Gepubliceerd: 3 oktober 2011
Indiener(s): Jan van Bochove (SGP)
Onderwerpen: onderwijs en wetenschap organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32857-6.html
ID: 32857-6

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 3 oktober 2011

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

I

ALGEMEEN

1

     

1.

Inleiding

1

2.

Registratie als onderdeel van het veiligheidsbeleid

3

3.

Huidige situatie veiligheid in en rond scholen

6

4.

Definities van incidenten

7

5.

College bescherming persoonsgegevens

8

6.

Administratieve lasten

8

7.

Al bestaande wettelijke verplichtingen veiligheid

9

8.

Overleg

9

9.

Caribisch Nederland

9

     

II

ARTIKELSGEWIJS

9

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Genoemde leden onderschrijven de doelstelling van het wetsvoorstel, met dien verstande dat het registeren van incidenten ook daadwerkelijk ten goede moet komen aan het veiligheidsbeleid op school. De genoemde leden zien aanleiding tot het stellen enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hechten eraan dat scholen plaatsen zijn die leerlingen een veilige leeromgeving bieden. Zodra de veiligheid op een school in het geding is, komt ook het leerproces in gevaar. Fysiek geweld, pesten, diefstal, vernieling en bedreigingen zijn geen zaken waarbij de school mag wegkijken, maar waarbij de school moet optreden. Toch hebben de leden enige vragen bij het wetsvoorstel.

De leden van de PVV-fractie onderschrijven de doelstellingen die aan het wetsvoorstel ten grondslag liggen. Het is een goede zaak scholen een hulpmiddel te bieden om te komen tot een goed functionerend veiligheidsbeleid. Bovendien delen deze leden de behoefte om op landelijk niveau inzicht te hebben in de mate en de soort van incidenten die zich op scholen voordoen.

De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van het wetsvoorstel om te komen tot een wettelijke verankering van de registratie van incidenten. Sinds 2004 investeert de overheid jaarlijks negentig miljoen euro extra in de sociale veiligheid op scholen voor primair en secundair onderwijs. De leden van de genoemde fractie staan honderd procent achter het beleid om zowel preventief als curatief aandacht te besteden aan sociale veiligheid en om repressieve en ondersteunende veiligheidsmaatregelen te treffen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Veiligheid op scholen is van groot belang voor het onderwijsklimaat, zo vinden zij. De leden weten niet zeker of een verplichte registratie van incidenten, zoals beschreven in het wetsvoorstel, een garantie is op meer veiligheid op scholen. Het opschrijven van problemen is nog geen oplossing voor deze problemen, zo stellen deze leden.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijzigingen van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de registratie van incidenten. De leden streven naar een veilige schoolomgeving waarin leraren en leerlingen optimaal kunnen lesgeven, leren en ontwikkelen. Deze leden willen daarnaast de administratieve lasten van wet- en regelgeving voor het onderwijs minimaliseren. Daarvoor is het noodzakelijk alleen wet- en regelgeving door te voeren als deze bijdragen aan het oplossen van een probleem, zo menen zij.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de registratie van incidenten. De leden vinden het van groot belang dat scholen goed veiligheidsbeleid voeren, maar stellen vragen over de noodzaak van een wettelijke plicht tot registratie van incidenten.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden constateren dat de regering met dit wetsvoorstel twee vliegen in één klap wil slaan. Zowel de veiligheid op scholen als de behoefte aan inzicht in de veiligheid op landelijk niveau moeten verbeteren. Deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de randvoorwaarden voor een adequaat veiligheidsbeleid op scholen het af hebben moeten leggen tegen het veiligheidsgevoel op landelijk niveau.

2. Registratie als onderdeel van het veiligheidsbeleid

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering met dit wetsvoorstel een landelijk beeld beoogt te verkrijgen van de mate waarin incidenten zich voordoen en de ontwikkelingen daarin. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat uit pilots blijkt dat incidentenregistratie de mogelijkheid biedt om zeer gerichte, locatiegebonden en op de eigen schoolcultuur geënte maatregelen te nemen. Graag vernemen de leden waarom, gezien de functie van incidentenregistratie, een landelijk beeld noodzakelijk is en of dit niet een onevenredige extra werkdruk oplevert voor de Inspectie van het Onderwijs. Voorts vernemen de genoemde leden graag waarom een landelijk systeem met landelijk uniforme criteria noodzakelijk is. De registratie van incidenten is, zoals gezegd, namelijk vooral bedoeld voor scholen zelf. Kan, zo vragen genoemde leden, de Inspectie van het Onderwijs niet toezien op de nu reeds door scholen geregistreerde incidenten? De regering heeft de Kamer in de voortgangsbrief sociale veiligheid op scholen d.d. 28 februari 2011 gemeld2 dat de meeste scholen incidenten registeren, bijvoorbeeld in het leerlingendossier. Voorts blijkt uit de brochure «Ontwikkeling van sociale veiligheid in en rond scholen 2006–2010»3 van het Instituut voor Toegepaste Sociologie (ITS) dat 84% van de leidinggevenden in het primair onderwijs en 97% van de leidinggevenden in het voortgezet onderwijs aangeven dat incidenten digitaal geregistreerd worden.

De Algemene Onderwijsbond stelt in een brief aan de Kamer dat zij signalen ontvangt dat werkgevers in het onderwijs geneigd zijn incidenten die gepaard gaan met agressie en/of geweld niet te registeren en in de doofpot te stoppen. Ontvangt de regering deze signalen ook en hoe kijkt de regering aan tegen een eventuele verplichte periodieke verstrekking van informatie omtrent incidenten door het schoolbestuur aan de medezeggenschapsraad en ondernemingsraad, zo vragen de leden voornoemde fractie.

Het was in 2008 dat de leden van de PvdA-fractie bepleitten dat er een meldings- en registratieplicht van ernstige incidenten zou komen en dat deze periodiek zou worden besproken met de medezeggenschapsraad. De aanleiding daartoe was dat zich meerdere incidenten op scholen voordeden waarbij leerlingen geweld gebruikten, en dat deze incidenten werden ontkend in plaats van aangepakt. Destijds hebben de leden van deze fractie gezegd: «we moeten ook dit soort zaken registreren, zodat de Inspectie voor het Onderwijs beter zicht heeft op wat zich allemaal afspeelt in scholen, zodat leerlingen en ouders beter weten waar ze aan toe zijn als het gaat om de veiligheid van een school.» Scholen gaven uit zichzelf dat inzicht niet, omdat ze bang waren dat zoiets ten koste zou gaan van hun imago. Inmiddels wordt met het onderhavige wetsvoorstel incidentenregistratie verplicht. De leden realiseren zich ondertussen dat er een extra bureaucratie dreigt te ontstaan voor scholen die in totaal € 325 000 moet gaan kosten.

Voor de leden van deze fractie is incidentenregistratie een middel en geen doel op zich. De leden wilden zo’n registratie omdat zij openheid wilden. Teveel scholen verstopten de problemen uit angst voor imagoschade in plaats van ze echt aan te pakken. Inmiddels is de gewenste openheid er gekomen. Alle scholen hebben nu een beleid gericht op veiligheid. De Inspectie voor het Onderwijs heeft het thema «schoolklimaat» op haar prioriteitenlijstje staan en reageert op signalen. De leden zijn bereid te overwegen of de verplichte melding van alle incidenten zou kunnen worden afgeblazen. Kan de regering toelichten hoe vaak het nog voorkomt dat scholen (ernstige) incidenten verhullen of bagatelliseren? Wat doet de Inspectie voor het Onderwijs als zulke incidenten achteraf toch aan het licht komen, zo vragen de leden van deze fractie.

De leden van de CDA-fractie realiseren zich dat met het registreren als zodanig, de veiligheid niet wordt verbeterd. Tegelijkertijd zien deze leden ook dat het bevorderen van veiligheid alleen kan op basis van adequate informatie. Het registreren van incidenten hoort daar naar de mening van deze leden bij.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het beleid en de uitvoering daarvan ligt bij het bevoegd gezag. In de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel geeft de regering aan, dat het van belang is dat het bevoegd gezag over het veiligheidsbeleid en over eventuele incidenten het gesprek aan moet gaan met medezeggenschapsraad of ondernemingsraad, Inspectie voor het Onderwijs, politie en gemeente. Voorts geeft de regering aan dat wanneer er sprake is van een strafbaar feit, er aangifte gedaan kan worden. De leden vragen of het geen beleid dient te zijn op scholen dat in geval van een strafbaar feit er altijd aangifte gedaan wordt. Daarnaast vragen deze leden waar het onderwijspersoneel terecht kan als de school incidenten niet serieus neemt. Wat vindt de regering van het idee van de Algemene Onderwijsbond om een landelijke ombudsman in te stellen waar onderwijspersoneel terecht kan? Kan een algemene klachtenlijn analoog aan de klachtenlijn in het mbo volstaan?

De gegevens van de incidentregistratie blijven eigendom van het bevoegd gezag. De gegevens zijn niet zomaar voor iedereen openbaar, zo schrijft de regering. De leden vragen of het niet beleid zou moeten zijn om juist de resultaten van de incidentregistratie ook via bijvoorbeeld Vensters voor Verantwoording openbaar te maken. Is de regering het met genoemde leden eens dat met een dergelijke openbaarmaking er een betere verantwoording kan plaatsvinden? Daarnaast vragen deze leden of de regering het met genoemde leden eens is dat er pas een goed beeld van de veiligheidssituatie op een school ontstaat als naast het incident ook de afhandeling van dit incident geregistreerd wordt. Deze leden vragen daarom of het niet beter is als naast de registratie van incidenten ook de afhandeling van deze incidenten geregistreerd wordt.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre scholen verplicht zijn om aangifte te doen wanneer zij een strafbaar feit binnen hun organisatie opmerken of vermoeden. Zou het wetsvoorstel uitgebreid kunnen worden met de verplichting voor de schoolleiding om aangifte te doen voor het slachtoffer wanneer het gaat om strafbare feiten tegen eigen personeel of leerlingen? Het bevoegd gezag wordt verantwoordelijk voor het registreren van incidenten. Op sommige scholen heerst dankzij datzelfde bevoegd gezag een doofpotcultuur. Bij welke andere instanties binnen een school dan het bevoegd gezag zou de verantwoordelijkheid voor registratie neergelegd kunnen worden? Is mogelijk om docenten ook de mogelijkheid te bieden om incidenten te registreren? In eerdere overleggen is gewisseld dat docenten soms onder druk van leidinggevenden geen aangifte doen van strafbare feiten bijvoorbeeld door leerlingen. In hoeverre wordt dit probleem opgelost met dit wetsvoorstel? Deelt de regering de mening dat de schoolleiding na een incident pal achter het personeel moet staan en dat een incident daarom niet moet terugslaan op personeel? Is het uitgesloten dat door verplichte registratie incidenten sneller in een personeelsdossier terecht komen, zo vragen deze leden.

Volgens onderzoek van EenVandaag4 zegt 36% van de leraren dat scholen geen actie ondernemen en dat de incidenten dus in de doofpot verdwijnen. In hoeverre is het voor scholen mogelijk om incidenten die eigenlijk gemeld moeten worden, niet te melden? Wat is de consequentie voor een school wanneer deze een incident niet registreert? Verschilt deze consequentie nog voor verschillende incidenten? Hoe hard wordt de definiëring van incidenten? Nu bagatelliseren scholen soms incidenten, terwijl die voor een leraar erg ingrijpend zijn. De Inspectie voor het Onderwijs zal kijken naar scholen met veel meldingen. Een school zal hierdoor niet geneigd zijn om ieder incident te melden, uit vrees voor een slechte beoordeling.

De regering stelt dat «verwacht mag worden dat scholen een vervolg geven aan de feiten die zijn geregistreerd». In hoeverre worden scholen verplicht dit te doen, zo vernemen deze leden graag van de regering. Wanneer het personeel onvoldoende op de hoogte is van de verplichte registratie van incidenten, zal de registratie onvolledig blijven. Hoe wordt de verplichte registratie bekend gemaakt onder docenten? Wat gebeurt er wanneer er onenigheid is of een incident wel of niet geregistreerd moet worden? Kan een docent registratie van een incident afdwingen? Hoe gaat dat in zijn werk, zo vragen de leden.

De leden willen weten wat de regering vindt van het voorstel van de Algemene Onderwijsbond om ombudsman in te stellen voor leraren. Die zou moeten toetsen of het bij hem gemelde incident ook wordt geregistreerd en de mogelijkheid moeten krijgen om sancties op te leggen. Op welke manier zou een dergelijke ombudsman in het leven kunnen worden geroepen, zo willen deze leden weten.

De leden van de D66-fractie vragen de regering welke bijdrage registratie van incidenten levert aan het verbeteren van de veiligheid op scholen. Is er wetenschappelijk onderzoek dat een wettelijke regeling van registreren van incidenten ondersteunt, zo willen deze leden weten.

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het belang van een goed veiligheidsbeleid op scholen. In de memorie van toelichting wordt melding gemaakt van het feit dat meer dan tachtig procent van de scholen werk maken van hun veiligheidsbeleid. Dit wordt gemeten in onder meer het Onderwijsverslag. Genoemde leden vragen daarom of wetgeving die registratie van incidenten verplicht daadwerkelijk bijdraagt aan het vormen van goed een veiligheidsbeleid op individuele scholen. Het doel is immers een goed veiligheidsbeleid, een goed registratiebeleid is hooguit een middel om dit doel te bereiken. Hoe verhouden doel en middel zich in deze wetgeving? Leidt deze extra bureaucratie niet juist verstorend op scholen die vanuit de eigen verantwoordelijkheid een goed veiligheidsbeleid voeren? De leden van deze fractie vragen bovendien waarom een wettelijke plicht noodzakelijk is voor het verkrijgen van inzicht over veiligheidsbeleid en incidenten, aangezien er al op verschillende manieren kan worden gemeten hoe de stand van zaken is. Waarin schiet de huidige monitoring tekort, vragen de leden van voornoemde fractie.

De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de aanname van de regering dat een sluitend registratiesysteem een belangrijke bijdrage levert aan de veiligheid. Hoe is deze aanname te rijmen met de probleemschets dat veel scholen wel registreren, maar dat er nog te weinig mee gebeurt. Deze leden maken hieruit op dat een registratiesysteem kennelijk niet vanzelfsprekend effect heeft.

De leden merken voorts op dat bij het opleggen van wettelijke verplichtingen getoetst moet worden of de ingreep met het oog op de zorg voor het onderwijs noodzakelijk is, waarbij vervolgens gezocht moet worden naar de minst vergaande ingreep op de vrijheid van scholen. Zij missen deze afweging in de toelichting. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid vragen zij de regering hier alsnog op in te gaan. Zij vragen of de regering onderkent dat, gezien de diversiteit tussen scholen, er veel scholen zij die zeer wel in staat zijn zonder verplicht registratiesysteem een adequaat veiligheidsbeleid te voeren. Bovendien vragen deze leden waarom uit de constatering dat het inzicht in veiligheid op scholen soms ontbreekt volgt dat er noodzakelijkerwijs een verplicht registratiesysteem moet komen.

De leden vragen of volgens de regering het bevredigen van een informatiebehoefte op landelijk geaggregeerd niveau voldoende legitimatie biedt om wettelijke verplichtingen op te leggen, indien blijkt dat het met de informatievergaring beoogde doel ook op minder belastende wijze door scholen bereikt kan worden. Graag ontvangen zij een juridische onderbouwing op dit punt. Zij vragen bij deze onderbouwing tevens de vergelijking te betrekken met het landelijke systeem voor verzuimmelding. Naar de mening van deze leden is bij de beoordeling van wettelijke verplichtingen van wezenlijk belang of de betreffende verplichting in directe zin de school ten goede komt. Zij merken op dat dit wel het geval is bij het systeem voor verzuimmelding, maar niet bij het voorgestelde registratiesysteem voor verzuimmelding. Immers, niet bij voorbaat kan worden gesteld dat data nodig en nuttig zijn voor individuele scholen, laat staan landelijk data. De leden vragen vervolgens waarom schoolbesturen naar de mening van de regering kennelijk niet anders dan met een registratiesysteem dat op landelijke criteria berust in staat zullen zijn een adequaat veiligheidsbeleid te voeren. Graag vernemen zij waarom dit registratiesysteem niet enkel een nuttig, maar zelfs een noodzakelijk hulpmiddel is om een adequaat veiligheidsbeleid te kunnen voeren. Deze leden vragen hoe het hulpgebaar van de regering opgevat moet worden, nu de sectororganisaties aangeven niet van dit middel gecharmeerd te zijn. Tot slot, verkrijgen deze leden graag een nadere onderbouwing waarom een gedegen periodieke peiling niet volstaat om de ontwikkeling van de veiligheid te in beeld brengen, terwijl dat op veel andere terreinen wel het geval is.

3. Huidige situatie veiligheid in en rond scholen

De leden van de PVV-fractie merken op dat er niet wordt gemeld of en hoe er gevolg zal worden gegeven aan de bevindingen uit de publicatie van het tweejaarlijks onderzoek. De leden vragen dan ook in welke vorm de regering de opgedane inzichten gevolg wil geven.

De leden van de CDA-fractie merken op dat, uit de memorie van toelichting, blijkt dat veel schoolorganisaties veiligheidsbeleid hebben ontwikkeld, maar dat er desalniettemin nog veel incidenten voor komen, zoals fysiek geweld, pesten, discriminatie, diefstal, vernieling en bedreigingen. Volstaat, zo vragen de leden van deze fractie, het registreren van incidenten om het aantal incidenten terug te dringen? En welke acties wil de regering ondernemen, willen zij weten.

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de huidige incidentenregistratie in leerlingenadministratie- en volgsystemen die al door scholen wordt gehanteerd. Waarom moeten scholen de huidige werkwijze van registratie aanpassen aan een uniforme eis, terwijl deze scholen vaak op eigen wijze een veilig schoolklimaat hebben gecreëerd? Is het niet beter om de kosten en inspanningen die gemoeid zijn met vervanging en aanpassing van systemen aan te wenden voor het veiligheidsbeleid van scholen zelf?

De leden vragen naar de huidige systemen die scholen hanteren voor leerlingenadministratie en volgsystemen. Is voldoende geborgd dat deze persoonsgegevens uit bestaande systemen op geen enkele manier openbaar worden?

De leden van de SGP-fractie vragen waarom juist een registratiesysteem wordt voorgesteld, nu blijkt dat een probleem bij uitstek is dat het veiligheidsbeleid te vaak een papieren tijger is. Waarom past deze oplossing bij de aard van het probleem, zo vragen zij.

4. Definities van incidenten

De leden van de VVD-fractie merken op dat het wetsvoorstel voorziet in een uitwerking van definities van verschillende incidenten in een Algemene maatregel van Bestuur (AmvB). Voorts wordt voorzien in een registratie van incidenten per categorie. De leden van deze fractie stellen dat hiermee een gevaarlijke bureaucratie kan worden opgetakeld en vragen de regering of naar aard en omvang landelijke definities noodzakelijk zijn en hoe deze bureaucratie kan worden voorkomen. Een grote zorg van de leden is dat het wetsvoorstel leidt tot het invullen van formulieren en afvinken van lijsten, maar dat het wetsvoorstel niet leidt tot meer veiligheid op school. In het huidige wetsvoorstel behoeft fysiek geweld louter als incident geregistreerd te worden indien wapens zijn gebruikt en/of letsel is ontstaan. Waarom heeft de regering gekozen om, zo vragen de leden, fysiek geweld zonder letsel niet in het wetsvoorstel op te nemen?

In zijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 26 september 2011 stelt de VO-Raad5 dat bij definiëring van incidenten in het wetsvoorstel geen rekening is gehouden met reeds verplichte ongevallenregistratie en de daar bij geldende regels. De leden verzoeken regering om een reactie te geven op bovengenoemde stelling van de VO-Raad.

De leden van de PVV-fractie vragen of er naast de definities een landelijk format ontwikkeld is of zal worden ontwikkeld, waarin de gegevens verwerkt kunnen worden. Indien dit het geval is, vragen de leden of er een verplichting zal gelden om dit format te gebruiken. De leden vragen tevens of de pilot voldoende representatief is om landelijk geïmplementeerd te worden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat voor het goed registreren van incidenten een eenduidige opvatting nodig is over de te registreren incidenten. Via ITS is onderzoek gedaan naar een dergelijk systeem. De ervaringen lijken goed te zijn. Overweegt de regering een evaluatieperiode toe te passen om te bezien of het systeem als zodanig werkbaar is in de praktijk, zo vragen de leden. Waarom heeft de regering er vooralsnog van afgezien een evaluatie van de wet voor te stellen? Daarnaast vragen deze leden waarom er alleen een verplichting is voor het registreren van fysiek geweld, als er daarbij daadwerkelijk sprake is van letsel. Waarom kiest de regering niet voor de definitie van agressie en geweld, zoals die binnen het programma Veilige Publieke Taak gehanteerd wordt?

De leden vragen of de AMvB met de definities voorgehangen wordt. Daarnaast vragen deze leden of er een evaluatiemoment opgenomen wordt in de wet.

De leden van de SP-fractie merken op dat het lastig is de uitwerking van het wetsvoorstel goed in beeld te krijgen, aangezien er nog geen definities liggen van incidenten. Deze worden door het ITS ontwikkeld. Is het mogelijk deze definities te ontvangen alvorens dit wetsvoorstel wordt behandeld in de Tweede Kamer, zo willen deze leden weten.

De leden van de D66-fractie willen graag weten waarom de regering ervoor kiest alleen incidenten met (fysiek) letsel verplicht te registreren. De Algemene Onderwijsbond wijst er, volgens deze leden, terecht op dat ook fysiek geweld zonder letsel grote impact kan hebben op leraren en leerlingen. De leden merken daarnaast op dat de regering niet ingaat op het registreren van incidenten waarbij sprake is van discriminatie van homoseksuelen. Kan de regering aangeven hoe zij hiermee om wil gaan, zo vragen de leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de mogelijkheden voor onderwijspersoneel, die slachtoffer zijn van fysiek geweld, indien de werkgever in gebreke blijft in het treffen van maatregelen.

5. College bescherming persoonsgegevens

De leden van de SP-fractie wijzen er op dat het wetsvoorstel een anonieme registratie betreft. Het staat scholen vrij om persoonsgegevens te koppelen aan de registratie van incidenten. Zij moeten zich dan houden aan de Wet bescherming persoonsgegevens (Wpb). Het is aannemelijk dat er scholen zijn die dit willen en zullen doen. Waarom zijn hier geen regels voor opgesteld binnen dit wetsvoorstel? Kan vanuit de pilots worden aangegeven wat de verwachting is hoeveel scholen toch persoonsgegevens zullen gebruiken bij de registratie van incidenten? Verschilt dit per onderwijssoort, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie vragen of scholen voldoende bekend zijn met de Wbp. Is de regering van mening dat scholen meer informatie nodig hebben over de werking van de Wbp? Wie controleert of scholen meer registreren dan verplicht is en of zij zich daarbij aan de regels van de Wbp houden, zo vragen de leden van voornoemde fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het voor scholen voldoende duidelijk is dat er geen plicht is voor het verwerken van persoonsgegevens. Zij vragen bovendien hoe het ontbreken van de wettelijke grondslag om persoonsgegevens te verwerken zich verhoudt tot de memorie van toelichting, waarin wordt gemeld dat verwerking van persoonsgegevens wel mogelijk is. Acht de regering, ook in het licht van het advies van het College Bescherming Persoonsgegevens, het wenselijk dat persoonsgegevens worden verwerkt?

6. Administratieve lasten

De leden van de PVV-fractie hebben signalen uit het veld ontvangen dat men zich zorgen maakt over de regeldruk die het wetsvoorstel met zich zal meebrengen, vooral voor de leraar als belangrijkste betrokkene. De leden vragen of de regering deze signalen ook heeft ontvangen en hoe zij deze beoordeelt.

De leden van de D66-fractie zijn nog niet overtuigd van de noodzaak van een wettelijke regeling. Heel veel kleine administratieve lasten tellen uiteindelijk op tot veel administratieve lasten. Zij willen de regering vragen toe te lichten welk probleem zij met dit wetsvoorstel beoogt op te lossen. Welke alternatieve mogelijkheden om dat probleem op te lossen heeft de regering overwogen? Kan de regering aangeven welke effecten het initiatief van de VO-Raad – om de registratie van incidenten op scholen te verbeteren – heeft en in hoeverre hiermee tegemoet wordt gekomen aan wat de wetswijziging beoogt?

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op het belang van het terugdringen van regelgeving en administratieve lasten voor scholen. Beschouwt de regering het veiligheidsbeleid op school als verantwoordelijkheid van scholen zelf? Welke toegevoegde waarde heeft voorliggend wetsvoorstel in het versterken van de eigen verantwoordelijkheid van scholen, zo vragen de leden van deze fractie.

7. Al bestaande wettelijke verplichtingen veiligheid

De leden van de CDA-fractie willen weten of het beoogde registratiesysteem ook ingevoerd zou kunnen worden op basis van reeds bestaande wettelijke regelingen betreffende veiligheid.

8. Overleg

De leden van de VVD-fractie merken op dat in de memorie van toelichting staat dat de onderwijsorganisaties voorstander zijn van incidentenregistratie, maar niet van een wettelijke verplichting. Waarom kiest de regering desniettegenstaande voor een wettelijke verplichting, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de VO-Raad, blijkens zijn brief d.d. 26 september jl., niet verwacht dat de veiligheid op school door de verplichting tot registreren zal verbeteren. Het wetsvoorstel houdt te weinig rekening met de bestaande praktijk en huidige wetgeving. Tevens is de VO-Raad van mening dat voor een landelijke beeld kan worden volstaan met een tweejaarlijks onderzoek, hetgeen al wordt uitgevoerd. De conclusie van de VO-Raad met betrekking tot dit wetsvoorstel luidt dan ook dat het averechts werkt en overbodig is. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering kennis te nemen van deze brief en om een inhoudelijke reactie te geven op bovengenoemde punten.

Is de regering ook bij de scholierenorganisatie LAKS nagegaan of deze de nut en noodzaak ziet van een wettelijk verplichte incidentenregistratie? Zo ja, wat was de reactie? Kan de regering nader specificeren hoe een verplichte incidentenregistratie recht doet aan haar streven om het veiligheidsbeleid in de dagelijkse praktijk echt gestalte te laten krijgen in plaats van dat het «een papieren tijger» blijft, zoals volgens haarzelf nog te vaak het geval is?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de onderwijsorganisaties een voorkeur hebben uitgesproken voor een vrijwillig systeem van registreren in plaats van een wettelijke verplichting. Uit de memorie van toelichting is het, naar de mening van de onderwijsorganisaties, niet duidelijk geworden op welke wijze de wenselijke gegevens geaccumuleerd kunnen worden. Hebben de onderwijsorganisaties daarvoor alternatieven aangedragen, zo vragen de leden.

9. Caribisch Nederland

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot het veiligheidsbeleid op scholen in Caribisch Nederland. Op welke manier is het veiligheidsbeleid op scholen op dit moment georganiseerd, zo willen zij weten.

II ARTIKELSGEWIJS

De leden van de SGP-fractie vragen waarom in het vierde lid van artikel 16a (Register van incidenten) moet worden opgenomen dat een nadere uitwerking van de genoemde incidenten kan worden bepaald. Deze leden vragen waarom de genoemde classificatie van incidenten niet volstaat.

Voorzitter van de commissie,

Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve