Gepubliceerd: 10 oktober 2011
Indiener(s): Ineke van Gent (GL)
Onderwerpen: onderwijs en wetenschap organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33014-5.html
ID: 33014-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 10 oktober 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

I

ALGEMEEN

1

     

1.

Inleiding

1

2.

Afschaffen kinderopvang met terugwerkende kracht

2

3.

Tegengaan gastouderschap van ouders zonder werk

3

4.

Gebruik maken van kinderopvang na werkloosheid

4

5.

Uitbreiding bevoegdheid burgemeester en wethouders

4

6.

Jaarlijks onderzoek kindercentra en veranderingen informatieverplichtingen

5

7.

Overig

7

     

II

ARTIKELSGEWIJS

8

     

8.

Artikel I

8

9.

Artikel IV

8

10.

Artikel VI

9

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde Verzamelwet Kinderopvang 2012. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de regering.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij erkennen de noodzaak van de voorgestelde aanpassingen. Deze leden hebben nog enkele nadere vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog wel enkele vragen bij de voorstellen.

De leden van de SP-fractie kunnen zich grotendeels vinden in de voorgestelde wijzigingen en aanpassingen. Deze leden hebben echter nog wel een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie hebben het wetsvoorstel ontvangen en hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen.

De leden van de GroenLinksfractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. De leden hebben enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden willen graag enkele vragen voorleggen aan de regering.

2. Afschaffen kinderopvang met terugwerkende kracht

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering voorstelt dat de mogelijkheid om kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen over het berekeningsjaar nagenoeg wordt afschaft. Kan de regering aangeven in hoeveel gevallen dit (met terugwerkende kracht langer dan een maand) heeft plaatsgevonden?

De leden van de VVD-fractie zijn daarnaast benieuwd in hoeverre dit een besparing op zal leveren en zo ja, hoeveel deze besparing behelst. Zij wijzen erop dat in het verleden is gebleken dat gemeenten niet altijd even goed en even snel de aanvraag voor een inschrijving van een voorziening in het Landelijk register kinderopvang (LRK) behandelen. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering erop toeziet dat bijvoorbeeld bij een nieuw kinderopvangcentrum de gemeente de inschrijving snel in orde maakt. Zij willen voorkomen dat dit een aantal maanden duurt. Zo kan voorkomen worden dat ouders de dupe worden van de nieuwe termijn van één maand. Kan de regering voorts toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot het op orde brengen van kinderopvangvoorzieningen in het LRK?

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de regering om fraude uit te sluiten de mogelijkheid om kinderopvang met terugwerkende kracht aan te vragen over het berekeningsjaar 2012 en daarop volgende berekeningsjaren nagenoeg afschaft. Kan de regering uitleggen wat de term «nagenoeg» in dit verband betekent? Als ouders door bijzondere omstandigheden niet in staat waren om de toeslag op tijd aan te vragen moet er een uitzondering kunnen worden gemaakt, vinden de leden van de PvdA-fractie. Is de regering het daarmee eens? Zo nee, waarom niet? Is een periode van drie maanden terugwerkende kracht voor alle aanvragen niet reëler?

De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het voorstel om de mogelijkheid om met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag aan te vragen nagenoeg af te schaffen wat hiervan de precieze consequenties zijn. In hoeverre missen mensen dan geen maand aan kinderopvangtoeslag? Op welke wijze wordt hiermee rekening gehouden?

De leden van de SP-fractie hebben geconstateerd dat de mogelijkheid om met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag aan te vragen nagenoeg wordt afgeschaft. De leden van de SP-fractie vragen hoe en op welke wijze de regering ervoor gaat zorgen dat ouders op de hoogte zijn van deze wetswijziging. Deze leden zijn namelijk van mening dat ouders, die in de veronderstelling zijn dat zij de kinderopvangtoeslag voor meerdere maanden met terugwerkende kracht kunnen terug vragen, niet voor onwelkome verrassingen moeten komen te staan en goed voorgelicht moeten worden. Zij vragen de regering om hier een toelichting op te geven.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de regering ervoor kiest om de mogelijkheid om met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag aan te vragen te beperken tot één maand. Er zijn omstandigheden denkbaar waardoor ouders er niet in slagen per direct kinderopvangtoeslag aan te vragen, dan wel wijzigingen door te geven. Is de regering bereid om de mogelijkheid om met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag te beperken tot drie maanden? Zo nee waarom niet?

De leden van de ChristenUnie stellen vast dat de regering toelicht bij artikel I, onderdelen B, F en G dat de redenen voor het nagenoeg afschaffen van de mogelijkheid om kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen ligt in de fraudegevoeligheid. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om hoeveel fraudegevallen het per jaar gaat en of de regering nog andere alternatieven heeft overwogen om de fraudegevoeligheid te verminderen. Zo nee, waarom niet? Indien er alternatieven zijn overwogen, om welke alternatieven gaat het dan en waarom is de keuze niet op deze alternatieven gevallen?

3. Tegengaan gastouderschap van ouders zonder werk

De leden van de VVD-fractie vragen of het voornemen, om gastouders die geen andere inkomsten meer hebben dan inkomsten uit gastouderopvang, geen gebruik meer te laten maken van kinderopvangtoeslag, leidt tot een besparing. De leden van de VVD-fractie steunen deze maatregel, maar willen graag van de regering weten hoe deze maatregel zich verhoudt tot een crècheleidster, die haar kind in de crèche laat opvangen en daar wel een vergoeding voor krijgt.

Met betrekking tot het voorstel om tegen te gaan dat ouders zonder werk elkaars gastouder worden, vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de controle gaat plaatsvinden op gastouders of zij geen andere inkomsten hebben dan inkomsten uit gastouderopvang. Worden er grenzen gehanteerd? Deze leden constateren dat ouders, die naast gastouderschap ander werk verrichten recht houden op kinderopvangtoeslag voor de gewerkte uren buiten de gastouderopvang. Kan de regering hiervan een voorbeeldsituatie geven? Hoe wordt omgegaan met ouders, die flexibele contracten hebben en met avonddiensten en/of weekenddiensten? Kan de regering toelichten om hoeveel personen het gaat?

De leden van de SP-fractie stellen vast dat wordt voorgesteld om ongedaan te maken dat ouders, die ook gastouder zijn en uitsluitend inkomsten hebben uit gastouderopvang, in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Hiermee wordt de mogelijkheid ongedaan gemaakt dat ouders zonder werk, elkaars gastouder worden en daarvoor kinderopvangtoeslag ontvangen. De leden van de SP-fractie vragen welke besparing deze maatregel naar verwachting zal opleveren? Waarvoor zal de besparing worden ingezet? Zij verzoeken de regering om een toelichting op dit punt.

4. Gebruik maken van kinderopvang na werkloosheid

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de maatregel om bijvoorbeeld bij werkloosheid nog drie maanden op basis van dezelfde voorwaarden gebruik te maken van de kinderopvangtoeslag. Kan de regering aangeven hoe dit wordt geregeld voor zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers), die werkloos worden?

De leden van de PvdA-fractie hebben zorgen over de termijn van drie maanden die bij werkloosheid in acht genomen wordt. Vooral kinderen mogen niet de dupe worden van een dergelijke maatregel, omdat zij vrij plotseling hun vertrouwde plek in de opvang moeten verlaten. Deelt de regering deze zorgen?

Ook vinden deze leden de termijn van drie maanden krap. Waarom is deze termijn gekozen? Is een termijn van zes maanden niet reëler, zeker als de arbeidsmarkt slecht is?

De leden van de CDA-fractie constateren dat in het wetsvoorstel wordt geregeld dat een ouder bij werkloosheid nog gedurende een termijn van drie maanden hetzelfde recht op kinderopvangtoeslag houdt als in de periode voorafgaand aan die werkloosheid. Kan de regering kort uiteenzetten waarom zij hiervoor gekozen heeft? Op welke wijze wordt hierbij rekening gehouden met de gevolgen voor een alleenstaande ouder? In hoeverre kan deze alleenstaande ouder nog wel gebruik maken van kinderopvang, bijvoorbeeld in het geval van sollicitatieverplichting of meldingsplicht?

De leden van de SP-fractie stellen vast dat wordt voorgesteld om een ouder bij werkloosheid nog gedurende een termijn van drie maanden hetzelfde recht op kinderopvangtoeslag te laten houden als in de periode voorafgaand aan die werkloosheid. Deze termijn kan doorlopen van het ene berekeningsjaar in het daarop volgende berekeningsjaar. De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre deze regeling van (negatieve) invloed is op studerende alleenstaande moeders. Als deze moeders geen kinderopvang hebben is het in de visie van deze leden voor hen onmogelijk om te kunnen studeren. In hoeverre houdt de regering rekening met deze groep vrouwen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere toelichting hoe de keuze tot het beperken van het recht op kinderopvangtoeslag tot het specifieke aantal van drie maanden tot stand is gekomen. Welk effect op de mogelijkheden voor ouders om na deze periode werk te vinden verwacht de regering als ouders moeilijker opvang kunnen regelen voor hun kinderen tijdens het solliciteren?

5. Uitbreiding bevoegdheid burgemeester en wethouders

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het voornemen om het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven om ook op basis van andere onderzoek of bevindingen dan een GGD-onderzoek een besluit te kunnen nemen tot het niet inschrijven of het verwijderen van het inschrijven uit het register. Kan de regering toelichten op basis van welke onderzoeken dit dan kan gebeuren? Kan dit bijvoorbeeld ook na klachten van ouders en/of personeel? Wat gebeurt er als er een positief inspectierapport ligt, maar er op basis van andere onderzoeken blijkt dat een voorziening (later) toch niet meer aan alle eisen voldoet? Kan het college van burgemeester en wethouders dan ingrijpen?

De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat het kan voorkomen dat beslissingen van het college van burgemeester en wethouders tot het niet inschrijven of verwijdering van de inschrijving ook kan worden genomen op basis van ander onderzoek of andere bevindingen. Kan de regering uitleggen wat onder «ander onderzoek of andere bevindingen» wordt verstaan? Wat valt hier precies onder? De leden van de PvdA- en ChristenUnie-fracties vragen of de regering nader kan toelichten waarom de technische verbeteringen die de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Nederland heeft voorgesteld slechts gedeeltelijk zijn overgenomen. De leden van de ChristenUnie-fractie willen daarbij weten om welke verbeteringen het gaat.

6. Jaarlijks onderzoek kindercentra en veranderingen informatieverplichtingen

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering van plan is om artikel 1.54 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) uit te breiden met de verplichting voor de houder van een kindercentrum om een inspectierapport van de GGD op een website van de houder te publiceren, of wanneer een houder niet over een eigen website beschikt, het rapport ter inzage te leggen ten behoeve van de ouders of het personeel, in overeenstemming met de motie Van Hijum / Koşer Kaya (TK 2010/11, 31 322, nr. 135). De leden van de VVD-fractie vragen of dit niet tot onnodige extra administratieve lasten leidt, omdat op dit moment alle rapporten ook al te raadplegen zijn op de website van de GGD. Kan de regering hier een uitgebreide toelichting op geven? Wat is precies de noodzaak om het rapport ook op de website van de voorziening te plaatsen? Kan er niet worden volstaan met een link te plaatsen naar de website van de GGD? Is het niet handiger en transparanter dat op één centrale plaats (bijvoorbeeld de website van de GGD) alle rapporten te vinden zijn?

Deze leden vragen hoe de toezegging van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om een jaarlijks rapport naar de gemeenteraad te sturen met daarin de stand van zaken van handhaven en toezicht, zich verhoudt tot de constatering in het onderhavige wetsvoorstel waarin staat dat er geen bijzondere bepalingen meer zijn voor rijkstoezicht op het gemeentelijk toezicht en dat de minister geen bijzondere instrumenten heeft om in te kunnen grijpen.

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat het de bedoeling is dat kindercentra en gastouderbureaus ieder jaar worden onderzocht. Zijn de middelen toereikend om dit streven te halen? Zijn er signalen dat de middelen ontoereikend zijn? Zij constateren voorts dat gastouders steekproefsgewijs worden gecontroleerd. De kans bestaat dat sommige gastouders dan nooit worden gecontroleerd omdat de gastouder (toevallig) steeds buiten de steekproef valt. Hoe gaat de regering om met dit probleem? De leden van de PvdA-fractie vinden het noodzakelijk dat er eenmaal per (bijvoorbeeld) drie jaar een controle bij alle gastouders plaatsvindt. Is de regering het met deze leden eens?

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de verplichting wordt geschrapt dat alle voorzieningen voor gastouders jaarlijks door de GGD worden gecontroleerd. Dit gebeurt in de toekomst alleen nog steekproefsgewijs. Op welke wijze worden de hieruit voortvloeiende risico’s beheerst? Hoe wordt de hierbij vrijvallende financiële ruimte benut?

De leden van de CDA-fractie hebben ook kennisgenomen van het feit dat de houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of peuterspeelzaal wordt verplicht GGD-rapporten toegankelijk te maken. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van Hijum/Koşer Kaya (TK 2010/11, 31 322, nr. 135). Wat zijn de gevolgen van het steekproefsgewijze uitvoeren van controles door de GGD voor de hoeveelheid GGD-rapporten, die worden uitgebracht? Wat zijn de gevolgen van deze wijze van controle voor het openbaar maken van rapporten? Hoeveel rapporten zijn er dan nog openbaar?

Deze leden stellen vast dat wordt voorgesteld de Wko zodanig aan te passen dat gemeenten de ruimte krijgen om een verzoek tot inschrijving in het register te weigeren dan wel een bestaande inschrijving ongedaan te maken, op andere gronden dan uitsluitend een onderzoeksrapport van de GGD. Op welke gronden mogen gemeenten deze ruimte krijgen? In hoeverre leidt dit ertoe dat gemeenten leges gaan heffen voor een dergelijk verzoek tot inschrijving?

De leden van de SP-fractie zijn het eens met de maatregel dat de verplichting wordt geschrapt dat alle voorzieningen voor gastouderopvang jaarlijks door de GGD worden gecontroleerd. De leden van de SP-fractie vinden het echter wel van belang dat hiermee het toezicht niet helemaal wordt beperkt. Het zou volgens de leden van de SP-fractie juist wenselijk zijn om kwalitatief goed lopende gastouderbureaus iets minder te bezoeken, maar daarbij juist het toezicht op de kwalitatief slecht draaiende gastouderbureaus te verscherpen. Deze leden vragen of dat dit ook de wens en de visie is van de regering. Is de regering bereid om ervoor te zorgen dat de GGD ook vaker onaangekondigd op inspectiebezoek gaat? Zo nee, waarom niet? De leden van de SP-fractie vrezen ook dat de gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het toezicht en de handhaving, juist gaan bezuinigen op dit toezicht. Kan de regering toelichten of gemeenten gemiddeld het gehele budget voor toezicht en handhaving benutten? Zo nee, waarom niet? Is de regering bereid dit te onderzoeken? Kan de regering toelichten wat gemeenten in totaal aan budget hebben uitgegeven voor handhaving en toezicht in 2010 en 2011 en wat gemeenten willen uitgeven in 2012? Zo nee, is de regering bereid dit te onderzoeken? Indien dit laatste niet het geval is, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zijn erg tevreden met het feit dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, een voorziening van gastouderopvang of een peuterspeelzaal verplicht wordt om GGD-rapporten toegankelijk te maken voor ouders en personeel. De leden van de SP-fractie vragen wat de regering gaat doen om de zeggenschap van ouders in de kinderopvang te verbeteren. Ouders hebben nu vaak enkel adviesrecht en deze leden vinden het van groot belang dat ouders ook daadwerkelijk verandering kunnen aanbrengen als het gaat om de zorg van hun kinderen. Graag ontvangen zij hierop een toelichting van de regering.

Ook zijn de leden van de SP-fractie te spreken over de maatregel, die behelst dat de wet zodanig wordt aangepast dat gemeenten de ruimte krijgen om een verzoek tot inschrijving in het register te weigeren dan wel een bestaande inschrijving ongedaan te maken, op andere gronden dan uitsluitend een onderzoeksrapport van de GGD. Alleen blijft in de visie van deze leden nu wel het probleem bestaan dat als een ondernemer in de ene gemeente wordt geweigerd in het kinderopvangregister, de ondernemer in een andere gemeente het weer kan proberen. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat dit niet gebeurt?

De leden van de D66-fractie constateren dat de verplichting dat de GGD jaarlijks komt kijken bij de individuele gastouders vervalt. Deze leden zijn benieuwd of en in hoeverre de inspectie op gastouderbureaus wordt geïntensiveerd ter compensatie. Voorts zijn deze leden benieuwd of er meer verantwoordelijkheid bij de gastouderbureaus komt te liggen voor controle op gastouders, nu de inspectie van de GGD op de gastouders minder intensief wordt.

7. Overig

De leden van de CDA-fractie hebben tijdens een Algemeen Overleg kinderopvang een notitie Gastouderbureaus (d.d. 17 mei 2011) aangeboden. Hierin is verzocht om scherper toe te zien op de kwaliteit van gastouderbureaus en de tarieven, die zij in rekening brengen bij ouders. In de praktijk blijken er enorme verschillen te bestaan in kwaliteit en kosten. De leden van de CDA-fractie pleiten onder meer voor scherper toezicht en het instellen van een maximumtarief voor bemiddeling en begeleiding. Dit kan ouders vele tientallen euro’s per maand schelen. Op welke wijze heeft de regering hiermee rekening meegehouden? Wat is de reactie van de regering op dit voorstel?

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over het feit dat een ouder, die onder begeleiding van jeugdzorg staat in verband met een ondertoezichtstelling over een eigen kind, soms wel probeert om gastouder te worden voor andere kinderen. Kan de regering toelichten wat gemeenten kunnen doen om dit te voorkomen? In hoeverre komt de gemeente of de GGD er achter of een ouder of kinderopvangondernemer onder begeleiding van jeugdzorg staat in verband met een ondertoezichtstelling van een eigen kind?

De leden van de GroenLinksfractie vragen waarom de regering in het onderhavige wetsvoorstel niet met een betere oplossing is gekomen voor ZZP’ers. ZZP’ers moeten inzichtelijk maken voor de Belastingdienst welke uren zij werken. De regering stelde eerder dat ZZP’ers in de meeste gevallen nu ook een uitgebreide urenadministratie bijhouden voor de Belastingdienst. Deze leden willen weten hoe groot die groep precies is. Zij hebben begrepen dat een grote groep zelfstandigen (201 900 personen in 2007) momenteel geen urenadministratie bij houdt. En dus zullen de zelfstandigen, die niet aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek voldoen toch een uitgebreide administratie moeten optuigen. Hoe verhoudt dat zich tot het voornemen van de regering om de administratieve lasten van ZZP’ers te verminderen? Bovendien stellen de leden van de GroenLinks-fractie vast dat de regering te kennen heeft gegeven dat de «niet declarabele» uren zoals acquisitie en reistijd, wel meegeteld kunnen worden, zolang een ZZP’er deze uren hard kan maken voor de Belastingdienst. Hoe ziet de regering dat voor zich? Moeten er bijvoorbeeld treinkaartjes worden overgelegd? Wat te doen als iemand een jaar- of openbaar vervoerkaart heeft? Moeten er bonnetjes worden overgelegd? Kortom, deelt de regering de zorg van de leden van de GroenLinksfractie dat deze maatregel zal leiden tot veel onduidelijkheid bij zowel de ZZP’ers als de Belastingdienst over de definitie van een gewerkt uur? Is de regering bereid om naar een andere oplossing te zoeken?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe hoog de totale uitvoeringskosten zijn die het wetsvoorstel met zich mee brengt. Deze leden willen weten welke positieve financiële gevolgen de regering verwacht van het wetsvoorstel. Zij vragen tevens wat de gevolgen van het wetsvoorstel zijn voor de administratieve lasten voor burgers.

II ARTIKELSGEWIJS

8. Artikel I

Onderdeel A

De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat het begrip «houder» wordt aangepast, omdat de huidige definitie niet alle mogelijke vormen van een houder insluit. Kan de regering een volledige opsomming geven van alle mogelijke vormen, die nu onder het begrip «houder» vallen?

Onderdeel O

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat op grond van artikel 1.52, tweede lid, van de Wko, een ouder niet kan worden verplicht tot afname en betaling van een hoger aantal uren dan bij een ministeriële regeling vastgesteld maximum aantal uren per dag. Zij wijzen erop dat een dergelijke ministeriële regeling nog niet bestaat. Is de regering voornemens om een dergelijke regeling ook daadwerkelijk te gaan invoeren? Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie graag weten wat deze wijziging betekent voor de vergoeding van 24-uurs opvang, waarbij het mogelijk is om in verband met werk bijvoorbeeld een groot aantal uren per dag van kinderopvang gebruik te maken.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de afname in dagdelen ook aan een wordt maximum gesteld. Zo nee, waarom niet?

9. Artikel IV

De leden van de VVD-fractie steunen de aanpak van de regering om te komen tot een meer risicogestuurd toezicht. Is de regering voornemens om juist te gaan kijken bij voorzieningen met een meer risicovol karakter of is de kans dat een voorziening onderzocht wordt voor alle gevallen even groot? In de memorie van toelichting wordt namelijk ook gesproken over steekproeven. Wat de leden van de VVD-fractie betreft wordt er juist gekozen voor risicogestuurd toezicht. Kan de regering aangeven of klachten van ouders, een inspectierapport, of andere rapporten en/of signalen ook een reden zijn om tot een controle over te gaan? Worden deze controles vooraf aangekondigd aan de te inspecteren voorzieningen?

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de informatieverplichting. De regering geeft aan dat deze nader wordt bepaald bij ministeriële regeling. Kan de regering aangeven wanneer de regering werk gaat maken van deze ministeriële regeling? Is de regering met de leden van de VVD-fractie van mening dat het belangrijk is dat er goed gekeken wordt naar de balans van de kosten en baten van de informatievoorziening? Het uitwisselen van informatie is volgens de leden van de VVD-fractie van groot belang, maar in de visie van deze leden moet er niet worden overvraagd.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering toelicht dat de verplichting tot het verstrekken van informatie over de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk structureel van aard zal zijn. Kan de regering uitleggen wat met deze zinsnede wordt bedoeld? Wat betekent «structureel» in dit verband?

10. Artikel VI

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de regering voornemens is het wetsvoorstel voor een deel met ingang van 1 januari 2012 in werking te laten treden. Welke gevolgen verwacht de regering indien de voorgestelde datum van inwerkingtreding van enkele onderdelen van het wetsvoorstel niet wordt gehaald?

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie,

Lips