft. De heer Geurts heeft haast. Dat is uitstekend, want hoe eerder wij met pakketten naar Brussel kunnen, hoe beter. Ik ga echter niet de maatregelen laten doorrekenen. Dat moet de sector doen. Zo liggen de verhoudingen. Zij willen iets en dan moeten zij leveren. Volgens mij kunnen zij dat heel goed.
Ik ga nu over naar het Boerenforum. Mevrouw Lodders heeft het als toehoorder meegemaakt en de heer Geurts sprak er ook over. Ik zal de Kamer uiteraard een verslag sturen; dat hebben wij de eerste keer ook gedaan. Ook de deelnemers zullen een verslag krijgen, want wij proberen alle concrete voorstellen die op tafel komen – in dit geval over hooibalen in het open veld – van een antwoord te voorzien. Wij hebben gemerkt dat met name de akkerbouwers specifiek beleid willen dat hen individuele ruimte biedt om in bepaalde gevallen of gebieden meer stikstof of fosfaat te kunnen gebruiken. Daar kwam het in de basis op neer. Er is ook duidelijk gemaakt dat de bodem veel meer is dan nitraat, fosfaat en bijvoorbeeld kalium. Mevrouw Ouwehand heeft ons dat vandaag ook nog eens duidelijk gemaakt. Opvallend is dat er ook grote behoefte bestaat aan meer kennis en aan het delen van kennis. Dit bleek ook nog na afloop van het Boerenforum. Op basis van alles wat is opgemerkt, zullen wij verder het gesprek met de Kamer voeren.
Verschillende leden hebben gevraagd naar de onderhandelingen over de derogatie met betrekking tot het mineralenconcentraat, want daar gaan wij voor. Ik ben blij met de brief van mevrouw Lodders en de heer Huitema aan Commissaris Timmermans. Derogatie voor mineralenconcentraat is naar mijn mening bij uitstek een voorbeeld van better regulation. Als je dat ergens kunt laten zien, is het wel op dit punt. Ik heb dit overigens ook laten weten. Het is goed dat wij daar van alle kanten druk op zetten. Ik ben ook met een uitgebreide lobby bezig, zowel bij de Commissie als bij het Europees parlement, om daarvoor meer steun te krijgen. Ik heb de indruk dat de Commissie nu langzaam begint te bewegen, de goede kant op.
Men heeft ons in het voorjaar aanvullende vragen over het mineralenconcentraat gestuurd en wij hebben die kortgeleden beantwoord. Wij zullen de onderhandelingen met de Commissie binnenkort voortzetten. Ik zal de Kamer informeren als er ontwikkelingen zijn. De inzet is erop gericht om de komende twee jaar sowieso de pilot uit te breiden. Verder streven wij naar opname in het zesde actieprogramma via een derogatie. Een permanente oplossing hiervoor in de Nitraatrichtlijn zou nog beter zijn. Dat is het ultieme doel.
De vraag is gesteld of wij al bezig zijn met de voorbereiding van het zesde actieprogramma. Thans wordt gewerkt aan een evaluatie van de Meststoffenwet, die input kan leveren voor dat zesde programma. Ik zal daarover uiteraard overleggen met het bedrijfsleven. Daarna komt het vanzelf weer bij de Kamer terecht.
De heer Dijkgraaf heeft aandacht gevraagd voor een aantal innovaties. Zo heeft hij gevraagd naar technieken bij het uitrijden van mest met beluchting. De effecten daarvan zijn heel divers, voor zover wij nu kunnen overzien. De effectiviteit is nog onduidelijk, maar wij kunnen dit soort technieken inderdaad toetsen via de topsectoren. Ik heb recent ontheffing verleend voor een andere techniek, van het Green Duo, om bovengronds mest uit te rijden met gebruik van water. Het effect daarvan kan nu uitgebreid worden getest. Ik meen dat dit veelbelovend is.
De heer Dijkgraaf heeft daarnaast gevraagd naar het gebruik van spuiwater. Dit product wordt gewonnen bij de zuivering van stallucht. Als het product een beperkte hoeveelheid fosfaat bevat, kan het ook op derogatiebedrijven worden gebruikt. Daar hangt het dus wel vanaf.
De heer Dijkgraaf heeft verder gevraagd naar de stikstofboekhouding. Ik heb vanmiddag bestuurlijk overleg met LTO en de vervoerders. Dit onderwerp staat op de agenda, want wij verkennen de mogelijkheden om de mestboekhouding te versterken. Stikstof is lastig te gebruiken als basis voor de handhaving, want het heeft de eigenschap dat er onvermijdbare verliezen zijn. Het is moeilijk om dat in de peiling te houden. Het lijkt beter om een zogenaamde massabalans te voeren. Daar wordt nu naar gekeken. Ook in het kader van de handhaving zijn wij hiermee bezig.
Ik kom bij verschillende vragen van de leden die hebben gesproken over de aanpak van mestfraude. Ik heb de Kamer een uitgebreide brief gestuurd waarin een aantal maatregelen wordt voorgesteld. Ik noem de verplichte AGR/GPS bij het transport van vaste mest; er wordt dus niet meer gereden met een losse koffer. Over de onafhankelijke monsterneming van de vaste mest wordt vanmiddag in het bestuurlijk overleg gesproken. Verder werken wij aan verbetering van de verantwoordingsbalansen bij met name de intermediairen. Wij hebben afspraken gemaakt over gegevensuitwisseling met Duitsland en Vlaanderen. Daarnaast hebben wij afspraken gemaakt over een pilot voor een nieuwe techniek van mestbemonstering via infrarood.
Voor het draagvlak is het belangrijk dat wij de handhaving stevig op orde hebben. De NVWA heeft extra geld gekregen om dit te kunnen doen. Ik schrik soms ook van hetgeen ik tegenkom. Wij bespreken dit voortdurend. De heer Dijkgraaf zei terecht dat de goeden hier onder de kwaden leiden. Wij zitten hier dan ook bovenop.
De heer Van Gerven (SP): Ik heb nog vragen over de mestfraude. Heeft de Staatssecretaris de indruk dat de risico's groter zijn dan pakweg twee jaar geleden? De Staatssecretaris heeft op 20 november 2014 een brief aan de Kamer geschreven. Het AGR/GPS-systeem zou op 1 januari geregeld moeten zijn, maar het was niet op orde en de Staatssecretaris heeft toen tot 1 april uitstel verleend. Is het systeem nu wel op orde?
Staatssecretaris Dijksma: In de brief aan de Kamer is daar uitgebreid op ingegaan en ook op de reden voor het uitstel. De techniek was nog niet beschikbaar, maar die wordt nu ingevoerd. Dit betekent dat wij na de zomer kunnen beginnen met de handhaving. Ik kan niet zeggen dat het een paar jaar geleden gemakkelijker was om te controleren of fraude tegen te gaan dan nu of dat wij door de gewijzigde wetgeving in een lastiger parket zitten. Wij realiseren ons steeds meer dat het nodig is om te handhaven. Als je een meldpunt start voor welk onderwerp dan ook, dan tekent zich aanvankelijk een enorme stijging van het aantal meldingen af. Zo is het hier ook gegaan. Wij hebben het steeds bewuster «in the picture». Wij werken ook aan maatregelen die het net om de criminelen – want zo zie ik hen die hiermee in de weer zijn – moeten sluiten. De afgelopen twee jaar is daartoe heel veel werk verzet, ook in het bestuurlijk overleg met bijvoorbeeld de landen om ons heen die het zat zijn dat zij met illegale mestlozingen, ook uit Nederland, worden geconfronteerd. Ik kan in ieder geval vaststellen dat hiervoor van onze kant veel meer aandacht is gekomen in de afgelopen jaren.
De heer Van Gerven (SP): Zou de Staatssecretaris nog kunnen ingaan op mijn eerste vraag of zij een beeld heeft van de omvang van de mestfraude? Ik vraag dit ook omdat duidelijk is dat het systeem staat of valt met de mate waarin wordt gefraudeerd. Als dat een hoog percentage is, gaat het systeem natuurlijk onderuit.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal proberen dit goed te beantwoorden. Wij hebben geen percentage in beeld, maar wij hebben wel een steeds beter beeld van de manieren waarop de fraude plaatsvindt. Die informatie zit voor een deel ook bij het Openbaar Ministerie en de opsporende dienst van de NVWA en die moet daar voorlopig blijven, gelet op waar wij mee bezig zijn. Ik hoop dat de heer Van Gerven daar begrip voor heeft.
Nu kom ik bij het thema van mestvergisting en van de co-vergisters. Mevrouw Ouwehand is daar kritisch over en dat begrijp ik ook wel. Het beeld dat in de praktijk naar voren kwam, is niet goed. Daarom hebben wij gezegd dat er op een paar punten actie moet worden ondernomen. Anders dan mevrouw Ouwehand denk ik echter wel dat wij co-vergisting nodig hebben, ook op langere termijn, als onderdeel van de verduurzaming van onze mestverwerking. In 2014 zijn er 45 inspecties geweest: 27 daarvan waren akkoord, 6 waren nog niet afgerond en 12 waren niet akkoord. Wij hebben de inspecties doorgezet. Ik heb begrip voor het feit dat mevrouw Dikkers pleit voor het openbaar maken van de namen van bedrijven. Wij hebben dit in algemene zin opgepakt met de NVWA, maar het openbaar maken van individuele overtredingen bij vergisters stuit nu nog op juridische problemen. Ik verwijs naar de privacywetgeving waar wij vaker tegenaan lopen. Wij delen de overtredingen uiteraard met alle handhavingsdiensten, ook met de regionale uitvoeringsdiensten. Op langere termijn zullen wij in bredere zin steeds meer openbaar moeten maken. In de vleessector heeft VION besloten om de inspectierapporten online te zetten. Dat is een goed gebaar, want daarmee krijgen wij geen juridische problemen met de privacywetgeving. De sector laat dan zelf zien dat hij transparant wil zijn. Dit goede voorbeeld kan wat mij betreft door velen worden gevolgd.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik dank de Staatssecretaris voor haar antwoord. Dit is helder, maar wij zouden ook graag zien dat de afnemer van het digestaat waarbij de overtreding is geconstateerd, wordt geïnformeerd over het feit dat er een overtreding is geconstateerd. Anders weet hij niet of hij een goed product heeft ontvangen en wat hij op zijn land heeft gebracht. De Staatssecretaris zegt dat zij bij de openbaarmaking van deze gegevens tegen de privacywetgeving aanloopt. De Minister van VWS zegt dat ook geregeld. Ik zou wel eens willen weten welke privacywetgeving dat is en wat zij kunnen doen om dit aan te pakken. Ik mis die informatie. Er is niets zo zuiverend voor de sector als een fatsoenlijke naming and shaming. Betrokkenen willen niet op een lijstje terechtkomen dat voor het publiek beschikbaar is. Dat zal straks ook helpen bij de handhaving.
Staatssecretaris Dijksma: Ik stel voor dat wij op het laatste punt terugkomen als wij in bredere zin praten over de NVWA, keuren, handhaven en het toezicht. Ik zal daarop dan op dat moment terugkomen in een brief aan de Kamer.
Het basisprincipe zou moeten zijn dat een afnemer het moet weten als een product ondeugdelijk is. Ik zal uitzoeken hoe dit hier functioneert en wat de mogelijkheden zijn. Ik kom hierop terug.
Mevrouw Dikkers heeft gevraagd hoe de certificering van de zogenaamde G-lijst werkt. Aan bedrijven in de co-vergistingssector wordt gevraagd om de stoffen op die G-lijst te certificeren. Die stoffen worden getoetst op zware metalen en organische microverbindingen. Als de stof voldoet aan de algemene eisen van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, kan hij worden gebruikt. Deze certificering wordt opgenomen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet die volgens de planning op 1 januari aanstaande ingaat.
De heer Dijkgraaf en andere sprekers hebben gevraagd hoe wij nu verder gaan in het overleg met de melkveehouderij over de kringloop en de wijze waarop wij de kringloop tussen de melkveehouders en akkerbouwers kunnen versterken. Ik denk dat de suggestie, die al eerder bij de AMvB grondgebonden groei naar voren is gekomen, inderdaad serieus moet worden opgepakt. Over dit onderwerp wordt dan ook gesproken. Ik heb in eerder overleg gezegd dat het uitgangspunt moet zijn dat grond maar bij één bedrijf kan horen. Zo kan worden voorkomen dat wij mest letterlijk zien weglekken en uit het systeem verdwijnen, terwijl het wel geproduceerd is, maar ook dat er twee keer Europese subsidie wordt opgestreken voor hetzelfde stuk grond. Wij moeten met een positieve grondhouding naar al die voorstellen kijken om de aanvoer van ruwvoer enerzijds en het afzetten van dierlijke mest anderzijds in de regionale kringloop te versterken. Dat is waardevol en het past ook bij het uitgangspunt van de circulaire economie. Daar zijn wij allen voor en het is van belang om ook op dit punt met de sector aan de slag te gaan. Wij bespreken de KringloopWijzer en wij hebben het dan ook over de pilot fosfaatevenwichtsbemesting. Het streven is erop gericht om tot een geborgd systeem te komen dat evenwichtsbemesting nastreeft.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dit zijn in ieder geval mooie woorden en daar bedoel ik niets negatiefs mee, maar ik mis het tijdpad dat hierbij hoort. De heer Van Gerven en ik vinden het prima als de Staatssecretaris dit oppakt, maar wij blijven zitten met de vraag of dit op korte termijn tot actie zal leiden. Wanneer wordt die ambitie omgezet in daden?
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal proberen om de Kamer daar voor de kerst een voorstel voor te doen. Dan hebben wij een deadline, maar ook nog de tijd om daaraan verder te werken. Wij hebben elkaar dan in ieder geval gevangen in de tijd.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik had mijn vraag eigenlijk willen bewaren tot na het blokje over mest, maar hij sluit hierbij aan. Ik heb in mijn inbreng al gezegd dat de meeste opmerkingen over het mestbeleid negatief belicht zijn. Ik hoor te vaak dat wij te veel dieren hebben en te veel mest. De heer Graus spreekt over de gouden grondstof. Ik mis de positieve benadering en de aandacht voor de kansen voor innovatie waar Nederlandse ondernemers groot in zijn. Innovatie zit de Nederlanders in de genen, maar die benadering mis ik een beetje. Bij het serieus oppakken van een kringloop en van hetgeen in het Boerenforum naar voren is gebracht, mag best wel wat meer ambitie worden getoond. Dat geldt ook voor de uitwerking van de equivalente maatregelen. Ik zeg dit niet alleen tegen de Staatssecretaris, want de sector is daar ook nadrukkelijk verantwoordelijk voor. Ik roep de Staatssecretaris op om die stap nog voor de behandeling van de begroting te zetten, opdat wij daar tijdens die behandeling het debat over kunnen voeren. Wij kunnen dan wellicht stappen zetten voor volgend jaar. Ik roep de sector op met de vraag hoe kan worden verklaard dat equivalente maatregelen zo lang boven de markt blijven hangen. Waarom duurt het zo lang voordat die routeagenda wordt bepaald en waarom duurt het zo lang voordat daarover wordt gesproken?
Staatssecretaris Dijksma: Ik wil best mijn best doen om te kijken of het eerder kan, maar ik weet niet of dit de kwaliteit van de voorstellen ten goede komt. Ik denk dat er heel veel innovatie is in Nederland. Via de topsectoren wordt ook voortdurend gevraagd of wij die willen steunen in projecten. Dit gebeurt ook in de praktijk. Het herwinnen van stoffen uit mest hoeft niet alleen maar een negatieve connotatie te hebben, maar wij zijn nog niet zover dat er een dragend systeem is ontstaan. Ik neem het op voor iedereen die hiermee aan de slag is, want het is niet eenvoudig om zo'n equivalentpakket tot op de laatste puntjes nauwkeurig uitgerekend te krijgen. Daarvoor is veel actie nodig en dat vraagt nogal wat van de mensen die daarmee bezig zijn. Het vraagt ook om creativiteit. Ik ben positief gestemd, omdat wij in ieder geval al zover zijn dat iedereen dit wil. Ik ben van mening dat wij met de equivalentie ook al veel verder zijn dan veel landen om ons heen. Wij moeten onszelf dus ook niet tekort doen.
Dit neemt niet weg dat wij heel veel mest hebben en het probleem daarvan is dat het naast het feit dat het een aantal goede stoffen levert die wij voor de bodem nodig hebben, er ook voor zorgt dat er te veel nitraat in het grondwater zit. De waterschappen hangen niet voor niets regelmatig aan de bel. De heer Graus zegt terecht dat wij zorgvuldig moeten omgaan met dat kostbare fosfaat, maar het wordt wel uit de mijnen in Marokko gehaald omdat wij kunstmest willen gebruiken. Ik ben het zeer eens met degenen die zeggen dat wij moeten nagaan hoe wij de kans die het herwinnen van stoffen biedt, beter kunnen aangrijpen. De heer Graus heeft gevraagd naar de uitvoering van de motie over het extraheren van fosfaat. Wij zijn daarmee bezig. Ik zal er zo nog iets meer over zeggen.
Mevrouw Lodders (VVD): Dit is misschien wat ik probeer te zeggen: het komt toch weer terug op het aantal dieren en de hoeveelheid mest. Zeker, wij lopen voorop in de innovatie. Nederland is ook niet voor niets de tweede exporteur van voedsel in de wereld. Nederland staat niet voor niets wereldwijd aan de top van de landbouw. Laten wij die kansen aangrijpen en ervoor zorgen dat wij die positie versterken, want wij staan nu eenmaal voor die grote opgave.
De heer Graus zal nog wel ingaan op de opmerkingen van de Staatssecretaris over fosfaat, maar dat is wel de kern van het probleem. Wij proberen nu al acht jaar om kunstmest te vervangen door een concentraat, maar dat is blijkbaar nog steeds niet mogelijk. Hoe kan dat worden verklaard?
Staatssecretaris Dijksma: In mijn verhaal zal altijd een balans te vinden zijn. Ik begrijp dat mevrouw Lodders liever wat meer overhelt naar de positieve kant van de mestdiscussie. Ik zit in het midden, omdat ik veel mogelijkheden zie. Noblesse oblige, als je ergens veel van hebt en dat heeft een keerzijde, dan moet je vooraan willen staan om het op te lossen. Dat kunnen wij ook. Als er een land is dat bij uitstek geschikt is om op dit terrein stappen te zetten, is dat Nederland. Omdat wij daarmee ver vooruitlopen, zie je dat zelfs de Commissie nog af en toe wat achteraan hobbelt op dit onderwerp. Kennelijk heeft zij de circulaire economie nog niet in optima forma tot haar eigen uitgangspunt gemaakt. Wij zetten wel stappen. Ik heb net al iets gezegd over de manier waarop wij tegen de onderhandelingen aan kijken. Het is niet waar dat die muurvast zitten of dat er in de afgelopen periode – in ieder geval sinds mijn aantreden – geen beweging in het dossier is gebracht. Wij hebben echter ook te maken met milieunormen en wij hebben een taak om ervoor te zorgen dat wij de wereld die wij in bruikleen hebben, een beetje beter achterlaten dan wij haar aantroffen. Die balans zit ook in het mestbeleid. Dat klopt en, eigenwijs als ik ben, blijf ik dat toch nog maar even volhouden.
De heer Graus (PVV): Eigenlijk zijn homines sapientes rare wezens. Alles wat wij in de natuur hebben, willen wij chemisch maken. Laat die dieren toch baggeren. Ik heb nooit om kunstmest gevraagd. Laat die dieren onbeperkt urineren en baggeren. Dat is het beste wat er is voor de grond. Wij kunnen de fosfaten recyclen en dat is ideaal. De Staatssecretaris zegt nu dat het onze schuld is dat wij bij Marokko moeten aankloppen voor die fosfaten. Ik ben het daar niet mee eens, want ik wil helemaal geen kunstmest. Daar zou de Kamer ook eens achteraan moeten gaan. Wij hebben dat bruine goud. Hetzelfde geldt voor medicatie. Wij hebben prachtige planten die wij voor medicatie kunnen gebruiken, maar in plaats daarvan maken wij chemische varianten. Wij zijn eigenlijk heel rare wezens. Ter kennisgeving: wij zijn de enige zoogdieren die na de zoogperiode nog melk drinken. Tok, tok, tok, tok.
Staatssecretaris Dijksma: Ik twijfel waarop ik zal ingaan. Ik zal ingaan op een onderwerp waarover ik het niet eens ben met de heer Graus. Alles waar je «te» voor zet, is niet goed. Dierlijke mest onbeperkt over de akkers uitrijden, zal op een gegeven moment ook tot problemen leiden. Wij zijn het echter wel eens over het zo langzamerhand uitbannen van kunstmest. Ik kan niet uitleggen dat wij heel veel dierlijke mest hebben en dat het, door allerlei regelgevingskwesties, noodzakelijk is om kunstmest van ver te halen met alle ecologische gevolgen van dien. Als wij de mest die in Nederland wordt geproduceerd, zouden mogen bewerken en kunnen aanwenden als een alternatief voor kunstmest, zouden wij onszelf, veel anderen en de bodem een dienst bewijzen. Dat het zo moeizaam gaat op dit dossier, is echt niet het gevolg van desinteresse of veronachtzaming. Helaas heeft nog niet iedereen die circulaire economie zo in zijn genen zitten dat hij stappen wil zetten, maar die zullen worden gezet, daar ben ik echt van overtuigd. Ik hoop ook dat ik degene ben die de doorbraak in Brussel op dit punt mag forceren. Ik zal daar alles aan doen. Ik ben het met de heer Graus eens dat wij van die kunstmest af moeten. In de mindset van de Nederlandse boeren moet ook nog het een en ander gebeuren, want zij moeten er ook vanaf willen. Ik denk dat veel boeren dat ook graag willen als zij kans zien om dat te doen.
Dan was ik het ook met de heer Graus eens dat fosfaat een onmisbare stof is voor het leven op aarde. Europa is een importeur van fosfaat. De Commissie heeft fosfaat als een kritisch ruw materiaal geclassificeerd. Collega Mansveld en ik werken in het Ketenakkoord Fosfaatkringloop samen met partijen om de recycling van fosfaat verder vorm te geven. Ik heb gehoord dat de Kamer daarover zeer binnenkort een brief zal ontvangen.
De heer Graus (PVV): Op welke termijn kunnen wij die brief tegemoet zien?
De voorzitter: Ik denk dat mevrouw Mansveld daarover gaat. Ik kijk naar de tijd en naar het aantal blokjes dat nog moet worden behandeld.
Staatssecretaris Dijksma: De volgende blokjes zijn wat kleiner.
De voorzitter: Wij ronden nu het blokje mest af en gaan dan snel door.
Staatssecretaris Dijksma: Ik doe mijn best met de mest. Er is gevraagd hoe het staat met de bodemkwaliteit. Doordat er geen staat van de kwaliteit van de bodem is bijgehouden, kunnen wij daarover ook geen algemene uitspraak doen. Dit is niet voor niets het jaar van de bodem, want bodem en bodemkwaliteit staan in toenemende mate in de belangstelling. De bodemkwaliteit staat mondiaal inderdaad onder grote druk door verzilting, erosie, verdichting en vervuiling. Uit onderzoek blijkt dat bij de teelt van maïs een achteruitgang van de bodemkwaliteit lijkt op te treden, maar bij de andere teelten zijn daarvoor geen aanwijzingen. De bodemkwaliteit wordt natuurlijk door een groot aantal eigenschappen bepaald.
In Nederland zijn voor de meting van de chemische toestand van de bodem adviezen over de bepaling van de hoogte van bijvoorbeeld mineralenbemesting, bekalking of aanvoer van organische stof. Die meting is meestal gebaseerd op één factor. Je ziet dat er voor de biologische en fysische aspecten nauwelijks indicatoren zijn. Om een lang verhaal kort te maken: tijdens het Boerenforum hebben wij gezegd dat wij eigenlijk nog te weinig weten over dat terrein. Er is dus echt aanleiding om na te denken over de vraag hoe wij onze kennis op dat bredere terrein van de bodem kunnen verhogen. Ik kom hier in reactie op het Boerenforum op terug.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik denk dat wij wel veel weten, in ieder geval voldoende om in actie te komen. De Flevopolder is een schrikbarend voorbeeld. Het was eens de vruchtbaarste grond van Europa, maar daar is bijna niets meer van over. Ik hoor mevrouw Lodders al weer roeptoeteren, maar de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding trekt deze conclusie. Dit lijkt mij een gezagwekkender orgaan dan de VVD-fractie.
Is de Staatssecretaris bereid om met de raad in gesprek te gaan en om nog dit jaar een concrete strategie aan de Kamer te sturen om de bodemvruchtbaarheid en de gezondheid van de bodem te beschermen tegen de kortetermijndynamiek waar de raad voor waarschuwt? Dat is de analyse van het probleem daar en volgens mij kunnen wij daarmee aan de slag.
Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, ik zal mij breed laten informeren over de mogelijkheden om toch meer gegevens boven water te krijgen. Ik zal op een later moment bezien op welke wijze ik dat zal doen. Wij zullen dan met verschillende partijen het gesprek moeten aangaan. Er is wel aanleiding om daar toch nog eens beter naar te kijken. Daarover zijn wij het eens. Ik kom hierop terug.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank. Mijn tweede vraag was of de Staatssecretaris bereid is – zoals zij in haar brief schrijft – om de Nederlandse rol in de internationale ontwikkelingen te duiden. De bodemgezondheid en bodemvruchtbaarheid staan wereldwijd onder druk. De import van soja en palmolie heeft ook bodemeffecten. Ik ben van mening dat het kabinet daar tot nu toe te weinig duiding aan heeft gegeven.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal op dat onderwerp terugkomen in mijn laatste blok.
De heer Van Gerven heeft een heel betoog gehouden over de toekomst van de melkveehouderij. Het is uitermate verleidelijk om daarover nu met hem het hele debat te voeren. Ik ben op dit moment met de sector in gesprek naar aanleiding van cijfers die uit het early warning systeem van de zuivelketen komen.
Daaruit blijkt dat het aantal koeien tussen april 2014 en april 2015 inderdaad is gegroeid met 1,7%. Dat is overigens geen 1% per maand. Wij zien ook dat wij het fosfaatplafond gaan doorbreken en dat vraagt om acties. Het glipt ons niet door de vingers, zoals wordt gesuggereerd, maar het is wel noodzakelijk om iets te doen. Ik zal de Kamer daarover op relatief korte termijn een uitgebreide brief met voorstellen sturen en ik zal daarin ingaan op de vraag wat ons te doen staat. Vermoedelijk zullen wij daarna nog uitgebreid het debat voeren. Ik ga daar op voorhand vanuit.
De voorzitter: Kunt u hier een termijn aan verbinden?
Staatssecretaris Dijksma: Op zeer korte termijn. Ik heb deze week nog bestuurlijk overleg over dit onderwerp, dus de Kamer zal die brief niet meer voor het begin van het reces ontvangen. Ik wil die verwachtingen wat temperen. Ik zag ergens al de datum van 1 juli voorbijkomen, maar dat is het vandaag al. Dat zal niet lukken, maar ik doe mijn best om die brief binnen enkele dagen op te stellen.
Mevrouw Lodders heeft naar aanleiding van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een vraag gesteld over de gecombineerde opgave. Zij is van mening dat het invullen daarvan veel tijd kost. Zij heeft gezegd wat RVO naar haar mening beter kan doen om de uitwerking van het nieuwe beleid tijdig helder te krijgen. Zodra er duidelijkheid was over de voorwaarden van de Europese Unie, heeft RVO daarover gecommuniceerd. Nieuw beleid betekent inderdaad dat er meer tijd nodig is voor de invulling. Dat is vervelend, maar waar. Naar verwachting zal het echter na verloop van tijd minder tijd kosten. Dit blijft een belangrijk punt voor ons. Wij hebben Phil Hogan, de Commissaris, zien acteren op dit onderwerp. Hij heeft gezegd dat het allemaal simpeler moet en wij zullen dat tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Raad propageren. Dit zal dan een belangrijk thema zijn, want boeren zijn geen boekhouders. In deze kwestie zijn zij dat meestal wel en daarom moeten wij daarover op de trom slaan.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik begon mijn inbreng met een verwijzing naar het LEI-rapport en de knellende regels en voorwaarden die worden gesteld. De invulling van de gecombineerde opgave is daarvan een mooi voorbeeld. Een perceelgrootte moet tot vier cijfers achter de komma worden ingevuld. Ik heb begrepen dat de RVO met ondernemers spreekt over kwesties waarin de verschillen per vierkante meter als probleem worden benoemd. Dat kan natuurlijk simpeler door niet met vier cijfers achter de komma te werken maar in plaats daarvan af te ronden tot één of twee cijfers achter de komma. Zou dat niet een grote toegevoegde waarde zijn voor ondernemers? Dit is een detail, maar ik begrijp er niets van dat mensen op het ministerie daarmee bezig zijn.
Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, ik ben het ermee eens dat dit een hele verbetering zou zijn, maar dit moet in Brussel worden geregeld.
Mevrouw Lodders (VVD): Het gaat om de Nederlandse uitwerking.
Staatssecretaris Dijksma: Nou, ik moet bezien of dat zo is. Ik zal dit nakijken. Ik merk dat er vaak dingen worden gevraagd, zeker voor percelen. Dit leidde er eerder toe dat wij in het kader van de vergoeding niet alle landschapselementen konden toevoegen, omdat het dan een administratieve hel zou zijn geworden. Ik ben het hiermee eens en ik zal dit nagaan, want als het simpeler kan dan moet dat ook.
Mevrouw Lodders (VVD): Het is zelfs zo erg dat het ene programma tot vier cijfers achter de komma gaat, maar dat die gegevens niet kunnen worden gebruikt voor een andere opgave doordat dat programma maar tot twee cijfers achter de komma gaat. Het is eigenlijk van de gekke dat ik hier mijn interruptie aan moet wagen, maar Nederland kan wel iets doen aan dit soort zaken. Natuurlijk moet het goed zijn. Ik vraag de Staatssecretaris niet om met de Franse slag te werk te gaan, maar om een goede invulling van onze eigen programma's. Rond de cijfers af op een vierkante meter, maar niet op centimeters achter de komma.
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb die oproep goed verstaan. Ik zal zien wat ik kan doen. Als ik het niet kan veranderen, laat ik dat de Kamer ook weten en ook waarom het niet kan.
Dan kom ik bij de PAS die vandaag in werking is getreden. Ik zag op de sociale media dat de usual suspects die vanaf het begin een mening over de PAS hadden, al na een paar uur tot de conclusie kwamen dat hij niet werkt. Dat is niet waar. De PAS is vandaag in werking getreden en AERIUS is sinds vannacht actief. Wij hebben ons echter meteen gerealiseerd dat er aanleiding is om de rekencapaciteit te vergroten. Dat is vanochtend gebeurd. Er zijn ook meldingen gedaan om ruimte voor ontwikkeling aan te vragen en er zijn diverse pdf's gemaakt die nodig zijn voor het aanvragen van een vergunning.
Vervolgens is erop gewezen dat er op sommige plekken in het land geen ontwikkelruimte is. Dat heeft ook te maken met keuzes die provincies maken. Overigens waren die keuzes voor een deel al van tevoren bekend. Dat is dus geen geheim of iets wat nu plotseling naar voren komt. Zo heeft de provincie Brabant ervoor gekozen om vannacht bij de start van de PAS beleidsregels te publiceren. Daarmee stelt men op bepaalde gebieden grenzen. Dat is een afweging die de provincie maakt. Ik zal uiteraard kijken wat de gevolgen zijn van die regels. Ik ben eventueel bereid om de Kamer daarover op een bepaald moment, wat later in de tijd, te informeren. De provincies gebruiken hun beleidsruimte natuurlijk ook om ontwikkelingen te sturen. Het is vanaf het begin ook de bedoeling geweest dat zij die ruimte hebben.
De voorzitter: Mijnheer Dijkgraaf, dit is uw derde en daarmee laatste interruptie tijdens dit overleg.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dat geeft mij een rustig gevoel.
Ik snap de afweging die Brabant maakt, maar die heeft eigenlijk niets te maken met de Programmatische Aanpak Stikstof. Die was bedoeld om iets te doen aan het probleem van de stikstof, maar Brabant gebruikt die nu voor andere doeleinden. Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat de PAS wordt gebruikt om andere doelen te bereiken?
Staatssecretaris Dijksma: Het lijkt mij niet verstandig om op zo'n manier in te gaan op de beleidsregels van de provincie; het lijkt mij verstandiger om dit op schrift te doen. De provincies hebben beleidsruimte, ook los van de PAS, om bepaalde ontwikkelruimte wel of niet mogelijk te maken. Daar kiezen zij soms ook voor met het oog op bijvoorbeeld de bescherming van de bevolking in heel drukke gebieden. Ik denk dat de appreciatie waar de heer Dijkgraaf om vraagt, beter later en op schrift kan komen als wij de gelegenheid hebben gehad om die beleidsregels goed tot ons te nemen. Ik wil dit niet «from scratch» doen. Dat vind ik niet verstandig en ook niet netjes naar de collega bestuurders.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is prima. Ik citeer nog even de gedeputeerde van Brabant; ik neem aan dat hij goed geciteerd is. In Boerderij Vandaag staat: «Wij geven op deze manier een duidelijk signaal af dat het ons ernst is met het terugdringen van de overlast die mensen in Zuidoost- en Midden-Brabant ondervinden.» Dat snap ik, maar dat is iets heel anders dan de doelstelling van de PAS. Het is echter een prima voorstel van de Staatssecretaris om hier later schriftelijk op in te gaan als de beleidsregels bekend zijn. Is zij bereid om dat voor het einde van het reces te doen?
Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt mij prima, dat moet lukken.
De voorzitter: Wilt u afronden? Ik weet dat er veel vragen zijn gesteld.
Staatssecretaris Dijksma: Ik doe mijn best.
Namens mijn departement is op 10 juni met alle betrokken partijen overleg gevoerd over de muizenaanpak. Wij hebben de Kamer afgelopen maandag een brief gestuurd over de stand van zaken. Het komt er eigenlijk op neer dat wij nu kijken wat mogelijk is.
Ik kom nu bij de opmerkingen over de ambitie van de sector voor 100% verantwoorde soja in 2015. De Nederlandse sectoren hebben zich voor die verduurzaming ingespannen, maar de intentie van 100% verantwoorde soja is niet bereikt. De zuivelverwerkers hebben de verantwoorde soja opgenomen in de inkoopvoorwaarden; dat zijn de Round Table on Responsible Soy (RTRS)-criteria. Voor de ketens voor pluimvee en varkens moet de prikkel uit de supermarkten komen. Wij hebben wel een aantal stevige gesprekken gevoerd met verschillende partijen. De supermarkten hebben mij recent gegarandeerd dat uiterlijk eind 2015 alle producten die zij verkopen, voldoen aan de RTRS-criteria. Ik zal hen daaraan houden.
Het is wel een punt van zorg dat die ambities niet worden gehaald bij de vlees- en eierproductie voor de export. Dat heeft ook te maken met de prijs die elders ter wereld wordt betaald voor dit soort producten. Je moet dit natuurlijk wel verdisconteren in de prijs, want anders komen de kosten alleen bij de boer terecht. Dan kom ik bij de heer Graus met zijn breed gedeelde motie over het verdienmodel. Wij mogen de prijs voor extra verduurzaming niet uitsluitend bij één partij in de keten neerleggen. Dat is bij export heel wat ingewikkelder te realiseren dan in Nederland, maar ik acht het van belang dat wij daar aandacht voor hebben bij de afzetmarkten. De inspanningen van de sector om tot een Europees geaccepteerd criterium te komen, zijn een positieve ontwikkeling. Ik zal mijn landbouwcollega's erop aanspreken dat het echt van belang is dat wij dit gaan doen. Samen met Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zullen wij ook grootverbruiker China hierop aanspreken.
Mevrouw Dikkers heeft gevraagd naar de evaluatie van POR, maar ik heb een dergelijke evaluatie niet toegezegd. Ik kan in een verslag over de Landbouwraad wel een overzicht geven van de manier waarop de POR uiteindelijk is uitgedeeld.
Mevrouw Dikkers heeft verder een omvangrijke vraag gesteld over maatschappelijke lasten en baten. Zij noemde de pluimveesector en Moerdijk als voorbeeld. Ik zal een poging doen om hier kort op te reageren. Sectoren leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Daarvoor gelden wettelijke eisen, die zijn vaak Europees, en door een gefaseerde aanscherping van die eisen worden de negatieve effecten die economische ontwikkeling ook met zich kan brengen bijvoorbeeld voor het milieu, stapsgewijs teruggedrongen. Wij moeten bedrijven natuurlijk wel in de gelegenheid stellen om hun investeringen terug te verdienen. Dit is ook een belangrijk thema bij het vraagstuk van de soja. Wij investeren in en stimuleren investeringen van verdergaande maatregelen. Dit blijkt ook uit de Monitor duurzame stallen die wij gisteren aan de Kamer hebben gestuurd. Ik ben er geen voorstander van om een breed onderzoek naar baten en lasten te laten doen, ook gelet op onze beperkte capaciteit. Wij moeten zo veel onderzoeken doen en op een gegeven moment hebben wij daar de middelen niet meer voor.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Wij horen geregeld geluiden over de zegeningen van de export of van de bijdrage die de agrarische sector levert. Daar zijn wij blij mee en trots op, want het zijn hardwerkende ondernemers. Er is echter een keerzijde die wordt gedragen door de Nederlandse belastingbetaler. Ik zou graag voor de komende begrotingsbehandeling weten hoe ik dit moet wegen en of er sprake is van evenwicht. Dat kan ik nu niet beoordelen.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is natuurlijk ook een politieke afweging. Daarvoor kan mevrouw Dikkers allerlei gegevens verzamelen en op basis daarvan haar oordeel vormen. Het lijkt mij niet nuttig en ook niet gemakkelijk om daarvoor nu nog weer een uitgebreide studie op te zetten. Ik wil dat maar niet doen.
Wij zijn bezig met de motie van de heer Graus over het verdienmodel. Wij zijn bijvoorbeeld in gesprek met de varkenssector en de tuinbouwsector. Er wordt gewerkt aan herstructurering en verbetering van het verdienmodel. Dit hangt samen met de mogelijkheden. De Kamer heeft recent met de Minister gesproken over de ACM en de mogelijkheden voor verduurzaming ondanks de marktwerkingsmaatregelen. Wij zullen hier na het reces op terugkomen.
De heer Graus (PVV): Ik heb er alle vertrouwen in dat de Staatssecretaris ermee bezig is, maar ik kom hier eens in de zo veel maanden op terug om te informeren naar de stand van zaken. Dit gaat iedere consument, iedere boer en ieder dier aan. Betrekt de Staatssecretaris de retailers ook bij haar gesprekken, want daar zit het probleem?
Staatssecretaris Dijksma: Ja, ik betrek ze daarbij, maar het is niet waar dat daar uitsluitend het probleem zit. Het is echt complexer dan dat. Met de pilot eerlijke handelspraktijk hebben wij het mogelijk gemaakt dat mensen een procedure kunnen starten als er eenzijdig bijvoorbeeld prijsverlagingen worden doorgevoerd. Wij doen er echt alles aan om mensen en partijen in de sector in de gelegenheid te stellen om daar werk van te maken als dit speelt. Wij voeren brede gesprekken over de verduurzaming en de prijs die daarvoor moet worden betaald; de retail is daarbij. Ik heb de indruk dat zij hun rol ook op zich nemen. Ik verwijs naar initiatieven voor de introductie van bijvoorbeeld nieuwe kipproducten. Je zou het wel de «kip van overmorgen» kunnen noemen. Het is te simpel om te zeggen dat het de schuld van de supermarkt is. Het is gemakkelijk om zo te denken, maar het is niet helemaal waar.
De heer Graus (PVV): Het is een feitelijke constatering dat de boeren relatief niet altijd meer krijgen voor hun producten. In de afgelopen decennia is de inflatie misschien af en toe wel verdisconteerd, maar voor de rest gaan de retailers met de prijzen omhoog. Zij pakken het grote geld, terwijl de boeren altijd de klos zijn en daardoor ook de consument. Bovendien lijdt het dierenwelzijn eronder. Wij leggen het de boeren op en dan moeten wij de boeren er ook voor betalen.
Staatssecretaris Dijksma: Ik deel het uitgangspunt dat de boer moet kunnen terugverdienen wat hij investeert in dierenwelzijn en verduurzaming. Daarover bestaat geen verschil van mening. Op tal van dossiers werken wij daar met elkaar aan. Zo zijn wij breed met allerlei partijen in de varkenshouderij in gesprek over de vraag hoe wij het verdienmodel voor de individuele varkenshouder kunnen verbeteren. Daar hoort soms ook een omslag bij in de wijze waarop en de markt waarvoor wordt geproduceerd. Dat kost tijd, want dat is niet eenvoudig te realiseren. Hier wordt nu met man en macht aan gewerkt door een groot aantal partijen. Dit geldt ook voor de tuinbouw. Ik ben daar niet pessimistisch over. Ik vind het heel goed dat dit nu gebeurt.
Het laatste punt waarop ik wil reageren, is het maaibeleid. Provincies en gemeenten moeten de Flora- en faunawet handhaven. Daarin is een verbod op schadelijk handelen opgenomen ter bescherming van inheemse diersoorten. De wetgeving is daar dus duidelijk over. Maaien is wel toegestaan en daarvoor is ook geen gedragscode opgesteld. Wel is in het gemeenschappelijk landbouwbeleid de mogelijkheid van een subsidie voor beschermende maatregelen voor weidevogels voorzien via het agrarisch natuurbeheer. Dat is iets anders dan het maaibeleid in de stad waarop het voorbeeld betrekking had. Gemeenten moeten goed opletten. Dan doen de boeren ook: voordat zij gaan maaien, checken zij hun grond waardoor zij nesten kunnen ontdekken. Je zou toch denken dat dit in de steden ook mogelijk moet zijn.
De voorzitter: De heer Graus voor zijn derde interruptie.
De heer Graus (PVV): Ik dank de Staatssecretaris dat zij op deze vraag wil antwoorden in een debat dat hier eigenlijk niet over gaat. De foto bevat een tijdcode die aangeeft dat ik een voorbeeld gaf van enkele dagen geleden. Boeren houden er wel rekening mee, maar als zij dat per ongeluk een keer niet doen, worden zij gepakt. De gemeenten lappen echter alles aan hun laars. Dit gebeurt overal, hoor, ook in mijn gemeente daar in het zuiden. De Staatssecretaris van dierenwelzijn zou eens met haar vuist op tafel moeten slaan. Als de gemeenten zich moedwillig schuldig blijven maken aan dierenmishandeling, moeten zij worden gekort op het Gemeentefonds. Wie niet horen wil, moet voelen. Ik moet ook een boete betalen als ik iets niet doe wat de wet voorschrijft. Ik vind dat de gemeenten ook maar eens boeten moeten gaan betalen.
De voorzitter: Uw vraag is duidelijk, dank u wel.
Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij was dit meer een statement dan een vraag. De heer Graus wil dat ik met de vuist op tafel sla. Dat wil ik wel doen, maar dan moet dat wel effectief zijn en betrekking hebben op een onderwerp waarop ik invloed kan uitoefenen. Dat zal in dit geval ingewikkeld zijn. Wij kunnen ons netwerk van goede wethouders misschien eens een keer aanspreken op dit soort onderwerpen. Dat is wellicht net iets verstandiger dan het in de VNG naar voren te brengen. Dat is een organisatie en dan zit je niet per se met de mensen aan tafel voor wie je met de vuist op tafel zou moeten slaan. Dat zie ik niet als een goede mogelijkheid.
De heer Graus (PVV): We zien toch heel veel gemeentelijke problemen met dierenwelzijn en zelfs dierenmishandeling. Mogelijk kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er bij de VNG iemand als aanspreekpunt wordt aangewezen die gespecialiseerd is in dit soort zaken en dierenwelzijn. Wij hebben het wel over levende wezentjes. Ik ben het ermee eens dat de Staatssecretaris – haar kennende – als labrador meer zal bereiken dan als pitbull. Als zij hiervoor haar charme wil aanwenden, zal mij dat verder worst zijn. Zij hoeft niet met de vuist op tafel te slaan – dat is misschien meer mijn manier – maar er moet wel iets gebeuren. Ik hoop dat de Staatssecretaris het maaibeleid van de gemeenten bij de VNG ter sprake wil brengen.
Staatssecretaris Dijksma: Ik ga even kijken op welke manier ik dit kan doen. Ik sprak over de goede wethouders. Dat zijn er een paar honderd van heel veel gemeenten die hier oog voor willen hebben. Ik denk dat ik hen daar eens op de een of andere manier op zal aanspreken. Ik zal hen vragen om daarop te letten. Dat lijkt mij een prima idee en effectiever dan dit bij de VNG ter sprake te brengen.
De voorzitter: Als laatste heeft de heer Geurts nog een interruptie. Ik verzoek hem die heel kort te houden.
De heer Geurts (CDA): Ik hoop in ieder geval dat dit niet mijn laatste interruptie is. Ik kom terug op de Programmatische Aanpak Stikstof. De heer Dijkgraaf en mevrouw Lodders hebben mij als vrijwilliger aangewezen om dat te doen, omdat ik nog de meeste ruimte had voor interrupties. Wij krijgen via de moderne media aanwijzingen dat de gepubliceerde wettekst van de Natuurbeschermingswet, met name op de PAS-onderdelen, niet zou corresponderen met de aangenomen wet in de Kamer. Heel concreet: artikel 19ko is blijkbaar verplaatst en artikel 19kr lijkt geschrapt. Wil de Staatssecretaris daar zo spoedig mogelijk naar laten kijken?
Staatssecretaris Dijksma: Ja, dat wil ik doen. Ik begon echter met te zeggen dat als iets in werking treedt waarvan sommige juristen al een tijdje vinden dat het nooit in werking had mogen treden, zij alles aangrijpen om nog eens te zeggen dat het niet zo had moeten gaan. Ik zal dit uiteraard beantwoorden, maar ik ga ervan uit dat de wet zoals die in werking is getreden, is opgenomen in onze teksten. Ik wil de «conspiracy» die al langer rond dit onderwerp hangt, achter me laten.
De heer Geurts (CDA): Ik snap de woorden van de Staatssecretaris en ik deel die ook. Wij moeten ervoor oppassen dat wij gekke dingen gaan roepen. Dit lijkt echter een eigen leven te gaan leiden en het lijkt mij goed om die geluiden de wereld uit te helpen.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is volgens mij geen vraag.
De voorzitter: Mijn opmerking was zo bedoeld dat dit de laatste interruptie van de heer Geurts is in de inbreng van Staatssecretaris Dijksma.
Wij gaan nu snel over naar het antwoord van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, want wij gaan waarschijnlijk om twaalf uur stemmen. Wij moeten dit overleg dus voor die tijd afronden.
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. Ik heb de Kamer vorige week een brief gestuurd over de waterzuivering glastuinbouw. Naar aanleiding van de motie-Bosman/Lodders zijn wij met een aantal partijen in gesprek gegaan. Namens beide ministeries is bestuurlijk overleg gevoerd met LTO, de Unie van Waterschappen, Nefyto, Natuur & Milieu en het Ctgb. Er is een afspraak gemaakt om een bestuursakkoord af te sluiten dat is bedoeld om te komen tot een tijdige uitvoering van de zuiveringsplicht opdat januari 2018 ook echt wordt gehaald. Vanwege het milieubelang zie ik het liefst dat het afvalwater vanaf vandaag wordt gezuiverd, maar wij moeten ook oog hebben voor wat wij kunnen realiseren en voor de kosten van de voorzieningen. Het is in deze tijd niet gemakkelijk om te investeren, maar ook de glastuinbouwsector moet een bijdrage leveren aan de verbetering van de waterkwaliteit. In het bestuurlijk overleg is de lijn naar voren gekomen die ook is verwoord in de brief, namelijk een compromis tussen enerzijds het milieubelang en anderzijds het economisch belang. Ik realiseer me dat dit een delicaat evenwicht blijft. Ik heb geen geluiden van partijen gehoord dat er problemen zijn. Ik ga er daarom vanuit dat het bestuursakkoord wordt afgesloten.
De voorzitter: Mevrouw Lodders wil haar laatste interruptie in dit overleg gebruiken.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik zal het kort houden. Ik heb deze motie medeondertekend. Ik krijg terug dat het bestuurlijk overleg nog niet tot een akkoord is gekomen. Uit de brief aan de Kamer blijkt dat er weliswaar is gepleit voor twee jaar vertraging, maar ook dat de norm is verschoven van 75% naar 95%. Dit is misschien voor 30% van de bedrijven haalbaar. Dan heb ik het nog niet over betaalbaar en dat was nu net de strekking van de motie. Ik roep de Staatssecretaris op om terug te gaan naar de onderhandelingstafel, daar met de sector over te spreken en de Kamer over de uitkomst te informeren.
Staatssecretaris Mansveld: Ook hierover is met de sector gesproken. Verder is onderzoek gedaan naar de vraag of het eerst 75% moest zijn en daarna 95% of direct 95%. De uitkomst daarvan is dat het dezelfde investeringen betreft. Ik heb al gezegd dat wij een delicaat evenwicht met partijen hebben bereikt. Er is geen sprake van meer investeren, maar van compensatie van het uitstel en daarmee is dat evenwicht bereikt. Wij gaan het bestuursakkoord nu uitwerken met de partijen die aan tafel hebben gezeten. Ik verwacht dat het na de zomer gereed zal zijn.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik begon mijn betoog met een verwijzing naar het LEI-rapport, de regelgeving, werkgelegenheid en dergelijke. De tuinbouwsector staat onder zware druk. Wij hebben in de motie niet voor niets de woorden «haalbaar» en «betaalbaar» gebruikt. Ik zal mijn zomerreces gebruiken om in ieder geval een aantal tuinders te bezoeken en met hen over deze kwestie te spreken. Ik verwacht van de Staatssecretaris dat het zomerreces wordt gebruikt om het bestuursakkoord af te sluiten, maar dan wel met inachtneming van onze motie. Ik zal hier na het reces zeker op terugkomen, want die motie over haalbaarheid en betaalbaarheid is niet voor niets door de Kamer aangenomen. Ik verwacht dat het kabinet haar uitvoert.
Staatssecretaris Mansveld: In de motie wordt de regering verzocht om een realistische tijdplanning na te streven. Ik heb al gezegd dat ik met de branche in gesprek zal gaan en met welke partijen ik het gesprek heb gevoerd. Wij gaan op weg naar een bestuursakkoord met de betreffende partijen. Het is een delicaat evenwicht en dat betekent dat uiteindelijk alle partijen hun handtekening onder het akkoord moeten zetten. Zij zullen allemaal een stukje moeten geven en zij zullen daarmee ook een stukje krijgen.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd hoe de lijn in andere dossiers zich verhoudt tot het streven naar vrijwillige stappen en de brief waarin de zuiveringsplicht wordt uitgesteld. Ik ben een voorstander van eigen initiatief en minder dwang. Als mensen of partijen stappen zetten, moeten die ook verinnerlijkt zijn. De zuiveringsplicht op 1 januari 2018 is daarvan een voorbeeld. Die datum is gekozen omdat is gebleken dat een eerder moment de facto niet haalbaar is voor de sector. Dit is de uitkomst van een zorgvuldige afweging tussen milieudoelen enerzijds en de uitvoerbaarheid anderzijds. Wat mij betreft staan de doelen hier dus niet ter discussie. Als in 2018 blijkt dat de doelen in gevaar komen, moet worden opgeschaald naar dwingender middelen. Juist daarom is het van belang om het invoeringsmoment ook niet later dan 2018 te bepalen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zou dat graag wat specifieker willen zien. Het is allemaal leuk en aardig als partijen samen iets leuks bereiken, maar het gaat hier niet om een voetbalwedstrijdje in de wijk. Het gaat om gevaarlijke gifstoffen. De Kamer heeft aan de regering gevraagd om een Europees moratorium, maar toen dat niet genoeg bleek te zijn, heeft zij de regering gevraagd om die stoffen nationaal te verbieden. Het kabinet meldt dan keer op keer aan de Kamer dat dit niet zomaar kan, omdat je eerst minder vergaande maatregelen moet treffen en het effect daarvan moet afwachten. Heeft de Staatssecretaris dit sectorakkoord getoetst aan die lijn? Ik hoef haar vast niet te vertellen dat er een procedure is gestart tegen het Ctgb om de neonicotinoïden wel snel van de markt te krijgen. Daar heeft een meerderheid van de Kamer ook om gevraagd aan het kabinet. Zij heeft het kabinet gevraagd om alles wat mogelijk is te doen om de motie uit te voeren.
Staatssecretaris Mansveld: Mevrouw Ouwehand suggereert dat het einddoel verzet wordt, maar dat staat niet ter discussie. Het einddoel is 2023. Het gaat nu over de vraag hoe wij dat einddoel bereiken. Ik heb al gezegd dat er een delicaat evenwicht is gevonden tussen milieudoelen en de uitvoerbaarheid door een groep diverse partijen waarbij overigens ook het Ctgb is betrokken. Het Ctgb is verantwoordelijk voor de technisch wetenschappelijke beoordeling. Die partijen zijn betrokken, het einddoel staat niet ter discussie en dit is de weg die ik daarbij volg.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik concludeer hieruit dat de Staatssecretaris dit niet heeft onderzocht en dat zij geen analyse heeft gemaakt of dit een minder vergaande maatregel is. Is dit dan nog een argument om die motie niet uit te voeren? Ik zou denken dat het verstandig is om dat wel te doen. Ik wijs de Staatssecretaris erop dat in die motie geen sprake is van een einddoel ergens in 2023. De regering wordt in moties gevraagd om een nationaal verbod op het gebruik van neonicotinoïden, fipronil en glyfosaat. Dat zijn harde Kameruitspraken. De Staatssecretaris kan daar niet zomaar omheen. Zij kan daar niet aan voorbijgaan met de mededeling: ik heb ergens in 2023 een doel dat ik op deze manier ga halen.
Staatssecretaris Mansveld: Ik constateer dat wij nu spreken over de glastuinbouw. Voor de beoordelingen en de toelating van individuele stoffen en middelen in het kader van zuiveringseisen is het Ctgb aan zet. In het bestuurlijk overleg waaraan het Ctgb en de waterbeheerders ook deelnamen, is juist overeengekomen om terughoudend om te gaan met dit type specifieke zuiveringseisen. Het Ctgb is hierbij betrokken, dat doet de technische beoordeling. Dit zijn de afspraken die wij hebben gemaakt over het moment waarop de maatregelen in de glastuinbouw worden genomen.
Hiermee heb ik gelijk de vraag van mevrouw Dikkers beantwoord. Ik ben hiermee door mijn vragen heen.
De voorzitter: Dames en heren. Er is geen tijd voor een volledige tweede termijn. Ik begrijp dat een aantal partijen hierover al een mening heeft.
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Een punt van de orde. Wij hebben inderdaad nog maar beperkte tijd en de stemmingen komen eraan; die vergen ook de nodige zorgvuldigheid. Daarom stel ik voor om de tweede termijn van dit overleg na het reces te voeren. Dan kunnen wij het debat op een serieuze manier afronden. Nu een snelle tweede termijn en dan een VAO komen naar mijn mening het debat niet ten goede.
De voorzitter: Ik kijk even het rijtje langs.
De heer Van Gerven (SP): Ik vind dat een prima voorstel. Ik wil de Staatssecretaris nog wel iets meegeven. Zij heeft toegezegd dat zij aan het begin van het reces de Kamer een brief zal sturen en ik heb daar nog wat suggesties voor. Ik weet niet of er ruimte is om enkele opmerkingen te maken die de Staatssecretaris dan kan meenemen?
De voorzitter: Ik geef u 20 seconden om nog iets mee te geven voor die brief die op korte termijn zal komen.
De heer Van Gerven (SP): Ik heb in mijn eerste termijn vijf punten genoemd waaronder het voortrekken van boeren, de grondgebondenheid, de kwestie Veerman en dat soort zaken. Ik heb de Staatssecretaris gevraagd om daarop in te gaan. Verder heb ik gesproken over het artikel van de Dutch Dairymen Board waarin de Staat onbehoorlijk bestuur wordt verweten. Misschien kan de Staatssecretaris daarop ingaan?
Staatssecretaris Dijksma: Die punten geeft de heer Van Gerven mij mee en daarom zal ik er nu niet op ingaan. Voor het laatste punt geldt: dat wil ik nog wel eens zien. Ik ben het er uiteraard niet mee eens.
De voorzitter: Daar gaan we nu niet meer de discussie over voeren, want dat voert te ver.
Wij spreken af dat wij de tweede termijn en daarmee ook het VAO verplaatsen naar een tijdstip na het zomerreces.
Mevrouw Lodders (VVD): Er is een brief toegezegd over de Programmatische Aanpak Stikstof die vandaag van start is gegaan. Er staan nog twee sets schriftelijke vragen van mijn hand open. Is de Staatssecretaris bereid de Kamer in het reces een algemene brief te schrijven waarin zij ingaat op de vragen van de heer Dijkgraaf en de stand van zaken tijdens de eerste maand, en waarin zij antwoord geeft op mijn vragen? Is zij bereid die brief voor de tweede termijn naar de Kamer te sturen?
Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt me prima.
De voorzitter: Dan ga ik nu over tot het oplezen van een groot aantal toezeggingen.
– De Kamer ontvangt het verslag van het Boerenforum.
– De Staatssecretaris start binnenkort met de onderhandelingen over de derogatie van het mineralenconcentraat. Indien er ontwikkelingen zijn, wordt de Kamer daarover geïnformeerd.
– De Staatssecretaris van Economische Zaken zal voorafgaand aan het algemeen overleg over de NVWA een brief aan de Kamer sturen over mestfraudeurs en privacywetgeving.
Staatssecretaris Dijksma: Mag ik even ingrijpen, want er gaan een paar dingen mis? Wij zijn al begonnen met de onderhandelingen over het mineralenconcentraat, maar wij gaan daarin nu een doorstart maken. Die brief was gericht op het bekend maken van de namen van bijvoorbeeld co-vergistingsbedrijven die een verkeerd product afleveren. Dat is net iets preciezer geformuleerd.
De voorzitter: Dat is genoteerd.
– De Kamer ontvangt voor kerstmis een voorstel over de equivalente maatregelen.
– De Kamer ontvangt een brief over het ketenakkoord fosfaat. Wanneer zal dat zijn?
Staatssecretaris Dijksma: Ik kom nog even terug op de voorlaatste toezegging. De toezegging voor een brief voor de kerst ging over een ander onderwerp, want ik verwacht dat wij sneller zullen reageren op de vragen over de equivalente maatregelen. Voor de kerst zouden wij een breder verhaal sturen over alles wat met de kringloop, circulaire economie en evenwichtsbemesting te maken heeft. Ik heb al tegen mevrouw Lodders gezegd: hoe eerder ik dat kan doen hoe beter, maar de kerst is de uiterste datum. Als het lukt om het voor de begrotingsbehandeling te doen, dan doen wij dat natuurlijk. Dit heeft dus betrekking op het bewerkstelligen van de regionale kringloop. Dat is misschien een goede kapstok.
De voorzitter: Ik vervolg met de toezeggingen.
– De Kamer ontvangt een brief over het ketenakkoord fosfaat. Wanneer kan zij die tegemoetzien?
Staatssecretaris Mansveld: Ik denk dat die brief er morgen is, want de voortgangsrapportage heeft al bijna mijn bureau gehaald. Ik ga ervan uit dat die brief morgen of overmorgen wordt verzonden.
De voorzitter: Dat is een snelle actie, waarvoor dank.
– Binnen enkele dagen, in ieder geval op zeer korte termijn, ontvangt de Kamer een brief met voorstellen voor de melkveesector. Daarin zullen eventueel de punten van de heer Van Gerven worden meegenomen.
Staatssecretaris Dijksma: Die brief gaat over het overschrijden van het fosfaatplafond.
De voorzitter:
– De Kamer ontvangt voor het einde van het zomerreces een appreciatie van de beleidsregels van de provincies voor de PAS.
– De Staatssecretaris van Economische Zaken zal de Kamer in het verslag van de komende Raad voor Landbouw en Visserij informeren over de uitdeling van de POR.
Mevrouw Lodders (VVD): Aan de toezegging over de brief over de beleidsregels van de provincies in het kader van de PAS zijn de vraag toegevoegd die ik zojuist heb gesteld, het antwoord op de schriftelijke vragen en de voortgang tijdens de eerste maand.
De voorzitter: Dat klopt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris heeft toch ook een brief toegezegd over het akkoord over de zuiveringsplicht of heb ik dat niet goed begrepen?
Staatssecretaris Mansveld: Ik ga deze zomer eerst weer in gesprek met alle partijen om de afspraken op papier te krijgen. Als dat is gelukt, zal ik de Kamer daarover informeren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Wil de Staatssecretaris dan ook ingaan op mijn vraag naar de analyse van het kabinet of dit geldt als een minder vergaande maatregel die zij kan hanteren als argument om de neonicotinoïden niet helemaal van de markt te halen? Ik wil graag weten hoe dat zit en hoe het kabinet die argumentatie zal volhouden.
Staatssecretaris Mansveld: Het kabinet legitimeert altijd de proportionaliteit en dat zal ik ook hierbij doen.
De voorzitter: Als laatste nog mevrouw Dikkers.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Dank u, voorzitter. Even bezijden de vergadering: wij worden altijd goed geïnformeerd zowel van de zijde van het kabinet als van de zijde van diverse lobbyisten. In dit licht wil ik Marieke Hoste bedanken die vandaag voor het laatst de lobbystukken namens LTO heeft aangereikt.
(geroffel op de bankjes)
De voorzitter: Dat lijkt mij een heel mooie afsluiter. Ik dank de beide Staatssecretarissen voor hun komst naar de Kamer, de collega's en het publiek.
Sluiting 11.49 uur.
Volledige agenda
1. Brieven met betrekking tot het mestbeleid
2. Stand van zaken fosfaatvoerspoor 2013
Kamerstuk 33 037-124 – Brief regering d.d. 06-06-2014
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
3. Controleresultaten vergisters NVWA
Kamerstuk 33 037-125 – Brief regering d.d. 10-06-2014
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
4. Aanbieding afschrift van de reactie op een brief van ZLTO afdeling Rucphen over de begrenzing van concentratiegebied Zuid in het kader van het stelsel van varkens- en pluimveerechten
Brief regering d.d. 02-10-2014
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
5. Fraudemaatregelen meststoffenwet
Kamerstuk 33 037-136 – Brief regering d.d. 20-11-2014
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
6. Aanbieding afschrift van de reactie op de brief van de heer van G.J. de G. te Z. inzake ontstane problemen als gevolg van te late aanvraag derogatie in het kader van het mestbeleid
Brief regering d.d. 18-11-2014
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
7. Mestverwerking
Kamerstuk 33 037-138 – Brief regering d.d. 12-12-2014
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
8. Reactie op verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken over bodemgezondheid en bodemvruchtbaarheid
Kamerstuk 33 037-142 – Brief regering d.d. 20-01-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
9. Gebruik van zwavelhoudende meststoffen
Kamerstuk 33 037-143 – Brief regering d.d. 28-01-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
10. Uitvoering motie van het lid Graus c.s. over extraheren van zeer schaarse fosfaten (Kamerstuk 34 000-XIII, nr. 72)
Kamerstuk 33 037-145 – Brief regering d.d. 24-02-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
11. Vrijstelling vergunningplicht Natuurbeschermingswet 1998 voor beweiden en bemesten
Kamerstuk 32 670-94 – Brief regering d.d. 02-03-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
12. Stand van zaken regeling ontheffing productierechten varkens en pluimvee (POR-regeling)
Kamerstuk 33 037-150 – Brief regering d.d. 10-04-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
13. Aanbieding van de evaluatie naar het nut en de risico’s van covergisting
Kamerstuk 33 037-152 – Brief regering d.d. 17-04-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
14. Overige brieven landbouw
15. Reactie Europese Commissie op maatregelen om bedrijven met ernstige muizenschade tegemoet te komen
Kamerstuk 27 858-305 – Brief regering d.d. 14-04-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
16. Uitvoering Gemeenschappelijk landbouwbeleid en Gecombineerde opgave 2015
Kamerstuk 28 625-224 – Brief regering d.d. 10-04-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
17. Stand van zaken wat betreft afspraken over import van duurzame soja
Kamerstuk 28 973-166 – Brief regering d.d. 02-06-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
18. Resultaat gesprek landbouwsectoren inzake uitgebreide stallenvraag landbouwtelling
Brief regering d.d. 03-06-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
19. Reactie op de brieven van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) over de Gecombineerde Opgave 2015
Brief regering d.d. 11-06-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
20. Reactie op verzoek van het lid Geurts, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 19 mei 2015, over handhaving teeltvoorschriften
Kamerstuk 27 858-318 – Brief regering d.d. 22-06-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
21. Reactie op een brief van Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) inzake de situatie ontstaan door muizenschade in Friesland
Brief regering d.d. 29-06-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
22. Equivalent certificaat «Extensieve teelt op klei»
Brief regering d.d. 29-06-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
23. Planning zuiveringsplicht glastuinbouw
Kamerstuk 32 627-19 – Brief regering d.d. 23-06-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld