De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz. |
||
I |
ALGEMEEN |
2 |
1. |
Algemeen |
2 |
2. |
Overig |
2 |
II |
ARTIKELSGEWIJS |
2 |
2 |
||
1. |
Artikel IV De Arbeidsgeschillenwet 1946 BES |
2 |
2. |
Artikel V Arbeidsomstandighedenwet |
2 |
3. |
Artikel VIII Werkloosheidswet |
3 |
4. |
Artikel X Wet Arbeid en zorg |
3 |
5. |
Artikel XIII Wet financiering sociale verzekeringen |
3 |
6. |
Artikel XX Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten |
4 |
7. |
Artikel XXII Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen |
5 |
8. |
Artikel XXIII De Wet Werkloosheidsvoorziening |
5 |
9. |
Artikel XXVI Ziektewet |
5 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen in de Verzamelwet SZW 2012. Wel hebben deze leden nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie hechten eraan dat verzamelwetten voldoen aan de criteria, die de regering zichzelf heeft opgelegd. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Verzamelwet 2012. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben een aantal vragen.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering per maatregel kan aangeven of er budgettaire consequenties zijn. Kan de regering deze gevolgen specificeren?
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de koopkrachteffecten van het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het begrip «landsbesluit» per 10 oktober 2010 is vervangen door het begrip «algemene maatregel van bestuur (AMvB)». Nu wordt voorgesteld om de AMvB te vervangen met een ministeriële regeling. Kan de regering aangeven waarom de AMvB wordt vervangen met een ministeriële regeling? Op welke manier kan de Kamer na de voorgestelde wijziging invloed uitoefenen op de besluiten?
De leden van de VVD-fractie zijn het met de regering eens dat het mogelijk moet zijn voor werkgevers om digitaal te rapporteren over een arbeidsongeval aan de toezichthouder. Hoe brengt de regering de werkgevers van deze wijziging op de hoogte? Betekent dit dat de verdere afhandeling door de toezichthouder op de reguliere manier verloopt, of kan dit ook digitaal plaatsvinden?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering heeft overwogen om alle certificerende instellingen op het terrein van arbeidsomstandigheden onder de Kaderwet te brengen teneinde een gelijk regime te realiseren. Deze leden vragen naar de argumenten van de regering om dit niet te doen.
De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal inhoudelijke vragen over de voorgestelde wetswijzigingen in de Werkloosheidswet (WW). Deze leden vragen hoe het begrip passende arbeid zich verhoudt tot het aanbod van een verlenging van de dienstbetrekking met een omvang die per week ten minste vijf uren groter is dan de omvang van de geëindigde dienstbetrekking.
Daarnaast vragen zij of de regering door middel van een aantal concrete gevallen kan beschrijven wat er wordt opgelost met de aanpassing van artikel 24 WW. Wat wordt bedoeld met de niet-beoogde lacune die in de memorie van toelichting wordt genoemd? Kan de regering aangeven hoe het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) gaat controleren of een maatregel moet worden opgelegd wanneer de arbeidsovereenkomst van rechtswege afloopt? In hoeverre wordt met deze wijziging de onderhandelingsvrijheid van de werknemer over een nieuwe arbeidsovereenkomst ondermijnd? Indien de werknemer niet bij het kruisje tekent van een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft deze werknemer dan geen recht meer op WW?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven in hoeverre het laten vervallen van het overleggen van een medische verklaring tot fraude kan leiden, met name bij de vrouwelijke gelijkgestelde die geen werkgever heeft.
De leden van de CDA-fractie constateren dat wordt voorgesteld de verplichte overlegging van de verklaring waarin de vermoedelijke datum van bevalling wordt aangegeven door de werkgever of de vrouwelijke gelijkgestelde, die geen werkgever heeft, aan het UWV te laten vervallen en deze te vervangen door een mogelijkheid voor het UWV om een dergelijke verklaring op te vragen. Kan de regering aangeven hoeveel administratieve lasten daarmee worden bespaard?
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel werkgevers er de afgelopen jaren op 1 juli van het jaar een verzoek hebben ingediend om eigenrisicodrager te worden. Hoeveel werkgevers hebben dat op 1 januari van het jaar gedaan?
Daarnaast vragen zij of de regering uiteen kan zetten waarom er niet voor gekozen is om deze wijziging bij het wetsvoorstel modernisering Ziektewet te behandelen.
Ook vragen zij of er over is gedacht, mits er daadwerkelijk gekozen wordt voor een eenmalig keuzemoment, om dit keuzemoment niet op 1 januari maar bijvoorbeeld op 1 juli te zetten. De sectorfondspremie wordt immers pas na 1 oktober (het moment dat een werkgever moet kiezen om eigenrisicodrager te worden per 1 januari van het volgende jaar) bekend gemaakt. Het is dan lastig voor de werkgevers om een weloverwogen besluit over het eigenrisicodragerschap voor 1 januari te nemen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom gemeenten of het bestuur van het lichaam die een gemeenschappelijke regeling uitvoert, geen eigenrisicodrager kunnen worden voor werknemers die werkzaam zijn in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw)?
Voorts vragen deze leden of de belanghebbende bij navraag bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) te weten kan komen in hoeverre hij nalatig is geweest.
Ook vragen zij of de regering – ondanks dat er geen evaluatie gedaan is – toch enigszins zicht heeft op de effectiviteit van de premiekortingen voor zowel het in dienst houden van oudere werknemers, als het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten welke effecten worden verwacht van deze wijziging voor de arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Deze leden en de leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan toelichten of het achterwege laten van een aangetekende kennisgeving bij het schuldig nalatig zijn kan leiden tot juridische complicaties, bijvoorbeeld voor het bewijsrecht? Zo ja, welke maatregelen heeft de regering overwogen om dit te ondervangen?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de PVV-fractie vragen hoe door deze wijziging wordt bewerkstelligd dat personen van wie het adres niet bekend is niet meer worden bevoordeeld ten opzichte van personen van wie het adres wel bekend is. De leden van de PVV-fractie vragen daarbij of de regering kan aangeven hoe voorkomen kan worden dat de dossiers van deze «adres-onbekend» personen niet verjaren. Wordt dit geregistreerd?
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering evaluatie niet meer noodzakelijk acht. Zij vragen of de regering kan toelichten bij welk bedrag de premiekorting effectief is.
De leden van de CDA-fractie merken op dat er een delegatiebepaling is opgenomen. Op die manier wordt het via een AMvB mogelijk dat werkgevers nog slechts één maal per jaar ervoor kunnen kiezen om eigenrisicodrager voor de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) te worden of terug te keren naar het publieke systeem. De leden van de CDA-fractie hebben hierover nog een aantal vragen. Kan de regering het nut en de noodzaak op een rij zetten van de aanpassing van deze delegatiebepaling? Kan de regering aangeven in hoeverre dit een beperking van de keuzevrijheid van werkgevers is? In hoeverre is dit een verslechtering van het speelveld tussen het UWV en verzekeraars? In hoeverre is hier nu ook sprake van een echte vereenvoudiging? Wat zijn de gevolgen voor de uitvoering? Kan de regering nader ingaan op de consequenties van deze maatregel voor de verschillende betrokken partijen, waaronder het UWV, de Belastingdienst, verzekeraars en werkgevers? Is de regering bereid om deze eventuele aanpassing van de eigen risicodrager WGA bij het wetsvoorstel over de modernisering van de ziektewet mee te nemen?
De leden van de SP-fractie zien in het enkele feit dat er over de regeling premiekorting afspraken zijn gemaakt in het regeerakkoord geen reden om de evaluatie van de premiekortingen te schrappen. Deze leden vragen de regering om de evaluatie wel uit te voeren en hierbij de effectiviteit en de hoogte van de kortingen onder de loep te nemen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven in hoeveel gevallen de jaarlijkse controles bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong)) leiden tot een andere vaststelling. Met andere woorden: hoeveel personen worden jaarlijks aangeduid als niet meer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt en hebben dus wel kans op herstel, terwijl ze dit een jaar ervoor nog niet hadden?
Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe lang het op dit moment gemiddeld duurt om een Wajong-aanvraag af te handelen.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de PVV-fractie constateren dat in de memorie van toelichting wordt verduidelijkt dat inkomensondersteuning niet eerder wordt verstrekt dan vanaf de dag waarop recht op arbeidsondersteuning ontstaat. Kan de regering toelichten of deze verduidelijking gevolgen heeft voor (toekomstige) rechthebbenden Wet Wajong? Zo ja, welke gevolgen?
Een belangrijke wijziging betreft het schrappen van de plicht voor het UWV tot jaarlijkse herbeoordeling van mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA en de Wet Wajong. De leden van de CDA-fractie steunen deze gedachte. Zij vragen of de regering de belangrijkste argumentatie voor deze keuze kan aangeven.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten wat het daadwerkelijk in de praktijk betekent voor zelfstandige ondernemers dat voorzieningen ook kunnen worden verstrekt voor de hele duur van het zelfstandig ondernemerschap in plaats van enkel de re-integratieperiode.
Daarnaast vragen deze leden of de regering kan aangeven wanneer het UWV overgaat tot een zogenaamde professionele herbeoordeling. Kan de regering voorts aangeven op welke momenten een betrokkene kan vragen om een herbeoordeling?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten of de wijziging van de wachttijd van 20 maanden naar 87 weken leidt tot een verlenging van de wachttijd. Kan de regering toelichten wat de voordelen zijn van het meten van periodes in weken?
De leden van de SP-fractie vragen nadere informatie over het voorstel om ook de WW-periode in mindering op de duur van de WGA-uitkering te brengen in geval van een onderbreking met een andere uitkering. De leden vragen specifiek naar de maximale lengte van deze onderbreking en vragen welke inkomens- of uitkeringsvormen gedurende deze onderbreking van toepassing kunnen zijn.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe groot de groep «oude gevallen» is, waarop de Wet Werkloosheidsvoorziening betrekking heeft.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de verzekerde kan aantonen dat hij de verplichtingen uit de Ziektewet nakomt.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten of de verschillende wijzen van inkomstenverrekening in de Ziektewet van grote invloed zijn op de hoogte van de uitkering van verzekerden.
De voorzitter van de commissie,
Van Gent
Adjunct-griffier van de commissie,
Dekker