Ontvangen 3 april 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel E, onder 3, wordt als volgt gewijzigd:
De derde en vierde volzin worden vervangen door: De raadsheer-commissaris beslist niet dan nadat hij de met het onderzoek belaste personen in de gelegenheid heeft gesteld hun zienswijze aangaande het verlangen te geven. De raadsheer-commissaris kan ook op verlangen van de met het onderzoek belaste personen hun een aanwijzing geven. De raadsheer-commissaris beslist niet dan nadat hij de rechtspersoon die in de procedure is verschenen in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze aangaande het verlangen te geven. De raadsheer-commissaris kan ook anderen in de gelegenheid stellen hun zienswijze te geven. Tegen beslissingen van de raadsheer-commissaris als bedoeld in dit lid staat geen beroep in cassatie open.
Dit amendement regelt verder de rol van de raadsheer-commissaris als toezichthouder. Het is de bedoeling om zeker te stellen dat ook de onderzoekers om een aanwijzing kunnen vragen en om de te hanteren procedure te regelen. De raadsheer-commissaris kan de rechtspersoon in de gelegenheid stellen zijn zienswijze te geven, voor zover die in de procedure is verschenen. Verder is het aan de discretie van de raadsheer-commissaris overgelaten om te bepalen of andere betrokkenen in de gelegenheid moeten worden gesteld hun zienswijze te geven. Voorts merkt de indiener op dat de toevoeging «Tegen beslissingen van de raadsheer-commissaris als bedoeld in dit lid staat geen beroep in cassatie open» alleen de beslissingen van de raadsheer-commissaris betreft als bedoeld in dit artikellid. Zonder die toevoeging zou de volzin ook slaan op beslissingen van de raadsheer-commissaris als bedoeld in artikel 352. Dat zou een achteruitgang in rechtsbescherming ten opzichte van de huidige situatie betekenen.
Van der Steur