Kamerstuk 32887-8

Amendement van het lid Van der Steur over het herstellen van een drietal omissies in het wetsvoorstel

Dossier: Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquĂȘte

Gepubliceerd: 3 april 2012
Indiener(s): Ard van der Steur (VVD)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32887-8.html
ID: 32887-8
Wijzigingen: 32887-19

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER STEUR

Ontvangen 3 april 2012

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, komt artikel 346, tweede lid, luiden:

  • 2. Voor de toepassing van lid 1, onderdeel d, kan het verzoek namens de rechtspersoon ook worden ingediend door de raad van commissarissen of, indien toepassing is gegeven aan artikel 129a of 239a, door de niet uitvoerende bestuurders. Voor de toepassing van dit lid wordt met een raad van commissarissen gelijkgesteld een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van de rechtspersoon is ingesteld.

II

In artikel I, onderdeel A, wordt aan artikel 346, derde lid, een volzin toegevoegd, luidende: In dat geval zijn de kosten van het onderzoek boedelschuld.

III

In artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «worden twee zinnen» wordt vervangen door: worden drie zinnen.

2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van dit lid wordt met een raad van commissarissen gelijkgesteld een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van de rechtspersoon is ingesteld.

Toelichting

Dit amendement beoogt een drietal omissies in het wetsvoorstel te herstellen.

Aan lid 2 van art. 346 wordt in de eerste plaats toegevoegd een verwijzing naar art. 239a voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met een monistisch bestuursmodel. Met de enkele verwijzing naar art. 129a beperkt de wettekst zich ten onrechte tot naamloze vennootschappen met een monistisch bestuursmodel; de enquêteregeling is echter ook van toepassing op bv's.

De enquêteregeling is voorts onder meer van toepassing op commerciële stichtingen en verenigingen. Deze rechtspersonen kennen vaak een toezichthoudend orgaan dat niet de naam «raad van commissarissen» draagt. De leden van de VVD-fractie nemen evenwel aan dat bedoeld is dat ook dergelijke toezichthoudende organen de desbetreffende stichting of vereniging kunnen vertegenwoordigen bij het indienen van een enquêteverzoek. Dit dient in de wettekst tot uitdrukking te komen. Dit is op vergelijkbare wijze gebeurd in de Reparatiewet Bestuur en Toezicht (Wetsvoorstel tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verduidelijking van de artikelen 297a en 297b, lid 2 van art. 132a lid 2, 252a en 297b (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 873, nr. 6). De hier voorgestelde tekst is daaraan ontleend.

Ook in art. 349 lid 1 dient met «raad van commissarissen» te worden gelijkgesteld een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van de rechtspersoon is ingesteld.

Ten slotte wordt in art. 346 lid 3 opgenomen dat de kosten van het onderzoek boedelschuld zijn, indien de faillissementscurator het verzoek indient. De Memorie van Toelichting verwijst op p. 36–37 naar rechtspraak van de Hoge Raad waaruit volgt dat de kosten van het onderzoek geen boedelschuld zijn. Die rechtspraak dient uiteraard niet van toepassing te zijn indien de curator het verzoek zelf doet. De wettekst dient daarover duidelijk te zijn.

Van der Steur