Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2015
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 12 december 2014 drie uitspraken gedaan over het woonlandbeginsel in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor Marokko, Egypte en Turkije. De uitspraak over de AKW van in Marokko woonachtige gerechtigden is breder te trekken dan alleen een uitspraak over de AKW in Marokkaanse zaken. Deze uitspraak heeft een weerslag op de toepassing van het woonlandbeginsel in landen buiten de EU enerzijds op AKW-uitkeringen en anderzijds op Anw en WGA-uitkeringen. In deze brief informeer ik u over alle relevante aspecten van deze uitspraak.
De CRvB heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in hoger beroep in het gelijk gesteld wat betreft de toepassing van het woonlandbeginsel in de AKW voor Egyptische en Turkse gerechtigden. Voor Marokkaanse gerechtigden heeft de CRvB de SVB in het ongelijk gesteld. De CRvB vindt dat in die zaken het Nederlands-Marokkaans Verdrag (NMV) in de weg staat aan toepassing van het woonlandbeginsel. Dit betekent dat het woonlandbeginsel in geval van Marokko niet op AKW-uitkeringen mag worden toegepast, zowel voor oude gevallen (het recht op uitkering is ingegaan vóór 1 juli 2012), als ook nieuwe gevallen (het recht op uitkering is ingegaan op of na 1 juli 2012, zijnde de datum van inwerkingtreding van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid). Het woonlandbeginsel voor de AKW kan op grond van de uitspraak ook niet meer worden toegepast voor landen met een verdragsbepaling die gelijk of strenger is dan de verdragsbepaling met Marokko, te weten Israël, Suriname en Zuid-Korea.
Het niet kunnen toepassen van het woonlandbeginsel op AKW-uitkeringen voor Marokko voor oude en nieuwe gevallen heeft ook een weerslag op het toepassen van het woonlandbeginsel op uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) en Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA-vervolguitkering). De CRvB heeft op 9 mei 2014 al bepaald dat voor Marokkaanse weduwen die al Anw ontvingen vóór 1 juli 2012 (oude gevallen) het woonlandbeginsel niet mocht worden toegepast. Dat volgde uit artikel 5 van het verdrag met Marokko. Op basis van deze uitspraak is geconcludeerd dat het woonlandbeginsel tevens niet kon worden toegepast op de WGA-vervolguitkering waarvan het recht was ingegaan vóór 1 juli 2012. De uitspraak van de CRvB van 12 december 2014 betekent dat ook voor wat betreft nieuwe gevallen in de Anw en WGA het woonlandbeginsel in het geval van Marokko niet kan worden toegepast. Ook hier staat artikel 5 NMV aan in de weg.
Op grond van de bovengenoemde uitspraken geldt dat het bilaterale socialezekerheidsverdrag in de weg staat aan de toepassing van het woonlandbeginsel op de Anw en WGA-vervolguitkeringen, op gerechtigden die wonen in Turkije, Bosnië-Herzegovina, Canada/Québec, India, Kosovo, Montenegro, Servië, Australië, Chili, Israël, Macedonië, Nieuw-Zeeland, Suriname en Zuid-Korea. De bilaterale verdragen met deze landen kennen namelijk een verdragsbepaling die gelijk of strenger is dan artikel 5 NMV. Voor landen waar het bilaterale socialezekerheidsverdrag in de weg staat aan de toepassing van het woonlandbeginsel, zet het kabinet in op de aanpassing van deze verdragen. In het geval van Turkije staat het associatieraadsbesluit in de weg aan de toepassing van het woonlandbeginsel; aanpassing van het bilaterale socialezekerheidsverdrag is daarom niet zinvol.
De SVB en het UWV zullen zo spoedig mogelijk hun klanten informeren via de websites en door middel van individuele beslissingen, en overgaan tot het uitbetalen van deze klanten. De uitkeringen van degenen die in bezwaar en beroep zijn gegaan zullen worden gecorrigeerd met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2012. De overige uitkeringen zullen worden gecorrigeerd vanaf 1 oktober 2014, zijnde de eerste dag van het lopende kwartaal waarin de rechter op 12 december 2014 uitspraak heeft gedaan.
De SVB respectievelijk het UWV zullen de uitkeringen Anw en WGA voor nieuwe gevallen voor de genoemde landen Bosnië-Herzegovina, Canada, India, Kosovo, Kroatië, Montenegro, Québec, Servië en Turkije herzien met terugwerkende kracht tot uiterlijk 1 maart 2014 (zijnde de eerste dag van het lopende kwartaal waarin de rechter op 9 mei 2014 uitspraak heeft gedaan), tenzij tegen de beschikking op bezwaar waarbij de eerdere beschikking op bezwaar ongegrond is verklaard beroep is ingesteld. In dat geval moet de SVB het beroep intrekken en de uitkering herzien met een terugwerkende kracht tot uiterlijk 1 juli 2012.
Hoewel met de uitspraak van 12 december 2014 meer verduidelijking is gekomen op een aantal punten, heeft de (hoogste) rechter nog niet op alle punten beslist. Zo heeft de rechtbank Rotterdam bijvoorbeeld in augustus jl. geoordeeld dat het kindgebonden budget niet onder artikel 5 van het NMV valt. Dit zou betekenen dat het verbod om het woonlandbeginsel toe te passen op kinderbijslagen niet geldt voor het kindgebonden budget. Er loopt nu hoger beroep bij de afdeling rechtspraak van de Raad van State.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher