Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2013
Hierbij reageer ik op uw verzoek om reactie op de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam over nabestaandenuitkeringen in het buitenland.
Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid
In de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid is geregeld dat de hoogte van een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet op het Kindgebonden budget alsmede de WGA-vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en een eventuele toeslag daarop op grond van de Toeslagenwet in landen buiten de EU, EER en Zwitserland wordt afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende of het kind woont.
Doel van het woonlandbeginsel is voorkomen dat uitkeringen die buiten Nederland worden verstrekt naar lokale maatstaven uit de pas lopen.
De wet is voor nieuwe gevallen in werking getreden op 1 juli 2012 (met uitzondering van het kindgebonden budget) en op 1 januari 2013 voor de op dat moment reeds lopende gevallen. De wet is voor nieuwe en lopende gevallen in het kader van het kindgebonden budget in werking getreden op 1 januari 2013.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam van 22 augustus jl.
Op 22 augustus jl. heeft de Rechtbank geoordeeld dat de verlaging per 1 januari 2013 van reeds lopende nabestaandenuitkeringen van 11 in Turkije en Marokko woonachtige weduwen door toepassing van het woonlandbeginsel in strijd is met verschillende internationale regelingen.
De Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen deze uitspraak. De uitspraak in hoger beroep wacht ik met belangstelling af.
Hierbij vertrouw ik erop u voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher