Kamerstuk 32852-32

Verslag van een algemeen overleg

Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Gepubliceerd: 14 september 2016
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32852-32.html
ID: 32852-32

Nr. 32 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 september 2016

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 6 juli 2016 overleg gevoerd met mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17 mei 2016 inzake de reactie op het verzoek van het lid Gesthuizen, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 20 april 2016, over het bericht «Veel kledingmerken nog weinig duurzaam» (Kamerstuk 33 625, nr. 218);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 juni 2016 inzake de Europese Verordening op het gebied van conflictmineralen (Kamerstuk 32 852, nr. 31);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 juni 2016 inzake het verslag van de Asian Living Wage Conference en de actuele inspanningen voor leefbaar loon (Kamerstuk 32 735, nr. 153).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Westerhoff

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Gesthuizen, Grashoff, Van Laar, De Roon, Sjoerdsma, Teeven en Voordewind,

en mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 16.06 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, we gaan beginnen met het overleg van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het onderwerp textiel en conflictmaterialen. Ik heet de Minister van harte welkom. Ik zie aan de kant van de Kamer zes woordvoerders. We hebben de tijd tot 18.00 uur; dat is dus iets minder dan twee uur. Ik stel een spreektijd van vier minuten per fractie en één interruptie in deze termijn voor. Ik merk op dat de heer Grashoff over ongeveer drie kwartier een belangrijke andere verplichting heeft waar hij naartoe zal gaan. De heer Sjoerdsma geeft aan dat dit voor hem ook geldt.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. De Kamer gooit de plenaire agenda om zodat we ineens om 17.00 uur de Voorjaarsnota moeten bespreken. Het is niet anders.

Vandaag gaat het om gewone producten die in Nederland op de markt zijn en soms bijdragen aan mensonterende toestanden elders in de wereld. Daar moet paal en perk aan gesteld worden. Het is goed dat de Minister het initiatief hiervoor neemt. Dat waarderen we zeer. Overigens kiest zij deels voor een regelgevingsstrategie en deels voor een convenantenstrategie. GroenLinks is nooit zo'n fan van convenantenstrategieën. Meestal staan die borg voor heel veel praten. Na jarenlang relatief weinig effect komt men dan tot de conclusie dat het convenant vervangen moet worden door een nieuw convenant. En zo modderen we door. We zijn blij dat er ten aanzien van de conflictmaterialen sprake is van een iets degelijkere basis en dat op basis van een EU-richtlijn mogelijkerwijs een wat steviger beleid opgezet kan worden. Kan dat goede voorbeeld ook op textiel, het andere onderwerp, toegepast worden, om ook daarvoor de koers uit te zetten om op Europese schaal tot een vergelijkbare richtlijn te komen?

Voor de 3TG (tin, tungsten, tantalum en goud) komt er een richtlijn. Daar is onder het Nederlands voorzitterschap hard aan gewerkt. Dat is goed, maar er ligt alleen nog maar een kader voor deze richtlijn. De brief van de Minister levert een zodanig aantal vragen op dat we ons kunnen voorstellen dat er nog een procesje achteraan komt eer het tot een daadwerkelijke richtlijn komt. Ik klink misschien een tikje cynisch, maar we weten hoe het gaat met de richtlijnen van de EU: het ambitieniveau ligt op een bepaald punt en geleidelijk aan wordt daarvan in het proces iets afgepulkt, dan door de ene lidstaat op punt A, dan door de andere lidstaat op punt B. Wat blijft er uiteindelijk over? Hoe schat de Minister de kans dat er een serieuze, stevige richtlijn komt die daadwerkelijk iets verandert aan de werkelijkheid, anders dan dat er heel veel vergaderuren in zitten? Als die richtlijn er komt, moet die een aantal bindende regels en ook sancties bevatten. Wat gebeurt er als men zich er niet aan houdt? Dat lijkt vanzelfsprekend, maar sancties blijken er in de praktijk niet altijd te zijn. Kan de Minister zich daarvoor inzetten? Zij kan per saldo het nodige doen nu zij geen voorzitter meer is op dit vlak. En de Minister is nog niet weg.

Due diligence is een belangrijk uitgangspunt, een soort onderzoeksverplichting. Het is bijzonder dat aan die onderzoeksverplichting een transitieperiode vooraf lijkt te worden gekoppeld, terwijl naar onze indruk de essentie van een due diligence-aanpak is dat die direct van start gaat omdat die nu eenmaal het proces van onderzoeken, rapporteren en verantwoorden in werking stelt. Waarom een overgangsperiode? Kan het niet per direct? Per saldo zit die overgangsperiode al in de aanpak gebakken.

De richtlijn lijkt zich te beperken tot de import van ruwe materialen. Klopt dit? Wat betekent dit ten opzichte van het totaalvolume? De Minister schrijft dat een groot deel van de import eronder zal vallen, maar als het overgrote deel verwerkt zit in halffabricaten en eindproducten kan het een heel klein percentage betreffen. We hebben ergens in de commentaren gelezen dat het weleens zo kan zijn dat 99% dan niet onder de richtlijn valt en dan worden we wel erg cynisch. Ik wil graag dat de Minister op dit punt ingaat. Klopt het en hoe zit het als het niet klopt? De richtlijn betreft nog maar vier materialen. Er zijn er veel meer. Die zijn in studie, ook bij de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Wordt de richtlijn zo ingericht dat de andere materialen in dezelfde systematiek kunnen worden toegevoegd?

Wat betreft textiel zitten we nog helemaal in het convenantengebeuren. Ik moet vaststellen dat het nog niet geweldig loopt, ondanks de moedige inspanningen van een aantal bedrijven. Rank a Brand stelde vast dat het nog niet zo heel erg duurzaam is. De Minister is wat optimistischer. Hoe komt dat? Waar zit het verschil precies in? Hoe kunnen we een weg inslaan die uiteindelijk naar echte resultaten leidt? Kan de Minister toezeggen dat als met dit convenant de doelstellingen niet gehaald worden, zij daadwerkelijk overgaat op wet- en regelgeving? Wil zij de Europese component in die afweging betrekken?

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. De Minister had een mooie week. Er is een convenant gesloten en er was veel feedback in de media. Ik was helaas in Georgië, anders was ik graag bij de ondertekening van het convenant aanwezig geweest. De Minister heeft in Nieuwsuur een duidelijke uitleg gegeven. Het is goed om te weten dat bedrijven die nauwelijks rapporteren over duurzaamheid en werkomstandigheden worden aangepakt zodat ze aan misstanden gaan werken. Dat dit vanuit de eigen sector gebeurt, is prima. De huidige situatie is positiever dan de cijfers doen geloven. Wij steunen de Minister in haar conclusie dat bedrijven nog te weinig rapporteren over de wijze waarop ze blijvend aan duurzaamheid en werkomstandigheden en de verbetering daarvan werken. Wij denken, anders dan mijn rechterbuurman, dat het gesloten textielconvenant daar een heel goede bijdrage aan kan leveren.

De heer Sjoerdsma (D66):

Vergeef mij dat ik niet meer alle vergaderingen van de commissie bijwoon, maar ik herinner me nog goed de eerste vergadering over de aanpak van de Minister op het gebied van textiel. De toenmalige collega van de heer Teeven, René Leegte, fakkelde toen dit plan van de Minister af. Sterker nog, hij zei dat dit plan is bedoeld om ons schuldgevoel af te kopen. Mag ik hieruit opmaken dat de VVD nu zegt: Minister, dit is de goede weg, wij hebben ons vergist?

De heer Teeven (VVD):

Nee. Ik heb het nagekeken. Tijdens het AO van 19 november jl. heeft een van de fractiegenoten van de heer Sjoerdsma dit ook ter sprake gebracht. Dat geeft niks; ik leg het graag nog een keer uit. Inderdaad heeft collega Leegte in 2013 harde woorden gesproken. Hij zei dat het convenant mosterd na de maaltijd was en dat het nooit wat zou worden. Ook voor de VVD-fractie geldt: nieuwe woordvoerder, nieuwe inzichten. We herkennen de Minister als een pragmatische Minister. Haar pragmatisme wordt door onze fractie buitengewoon gewaardeerd. Zij is een realpolitiker. Soms wordt zij een beetje weinig gekleurd door links, maar dat vinden we niet zo erg. Dus ja, ik herken het.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is natuurlijk uitermate verheugend, want ik kan mij herinneren dat de heer Teeven de Minister in eerste instantie «een hippie» noemde. Nu is het «realpolitiker». In dat opzicht is de VVD in mijn afwezigheid ten positieve veranderd. Ik kan de heer Teeven alleen maar complimenteren met zijn pragmatisme en zijn grote hart voor een constructieve ontwikkelingssamenwerking.

De heer Teeven (VVD):

Ik ben blij dat dit de heer Sjoerdsma is opgevallen. Dank daarvoor.

Voorzitter. Wij vragen ons af of het secretariaat in de beginfase niet te groot is. Hoe denkt de Minister dat het secretariaat van de textielsector gaat functioneren? Is het wellicht verstandig om de mogelijkheid van uitbreiding van het secretariaat achter de hand te hebben? Wat is de rol van de stuurgroep? Wie neemt daarin plaats en hoeveel fte's zijn dat? Wij benadrukken dat niet alle bedrijven goed zicht hebben op wat er gebeurt in de textielketen. Wij moeten hen in staat stellen om dat proces te overzien. Denkt de Minister dat dit voldoende gaat lukken? Is steekproefsgewijze controle een voldoende goed middel?

Hoe denkt de Minister de zienswijze van de consument te veranderen ten opzichte van de race to the bottom van de kledingprijzen? Is er een verbetering zichtbaar sinds het AO Textiel van november jl.? Hoe gaat de Minister om met de rol van het OM? We hebben daar de vorige keer bij het AO over maatschappelijk ondernemen over gesproken. Is het nog steeds de bedoeling dat het OM een rol gaat vervullen of is de Minister op haar schreden teruggekeerd?

Tot slot heb ik nog enkele woorden over de conflictgrondstoffen. Het steenkolenconvenant is naar de Kamer gestuurd. We hebben gezien dat een aantal zaken sinds 22 juni jl. op de website staat. Kan de Minister dat wat er op de website staat ook naar de Kamer sturen? Dat is handig. We complimenteren de Minister met wat zij heeft bereikt met de infoconvenanten. Het is goed om te zien dat Nederland nog altijd een voorloper is.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Zoals voorgaande sprekers al hebben gezegd, is het goed dat Nederland en de Minister proberen paal en perk te stellen aan de misstanden in de textielindustrie. Het textielconvenant is een eerste stap, maar de uitdaging is om te voorkomen dat het een praatpapier blijft. Dat is een ingewikkelde uitdaging. Hoe zorgen we ervoor dat er echt wordt geleverd? Hoe wordt dat geborgd? Hoe eerlijk is eerlijk? De Schone Kleren Campagne wordt niet ondertekend en dat baart mij zorgen. Hoe spoort de Minister aan tot extra maatregelen?

Ik kom op het klachtenmechanisme dat bij het AO Imvo (internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen) aan bod is geweest. Voor een effectief convenant is het belangrijk dat bedrijven verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Wie wat wanneer als klacht voor kan leggen en welke sancties daarop volgen, moet compleet helder zijn. Hoe ziet de Minister het voor zich dat een jonge vrouw zonder rechten, die dag en nacht werkt om haar kinderen in leven te houden, een klacht bij de SER (Sociaal-Economische Raad) indient? Kunnen ngo's (niet-gouvernementele organisaties) of journalisten op basis van eigen of breder onderzoek een klacht aanhangig maken als zij bijvoorbeeld constateren dat kleding van bedrijf X in een sweatshop wordt geproduceerd? In hoeverre is er budget beschikbaar om op locatie onderzoek te doen indien er een klacht is ingediend? Ten laste van wie komen die kosten?

Op het eerste gezicht hebben textiel en mineralen niet zo heel veel met elkaar te maken, maar ze zijn helaas met elkaar verbonden door uitbuiting en slechte arbeidsomstandigheden. Dat geldt ook voor de Colombiaanse bloedkolen. Ik herinner me de reis naar Colombia die de Minister met collega Vos en mijzelf maakte nog goed. De Minister stelde eerder dat DONG Energy, een Deens bedrijf, de inkoop heeft opgeschort wegens een verminderde vraag naar steenkool. Ik vind dat heel erg vreemd en volgens mij is het feitelijk niet juist. DONG stelde zelf dat het de inkoop heeft opgeschort omwille van de zorgen over de omstandigheden waaronder de kolen worden gewonnen. Waarom neemt de Minister in haar antwoord afstand van het instrument van tijdelijke opschorting? Is dit juist niet een heel effectief instrument om veranderingen teweeg te brengen, disengagement te voorkomen en toch druk te kunnen zetten? Waarom hebben we van de betrokken bedrijven tot op heden geen steenkolenconvenantplannen voor 2016 gezien? We zitten al in de zomer, halverwege 2016, en ik had eigenlijk de plannen voor 2017 al willen zien.

Tot slot kom ik bij de conflictmineralenverordening. Ik ben verheugd dat er na een Europese triloog eindelijk een akkoord ligt. Ik deel de opmerkingen van mijn collega van GroenLinks dat het ambitieniveau redelijk is, maar dat de vraag is hoe we ervoor zorgen dat dit niet verder wordt verlaagd. Ik heb een hele tijd geleden een motie ingediend over het toevoegen van additionele mineralen aan deze verordening. Hoe is dit vastgelegd en geregeld? Welke drempel wordt gehanteerd? Welk deel van de markt dekken we af dankzij deze verordening? Hoe voorkomen we het effect dat bedrijven die eronder vallen dan maar uitwijken door de productie verplaatsen naar landen die niet op de risicolijst staan?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met het eerste agendapunt: de reactie op het verzoek van de Kamer naar aanleiding van het bericht van 20 april 2016 met de titel «Veel kledingmerken nog weinig duurzaam». Dat is zogezegd de conclusies van Rank a Brand. Rank a Brand concludeerde dat Nederlandse kledingbedrijven nog te weinig rapporteren over wat ze doen aan duurzaamheid en arbeidsomstandigheden, maar zegt niet dat ze er onvoldoende aan doen. Na Rana Plaza is vooruitgang geboekt, maar niet genoeg. Verbetering van de fabrieksveiligheid loopt meer achter op het schema dan werd gehoopt door de internationale gemeenschap. De vraag is of de grote modemerken en -importeurs hun schuld hebben ingelost door het Bangladesh-akkoord te ondertekenen en of ze op dezelfde voet verder kunnen. Dat zou een heel slechte situatie zijn. Vorig jaar hadden we een soortgelijk algemeen overleg en toen had Benetton nog maar net, na heftige druk, een bijdrage geleverd aan het fonds voor Rana Plaza waar slachtoffers en nabestaanden uit gecompenseerd worden. Kan de Minister op dit punt een update geven?

Dan kom ik bij agendapunt 3: het verslag van de Asian Living Wage Conference en actuele inspanningen op het gebied van leefbaar loon. Nederland organiseerde die conferentie samen met Duitsland en Pakistan. Waren er ook Aziatische overheden aanwezig? De Minister schrijft dat er heel veel verschillende stakeholders aanwezig waren, maar of dat ook Aziatische overheden waren, wordt niet vermeld. Zij schrijft ook dat er een slotverklaring is opgesteld waarin werd ingegaan op het wat en waarom, en het hoe. Daarbij zijn verantwoordelijken in Europa en Azië aangewezen die de actieplannen om een leefbaar loon te realiseren, moeten opstellen. Dit is op zich heel positief, maar hebben ook Aziatische overheden zich hieraan gecommitteerd? Ik krijg dat graag een antwoord.

Het kledingconvenant is zeer belangrijk. We zijn van alle kanten geïnformeerd. Er zijn ngo's die heel positief zijn, maar er is ook een ngo die helemaal niet zo positief is en zegt dat het absoluut onvoldoende is. De Minister weet over welke ngo ik het heb. Ik vraag mij af in hoeverre het kledingconvenant de aanzuigende werking krijgt waarop iedereen hoopt. Als we het pessimistisch zien, dan zuiveren een aantal grote kapitaalkrachtige bedrijven die hun due diligence rond de Rana Plaza-ramp al op orde hadden, met dit convenant de naam van de gehele sector en hoeven de kleintjes niet meer mee te doen omdat de consument is gerustgesteld. Als we het positief bekijken, is het een flinke stap in de richting van afspraken over vakbondsrechten, veiligheid, kinderarbeid en leefbaar loon waarbij ngo's, producenten en importeurs met elkaar om tafel zaten en tot een oplossing kwamen. Aan de ene kant wil ik heel positief zien, maar aan de andere kant heeft een ngo in kritiek op de Schone Kleren Campagne gezegd dat zij hiervoor niet verantwoordelijk wil zijn. Zij ziet ervan af om mee te doen omdat er te weinig concrete afspraken zijn gemaakt over de vier aandachtsgebieden en zeker niet over leefbaar loon. De heer Grashoff zei het ook; het risico van de convenanten zit in het gevaar dat je heel erg lang blijft praten. In de bijna tien jaar dat ik in de Kamer zit, wordt er vooral heel erg lang gepraat en komen er iedere keer nieuwe plannen, maar wordt er relatief weinig veranderd. Hoe ziet de Minister dit? Zij zegt dat het convenant een beetje bijdraagt aan verbeteringen in de sector. Dan hoop ik dat dit kleine beetje afdwingbaar en controleerbaar is, ook voor ons.

Wat niet gezegd is, is dat diverse Europese landen al bezig zijn met verdergaande wetgeving die due diligence verplicht moet stellen. Kan de Minister op dit punt ingaan?

Ook van mijn zijde is er aandacht voor het thema steenkolen. PAX heeft een update gestuurd van het steenkolenconvenant. Ik begrijp dat de Kamer die nog van de Minister tegoed heeft en dat de informatie nog niet naar de Kamer is gestuurd. Het Deense bedrijf DONG heeft een tijdelijke stop op de inkoop van steenkool van het mijnbouwbedrijf Prodeco ingesteld, zoals de heer Sjoerdsma ook zei. Kan de Minister in antwoord op de vraag van de heer Sjoerdsma aangeven of dit te maken heeft met de nalatigheid van de bedrijven daar? Of is er een andere reden? Ons komt ter ore dat het Italiaanse Enel ook van plan is om dergelijke stappen te nemen. Ondanks het steenkolenconvenant lijken Nederlandse energiemaatschappijen nog geen stappen te zetten. De vraag is natuurlijk of de Minister iets ziet in disengagement en een actieplan om schade te verhelpen en te voorkomen. Ziet zij kans om met de energiebedrijven hierover het gesprek aan te gaan?

Tot slot: vorige week hadden we een algemeen overleg met Minister Kamp over marktwerking en mededinging. Ik heb toen gezegd dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) soms heel erg streng is als het gaat om duurzaamheidsafspraken en in sommige gevallen zegt dat er dusdanige afspraken zijn gemaakt dat zij in actie moet komen omdat anders de mededinging in het geding is. Ik heb Minister Kamp gevraagd of de ACM verrassingen voor de convenanten in petto heeft, om het maar zo te zeggen. Ik heb geen helder antwoord op die vraag gekregen. Ik wil graag van deze Minister, die verantwoordelijk is voor de convenanten, een antwoord op die vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik mocht er maandag bij zijn. Je kunt heel terughoudend of zorgelijk zijn, maar ik vond het mooi om te zien dat er zo veel bedrijven waren; er waren zelfs te weinig stoelen. Ik wil bij dezen de Minister feliciteren met het resultaat, want zij is de motor achter dit textielconvenant geweest. Dit is het eerste convenant dat gesloten is en 75, 76 merken, 55 bedrijven, hebben inmiddels getekend. Er heerste een optimistisch gevoel over het feit dat de bedrijven gezamenlijk één doel hadden, namelijk de arbeidsomstandigheden veiliger maken en kinderarbeid uitbannen. Dat wil ik gemarkeerd hebben.

De Minister zei op de bijeenkomst een aantal keren dat zij graag wil dat mensen met een gerust hart kleding kunnen kopen en dat we met dit convenant een grote stap vooruit zetten. Dat was natuurlijk de bedoeling van het kledingconvenant en het convenant is daarin een eerste stap. Het feit dat de bedrijven aan de gang gaan met due diligence oftewel de transparantie en het verbeteren van hun productieketens is het begin, maar mensen kunnen op dit moment nog niet met een gerust hart naar die bedrijven gaan met de wetenschap dat ze daar schone kleren kunnen kopen. De inzet is er, maar als je kijkt naar de branches die dit laatste echt kunnen garanderen, kom je uit bij een heel kleine sector – een niche zoals Katja Schuurman zei – en bij Floortje Dessing en voor chocola bij Tony Chocolonely, die zich daarin gespecialiseerd hebben.

Leefbaar loon is hierbij een belangrijk punt. We kopen in Nederland voor € 722 per jaar per persoon aan kleren. Dat is nogal wat. Er gaat heel veel geld om in de kledingmarkt. Dan moet een leefbaar loon toch kunnen? Er gaat op dit moment gemiddeld 0,6%, een kleine € 0,18, naar de kledingarbeider. Er is minimaal 1%, € 0,27, nodig om tot een leefbaar loon te komen. Die stap moeten we toch kunnen zetten? Het is jammer dat grote merken als Primark, H&M, Zara, Beststeller, waaronder onder andere Vero Moda en Jack & Jones vallen, en Scotch & Soda nog niet tekenen. Ik hoop oprecht dat deze bedrijven snel het convenant tekenen, hoewel er natuurlijk allemaal internationale bedrijven tussen zitten. We weten echter dat internationale branches nu ook al hebben meegetekend.

Papier is geduldig, maar het gaat om de uitvoering, het secretariaat, het toezicht. Hoe schat de Minister dit in? Er is sprake van vier fte en de Minister betaalt daaraan mee, maar het gaat om 75 merken met bedrijven all over the world, voornamelijk in Azië. Om daar een beetje toezicht op te houden, heb je mogelijk meer nodig dan die vier fte. Ik hoor rondzingen dat er wel 10 fte nodig zijn voor het secretariaat. Ze voeren nogal wat uit: ze moeten coördineren, plannen beoordelen, productielanden controleren, trainingen organiseren, et cetera, et cetera. Er komt veel bij kijken. De heer Teeven vroeg of er niet te veel wordt geïnvesteerd en of er niet wat aan reserve achtergehouden moet worden, maar ik hoop dat de Minister er vol ingaat. Uiteindelijk – daar heeft de Minister gelijk in – moet de financiering vanuit de sector komen. Er zal zo snel mogelijk een sectorbrede heffing moeten komen, zodat het secretariaat ook op de langere termijn van financiën verzekerd is. Daar ontbreekt het nu nog aan. Kan de Minister toezeggen dat zij daar richting de bedrijven op aanstuurt, zodat het convenant een duurzame financiering kent? De stip op de horizon is het einde aan gebonden arbeid, kinderarbeid, hongerlonen et cetera. Voor leefbaar loon wordt als doel 2020 gesteld, maar heel veel doelstellingen kunnen een stuk concreter bepaald worden zodat er echte targets, smart-geformuleerde doelstellingen, zijn.

Wat betreft de stok achter de deur onderstreep ik de geluiden van de collega van GroenLinks en collega Sjoerdsma die zeggen dat de richtlijnen van de ILO (International Labour Organization) afdwingbaar moeten zijn en dat na de geschillenprocedure het OM eraan te pas moet komen om aan het eind van de rit de bedrijven tot de orde te roepen door een boete uit te delen.

Ik kom op de visie van de Minister op de duidelijkheid voor de consumenten. Als bedrijven aan bepaalde voorwaarden voldoen, moet er dan op een gegeven moment niet een schoneklerenkeurmerk komen, zodat consumenten in de winkel aan het hangertje zien dat ze iets verantwoord kopen en weten dat er sprake is van een leefbaar loon en niet van kinderarbeid? Moeten we niet willen dat het juist voor de consumenten duidelijker wordt dat ze met een schoon geweten kleren kunnen kopen? Ik wacht de reactie van de Minister af.

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Laat ik beginnen met welgemeende complimenten voor het mooie textielconvenant aan de textielsector, de betrokken organisaties, de vakbonden en ook aan de Minister. Het convenant is al ondertekend door vele bedrijven en dit zullen er snel meer worden. Ook daar hebben wij vertrouwen in. Helaas weigeren sommige internationale bedrijven om mee te doen. Wat doet de Minister om H&M, Zara, Primark en de andere bedrijven toch nog over de streep te trekken en er echt een breedgedragen convenant van te maken? 30% marktaandeel is een goed begin, maar nog niet eens het halve werk.

De PvdA hoort graag hoe de Minister de samenhang ziet tussen het convenant en andere initiatieven als de Higg Index, het EU Garment Initiative en het Duitse textielplan. De Higg Index zou toch ongeveer het schoneklerenkeurmerk moeten worden waar de heer Voordewind het over had? Hoe verhouden de initiatieven zich tot elkaar en hoe blijft het voor internationale bedrijven inzichtelijk waar ze aan moeten voldoen?

Maandag was het feest en nu is het tijd om aan de slag te gaan. Belofte maakt immers schuld. Ik kan het niet helpen om even terug te kijken naar het plan van aanpak waarin de sector beloofde dat er in 2016 geen kinderarbeid in de Nederlandse textiel meer zou voorkomen. Dat is niet helemaal gelukt. De PvdA kijkt uit naar de plannen van aanpak die de bedrijven de komende jaren gaan opstellen. Kan de Minister toezeggen dat zij de Kamer periodiek op de hoogte houdt van de voortgang van de uitvoering van deze plannen van aanpak?

Deelt de Minister de opvatting dat het onhandig is om zowel het secretariaat als de klachten- en geschillencommissie bij de SER onder te brengen? De Partij van de Arbeid ziet graag dat gekeken wordt naar alternatieven om de onafhankelijkheid van de geschillencommissie te verankeren. Wij denken daarbij logischerwijs aan het NCP (Nationaal Contactpunt), ook als daarvoor het mandaat moet worden vergroot. Graag krijg ik een reactie van de Minister.

We zijn erg blij met de inzet van de Minister om een leefbaar loon te realiseren in productielanden, maar wanneer merken arbeiders in Myanmar, Pakistan, Vietnam en Bangladesh iets van de nationale actieplannen die de ILO, de Fair Wear Foundation (FWF) en het Duitse Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) aanjagen? De vorige keer dat we spraken over de textielsector in Bangladesh waren er nog de nodige problemen op het gebied van vakbondsvrijheid. Kan de Minister toelichten welke stappen zij heeft genomen en zal nemen om die inefficiënte vakbondsdrempel van 30% te verlagen? Klopt het dat de eerstvolgende evaluatie van het convenant in de pijplijn zit? Zo ja, deelt de Minister de opvatting dat zorgen rond de vakbondsvrijheid daar een belangrijk onderdeel van uit moeten maken?

De looptijd van het veiligheidsakkoord is momenteel op de helft. Hoeveel bedrijven zijn er in de tussentijd uitgetreden en van hoeveel bedrijven is bekend dat zij hun inkoop, misschien deels, hebben verplaatst naar landen waar deze mogelijk goedkoper is, zoals Ethiopië? Wat doet Nederland om ervoor te zorgen dat ook arbeiders in Ethiopië een leefbaar loon krijgen? De lonen daar liggen op dit moment nog een stuk lager dan die in Bangladesh, en in Bangladesh kunnen ze er al niet van rondkomen. Verder sluit ik mij graag aan bij de vraag van de Socialistische Partij op dit punt.

De Partij van de Arbeid is geschokt door de uitspraken van de Nederlandse ambassadeur in Kenia in het artikel in Vice Versa van 30 juni jl. Ontwikkelingssamenwerking is er juist voor de meest kwetsbaren. De Minister heeft dit ook meerdere malen gezegd. Hoe kan het dat een ambassadeur uitspreekt dat hij er niet voor de allerarmsten is, dat de ambassade in de allerarmste regio's geen netwerk heeft en dat de meeste handelsactiviteiten niet inclusief te maken zijn? Neemt de Minister afstand van de uitspraken van deze ambassadeur? Is de Minister bereid de Kamer op zo kort mogelijke termijn te informeren over de manier waarop de activiteiten van de Nederlandse ambassade inclusiever worden gemaakt? Als dit niet via de ambassade kan, is de Minister dan bereid om middelen te verschuiven naar organisaties die de allerarmsten wel bereiken, organisaties waar de ambassadeur overigens ook niet echt lovend over praat?

Dan kom ik bij het punt van de conflictmineralen. De Partij van de Arbeid is blij dat de Europese importeurs van mineralen verplicht moeten rapporteren over de herkomst van die mineralen. Dit kan helpen om kinderarbeid, uitbuiting en het financieren van rebellengroepen tegen te gaan. Helaas is het nog niet gelukt ook halffabricaten onder te verordening te scharen. Bij de evaluatie van de nieuwe regels wordt nadrukkelijk bekeken wat de effecten in productielanden zullen zijn. Deelt de Minister onze inzet dat bij het uitblijven van verbeteringen in de keten de scope moet worden vergroot met in ieder geval de importeurs van halffabricaten? Dit ook om ervoor te zorgen dat de Europese regels meer in overeenstemming zijn met de Amerikaanse regels, zoals wij in een motie hebben vastgelegd.

De Partij van de Arbeid ziet graag dat bedrijven die zich niet aan de nieuwe regels houden stevig worden aangepakt. Welke maatregelen ziet de Minister voor zich? In aanvulling op de Europese regels zien we graag dat lokale overheden, bedrijven, vakbonden en andere betrokkenen in productielanden gestimuleerd en ondersteund worden bij het vormgeven van de arbeids- en milieurechten. Is de Minister bereid de EU aan te sporen economische diplomatie en gerichte ondersteuning in te zetten voor capaciteits- en effectiviteitsopbouw van lokale arbeidsinspecties, vakbonden en Multi-Stakeholders Initiatieven (MSI) in productielanden waar veel misstanden zijn?

Tot slot sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Sjoerdsma en mevrouw Gesthuizen over bloedkolen en vraag ik wanneer de actieplannen van de Nederlandse energiebedrijven voor 2016 gereed zijn en of de Minister die met een appreciatie naar de Kamer wil sturen.

De vergadering wordt van 16.37 uur tot 16.45 uur geschorst.

De voorzitter:

De Minister geeft te kennen dat zij gereed is voor de beantwoording. Daartoe geef haar ik haar graag de gelegenheid. Ik sta per fractie twee interrupties toe.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Er zijn heel veel vragen gesteld. Ik zal ze snel beantwoorden. Ik dank de commissie allereerst voor alle vragen en opmerkingen, maar ook voor de bemoedigende woorden over het textielconvenant, die ik maar even samenvat als: goed werk, ga vooral zo door, want we zijn er nog lang niet, dit is het begin. Dit onderschrijf ik. Het is een begin omdat we erin geslaagd zijn om met bedrijven, vakbonden, ngo's, mensenrechtenorganisaties en de overheid tot afspraken te komen. Dat is echt bijzonder. Er is inderdaad lang over gepraat, zeg ik tegen iedereen die daarover iets zei. Dat komt doordat we scherpere en meer verplichtende afspraken wilden maken dan tot nu toe gebruikelijk was. Dat betekent dat als je ja zegt en je handtekening zet, je ook aanspreekbaar bent niet alleen door de convenantpartijen, maar straks ook door de consument en de Kamer.

Tot mijn grote verdriet heeft de Schone Kleren Campagne, die het grootste deel van de tijd heeft meegedaan en in 85% of 90% van de afspraken is meegegaan, besloten om eruit te stappen. Overigens zeg ik tegen hen dat ze credits moeten nemen voor alles wat ze rond het convenant hebben gedaan, want ze hebben zeer actief meeonderhandeld. De reden dat ze niet getekend hebben – ze hebben in ons gesprek wel de hoop uitgesproken dit alsnog over een tijdje te kunnen doen – is dat ze de afspraken over leefbaar loon niet scherp genoeg vonden. Daar kunnen we allemaal onze opvattingen over hebben. Ik denk dat leefbaar loon een van de moeilijkste onderdelen is, ook omdat het internationale speelveld ingewikkeld is. Ik zal daar zo iets over zeggen. Ik wil tegen de Schone Kleren Campagne zeggen: blijf het op de voet volgen, we willen jullie er graag bij en neem een beetje krediet voor het succes dat voor een deel ook aan de Schone Kleren Campagne te danken is.

Overigens worden degenen die niet meedoen of meer lawaai maken altijd genoemd en anderen niet. Ik zie de Landelijke India Werkgroep (LIW) op de tribune zitten. Die wordt niet genoemd, maar die heeft meegetekend en heel constructief meegedaan. Dit geldt ook voor UNICEF en een aantal andere organisaties die ik vergeet. Tegen mensen die kritisch zijn, wil ik zeggen dat dat prima is, maar dat ze zich wel op correcte informatie moeten baseren. Als men zegt dat het convenant een afspraak is tussen overheid en bedrijven doet men de vakbonden, die echt nodig zijn voor het convenant, en de partijen die ik net noemde, tekort.

Ten eerste moeten op een aantal onderwerpen de afspraken gestalte krijgen; het moet gedaan worden. Ten tweede hebben we nu 35% van de Nederlandse markt bestreken en willen we naar 80%. Wat dat betreft heeft de Kamer gelijk: het is een goede stap, maar er moeten zeker nog een aantal partijen aansluiten. Ten derde moet een deel van die partijen uit grote internationale spelers bestaan. Ik heb twee brieven gekregen van de baas van Inditex. Daartoe behoren Zara en een aantal andere merken zoals Bershka, ongetwijfeld bekend bij de leden maar zeker bij hun kinderen. Hij schrijft dat hij heel graag wil meedoen, maar een beetje op afstand zit en graag wil bespreken wat een en ander vraagt in aanvulling op de maatregelen die hij al genomen heeft. Dit gesprek loopt. Inditex heeft de handtekening in potlood gezet. Met H&M zijn we in gesprek. H&M vindt dat de inzet in de richting van het convenant past, maar wil beter weten wat het convenant inhoudt en wat dit betekent vis-à-vis andere internationale overeenkomsten waar men aan meewerkt. Primark heb ik aangeschreven en ik heb een brief teruggekregen. Ook daarmee starten we binnenkort het gesprek. Primark is er nog niet bij, maar om nu te zeggen dat men geweigerd heeft om tekenen... Ik hoop dat ik dat in het volgende AO niet hoef uit te spreken, want we zijn druk met ze.

Betekent dit dat kleinere bedrijven achterover kunnen leunen en kunnen meeliften op wat bijvoorbeeld C&A doet? Het idee van het convenant is juist om ervoor te zorgen dat kleinere bedrijven, waarvoor het ingewikkelder is, kunnen meefietsen met de grotere, maar dat ze wel zelf moeten blijven trappen. Ze kunnen gebruikmaken van wat de grotere bedrijven doen, maar ze moeten hun eigen keten onderzoeken. Er is geen sprake van dat er achterover geleund kan worden. Met betrekking tot de richtlijnen van de OESO werken we aan aangepaste richtlijnen voor kleinere bedrijven waaraan ze kunnen voldoen, met name in de uitvoering en niet van de uitgangspunten.

Hoe ziet het secretariaat eruit en hoe onafhankelijk is dat? Het secretariaat is de toezichthouder van het convenant en houdt toezicht op de afspraken. De convenantspartijen zijn erop uitgekomen dat het secretariaat gegevens krijgt door met de individuele bedrijven te overleggen. Die gegevens kunnen bedrijfsgevoelige informatie bevatten en daar zal het secretariaat netjes mee omgaan. De informatie blijft vertrouwelijk en wordt gebruikt voor een goede uitvoering van het convenant en het secretariaat rapporteert over de voortgang.

De heer Teeven (VVD):

Kan de Minister duiden wie er in het secretariaat en wie er in de stuurgroep plaatsnemen?

Minister Ploumen:

Het secretariaat is een klassieke versie van een secretariaat, zoals de griffier hier de griffier is, en geen politicus. Heel precies: het secretariaat is er voor de administratieve uitvoering van de afspraken en het toezicht. Zoals in hoofdstuk 5 van het convenant staat, bestaat de stuurgroep uit twee stemgerechtigde personen per convenantspartij, dus de vakbonden, ngo's, overheid en de branches. De stuurgroep besluit bijvoorbeeld welke collectieve projecten opgezet kunnen worden om de ketens te verbeteren en publiceert jaarlijks een verslag over de voortgang van het convenant. Het is aan de stuurgroep om een besluit te nemen als het secretariaat rapporteert dat men achterblijft op een onderdeel of dat bedrijven vriendelijk glimlachen maar niets doen. Er is lang gesproken over wat de autoriteit van de stuurgroep precies inhoudt en eigenlijk gaat die best ver. Het onafhankelijke secretariaat is ondergebracht bij de SER. Dat wil ik zo houden om haar huidige rol, maar ook omdat we straks veel meer convenanten gaan afsluiten en ik gebruik wil maken van de wet van de meeropbrengst. De SER is hier goed voor toegerust. We willen proberen niet voor elk convenant vier, vijf of zes fte in te schakelen, maar willen bekijken of we een deel van de backoffice kunnen samenbrengen. Daarom zit het secretariaat bij de SER. De SER heeft natuurlijk mede het proces begeleid. We hebben er alle vertrouwen in dat het secretariaat onafhankelijk werkt. Dat hebben de partijen ook vastgelegd

De heer Teeven (VVD):

Als ik het goed begrijp, bestaat het secretariaat uit personeelsleden die in dienst zijn van de SER en strekken hun werkzaamheden zich nu uit over één convenant, maar kunnen deze zich over meerdere convenanten gaan uitstrekken. Het zijn eigenlijk deskundigen per doelgroep. De stuurgroep bestaat uit de branchevertegenwoordigers.

Minister Ploumen:

De stuurgroep bestaat uit de convenantpartijen: twee mensen van de vakbond, twee van de ngo's, twee van de branches en twee van de overheid. Het idee is dat voor elk convenant naast zo'n secretariaat een stuurgroep is die echt tanden heeft, maar het is aan de convenantpartijen om dit sectorspecifiek in te richten. Er is fors onderhandeld, zoals de heer Teeven zich kan voorstellen, over wie welke stem heeft en hoeveel stemmen er zijn. Dat is goed omdat daarmee de kaders worden vastgelegd voor wie straks zegt: nou Piet, het was gezellig dat je erbij was, maar het is nu over en uit.

Het is goed om meteen iets te zeggen over het OM. Ik weet dat de VVD met enige zorg kijkt naar het voornemen van de Minister van Veiligheid en Justitie om met het OM in gesprek te gaan om te bekijken op welke manier de kennis op het gebied van bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen kan worden verbeterd. Ik weet dat de heer Teeven dit niet doet omdat hij het doel niet goed vindt, maar omdat hij zorgen heeft over de capaciteit van het OM. De gesprekken hierover willen we na de zomer starten. Ik zal daar voor de begrotingsbehandeling verslag van doen en ingaan op de specifieke zorgen over de capaciteit. Het OM heeft de plicht dit te doen, maar het is goed om te bekijken op welke manier het daar uitvoering aan kan geven.

Alle partijen van het convenant hebben zich verplicht om zich in te zetten om zo veel mogelijk bedrijven bij het convenant te betrekken. Dat wordt straks een erekwestie, want je wilt niet de enige in de winkelstraat zijn die er niet op staat. En consumenten worden natuurlijk ook steeds wijzer.

De heer Grashoff en mevrouw Gesthuizen vroegen hoe het verschil tussen de visie van de Minister en Rank a Brand over de manier van rapporteren van bedrijven over duurzaamheid wordt verklaard. Eigenlijk zijn Rank a Brand en ik het eens dat rapporteren niet alles zegt over wat je doet. Als je iets goed doet, waarom zou je er dan niet over rapporteren, denk ik dan. Het convenant zal een enorme push geven om te rapporteren, want men moet laten zien dat men de risico's in de keten in het vizier heeft en wat men doet. Ik zie in het convenant een manier om de bedrijven aan te sporen om hetgeen wat ze doen veel explicieter te maken. Als ze niet genoeg doen, dan wordt dat natuurlijk ook expliciet. Rank a Brand en iedereen die erbij betrokken is, ook ik, vinden altijd dat het veel sneller moet gaan dan het gaat. Bij de uitvoering van het veiligheidsakkoord zijn alle fabrieken geïnspecteerd en er zijn verbeterplannen opgesteld voor de bedrijven die voor de export produceren, maar lang niet alle fabrieken hebben die verbeterplannen al uitgevoerd. Soms is dat begrijpelijk. Er was in Bangladesh bijvoorbeeld een groot tekort aan branddeuren dus IFC (International Finance Corporation) heeft zelfs een fabriek gefinancierd om branddeuren in Bangladesh te produceren, omdat de invoertarieven heel hoog waren. Je komt allerlei dingen tegen die je niet voorzien hebt. Ik ga ervan uit dat het convenant aan bedrijven een impuls geeft om, aangemoedigd door de andere convenantpartijen, te rapporteren.

Brandveiligheid is een issue, kinderarbeid is een issue, maar ook vakbondsvrijheid is een issue. FNV en CNV hebben natuurlijk veel contacten in die landen en bieden hun diensten aan aan lokale vakbonden. Ze willen echter dit netwerk ook ten dienste stellen van bedrijven om te bekijken wat er op het niveau van fabrieken gedaan kan worden om de vakbondsvrijheid te bevorderen. We blijven overigens in gesprek met de overheden over het belang van vakbondsvrijheid. Dat doen we ook op het gebied van leefbaar loon. Op de conferentie over leefbaar loon waren er vertegenwoordigers van verschillende landen als Sri Lanka, Pakistan en Bangladesh en verschillende ministeries zoals van arbeid, van industrie en van planning. Het statement is expliciet door iedereen goedgekeurd, ook door de vertegenwoordigers van de overheden. Die overheden zien dat ze baat hebben bij duidelijke normen, want daar kunnen ze de partijen aan houden. De zorg van mevrouw Gesthuizen is de mijne en daarom hebben we bij de conferentie juist iedereen, ook de overheden, betrokken.

Hoe verhoudt het convenant zich tot de inzet voor Europese initiatieven? Het EU Garment Initiative beoogt om alle initiatieven uit Frankrijk, Duitsland en Nederland bij elkaar te brengen en te bekijken op welke manier het beste met elkaar samengewerkt kan worden. Het wil mogelijke dubbelingen verminderen. Het EU Garment Initiative moet ervoor zorgen dat we niet over elkaar heen buitelen met verschillende initiatieven.

Er zijn verschillende initiatieven op het gebied van wetgeving, onder andere in Frankrijk. Daar schiet het niet zo op, zeg ik maar even populair. De wet is volgens mij al twee keer ter stemming aangeboden aan de assemblee en dat heeft tot niets geleid. Het Verenigd Koninkrijk kent de Modern Slavery Act. Wat we doen binnen de convenanten lijkt daar nogal op. Het goede is dat men de partijen bij elkaar brengt en van onderaf stimuleert om geen vrijblijvende verbeteringen door te voeren. Maar natuurlijk blijft wetgeving, dat heb ik maandag ook gezegd, altijd een stok achter de deur. Er moet wel gewoon geleverd worden.

Hoe rapporteren we over de plannen van aanpak in het convenant? Het is natuurlijk erg belangrijk om te laten zien of het wat oplevert. Er wordt jaarlijks op de website van het convenant gerapporteerd. Ik heb er geen probleem mee om de Kamer te informeren, maar ik waarschuw haar wel – dat doe ik dadelijk ook bij het steenkolenconvenant – dat de actieplannen van de overheid en de bedrijven gewoon op de website staan. Ik zal uitzoeken waarom de Kamer ze nog niet heeft kunnen vinden, want ze staan er wel op. We gaan natuurlijk veel meer convenanten afsluiten en ik wil de plannen best elke keer naar de Kamer sturen, maar dat is wel een pak papier. Misschien kunnen we afspreken dat we dat alleen in het eerste jaar van een convenant doen. Ik zie dat men knikt. Het eerste jaar is het een beetje leren en dan wil de Kamer zich daar misschien expliciet over buigen. Na het eerste jaar kunnen we bekijken of dat nog nodig is of dat de Kamer gebruik kan maken van de breed toegankelijke informatie die dan misschien net iets beter ontsloten is dan in het begin. Soms moet je doorklikken om er te komen.

De heer Van Laar vroeg naar de vakbondsvrijheid. Op 24 april jl. heeft de Europese Commissie in het kader van het Global Sustainability Compact waarin over vakbondsvrijheid wordt gesproken, een technical status report uitgebracht. In juli komt er een nieuw report. Nederland moedigt de EU aan om in het kader van de voortgang van het Global Sustainability Compact daarop aan te blijven dringen. Binnen de ILO willen we het drie plus vijf-overleg agenderen. Daarin wordt met name de vakbondsvrijheid besproken. Ik ga niet doen alsof die op orde is, maar we zitten er wel bovenop, zowel in de EU als binnen de ILO.

Ik zeg nog één ding over leefbaar loon; dat moet toch echt nog even. Er is gevraagd hoe het zit met het veiligheidsakkoord. De Nederlandse overheid heeft natuurlijk geen officiële betrokkenheid, maar volgt het op de voet. Het akkoord is juridisch bindend voor vijf jaar; er is dus nog geen sprake van uittreding. We begrijpen dat de import vanuit Bangladesh door de leden van het akkoord juist omhoog is gegaan in plaats van omlaag. Het effect dat men weggaat, aannemend dat de markt ook nog een beetje groeit, ziet men niet. Het klopt dat bedrijven vestigingen openen in Ethiopië, maar nog niet op grote schaal en niet ten koste van Bangladesh. Het leefbaar loon en de arbeidsomstandigheden in Ethiopië zijn niet onze grootste zorg. De overheid daar houdt nogal strak toezicht, wat in andere overleggen met de Kamer nogal eens als problematisch wordt gezien. In dit geval is het wel weer heel goed. Je kunt van Bangladesh zeggen dat de industrie de overheid een beetje overkomen is. Ineens waren er 4.000 fabrieken, terwijl er geen enkele regelgeving was. Daar is in Ethiopië geen sprake van. Een aantal fabrieken bevinden zich in de free economic zones. Daar zitten ook haken en ogen aan, maar we volgen dit op de voet. Ik ben eerlijk gezegd iets minder bezorgd over Ethiopië dan over een aantal landen in Azië.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb een vraag naar aanleiding van het openingsstatement van de Minister. Zij zei dat consumenten voortaan bedrijven aan zaken kunnen houden. Dan moet die consument natuurlijk wel geïnformeerd zijn. Ik begrijp dat het convenant zich eigenlijk niet uitspreekt over zaken als transparantie en consumenteninformatie. Ik begrijp dat de Minister dit heel belangrijk vindt, maar volgens mij moet er dan meer op gestuurd worden en moeten er dingen moeten worden vastgelegd en afgesproken. Hoe ziet de Minister dit?

Minister Ploumen:

Mevrouw Gesthuizen roert een belangrijk punt aan waarover we al eens hebben gesproken. De heer Voordewind kwam met het idee van een keurmerk. Uiteindelijk willen we daarnaartoe, het liefst op EU-niveau. We kunnen leren van de ervaringen met koffie, cacao en eieren. Eieren vormen een beetje mijn stokpaardje. Daarbij ziet de consument door de bomen het bos niet meer. Wat is het verschil tussen een grasei en een uitloopei? Mevrouw Gesthuizen weet dat vast wél. Uiteindelijk is een keurmerk dus wel goed.

Als we echter aan de keurmerkkant beginnen, zien we dat bedrijven een aantal processen rondom due diligence eigenlijk te weinig doorlopen. We willen juist dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen. Ik zeg mevrouw Gesthuizen toe dat we vanuit de overheid, in het kader van het convenant, het gesprek zullen starten om te bekijken hoe we de consumenten informeren. We kennen Rank a Brand en de Fair Wear Foundation. Er is een lijst met bedrijven waarbij men in sommige gevallen nu al en in andere gevallen straks met een gerust hart kunt kopen. Er zijn allerlei informatiemogelijkheden en ik zie het belang van het ontsluiten van die informatie voor de consument. Het is derhalve goed om hierover te spreken.

We hebben al eerder gezegd dat niemand van ons op zoek is naar een enorm bureaucratisch opgetuigd iets. Tegelijkertijd voelen we echter allemaal – dit geldt ook voor collega Kamp – dat we er wat meer in willen kunnen gidsen. Daarbij komt dat het Initiatief Duurzame Handel (IDH) de Sustainable Apparel Coalition (SAC) steunt. De SAC is een samenwerkingsverband van partijen in de textiel- en schoenensector dat meer dan een derde van de wereldwijde export vertegenwoordigt. Zij ontwikkelt de Higg Index. Een derde is natuurlijk geen 100%, maar het samenwerkingsverband is wel op globaal niveau. Dat schiet dan toch aardig op. We zijn in gesprek met de Sustainable Apparel Coalition over de wijze waarop we meer kunnen samenwerken. Binnen het convenant bestaat natuurlijk ook de verplichting om binnen drie jaar publiekelijk te communiceren. Ik interpreteer de vragen van mevrouw Gesthuizen en de heer Voordewind in de trant van: hoe kunnen we voorkomen dat de consument bij vijf verschillende loketten informatie moet vinden; hoe kunnen we die in één pakketje aanbieden? Het EU Garment Initiative wil graag het consumentenbewustzijn versterken. Ook hierop kunnen we dus nog inzet verwachten. Het is misschien goed als ik in een volgende rapportage wat meer inzoom op het consumentenbewustzijn, wat we tot nu toe niet zo nadrukkelijk gedaan hebben, ook om eenieder die eraan werkt scherp te houden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb een korte vervolgvraag die ik zelf als consument weleens heb gesteld. Wat merkt de consument er vooralsnog van dat het IDH, de Sustainable Apparel Coalition en het EU Garment Initiative binnen drie jaar publiekelijk informeren? Ik wil het namelijk graag kunnen uitleggen aan de mensen die dit debat op de voet volgen. Kan de Minister aangeven wat het concreet voor de consumenten betekent?

Minister Ploumen:

Zoals mevrouw Gesthuizen weet, moet in mijn ideale wereld elke consument elke kledingwinkel in elke prijsklasse kunnen binnenlopen, iets uit het rek kunnen halen en zich geen zorgen hoeven maken over de wijze waarop het geproduceerd is. Zover zijn we nog niet. Dit komt niet alleen doordat die 100% nog niet gerealiseerd is, maar ook doordat de informatie voor de consument niet altijd even gemakkelijk vindbaar is. Laatstgenoemd aspect zouden we moeten oppakken. We moeten ons nog wel beraden op de vraag wie dit moet gaan doen. Als je googelt of welke andere zoekmachine dan ook raadpleegt – ik mag hier geen reclame maken – zou je een lijstje met verantwoorde kledingmerken moeten krijgen. Er zijn natuurlijk lijstjes van bedrijven die het 110% op orde hebben, maar dat is een nog relatief kleine markt. C&A, dat een poging doet om de weg van duurzame katoen naar de kassa volstrekt duurzaam te krijgen, hoort er eigenlijk ook op. Daarin kunnen we nog een slag maken. Als ik zou meedoen, zou rapporteren en mijn uiterste best zou doen om de afspraken in het convenant na te leven, zou ik een papiertje op de deur hangen. Het is maar een ideetje.

De heer Sjoerdsma (D66):

Het kan zijn dat ik het antwoord van de Minister heb gemist, maar ik had een aantal vragen gesteld over het klachtenmechanisme en over de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. Hoe dient een jonge vrouw in Bangladesh een klacht in bij de SER? Hoe is het geregeld voor journalisten die onderzoek willen doen? Is er een budget om op locatie onderzoek te doen en van wie is dit afkomstig?

Minister Ploumen:

Excuus. Ik had heel goede voorbeelden op mijn briefje staan; ik zoek ze dus snel op. Ik loop het gehele proces door, want ik wil het zorgvuldig doen. Allereerst moeten ondertekenaars hun verplichtingen nakomen. Vertrouwen is goed, maar controle is beter. De volgende stap is dat het onafhankelijke secretariaat monitort of de bedrijven het plan van aanpak op tijd indienen. Vervolgens gaat het met de bedrijven in gesprek over de inhoud van het plan en de vraag of er vooruitgang in zit. Hierover kan een verschil van mening zijn tussen het secretariaat en het bedrijf. Het secretariaat kan menen dat het plan van aanpak niet compleet is, dat een en ander niet snel genoeg gaat of dat een bedrijf niet doet wat het had beloofd. Als ze er samen niet uitkomen, legt het secretariaat de kwestie voor aan de stuurgroep. Deze bestaat uit twee vertegenwoordigers van elke partij. Indien er in overleg met de stuurgroep niet tot een oplossing kan worden gekomen, wordt de kwestie door het secretariaat aan een klachten- en geschillencommissie voorgelegd. De uitspraak van de klachten- en geschillencommissie is bindend en het secretariaat ziet toe op de naleving ervan. Mocht de uitspraak van de klachten- en geschillencommissie niet worden opgevolgd – we hopen dat het zover niet komt – dan kan de kwestie aan het Nederlandse Arbitrage Instituut (NAI) worden voorgelegd. Ook die uitspraak is bindend.

Hoe kunnen we ter plekke bekijken of er iets gebeurt, ook wat betreft specifieke klachten? Dat kan via programma's van bijvoorbeeld FNV en CNV en de Fair Wear Foundation. Hier zijn middelen voor. Het niet opvolgen van problemen of andere misstanden kunnen door partijen zelf, via het secretariaat, worden aangekaart. Werknemers van een bepaalde fabriek kunnen ook klachten indienen, via de vakbond of de ngo's.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is goed om te horen. De gehele keten moet namelijk netjes afgedekt zijn, zodat iedere belanghebbende zijn of haar recht kan halen op het moment dat er onverhoopt toch iets fout gaat. Ik heb nog een vervolgvraag. Journalisten zijn bijvoorbeeld geen direct belanghebbenden in het programma zoals de Minister het voorstelt, maar in journalistieke producties worden er regelmatig misstanden aangekaart. Stel nu dat zo'n journalist een uitzending heeft gemaakt en dat hij daar een follow-up aan wil geven, een en ander onder de aandacht wil brengen en een formele klacht wil indienen. In hoeverre is dit mogelijk?

Minister Ploumen:

Er is niets voorzien voor wat heet «niet-belanghebbenden». Uiteindelijk zijn we echter allemaal belanghebbenden. De ervaring leert dat men bij journalistieke producties – wij spreken er terecht met enige regelmaat over – zijn weg wel weet te vinden via de partijen in het convenant. Ik heb daar niet zo'n zorgen over, omdat de kwestie uiteindelijk toch wordt aangevat door het betreffende bedrijf. Dit hebben we eerder gezien. Het bedrijf geeft er opvolging aan en dan wordt het natuurlijk een onderwerp van gesprek.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

In vervolg op dit punt heb ik een vraag over de financiering van het secretariaat. Ik heb de optie genoemd van een sectorbrede heffing, zodat het secretariaat duurzaam door kan en tanden kan krijgen, althans mogelijkheden heeft om ook onderzoek in het veld te doen. Er zijn verschillende manieren om een klacht in te dienen. Dit kan geschieden door de mensen zelf, door ngo's, maar ook door journalisten. Volgens mij heeft het secretariaat ook de opdracht om in het veld te bekijken hoe bedrijven het doen. Hiervoor zal het voldoende capaciteit moeten hebben. We kunnen niet elke keer afwachten totdat er een ngo met een klacht komt. Hoe ziet de Minister de financiering van het secretariaat op de lange termijn?

Minister Ploumen:

We staan aan het begin van het convenant en het is duidelijk dat de convenantpartijen uiteindelijk zelf verantwoordelijkheid moeten dragen voor de financiering. De bijdrage van de overheid kan gezien worden als een startsubsidie. De ene sector kan wat meer lijden dan de andere. De retail verkeert in zwaar weer. Ik hoop iets te kunnen afspreken met de bankensector. Deze verkeert weliswaar ook in zwaar weer, maar dat ligt toch iets anders. De bankensector kan misschien eerder een grotere bijdrage geven dan de textielsector. Het onderwerp van gesprek is echter, ook bij de evaluatie, natuurlijk de duurzame langetermijnfinanciering. Als we straks 80% van de markt mee hebben, waaronder een aantal heel grote spelers, wordt deze gemakkelijker. Het feit dat ngo's en vakbonden meedoen, is niet alleen belangrijk omdat ze een bepaalde positie kunnen innemen, maar ook omdat ze beschikken over grote internationale netwerken waarop ze een beroep kunnen doen, ook ten behoeve van monitoring ter plekke. Dit geldt eveneens voor onze ambassades, die zeer actief betrokken zijn in de betreffende landen.

Natuurlijk worden er steekproefsgewijs controles door het secretariaat uitgevoerd. Deze zijn een aanvulling op alle regels die al nageleefd moeten worden. In een aantal landen, zoals Bangladesh, is de reguliere handhaving vanuit de overheid de afgelopen jaren fors versterkt. Op allerlei manieren is de handhaving steviger dan drie jaar geleden. En terecht.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Uiteindelijk komt het aan op de vraag in hoeverre het secretariaat de mogelijkheden en menskracht heeft om de plannen in het voortraject te bestuderen en om uiteindelijk steekproefsgewijs controles uit te voeren. Hoeveel startsubsidie en fte's krijgt het secretariaat? Als het echt fout gaat – dat is weer een stapje verder – moet het OM eigenlijk meer capaciteit hebben om op de arbeidsrechten te kunnen controleren. De Minister zegt terecht dat dit onder V en J valt. Verbindt zij zich eraan om de capaciteit bij het OM daadwerkelijk te vergroten opdat kan worden onderzocht of bedrijven arbeidsrechten schenden? Anders moet de Kamer dit misschien met een amendement afdwingen.

Minister Ploumen:

Ik ben nogal op de penning. Over dit punt hebben we vanochtend een debatje gehad. Ik voel er weinig voor om heel genereus extra middelen uit mijn budget aan het OM toe te zeggen. Dat doe ik gewoon niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat was mijn vraag niet. Ik vroeg of de Minister er bij haar collega van Veiligheid van Justitie op wil aandringen. We moeten geen ontwikkelingsgeld kwijtraken aan het OM. Dat zou zonde zijn.

Minister Ploumen:

Laat ik het volgende voorstellen. Ik heb de heer Teeven toegezegd dat ik in het najaar zal rapporteren over de gesprekken met het OM. In die gesprekken krijgen we van het OM ook te horen waar de eventuele knelpunten zitten. Wellicht kan het die prima aan. Zullen we afspreken dat we op basis daarvan verder spreken? Dan weten we een beetje waar we het over hebben en hoor ik graag naar aanleiding van de rapportage wat de positie van de Kamer is. Dat lijkt me fair.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Kan de Minister aangeven wanneer het verslag naar de Kamer komt? Het zou prettig zijn als we een en ander voor de begroting weten.

Minister Ploumen:

De gesprekken moeten nog beginnen. We proberen het verslag voor de begrotingsbehandeling te sturen. Het is een beetje afhankelijk van de agenda's, maar het voorstel van de heer Voordewind lijkt me op zich verstandig.

De voorzitter:

De Minister moet nog drie tekstblokken behandelen. Ik vraag de commissieleden derhalve om hun medewerking door eventuele vragen kort te formuleren.

De heer Van Laar (PvdA):

Als het niet de belangrijkste vraag was die onbeantwoord is gebleven, had ik nu geen interruptie gepleegd. Ik heb gevraagd of de klachten- en geschillencommissie niet onafhankelijk van het secretariaat moet worden georganiseerd. Het secretariaat is onafhankelijk en wordt bij de SER ondergebracht. Heel goed. Het zal de vinkjes zetten en beoordelen of het plan van aanpak goed is. Als het echter oordeelt dat het plan van aanpak niet goed is en er een klacht komt, kan dezelfde SER zeggen dat het wel goed is. Dat is toch gek? Een en ander wordt vast door verschillende mensen gedaan, maar er staat wel hetzelfde stempel op. Is het niet handig om het secretariaat en de klachten- en geschillencommissie onafhankelijk van elkaar onder te brengen?

Minister Ploumen:

Ik ben het daar niet mee eens. De heer Van Laar doet de SER een beetje onrecht aan. Deze heeft aangeboden om het textielconvenant te faciliteren en middelen ter beschikking te stellen. Als een geschillencommissie een dak boven haar hoofd moet hebben – en dat is het geval – biedt de SER dit aan binnen zijn faciliteiten. Natuurlijk opereert de geschillencommissie onafhankelijk. De plek waar het bureau staat, zegt niets over de mindset. Ik deel de zorg van de heer Van Laar dus absoluut niet en voel er weinig voor om apart geld uit te trekken om de geschillencommissie in een ander kantoortje te zetten. De onafhankelijkheid is geborgd in de wijze waarop we het nu georganiseerd hebben en staat los van het dak waaronder men zit.

De heer Van Laar (PvdA):

Mijn fractie stelde voor om, als het toch niet uitmaakt, het bureau bij het NCP neer te zetten. Het NCP heeft ook een dak en binnen twee jaar krijgt het zelfs een nieuw dak. Dat moet mogelijk zijn en dan hebben we in ieder geval zichtbaar georganiseerd dat de klachten- en geschillencommissie onafhankelijk is. Bij de Raad van State zetten we de adviespoot ook niet bij de rechtspraak. Daar staat een heel duidelijk schot tussen. Waarom zetten we het bureau niet gewoon apart, zodat duidelijk is dat het apart staat?

Minister Ploumen:

Bij de Raad van State zit men onder één dak, dat overigens erg mooi is en dat ik eenieder zou gunnen. Daar hebben we dus voor dezelfde constructie gekozen. Bij het NCP zou er extra capaciteit nodig zijn. Ik weet hoe het gaat. We hebben het nu netjes met elkaar afgesproken, terwijl het NCP ongetwijfeld een beroep zal doen op extra middelen. Dat is bij de SER, mede gegeven zijn omvang, niet nodig. Laten we het dus zo houden. Natuurlijk gaan we het op een gegeven moment evalueren, maar ik zie echt geen aanleiding om het bureau bij het NCP onder te brengen. Daarbij komt dat het NCP toezicht moet houden op de OESO-richtlijnen en niet op de convenanten. Het NCP zal het als een nieuwe extra taak beschouwen, terwijl we het nu in dat convenantenproces goed geregeld hebben met de SER. Ik ben er dus echt niet voor. Ik vind het niet leuk om nee te zeggen tegen de heer Van Laar, maar het moet.

De voorzitter:

Soms moet dat misschien. Ik verzoek de Minister om haar betoog voort te zetten en af te ronden. Aan het slot daarvan zal ik bekijken of er nog ruimte is voor interrupties dan wel een tweede termijn.

Minister Ploumen:

Ik kom nog snel op de vraag over de ACM. We zijn in gesprek gegaan met de ACM. Zij heeft toegezegd dat de partijen een informele zienswijze mogen vragen over de tekst van het convenant alvorens het wordt vastgesteld. Na vaststelling kunnen er dus geen verrassingen meer zijn. Het instrument informele zienswijze is dus de kern van het betoog en dat heeft tot nu toe goed gewerkt.

Ik kom op de conflictmineralen. Ik heb er heel veel vertrouwen in dat het ambitieniveau gehandhaafd blijft, want we hebben er heel hard over onderhandeld. Slowakije heeft de ambitie om een en ander gedurende zijn voorzitterschap af te ronden. Hieraan werken we samen. We zijn natuurlijk alert, maar ik ga er niet van uit dat het ambitieniveau afneemt.

De heer Grashoff vroeg waarom de transitieperiode nodig is. Overigens is het fair to say dat mevrouw Sargentini, partijgenote van de heer Grashoff, buitengewoon veel goed werk heeft gedaan in het Europarlement om het tot een goed einde te brengen. Een compliment aan haar is op zijn plaats. De transitieperiode is bedoeld om bedrijven de tijd te geven om robuuste bedrijfsmanagementsystemen waarmee de due diligence kan worden uitgevoerd op te zetten en vorm te geven, want niet alle bedrijven hebben deze. Bovendien kunnen de bedrijven in deze periode een onafhankelijke audit uitvoeren om te bekijken of de due diligencemaatregelen van de smelters en de raffinaderijen goed genoeg zijn. De bedrijven moeten bovendien rapporteren. Ze hebben dus gewoon even tijd nodig om de mensen achter het goede bureau te zetten en ervoor te zorgen dat deze over de juiste capaciteiten beschikken. Er moet een nationale autoriteit worden aangewezen en er moet een lijst worden opgesteld met conflict- en hoogrisicogebieden. De OESO wilde het bestaande due diligence-initiatief erkennen, maar heeft dat nog niet gedaan omdat zij dat zorgvuldig wil doen. Deze zaken zijn dus de voornaamste redenen voor de transitieperiode.

De conflictmineralenverordening dekt rechtstreeks meer dan 50% van de wereldhandel in 3TG. Indirect is er een effect door het stimuleren van de smelters en raffinaderijen buiten de EU. Verhalen dat maar 1% wordt gedekt, zijn absoluut niet waar. Dan hadden we immers in de trilogen niet zo lang hoeven praten als Brugman om een en ander voor elkaar te krijgen. De verordening richt zich op de conflict- en hoogrisicogebieden in de gehele wereld – dit is anders dan bij de Dodd-Frank Act, zeg ik voor de ingewijden – zodat we minder risico lopen op het waterbedeffect, waarvoor de heer Sjoerdsma terecht aandacht vroeg.

Hoe is het geregeld en kan de verordening ook gelden voor andere mineralen en metalen? We hebben hiertoe een voorstel gedaan, maar er is op dit moment geen steun voor binnen de Raad, het EP en de Commissie. De motie-Sjoerdsma/Thiemen heeft het gewoonweg niet gehaald. Na de evaluatie bestaat in principe de mogelijkheid om het onderwerp weer op te brengen. Ik zeg graag toe dat we dat zullen doen.

De voorzitter:

Ik sta de heer Sjoerdsma toe om een interruptie te plegen, omdat hij eerder weg moet.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik dank u voor de coulance, voorzitter. Ik zou niet van tevoren willen zeggen: die en die mineralen moeten er alsnog op. Het is heel belangrijk dat er een mechanisme komt waarmee mineralen kunnen worden toegevoegd als daar in de trilogen of op een andere wijze overeenstemming over wordt bereikt. Nu is de verordening namelijk afgetimmerd. Ik zou graag een soort tunneltje inbouwen waarmee mineralen kunnen worden toegevoegd aan de mooie verordening op het moment dat hiervan de noodzaak wordt ingezien.

Minister Ploumen:

We zijn daar iets verder vandaan dan de heer Sjoerdsma en ik zouden willen. In de motie werd namelijk niet alleen gevraagd om een mogelijkheid om mineralen toe te voegen, maar ook om het «haakje», om het zo maar te zeggen. Ook voor dat haakje was geen steun. We zullen dus het moment van de evaluatie moeten aangrijpen om het onderwerp opnieuw te agenderen. Hopelijk is op dat moment de initiële huiver bij partijen over de verordening as such wat afgenomen en is men in staat om ruimhartiger te bekijken hoe we ook andere mineralen kunnen toevoegen. Ik zeg de heer Sjoerdsma graag toe dat het op onze agenda staat en dat dat zo blijft.

Het actieplan voor bedrijven ter uitvoering van het steenkoolconvenant staat inderdaad op de website. De insteek is als volgt. Het eerste kwartaal komen de actieplannen op de site. Het tweede kwartaal wordt het overzicht van de mijnen waar wordt ingekocht gepubliceerd. Het derde kwartaal volgt het voortgangsrapport en het vierde kwartaal het verslag van de stakeholderbijeenkomst. Zo zouden we het willen zien. We hebben vertraging opgelopen, simpelweg omdat dezelfde mensen die de actieplannen van de overheid moesten maken heel hard aan het onderhandelen waren over de conflictmineralen tijdens het voorzitterschap. Soms gaan dingen helaas zo.

De heer Van Laar gaf aan dat economische diplomatie en gerichte ondersteuning erg belangrijk zijn. Hierover ben ik het zeer met hem eens. Het Europese partnerschap voor verantwoorde mineralen, dat parallel aan de verordening is opgericht, wil zich richten op het ondersteunen van lokale initiatieven, niet alleen in de Democratische Republiek Congo (DRC) maar in het bijzonder in landen als Indonesië en Colombia. Het feit dat we dit via flankerende maatregelen willen doen, juist in voornoemde regio's, is ondersteuning van beleid.

Ik kom op het systeem van de verordening. De regelgeving draait niet zozeer om sancties en straffen, maar is gericht op continue verbetering van bedrijven en op reputatie. De goede smelters en goede raffinaderijen komen op een zogeheten «witte lijst». Tot nu werkt dit best goed.

Wat is de reden dat DONG de inkoop van steenkool heeft opgeschort? Er spelen een paar zaken. DONG heeft een brief gestuurd naar PAX. Nederland is in gesprek gegaan met DONG. Uit die gesprekken en brieven komt naar voren dat DONG zeer serieus aan de slag is met partners in de mijnbouwsector, waaronder Glencore. DONG geeft aan dat zij de inkoop van steenkool heeft gestopt omdat er vraaguitval was. Het hervatten van de inkoop laat DONG echter afhangen van de voortgang van bedrijven op het terrein van de aanpak van mensenrechtenschendingen. Ik ondersteun dit. Beide genoemde redenen voor de opschorting zijn dus waar. DONG volgt het debat op de voet. Er is misschien geen sprake van disengagement in de formele zin, zoals beschreven in de OESO-richtlijnen. De feitelijke situatie is dat DONG de inkoop van steenkool heeft opgeschort. Zij wil dat de zaken op orde zijn alvorens zij besluit om de inkoop weer te hervatten. Zo kan het het best worden verwoord.

Op zich kan engagement een nuttig middel zijn. Dit heb ik ook gezegd tijdens het AO over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. In de specifieke Colombiaanse situatie zien we dat het vredesproces heel positieve wendingen heeft genomen. De Colombiaanse overheid is bezig met de problematiek rond mensenrechtenschendingen. De vraag is of disengagement op dit moment de goede strategie is. Het is aan de bedrijven, maar we willen heel graag voorkomen dat lokale arbeiders negatieve gevolgen ondervinden doordat zij een beetje uit het vizier geraken van de Colombiaanse overheid en de initiatieven in het kader van het vredesverdrag. Tegelijkertijd heb ik met de energiebedrijven afgesproken dat zij alvast een disengagementstrategie opstellen, die ze, als het nodig is, kunnen inroepen. Disengagement staat niet op het veld maar zit op de reservebank, geheel in lijn met het tot nu toe buitengewoon saaie EK-voetbal, hetgeen niet alleen ligt aan het feit dat Nederland niet meedoet. Ik wil het gewoon een keer gezegd hebben. Enfin, de bedrijven zijn dus bezig met het opstellen van een disengagementstrategie. Voor mevrouw Gesthuizen is het belangrijk om te weten dat dit niet uit beeld is verdwenen.

De heer Van Laar was nogal scherp over de uitspraken van de ambassadeur in Kenia. Ik deel het ongenoegen van de heer Van Laar. De ambassadeur is erop aangesproken. Hij betreurt zijn uitspraken en heeft mij verzekerd dat hij volledig achter het beleid van het kabinet staat. We zijn in gesprek met de ambassadeur om te bekijken of er eventuele maatregelen getroffen moeten worden. Aan de ene kant willen we heel graag dat onze mensen zich uitspreken over hun werk. Aan de andere kant is het duidelijk dat men allerlei opvattingen mag hebben. Godzijdank leven we in een vrij land en in een vrije wereld, maar we hebben wel uitgangspunten van beleid. Een van de belangrijkste uitgangspunten is natuurlijk dat we altijd inzetten op het bereiken van de allerarmsten, ook als we een partnerschap hebben. Dit wordt meegenomen in het gesprek dat we voeren met de ambassadeur. Het beleid moet gewoon uitgevoerd worden. Als er knelpunten zijn, bespreken we die natuurlijk graag. Het bereiken van de allerarmsten is echter de taak van de ambassade zoals die gemandateerd is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ik meen dat bijna alles aan de orde is geweest.

De voorzitter:

We zullen even bekijken of dat zo is. Ik constateer dat we nog ongeveer twintig minuten hebben. Willen er nog Kamerleden een interruptie plegen? Laten we dat eerst inventariseren. We kunnen ook direct doorgaan met een tweede termijn. Ik zie dat de heer Teeven hier geen behoefte aan heeft, maar anderen wel. Ik hanteer een spreektijd van twee minuten per fractie, zonder interrupties.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Hartelijk dank aan de Minister voor haar beantwoording. Ik heb nog een paar punten. De Minister heeft het net even gehad over de ACM, maar ik heb er niets over opgeschreven. Het kan zijn dat ik eventjes niet oplette. Excuus.

Dan kom ik op het convenant. De Minister verwacht dat mensen papiertjes op de deur gaan hangen als ze het goed doen. Ik heb echter begrepen dat bedrijven enige aarzeling hebben om dit te doen. Het is een soort reclame en als er dan toch een misstand blijkt te zijn, vreest zo'n bedrijf dat het volledig voor de bijl gaat. Ik ben de Minister dankbaar voor het feit dat zij het gesprek gaat openen over de wijze waarop consumenten worden geïnformeerd. Laten we dit dan ook als belangrijk punt voor een volgende vergadering agenderen. Er ligt nu een convenant en als het goed is, zullen er stappen worden gezet. De praktijk is echter dat een en ander gedeeltelijk ook afhangt van de druk van consumenten. Transparantie is dus heel belangrijk. Het zou fijn zijn als de Minister hier als aanjager achteraangaat.

Ten aanzien van steenkool en DONG zegt de Minister dat zij Nederlandse bedrijven zal vragen om een plan klaar te hebben om zich te ontkoppelen, om disengagement te plegen. Heb ik dat goed begrepen? Ziet de Minister disengagement inderdaad als een soort stok achter de deur?

Het is goed om te horen dat op de conferentie over leefbaar loon ook verschillende Aziatische overheden hebben uitgesproken dat zij tot afspraken willen komen. Ik houd het hierbij.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar toezegging inzake de rol van het OM bij de naleving van het textielconvenant. Voor de begrotingsbehandeling ontvangt de Kamer hierover een brief. We hebben een stok achter de deur nodig en het OM heeft hiertoe, naar ik heb begrepen, capaciteit en deskundigheid nodig.

De Minister zegt dat men straks met een gerust hart kan kopen bij de winkels die het convenant hebben gesloten. Dat betreft zo'n beetje alle convenantpartners. Men kan wellicht met een geruster hart kopen bij de betreffende bedrijven, maar ik maan de Minister op dit punt tot enige terughoudendheid alvorens we iedereen naar C&A sturen. Het bedrijf is in proces, wat een eerste goede stap is. Zowel de Minister als de Kamer kan op dit moment echter niet garanderen dat bij C&A kinderarbeidvrije kleding wordt verkocht. Om deze garantie te bewerkstelligen, moeten we de stappen zetten die in het convenant staan. Uiteindelijk het zal misschien moeten worden afgerond met een keurmerk. De Minister heeft het over de wereldwijde Higg Index en de EU Garment Initiative. Wordt er binnen het convenant gesproken over de mogelijkheid om aan te sluiten bij de internationale tendens wat betreft keurmerken, zodat, zoals mevrouw Gesthuizen al zei, de consument daadwerkelijk met een gerust hart ervan kan uitgaan dat iets kinderarbeidvrij et cetera is?

Mijn tweede punt betreft het secretariaat. Kan de Minister gewoon zeggen hoeveel mensen er komen te werken? Ik ben oprecht benieuwd hoeveel fte's het betreft. Ik hoor aantallen van vier, misschien vijf of zes. Ik ben de Minister dankbaar dat zij een financiële impuls aan het secretariaat geeft.

Stop Kinderarbeid is een belangrijke partner geweest in het gehele proces van het convenant. De financiering loopt volgend jaar af. Kijkt de Minister naar een vervolg van de financiering, zoals we die de afgelopen drie jaar voor Stop Kinderarbeid hebben geregeld?

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Het organiseren van de verschillende systemen is één ding, maar ze moeten ook op de werkvloer op elkaar aansluiten. Bij de Higg Index wordt ernaar gestreefd dat één controlerende partij in opdracht van verschillende bedrijven bijvoorbeeld fabrieken kan inspecteren. Daarnaast bestaan er natuurlijk verschillende meetsystemen. Is het uiteindelijke streven dat er één meetsysteem komt waarin alle verschillende initiatieven worden opgenomen, zodat het hanteerbaar wordt en blijft? Als een inspecteur vijf verschillende richtlijnen moet volgen, is het immers niet overzichtelijk. Ik realiseer me dat we hiermee de lat hoog leggen. Het textielconvenant is waarschijnlijk een van de meest vergaande internationale richtlijnen. De lat moet natuurlijk niet omlaag, maar een en ander moet wel hanteerbaar zijn.

Over de onafhankelijke klachten- en geschillencommissie verschilt mijn fractie tot nu toe van mening met de Minister. Ik vraag derhalve een VAO aan. Dat kan na het reces, zeg ik er gelijk bij. Dan kunnen we er nog even goed op kauwen en met collega's en anderen overleggen. Omdat ook alle andere convenanten in deze maat worden geduwd, moeten we goed nadenken over de wijze waarop we het organiseren en onderbrengen. Het lijkt me stug dat de SER alles zonder extra formatie kan doen, zeker gezien het aantal convenanten dat nog gesloten moeten worden. Volgens mij wil de Minister er zestien. Dit moet toch behoorlijk wat werk opleveren.

Het antwoord op de vraag over de ambassadeur van Nederland in Kenia is zeer duidelijk. Kan de Minister een brief sturen over de maatregelen die worden genomen? Het zou mooi zijn als zij deze voor het einde van het reces aan de Kamer zendt, zodat we de inhoud bij het VAO kunnen betrekken. Wordt het programma in Kenia aangepast en zo ja, hoe?

De voorzitter:

De Minister is in de gelegenheid om meteen te antwoorden.

Minister Ploumen:

Voorzitter. In het AO Imvo van twee weken geleden heb ik toegezegd dat ik voor de begrotingsbehandeling een brief aan de Kamer stuur met een update op verschillende onderwerpen. Ik stel voor om alles wat ik nu toezeg in dezelfde brief te voegen.

De ACM wil een informele zienswijze geven, zeg ik tegen mevrouw Gesthuizen. Zij krijgt inzage in de tekst van het convenant en kan dan aangeven wat zij problematisch vindt en vragen of het eventueel aangepast kan worden zonder de aard van het convenant te wijzigen. Of de ACM kan zeggen dat ze het heel goed vindt. Hiermee voorkomen we dat als het convenant gesloten is, de ACM een dag later zegt dat zij het niet wil. Deze aanpak willen we bij de komende convenanten toepassen en zou moeten werken. Als dat niet zo is, trekken we aan de bel. Dat geldt zowel voor mij als voor collega Kamp – ook op zijn terrein is het soms ingewikkeld – want we zijn er beiden bezorgd over.

Het is fijn dat mevrouw Gesthuizen de kwestie aankaart dat bedrijven die hun best doen in geval van een misstand dubbel op hun kop krijgen. Dat is natuurlijk een kwetsbaarheid in alles wat we afspreken. Het gaat een keer gebeuren dat er bij een bedrijf dat zich volledig inzet, zich geheel confirmeert aan de afspraken en alles goed doet, ook dingen naar boven komen die niet zo goed zijn, juist doordat zo'n bedrijf transparant is en iedereen uitnodigt in de fabrieken. In de gesprekken beluisterde ik dat veel bedrijven de afweging hebben gemaakt om alles op tafel te leggen en daarmee ook de dingen die nog niet zo goed gaan. Andere bedrijven doen niet mee en kunnen zich in een donker hoekje terugtrekken. Dat is natuurlijk niet helemaal fair. Des te beter is het dat er bedrijven zijn die het risico willen nemen. Het vraagt van ons elke keer een faire beoordeling van hetgeen er aan de hand is. Het secretariaat moet deze taak goed uitvoeren. Ook richting de consument is dit belangrijk. Ik geef een voorbeeld. Alle op export georiënteerde fabrieken in Bangladesh zijn gecontroleerd. Als men echter drie straatjes verder loopt zit er een sweatshop die voor de lokale markt produceert. Dat is ook de werkelijkheid. Om die reden is het belangrijk dat we het aandeel van partijen zo groot mogelijk maken.

De Higg Index is op dit moment, in termen van volume, het grootste initiatief om toe te werken naar een wereldwijde standaard. Op zich is het verstandig, zeg ik tegen de heer Voordewind en de heer Van Laar, om te bekijken of we naar dat ultimo kunnen toewerken. Dat wil het kabinet ook, maar het is nog wat vroeg om een dergelijk commitment te maken. De keten is complex met al die internationale spelers en wij leggen, zoals de heer Van Laar terecht opmerkte, de lat vrij hoog. Ik wil deze niet lager leggen, gezien het niveau waarop we nu eindelijk zitten. Het is goed om met elkaar vast te stellen dat een wereldwijde standaard de wenselijke eindsituatie is. Er zal echter nog heel wat water door de Rijn stromen eer we daar zijn.

Tegen mevrouw Gesthuizen zeg ik dat ik aan de energiebedrijven heb gevraagd om een disengagementstrategie op te stellen. Ik heb hen gevraagd om het proces voor zichzelf door te lopen, zodat ze het kunnen toepassen, mocht dit nodig zijn. Daarmee zijn ze nu aan de slag. Daarom zei ik dat disengagement op de reservebank zit. Ik geef onmiddellijk toe dat ik er een zoekplaatje van maakte doordat ik mijn frustratie over het EK-voetbal ventileerde.

Over het OM rapporteren we in de toegezegde brief. Het secretariaat heeft nu vier fte. Dat aantal wordt vast wat hoger naarmate er meer convenanten komen. Het secretariaat gaat niet telkens zelf op onderzoek uit, maar baseert zich op de plannen van de bedrijven. Het verricht steekproeven en doet navraag bij de convenantpartijen. Dit is de monitoring. We beginnen met vier fte. De ervaring zal leren of we hiermee uit de voeten kunnen en welke capaciteit er nodig is. Misschien verschilt deze per fase. In het begin moeten we er natuurlijk, populair gezegd, wat meer bovenop zitten dan later.

We kijken inderdaad naar de coalitie Stop Kinderarbeid. Het is heel goed dat zij meedoet.

Het staat de Kamer natuurlijk vrij om een VAO aan te vragen. Misschien moeten we vooraf een korte brief aan de Kamer sturen over de geschillencommissie en over de wijze waarop deze zich verhoudt, zodat we precies van elkaar weten hoe we ertegenaan kijken.

Ik wil geen aparte brief schrijven over de kwestie in Kenia. Een en ander raakt immers ook aan het personeelsbeleid. Mocht er aanleiding toe zijn om er iets over te zeggen, anders dan dat het bestaande programma goed wordt uitgevoerd, dan is het VAO misschien een goede gelegenheid.

De heer Van Laar (PvdA):

Ik vroeg geen brief over het personeelsbeleid. Zoals de ambassadeur zijn eigen programma schetst, is het niet inclusief. Ik vroeg daarom om een brief over de wijze waarop het programma inclusiever wordt gemaakt. Welke inspanningen gaat de ambassade leveren om de allerarmsten te bereiken? Als het de ambassade niet lukt, welke organisaties worden dan ingeschakeld om het alsnog te doen? We hebben een groot voedselprogramma in Kenia. Als dat de allerarmsten niet bereikt, moet er iets veranderen. Er zijn heel veel ngo's die daar heel goed in zijn. Als de ambassade het niet kan, zou ik zeggen: verplaatsen. Mijn vraag was dus of de Minister de Kamer kan informeren of zij de middelen anders gaat inzetten dan wel verplaatsen, op inhoud en niet op persoon.

Minister Ploumen:

Ik heb afstand genomen van de uitspraken van de ambassadeur, ook op basis van de resultatenrapportages die ons vanuit Kenia bereiken. Mocht ik aanleiding zien om iets te veranderen aan het programma, dan zal ik de Kamer hierover informeren. Ik ga er echter van uit dat dit niet nodig is en dat het programma zoals het is voorgesteld, wordt uitgevoerd, ook in de toekomst. Wellicht vindt de heer Van Laar dit een voldoende toezegging. Er ligt een goed programma. Dat is inclusief en zo uit te voeren. Dat zien we aan de resultatenrapportages. Mocht ik er iets anders over ontdekken – dat verwacht ik overigens niet – dan zal ik de Kamer daar graag over informeren.

De voorzitter:

Ik zie dat er verder geen vragen meer zijn en concludeer dat de tweede termijn van de Minister hiermee is afgerond. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.

  • De Minister zegt toe de Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de rol die het OM krijgt bij de naleving van het textielconvenant, inclusief de hiervoor benodigde capaciteit.

  • De Minister zegt toe de verschillende convenanten op het terrein van textiel en conflictmineralen in ieder geval in het eerste jaar van zo'n convenant aan de Kamer te sturen. Is dat akkoord van alle kanten?

Minister Ploumen:

De actieplannen.

De voorzitter:

We maken er actieplannen van. Heel goed.

  • De Minister zegt toe om in een eerstvolgende rapportage over de uitvoering van het textielconvenant expliciet aandacht te besteden aan het consumentenbewustzijn.

  • De Minister zegt een brief toe over de onafhankelijke klachten- en geschillencommissie, voorafgaand aan een mogelijk VAO.

Alle toezeggingen, met uitzondering van de laatste toezegging, worden zo veel mogelijk verwerkt in de brief die eerder al is toegezegd in het algemeen overleg Imvo van 22 juni jl.

Minister Ploumen:

De actieplannen uit het steenkolenconvenant zijn op de website in te zien. Binnen het textielconvenant, en hopelijk straks ook bij de andere convenanten, worden er plannen van aanpak gemaakt. Die bevatten voor een deel concurrentiegevoelige informatie die we niet zomaar op het net kunnen zetten. Als bedrijven zich niet houden aan hun eigen plan van aanpak en er onwil in het spel is, wordt dat wel openbaar gemaakt. Zo zeg ik het toch goed? Ja.

De heer Van Laar (PvdA):

Enkele commissieleden hebben inderdaad gevraagd of de steenkolenplannen naar de Kamer gestuurd konden worden met een appreciatie van de Minister of ze goed zijn et cetera. Er is gevraagd om de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang. Worden er genoeg plannen van aanpak gemaakt, zijn bedrijven er goed mee bezig, is een en ander in lijn met het convenant of worden er uiteindelijk toch mindere standaarden gehanteerd et cetera? Het zou goed zijn om daar periodiek bij stil te staan, op zijn minst jaarlijks.

Minister Ploumen:

Ik zou het zelf niet mooier kunnen zeggen en ben het er helemaal mee eens.

De voorzitter:

Prachtig. Dan hebben we die toezegging ook binnen. Hartelijk dank daarvoor. Ik ga ervan uit dat de heer Van Laar zijn verzoek om een VAO handhaaft. Het verslag van dit overleg zal derhalve worden aangemeld voor behandeling op de plenaire agenda. Daarbij is aangetekend dat het VAO na het zomerreces kan plaatsvinden.

Ik dank de leden voor hun inbreng, de Minister voor haar beantwoording en eenieder voor zijn of haar belangstelling. Ik sluit de vergadering.

Sluiting 17.55 uur.