Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 19 augustus 2011 en het nader rapport d.d. 20 september 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2011, no.11.001649, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2012), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel wijzigt een aantal wetten op het terrein van de socialezekerheidswetgeving, arbeidsverhoudingen, pensioenwetgeving en kinderopvang. Het betreft zowel wijzigingen van technische aard alsook inhoudelijke wijzigingen.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking met betrekking tot het algemene karakter van verzamelwetgeving. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 7 juli 2011, nr. 11.001649, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 19 augustus 2011, nr. W12.11.0249/III, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel van wet is een verzamelwet, waarin een groot aantal technische wijzigingen is opgenomen met betrekking tot socialezekerheidswetgeving en tevens inhoudelijke wijzigingen met betrekking tot de Pensioenwet en de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
In de brief van 20 juli 2011 en de daarbij behorende notitie heeft de regering haar standpunt geformuleerd met betrekking tot verzamelwetgeving.1 Uitgangspunt voor het omgaan met dergelijke verzamelwetgeving is dat daarbij recht wordt gedaan aan de positie van het parlement. Om een goede behandeling van verzamelwetgeving te bevorderen heeft de regering toegezegd hieromtrent met een aanwijzing voor de regelgeving te komen. Tot een inhoudelijke verzamelwet wordt in principe slechts overgaan indien voldaan is aan de volgende drie criteria:
a. de verschillende onderdelen moeten samenhang hebben;
b. de verschillende onderdelen moeten niet van een omvang en complexiteit zijn waardoor zij een afzonderlijk wetsvoorstel rechtvaardigen; en
c. het moet op voorhand niet de verwachting zijn dat een van de onderdelen dermate politiek omstreden is dat een goede parlementaire behandeling van andere onderdelen in het geding is.2
De Afdeling stelt vast dat het voorstel van wet zowel technische wijzigingen omvat als ook inhoudelijke wijzigingen waarbij laatstgenoemde wijzigingen geen onderlinge samenhang hebben. In die zin voldoet het voorstel niet aan de criteria. De Afdeling wijst in het bijzonder op de voorgestelde wijzigingen op het terrein van de Pensioenwet en de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Uit de toelichting blijkt niet waarom de wijziging van deze wetten niet in afzonderlijke wetten is neergelegd.3
De Afdeling adviseert in de memorie van toelichting voldoende dragend te motiveren waarom desondanks voor een verzamelwet is gekozen en zo nodig het voorstel aan te passen.
Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling advisering met betrekking tot de criteria voor verzamelwetgeving is het wetsvoorstel gesplitst in drie wetsvoorstellen. De wijzigingen op pensioenterrein zijn opgenomen in het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2012; de wijzigingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in het wetsvoorstel Verzamelwet kinderopvang 2012 en de overige wijzigingen in het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2012.
De redactionele opmerking van de Afdeling advisering met betrekking tot het wetsvoorstel is overgenomen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de wetsvoorstellen en memories van toelichting nog enkele technische wijzigingen en aanvullingen door te voeren. Tevens zijn in het wetsvoorstel voor de Verzamelwet kinderopvang 2012 nog de volgende wijzingen aangebracht. De mogelijkheid om met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag aan te vragen wordt niet alleen nagenoeg afgeschaft met betrekking tot kinderopvangtoeslag die van de Belastingdienst wordt ontvangen, maar ook ten aanzien van de tegemoetkomingen die door de gemeente of het UWV worden verstrekt.
De tekst van dat wetsvoorstel is tevens op enkele onderdelen aangepast in verband met onderzoek naar de kwaliteit van kinderopvangvoorzieningen, zoals onder meer de verplichting tot het plaatsen van GGD-rapporten op de eigen website van de houder van een kinderopvangvoorziening.
Er is een bepaling opgenomen waarin is verduidelijkt dat de termijn van drie maanden, waarin een ouder na beëindiging van zijn werkzaamheden nog hetzelfde recht op kinderopvangtoeslag houdt als daarvoor, kan doorlopen van het ene berekeningsjaar in het daarop volgende berekeningsjaar.
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om een bepaling op te nemen in verband met het wetsvoorstel Wet revitalisering generiek toezicht, waarin ook de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt gewijzigd.
2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De vice-president van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken de hierbij gevoegde drie (gewijzigde) voorstellen van wet en de daarbij behorende (gewijzigde) memories van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp
– In artikel I, onderdeel A, wordt voorgesteld artikel 12 van de Algemene Kinderbijslagwet zodanig te wijzigen, dat niet langer een beschikking wordt afgegeven voor het recht op kinderbijslag bij 6 en 12 jarigen. In de memorie van toelichting ingaan op de vraag hoe de rechthebbende kan weten dat hij in dat geval alsnog een beschikking kan aanvragen.
– Artikel 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling aanpassen aan de voorgestelde wijziging van artikel 61, tiende lid, van de Pensioenwet.