Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 28 oktober 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

1.

Inleiding

1

2.

Samenvatting van de adviezen over het wetsvoorstel

3

3.

Achtergrond van het wetsvoorstel

3

4.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

4

 

Afzonderlijk verbod op het rijden onder invloed van drugs

4

 

Verplichte medewerking aan het verrichten van een onderzoek van speeksel of een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties

7

 

Handhaving van het verbod

8

5.

Financiële en organisatorische consequenties

9

6.

Artikelsgewijze toelichting

9

 

Artikel I, onder A

9

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs. Deze leden delen de wens en de noodzaak om het aantal verkeersslachtoffers als gevolg van rijden onder invloed van drugs terug te dringen en zien in dit voorstel een goede basis daartoe.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Deze leden ondersteunen het doel om door middel van het aanpakken van drugs in het verkeer de verkeersveiligheid te verbeteren. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden missen in de memorie van toelichting een duidelijke analyse van het probleem. Hoe verhoudt het probleem van drugs in het verkeer zich tot de problematiek van alcohol in het verkeer?

Voornoemde leden lezen dat het opnemen van de bevoegdheid voor een opsporingsambtenaar om psychomotorische functies te mogen onderzoeken, een codificatie van de bestaande praktijk is. Op grond van welke grondslag mogen opsporingsambtenaren nu al een dergelijk onderzoek doen? Waarom is het expliciet nodig om deze bevoegdheid in de wet vast te leggen? Kan het vastleggen in de wet van deze bevoegdheid ook een beperking van de huidige praktijk met zich meebrengen? Wat voegt het in de wet vastleggen van deze bevoegdheid voor de praktijk van handhaving toe?

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in het voorstel om ook voor recidiverende verkeersdelinquenten die onder invloed van drugs hun delicten begaan strenger te gaan bestraffen. Deze leden nemen aan dat het voor de verkeersdelicten die nu al onder de recidiveregeling vallen, het niet uitmaakt of het ene delict onder invloed van alcohol is gepleegd en een volgend delict onder invloed van drugs.

Deze leden vragen wanneer naar verwachting het wetsvoorstel om ook drugsgerelateerde delicten onder de recidiveregeling te brengen naar de Kamer kan worden gestuurd. Het komt voornoemde leden als moeilijk handhaafbaar voor dat er wel al alcoholgerelateerde verkeersdelicten onder de recidiveregeling vallen, terwijl dat voor drugsgerelateerde delicten nog niet het geval zou zijn.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemd voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs (32 859). Naar aanleiding van genoemd voorstel brengen deze leden de navolgende vragen en op-/aanmerkingen naar voren.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs. Deze leden betreuren de niet gemaakte keuze van de regering voor een zero tolerance aanpak van drugs in het verkeer en zullen hier in dit verslag nader op terug komen.

Voornoemde leden memoreren dat zij al lange tijd hebben opgeroepen tot een verbeterde aanpak van drugsgebruik in het verkeer zoals onder anderen de motie Eurlings van 30 november 2000 (Kamerstukken II 2000/02, 26 115, nr. 17). Deze leden achten maatregelen onmisbaar en noodzakelijk. Een betere en effectievere handhaving om verkeersovertreders aan te pakken moet er toe leiden dat nodeloos verkeersleed voorkomen wordt en overtreders niet langer de dans ontspringen.

De leden van de CDA-fractie pleitten eerder voor uitbreiding van de reikwijdte recidiveregeling alcohol uit te breiden met drugsgerelateerde delicten. Deze leden verwelkomen dan ook de positieve reactie van de regering om hiertoe nu ook feitelijk over te gaan. Wanneer kan de Kamer een concreet voorstel tegemoet zien? Zou amendering van het voorliggende wetsvoorstel om de recidiveregeling uit te breiden bijdragen aan een versnelling van dit voornemen?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen. Deze leden steunen het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs. Het uitgangspunt zou moeten zijn dat stoffen die de rijvaardigheid negatief beïnvloeden niet thuishoren in het verkeer. Dat geldt voor alcohol, maar ook voor drugs.

Voornoemde leden constateren dat momenteel (met de huidige Wegenverkeerswet) het onder invloed van drugs deelnemen aan het verkeer ook al strafbaar is. In hoeverre kunnen de voorgestelde wijzigingen in de Wegenverkeerswet worden beschouwd als een codificatie of een explicitering van de strafbaarstelling met als doel de handhaving te vergemakkelijken? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering stelt dat bepaalde drugs de rijvaardigheid in meer of mindere mate negatief beïnvloeden. Is er nu met dit wetsvoorstel voor gekozen alleen die drugs die een negatieve invloed op de rijvaardigheid hebben te verbieden in het verkeer? Door wie en op welke wijze wordt dit nu precies vastgesteld? Worden alleen deze bepaalde drugs in de algemene maatregel van bestuur (amvb) opgenomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij steunen de doelstelling van het wetsvoorstel, namelijk het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs.

De leden van de SGP-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de voorgenomen aanscherping van de Wegenverkeerswet en de extra inspanningen om rijden onder invloed van drugs aan te pakken. Wel vragen zij of de voorgenomen strafbaarstelling voldoende is, gezien het feit dat het gaat om drugs die in principe verboden middelen zijn. De regering legt in de memorie van toelichting steeds een relatie tussen het aanpakken van drugsgebruik en alcoholgebruik in het verkeer en is van mening dat de normen voor drugsgebruik niet strenger mogen zijn dan de normen voor alcohol. Deze leden vragen aandacht voor het feit dat het bij drugs om ten hoogste gedoogde middelen gaat, terwijl het bij alcohol gaat om in principe legale middelen. Deelt de regering de opvatting van deze leden dat het belangrijk is om daarom toch verschil te maken in de mate waarin het gebruik in het verkeer geaccepteerd wordt?

In het kader van de recidiveregeling is de regering van plan om herhaaldelijk gebruik van drugs in het verkeer strenger te straffen. De leden van de SGP-fractie ondersteunen die gedachte. Deze leden vragen of het intussen wel mogelijk is om de aanpassing van de recidiveregeling in dit wetsvoorstel mee te nemen. Ook vragen zij of er bij recidive ook rekening mee wordt gehouden dat er bij drugsgebruik eerder al een overtreding op het terrein van alcohol heeft plaatsgevonden of andersom. Wordt er bij recidive gekeken naar het afzonderlijke middel of naar de combinatie ervan?

2. Samenvatting van de adviezen over het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de mening deelt van de Nederlandse Orde van Advocaten dat het voorliggende wetsvoorstel weinig nieuws bevat en dat de meerwaarde er alleen in zit dat voor verschillende categorieën drugs grenswaarden worden vastgelegd. Zo nee, waarom niet?

3. Achtergrond van het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de lijst van drugs en de daarbij behorende grenswaarden bij amvb wordt vastgelegd, terwijl die grenswaarden voor alcohol in de wet zelf staan. Waarom bestaat dit verschil? Zijn de grenswaarden voor alcohol definitiever dan die voor bijvoorbeeld amfetamine, cocaïne of THC of GHB?

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een lijst met nader genoemde drugssoorten wordt opgenomen in een amvb. Deze leden vragen de regering toe te zeggen dat nieuwe soorten drugs spoedig aan de lijst worden toegevoegd als blijkt dat ook deze enige vorm van risico kunnen vormen aan de verkeersdeelname. Kan de regering in dat kader toelichten op welke wijze hiertoe de vinger aan de pols wordt gehouden?

Voornoemde leden lezen dat, met uitzondering van GHB, de meest voorkomende drugssoorten door middel van een speekseltester kunnen worden aangetoond. Deze leden spreken hun grote zorg uit over het gebruik van GHB in het verkeer. Volgens deskundigen zijn verkeersdeelnemers van GHB de hele dag dronken. Kan de regering nadere informatie geven over de effecten en het gebruik van GHB in het verkeer? Deze leden betreuren het dat de speekseltest geen GHB kan detecteren en dringen er bij de regering op aan om nader onderzoek te laten verrichten voor een tester die hiertoe wel in staat is.

De leden van de SP-fractie constateren dat uit de in de memorie van toelichting genoemde onderzoeken gebleken is dat de meest gebruikte drugs in Nederland (waaronder cannabis, cocaïne, XTC en GHB) een negatieve invloed op de rijvaardigheid hebben en daarom zullen worden opgenomen in de amvb. Hoe zal het gebruik van GHB worden opgespoord nu deze stof niet door middel van een speekseltester kan worden aangetoond? Is het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties voldoende betrouwbaar en hanteerbaar in de praktijk?

Voornoemde leden vragen aandacht voor het feit dat in Nederland vooral de combinatie van verdovende middelen (drank en één of meerdere soorten drugs) een groot probleem is. Op welke wijze kan dergelijk combinatiegebruik worden opgespoord? Zijn diverse gevaarlijke combinaties eigenlijk wel te signaleren? Zit hier geen gat in de handhaving?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er ook voor morfine gedragsgerelateerde grenswaarden zullen worden gesteld. Zij vragen wat hiervan de consequenties zijn voor patiënten met structurele ernstige pijnklachten die voor hun functioneren afhankelijk zijn van morfine of morfineachtige pijnstillers.

Deze leden constateren dat er een verschil is in de invloed op de rijvaardigheid in de eerste twee weken van het gebruik van morfine en in de periode daarna waarin de meeste mensen gewend raken aan deze bijwerkingen.2 Voornoemde leden vragen of in dit wetsvoorstel en bij de op grond van dit voorstel vast te stellen grenswaarden hiermee rekening is gehouden?

Deze leden vragen tevens of dit wetsvoorstel is voorgelegd aan medische deskundigen, met name om inzicht te krijgen in de mogelijke gevolgen voor patiëntengroepen die afhankelijk zijn van morfine of morfineachtige pijnstillers. Zij vragen om de gekozen grenswaarden op dit punt te onderbouwen en geven in overweging om een uitzondering te maken voor mensen die op medische indicatie morfine gebruiken, eventueel gecombineerd met een medische verklaring.

4. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

Afzonderlijk verbod op het rijden onder invloed van drugs

De leden van de VVD-fractie vragen of het hanteren van nullimieten niet een veel duidelijker signaal zou zijn dat drugsgebruik en het besturen van een voertuig niet samengaan. Is het hanteren van een grenswaarde bij alcohol voor beginnende bestuurders in plaats van een nullimiet niet noodzakelijk omdat er in een lichaam altijd alcohol in geringe mate in het bloed aanwezig is, waardoor een nullimiet in feite onredelijk en niet handhaafbaar is?

Deze leden vragen of het niet verstandig zou zijn om op basis van het advies van de Raad van Korpschefs en de mening van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), dat grenswaarden voor de invloed van drugs op het rijden niet wetenschappelijk kunnen worden vastgesteld, beter is om nullimieten te hanteren.

Is voor de duidelijkheid voor verkeersdeelnemers een nullimiet niet beter dan grenswaarden, omdat het toegestane gebruik in tegenstelling tot toegestaan alcoholgebruik niet eenvoudig is aan te geven zoals twee glazen mag, meer niet?

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in de uitgebreide toelichting in het wetsvoorstel om niet tot nullimieten te komen voor drugs. Naar de mening van deze leden gelden gelijkaardige argumenten ook om ook voor alcohol af te zien van een nullimiet. Toch vragen de aan het woord zijnde leden waarom er wel een lagere grenswaarde voor alcohol voor jonge rijders is, maar niet voor drugs.

Deze leden constateren dat de regering er niet voor kiest om voor geneesmiddelen grenswaarden vast te leggen. Dat gebeurt voor drugs wel, onder andere omdat er bij drugs geen bijsluiter wordt meegeleverd waarin gewezen wordt op de risico’s voor de rijvaardigheid. Betekent dit dat indien er voor drugs ook bijsluiters zouden worden verstrekt dat die grenswaarden dan niet meer in de wet hoeven te worden vastgelegd? Betekent het streven van de regering om in het kader van de Opiumwet voor THC in cannabis grenswaarden vast te leggen, dat er voor cannabisproducten die, in het kader van de Opiumwet niet tot harddrugs worden bestempeld, daarvoor bijsluiters kunnen worden verstrekt?

De leden van de PVV-fractie merken op dat verschillende drugs in verschillende combinaties een groot risico voor de verkeersveiligheid zijn. Er zou veel kostbare tijd verloren kunnen gaan bij het opzetten van een dergelijk limietenstelsel. Deze leden vragen hoe het zit met de norm voor polydrugsgebruik. Is de regering voornemens te komen met een norm van cumulatief totaal? Zouden deze ingewikkelde berekeningsgrondslagen de handhaafbaarheid niet in het gedrang kunnen brengen?

Voornoemde leden merken op dat de verkeersveiligheid te allen tijde voorop dient te staan. Het hanteren van grenswaarden zou mogelijk afbreuk kunnen doen aan de boodschap dat drugs en verkeer nimmer samen dienen te gaan. De regering stelt dat het op dit moment algemeen bekend is bij het publiek dat alcohol en verkeer nooit samen gaan. Waar baseert de regering dit op? Vindt de regering dat er twee glazen alcohol zijn toegestaan in het verkeer?

De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een loutere aanwezigheid van drugs niet perse hoeft te betekenen dat men ook ongeschikt is om aan het verkeer deel te nemen. Daarnaast vindt de regering dat alcohol en drugs niet verschillend behandeld moeten worden, tenzij wetenschappelijk onderzoek aantoont dat ieder gebruik van drugs een gevaar vormt voor de verkeersveiligheid.

Voornoemde leden vinden deze argumentatie voor het hanteren van grenswaarden nogal summier. Heeft de regering nog andere argumenten voor het toepassen van grenswaarden?

Door middel van grenswaarden zouden opnieuw de «designerdrugs» buiten de boot kunnen vallen. De regering erkent deze problematiek ook, maar kiest ervoor om voor een beperkt aantal middelen grenswaarden te stellen en niet alle middelen op de lijsten mee te nemen. Heeft de regering een ander systeem overwogen en wat waren de beweegredenen om dit niet toe te passen? Als voorbeeld noemen deze leden de bepaling willens en wetens het risico nemen om onder invloed van een stof aan het verkeer deel te nemen.

De leden van de PVV-fractie merken verder op dat het nogal scheef is om (gedragsgerelateerde) grenswaarden voor producten als cocaïne te gaan stellen, aangezien het bezitten van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik al direct een misdrijf vormt. Het bezitten van de producten is illegaal, het gebruik ervan vormt op sommige gebieden op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een overtreding, maar er mag wel een geringe hoeveelheid in het verkeer worden geconsumeerd. Hoe staat de regering hier tegenover?

Voornoemde leden vragen waarom de regering er niet voor gekozen heeft om aansluiting te zoeken bij onze buurlanden. In Duitsland stelt paragraaf 316 van het Strafgesetzbuch alleen al het besturen van een voertuig onder invloed van een verdovend middel, zonder concreet gevaar, strafbaar. Men hanteert geen grenswaarden. In België geldt verder ook een nultolerantie op het gebied van rijden en drugsgebruik.

De leden van de CDA-fractie betreuren de keuze van de regering om niet te kiezen voor zero tolerance beleid. Het hoge aantal slachtoffers, duidelijke onderzoeken met betrekking tot de grote risico’s en het feit dat Nederland behoort tot de landen met het meest drugsgerelateerde verkeersdeelnemers rechtvaardigt in de ogen van deze leden alle reden voor een duidelijke en veilige zero tolerance benadering. In dat kader hekelen voornoemde leden dan ook de gekozen benadering van minimumnormen. Klopt het dat deze en andere normen risicogerelateerde grenswaarden wetenschappelijk helemaal niet bestaan? Kan de regering nader uiteenzetten wat het verschil is tussen gedragsgerelateerde grenswaarden en risicogerelateerde grenswaarden? Klopt de bewering dat voor beide waarden geen goede limieten zijn vast te leggen in relatie tot de verkeersveiligheid? Kan de regering nader uiteenzetten waarom toch voor deze benadering gekozen wordt?

De leden van de SP-fractie vragen of zij het goed begrijpen dat er niet voldoende wetenschappelijk onderzoek is om vast te stellen bij welke concentratie van een bepaalde drug het risico op een verkeersongeval toeneemt, maar dat het wel mogelijk is om gedragsgerelateerde grenswaardes vast te stellen die gebruikt zullen gaan worden? Wat is dat precies? Kan enige toelichting worden gegeven op de op pagina 8 van de memorie van toelichting genoemde waardes? Op basis van welke onderzoeken zijn deze conclusies getrokken? Kunnen deze naar de Kamer worden gestuurd?

Voornoemde leden hebben begrip voor het feit dat het per joint of pilletje zal verschillen welke concentratie er in zit. Zij vragen of hier toch enige toelichting gegeven kan worden wanneer de genoemde grenswaarde bij gebruik van de meest voorkomende drugs bij een gemiddeld persoon is bereikt. Acht de regering het wel of niet wenselijk en/of onvermijdelijk dat er informeel een soort vuistregel zal ontstaan in de praktijk qua toegestane hoeveelheid, zoals bijvoorbeeld ook bij alcohol bij veel mensen het idee leeft dat 1 glaasje bier of wijn is toegestaan? Houdt de regering hier rekening mee? Zo ja, op welke wijze?

De leden van de SP-fractie steunen het uitgangspunt dat het doel van de Wegenverkeerswet het bevorderen van de verkeersveiligheid is. Het is dan ook goed te begrijpen dat niet is gekozen voor nullimieten maar voor wettelijk vastgelegde gedragsgerelateerde grenswaarden, net als bij alcoholgebruik. De argumenten voor deze grenswaardes en dus tegen nullimieten zijn overtuigend. Indien wel gekozen zou worden voor nullimieten, zouden er dan geen problemen ontstaan met de handhaving? Bijvoorbeeld met als gevolg dat iemand op basis van zero-tolerance-beleid wordt gepakt die niet zelf een joint heeft gerookt maar naast blowende mensen heeft gezeten? Of iemand die een tijd geleden drugs heeft gebruikt, waarvan nog sporen worden aangetroffen? Met andere woorden, zou een zero-tolerance-beleid wel handhaafbaar zijn?

Voornoemde leden lezen in de toelichting dat de grenswaarde zodanig is vastgesteld dat wanneer in het bloed een hogere concentratie van de meetbare stof wordt aangetroffen dan die grenswaarde, er sprake is van recent gebruik en een reële beïnvloeding van de betrokken bestuurder als gevolg waarvan zijn rijvaardigheid kan verminderen. Hoe zeker is het dat de persoon met een te hoge concentratie van de verboden stof in het bloed ook daadwerkelijk recent en zelf heeft gebruikt? Is bij alle genoemde stoffen uit te sluiten dat de sporen ook nog zijn te detecteren één of meerdere dagen na gebruik, waarbij het gedragseffect al lang is uitgewerkt? Is eveneens bij alle genoemde stoffen uit te sluiten dat de stof wordt gedetecteerd terwijl er alleen sprake was van meeroken? Hoe wordt voorkomen dat iemand die net uit de coffeeshop komt, maar daar zelf geen cannabis heeft gerookt, ten onrechte wordt gepakt? Graag ontvangen deze leden ook een reactie op het artikel «Speekseltest drugs slaat soms ook uit bij de Bob», Volkskrant, 27/09/2011.3

Kan per type drugs worden aangegeven hoeveel uren/dagen de stof nog in speeksel en/of bloed aan te tonen is?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering het voorstel van de Raad van Korpschefs om uit te gaan van nulwaarden niet overneemt. Deze leden vinden dat hiermee veel onduidelijkheid wordt gecreëerd. Waarom zou een lage norm negatief werken op de handhaving? Het is toch mogelijk om bij zwaarder middelengebruik sneller over te gaan tot nader onderzoek dan bij gering middelengebruik?

Voornoemde leden begrijpen uit de memorie van toelichting dat gebruik van meer middelen tegelijk niet op basis van artikel 8 kan worden aangepakt, wanneer de middelen afzonderlijk onder de grenswaarden blijven. Zij vragen waarom de regering hiervoor heeft gekozen. Is een combinatie van stoffen die samen boven de grenswaarden uit zouden komen wel aanvaardbaar, terwijl het gebruik van één middel dat niet is? Is er in dat geval niet eveneens sprake van rechtsongelijkheid?

Deze leden merken op dat de regering in de voorlichting naar het publiek wil communiceren dat drugs en verkeer in het geheel niet samen kunnen gaan. Zij vragen waarom dan met de normstelling niet aangesloten wordt bij dit uitgangspunt. Wordt de voorlichting niet nodeloos ingewikkeld als een laag gebruik niet tegen de wet ingaat, maar wel wordt afgeraden?

Voornoemde leden constateren dat in het wetsvoorstel geen onderscheid wordt gemaakt tussen beginnende en ervaren bestuurders van auto’s voor het gebruik van drugs. Deze leden vragen waarom de regering hiervoor kiest. Is er niet evenals bij alcohol om bij jongere bestuurders nog meer rekening te houden met de mogelijke effecten van een weliswaar gering drugsgebruik, dan bij ervaren bestuurders? Waarom is een dergelijk onderscheid wel gewenst bij de limieten voor alcohol en niet bij de limieten voor drugs?

Verplichte medewerking aan het verrichten van een onderzoek van speeksel of een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering ter onderbouwing van de voorgestelde maatregelen onderzoek hanteert uit het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Deze leden twijfelen niet aan de, toen al, zorgelijke uitkomsten, maar vragen de regering of ook kennis is genomen van recentere onderzoeken. Zij vragen in het bijzonder aandacht voor en een uitgebreide reactie van de regering op het Europese onderzoek DRUID uit 2011 waaruit blijkt dat cannabis- en amfetaminegebruik onder automobilisten in Nederland tot de hoogste in Europa behoort. Deelt de regering de opvatting van deze leden dat dit onderzoek des te meer aantoont dat stevige maatregelen nodig zijn? Is het waar dat de uitkomsten van recent onderzoek van drugsgebruik en effecten in het verkeer geen deel hebben uitgemaakt bij de afweging van de regering tot het overgaan van maatregelen?

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de handhaving. Dit wetsvoorstel introduceert de bevoegdheid voor opsporingsambtenaren om bestuurders die onder invloed van drugs zijn te bevelen speeksel af te staan door middel van een zogenaamde speekseltester. Uit de memorie van toelichting kunnen de leden niet helemaal duidelijk opmaken voor welke speekseltester er precies is gekozen. Begrijpen deze leden het goed dat de definitieve keuze voor het type speekseltester nog gemaakt moet worden? Zo niet, hoe zit dit dan wel? Zo ja, wanneer verwacht de regering de definitieve keuze te maken en op basis van welke criteria wordt deze keuze gemaakt? Welke eisen stelt de regering bijvoorbeeld aan de betrouwbaarheid, welke foutmarge is voor de regering nog acceptabel?

Hoewel de speekseltester alleen zal worden ingezet als voorselectiemiddel, achten de leden van de SP-fractie het van groot belang dat de speekseltester voldoende betrouwbaar is. Hier is veel onderzoek naar verricht. In het verleden was de conclusie dat nog geen enkele speekseltester voldoende betrouwbaar zou zijn, is dat volgens de regering inmiddels wel het geval? Kan de regering dit toelichten?

Ondermeer de Raad voor de rechtspraak wijst erop dat de efficiëntie van de test kwestieus is en er aanzienlijke foutmarges zijn. Het betreft 16 procent vals-positieven en 19 procent vals-negatieven. Dat zijn zorgwekkende cijfers. Hoe beoordeelt de regering dit? Welke foutmarge is voor de regering acceptabel?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat moet voorkomen dat teveel burgers ten onrechte aan het ingrijpende dwangmiddel van de bloedafname worden onderworpen, een te hoog aantal vals-positieven is dus bezwaarlijk. Aan de andere kant moet het wetsvoorstel na inwerkingtreding wel gehandhaafd kunnen worden, dus een te hoog aantal bestuurders dat ten onrechte vrijuit gaat is ook een slechte zaak. Welke initiatieven neemt de regering nu om de betrouwbaarheid van de speekseltester te bevorderen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering aangeeft dat niet wetenschappelijk is aan te tonen dat gecombineerd gebruik van stoffen die onder de grenswaarden blijven nadelige effecten op de rijvaardigheid heeft. Kan de regering aangeven waarom dit niet wetenschappelijk aan te tonen is? Is of wordt hier wel onderzoek naar gedaan? Geldt bij lagere hoeveelheden dan niet het uitgangspunt dat gecombineerd gebruik een sterke negatieve invloed heeft op de rijvaardigheid? Hoe kijkt de regering dan aan tegen het recente Europese onderzoek DRUID waaruit blijkt dat gecombineerd drugsgebruik met een andere drug of met alcohol de kans op een ernstig ongeval tot wel 200 keer vergroot?

Handhaving van het verbod

De leden van de SGP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat niet de verwachting bestaat dat de politie de huidige handhavingspraktijk drastisch zal veranderen. Deze leden vragen daarom of de regering ook actief gaat bevorderen dat er gecontroleerd wordt op drugsgebruik in plaats van primair op alcoholgebruik. Wordt de aanpak in Twente ook elders overgenomen?

5. Financiële en organisatorische consequenties

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er is gekozen voor een maximum bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 5200 bloedmonsters per jaar? Is dat een strikt financiële beperking of zijn er ook andere capaciteitsproblemen?

Bij nieuwe wet- en regelgeving is de eerste aanpak essentieel. Zou het dan ook niet beter zijn direct voldoende capaciteit beschikbaar te hebben waarna op basis van de eerste ervaringen en evaluatie kan worden bepaald wat de noodzakelijke capaciteit is?

Is het denkbaar om bij het onderzoek van bloedmonsters naast het NFI ook de overige aanbieders op forensisch gebied te betrekken zodat wellicht meer onderzoeken kunnen plaatsvinden tegen dezelfde kosten?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de handhaving van dit wetsvoorstel binnen de bestaande politiesterkte moet plaatsvinden. Dat kan naar de mening van deze leden niets anders betekenen dat dit een extra belasting van het bestaande politieapparaat met zich meebrengt. Waarom heeft de regering niet besloten om extra capaciteit voor de handhaving van dit wetsvoorstel in te zetten? Acht de regering het voorkomen van verkeersdoden een geringere prioriteit dan het voorkomen van dierenleed, waarvoor wel extra capaciteit wordt vrijgemaakt?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de invoering van dit wetsvoorstel financiële lasten met zich meebrengt. Als deze leden het goed begrijpen zal dit bedrag jaarlijks rond de 4 miljoen euro bedragen. Klopt dit bedrag? Zo ja, krijgen de politie, rechters, NFI en andere extra budget voor de handhaving van deze wet? Zo nee, wat is het bedrag dan wel?

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er maximaal 100 bloedanalyses per week afgenomen worden. Hierdoor wordt in de praktijk weliswaar de opsporing uitgebreid, maar ontstaat ook de mogelijke, zeer ongewenste situatie, dat bij een groot aantal negatieve tests er onvoldoende capaciteit is. Kan de regering garanderen dat elke bestuurder die gepakt wordt, ook daadwerkelijk onderworpen zal worden aan een bloedtest?

De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de financiële en organisatorische consequenties. In de toelichting zijn diverse scenario’s opgenomen qua intensiteit van het gebruik van dit nieuwe controlemiddel en de politiecapaciteit die daarvoor nodig is. Hoe flexibel is nu de gemaakte keuze en het gekozen scenario van maximaal 100 bloedanalyses per week bij het NFI? Kan hier nog voldoende ingespeeld worden op veranderende omstandigheden?

Meer principieel stellen deze leden de vraag wat hier nu leidend is voor deze gemaakte keuze. Is nu het (tekort aan?) geld bij NFI en politie leidend? Of is de noodzaak van controle op drugsgebruik in het verkeer en het belang van de verkeersveiligheid leidend?

De leden van de SP-fractie constateren dat de handhaving van dit wetsvoorstel binnen de bestaande politiesterkte zal plaatsvinden. Graag vernemen zij ten koste van welke andere politietaken dit dan zal gaan.

6. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onder A

De leden van de PVV-fractie lezen dat in het onderhavige wetsvoorstel de Wegenverkeerswet wordt uitgebreid met een extra lid in artikel 8. Dit nieuwe, vijfde, lid maakt een afzonderlijke strafbaarstelling voor rijden onder invloed van drugs mogelijk, in analogie met artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet, te weten rijden onder invloed van alcohol. De genuttigde hoeveelheid alcohol per glas is controleerbaar op het percentage, bij drugs ligt dit heel anders. Is de vergelijking met alcohol een handige vergelijking? Deze normering is volgens de leden van de PVV-fractie niet één op één vergelijkbaar met alcohol. Zijn alcohol en drugs niet twee totaal verschillende entiteiten?

De leden van de CDA-fractie merken op dat nu in de wet nadere bepalingen worden opgenomen voor het drugsgebruik in het verkeer. Het lijkt deze leden ook consequent en noodzakelijk een gelijke lijn te trekken, analoog aan alcohol, voor de luchtvaart en scheepvaart. Is de regering bereidt hiertoe over te gaan, in overeenstemming met onder andere het advies van het College van Procureurs-generaal en de Raad van Korpschefs?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering in het wetsvoorstel niet wil verwijzen naar de lijsten uit de Opiumwet, omdat bepaalde stoffen daar niet op staan, terwijl ze wel in de amvb opgenomen moeten kunnen worden. Deze leden vragen of er niet toch een verband met de Opiumwet gelegd moet worden. Waarom zou een stof die in de amvb opgenomen wordt, niet tevens onderdeel uit dienen te maken van één van de lijsten uit de Opiumwet?

Ook vragen deze leden zich af waarop de stelling van de regering is gebaseerd dat niet alle stoffen die op de lijsten van de Opiumwet staan, ook in het verkeer gebruikt worden. Zou van het niet opnemen in de amvb niet het signaal uitgaan dat de stof die weliswaar op grond van de Opiumwet niet is toegestaan, toch niet zo gevaarlijk is?

De voorzitter van de commissie,

De Roon

Adjunct-griffier van de commissie,

Hessing-Puts