Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2012
Inleiding
De wijziging van de Paspoortwet, waarin de andere status van de Nederlandse identiteitskaart (NIK) zal worden geregeld, is in gang gezet. In dat wetsvoorstel wordt ook de paspoortgeldigheid van 10 jaar geregeld. Gelet daarop wil ik in deze brief ingaan op de moties die zijn ingediend bij de behandeling, op 28 september 2011, van het wetsvoorstel «regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart». Het gaat dan concreet om de twee moties die zijn ingediend door het lid Heijnen en die tot doel hebben de geldigheidsduur van de Nederlandse identiteitskaart te verhogen, in casu de motie1 die vraagt om de geldigheidsduur van de Nederlandse identiteitskaart 10 jaar te laten zijn en de motie2 die vraagt om de geldigheidsduur voor personen van 75 jaar en ouder vast te stellen op onbepaalde tijd. De laatstgenoemde motie is aangehouden.
Geldigheidsduur
Vanuit het oogpunt van de vermindering van de administratieve lasten is het een sympathiek idee om de geldigheidsduur van de Nederlandse identiteitskaart, net als voor het paspoort, te verhogen naar 10 jaar.
Voor de geldigheidsduur zijn de volgende aspecten bepalend:
1. de fysieke duurzaamheid
Met fysieke duurzaamheid wordt bedoeld dat bij normaal gebruik door de houder het document intact en bruikbaar blijft gedurende de geldigheidsduur ervan.
2. de fysieke beveiliging
Met fysieke beveiliging wordt bedoeld de integriteit van de fysieke veiligheidskenmerken (zoals kinegram, watermerk, beveiligde inkten, etc) die in het document zijn verwerkt.
3. de elektronische beveiliging
Met de elektronische beveiliging wordt bedoeld de beveiliging van de chip en de gegevens die daarin zijn opgeslagen.
Ik ben voor deze aspecten nagegaan welke gevolgen een 10 jaar geldigheid van de Nederlandse identiteitskaart zou kunnen hebben.
Ten aanzien van de punten fysieke en elektronische beveiliging zijn er zeker risico’s aan een 10 jaar geldigheid verbonden, maar die risico’s ben ik bereid te nemen voor het paspoort en dus ook voor de Nederlandse identiteitskaart.
Dat ligt echter anders voor de fysieke duurzaamheid. De Nederlandse identiteitskaart is namelijk kwetsbaarder dan het paspoort, enerzijds omdat dit document niet beschermd is met een kaft en visapagina’s én anderzijds omdat de identiteitskaart door het creditkaartformaat anders wordt gebruikt door de houders ervan.
In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) analyseert de producent Nederlandse identiteitskaarten die 5 jaar of korter in gebruik zijn geweest. Uit deze analyse blijkt dat een substantieel deel (meer dan 30%) van de identiteitskaarten scheuren bevat. Bij een deel van de kaarten met scheuren kan ook de chip niet worden uitgelezen. Hierdoor kan bijvoorbeeld de foto die in de chip is opgeslagen niet gebruikt worden bij de controle van het document. Verder gebruik (langer dan 5 jaar) van de identiteitskaarten levert het risico op dat een hoger percentage scheuren gaat vertonen en dat, door de langere geldigheidsduur, de kaarten verder scheuren met als mogelijk gevolg dat de kaart breekt. Dat zou dan betekenen dat houders van de identiteitskaart voor het verstrijken van de geldigheidsduur een nieuwe identiteitskaart moeten gaan aanvragen. Een deel van die kaarten zullen door de overheid moeten worden vergoed, omdat het, met de bestaande testsystematiek van onder meer de producent, niet mogelijk is om met 100% zekerheid vast te stellen of het scheuren, doorbreken en/of niet meer kunnen uitlezen van de chip een gevolg is van de wijze waarop de houder met het document is omgegaan.
Dit alles overwegende kies ik er nu voor om de geldigheidsduur van de Nederlandse identiteitskaart nu op 5 jaar te houden. Ik vind wel dat voor de toekomst moet worden onderzocht of een identiteitskaart met een contactloze en mogelijk ook een contactchip 3 kan worden geproduceerd die wel een geldigheidsduur van langer dan 5 jaar kan hebben.
Ik kom dan op de motie van het lid Heijnen waarin wordt gevraagd om de geldigheidsduur van de Nederlandse identiteitskaart voor personen van 75 jaar en ouder vast te stellen op een onbepaalde tijd. Terecht adresseert de motie Heijnen daarbij dat hierbij rekening moet worden gehouden met de vereiste veiligheid en fraudebestendigheid.
De overwegingen die ik hiervoor heb aangegeven tegen de verlenging van de geldigheid naar 10 jaar gelden natuurlijk ook voor een geldigheidsduur die onbepaald is en dus nog langer dan 10 jaar kan zijn. Belangrijker is echter dat bij een onbepaalde geldigheidsduur er beveiligingsrisico’s bij komen. In de praktijk wordt gemiddeld om de vijf jaar een nieuw model van het paspoort en de identiteitskaart ingevoerd. Dat is in het verleden nodig gebleken om de beveiliging van de documenten op peil te houden danwel om te voldoen aan internationale regelgeving. Ik voorzie dat deze praktijk in de toekomst niet zal veranderen. Het invoeren van een Nederlandse identiteitskaart met een onbeperkte geldigheidsduur betekent dat er, en in steeds grotere aantallen gelet op de toenemende vergrijzing, voor onbepaalde tijd modellen in omloop zijn waarvan de beveiliging niet meer voldoet.
Een ander aspect waar aandacht aan gegeven moet worden is dat een leeftijdsgrens op gespannen voet zou kunnen staan met het gelijkheidsbeginsel indien een objectieve rechtvaardiging hiervoor ontbreekt. In dat kader is onder meer relevant dat er nog andere categorieën personen kunnen bestaan die van mening zijn dat het opnieuw aanvragen van een identiteitskaart van hem/haar een buitengewone inspanning vergt. Ook dat is een reden om af te zien van de introductie van een leeftijdsgrens voor de geldigheidsduur van de Nederlandse identiteitskaart.
Tenslotte is het ook van belang om oog te hebben voor de bruikbaarheid van de foto om vast te stellen of de gebruiker ook de rechtmatige houder van het document is.
Ik besef dat het voor ouderen niet altijd mogelijk is om in persoon om de vijf jaar een paspoort of een Nederlandse identiteitskaart aan te vragen. In de bestaande regelgeving is daar reeds een voorziening voor getroffen. Gemeenten kunnen besluiten dat van de aanvrager niet gevergd kan worden om in persoon aan het loket te verschijnen. In dergelijke gevallen kunnen ambtenaren naar de aanvrager toe gaan om de aanvraag af te handelen. Van deze bepalingen wordt in de praktijk ook gebruik gemaakt. Waar nodig ben ik bereid om verdere bekendheid aan deze mogelijkheid te geven.
Samengevat
Ik sta sympathiek tegen een verlenging van de geldigheidsduur van de Nederlandse identiteitskaart naar 10 jaar, maar constateer dat dit nu niet mogelijk is zonder risico’s voor het onbruikbaar worden van grote aantallen kaarten. Ik laat onderzoeken of een langere geldigheidsduur voor de toekomst wel mogelijk is.
Een onbepaalde geldigheidsduur stuit op bezwaren met name vanwege het risico van het gedurende onbepaalde tijd in omloop zijn van modellen van de Nederlandse identiteitskaart waar de beveiliging niet meer van gewaarborgd is.
Zoals toegezegd wordt de Paspoortwet aangepast om onder meer te regelen dat de Nederlandse identiteitskaart een andere status krijgt en er wordt gestopt met het opnemen van vingerafdrukken in de chip van de Nederlandse identiteitskaart. In dat wetsvoorstel wordt ook de paspoortgeldigheid van 10 jaar geregeld.
Dit wetsvoorstel zal binnenkort voor advies aan de Raad van State worden gezonden.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies