Vastgesteld 28 november 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 27 oktober 2011 overleg gevoerd met minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 9 juli 2011 met informatie over de voorgenomen besluitvorming ten aanzien van twee winningvergunningsaanvragen van het bedrijf Frisia Zout BV die in 2008 zijn ingediend (32 849, nr. 1);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 17 oktober 2011 met de stand van zaken met betrekking tot schaliegas en de gasopslag Bergermeer (32 849, nr. 2);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 25 oktober 2011 met de toezending van het verslag over het jaar 2010 van Staatstoezicht op de mijnen (33 000-XIII, nr. 4).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Van der Ham
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Franke
Voorzitter: Jacobi
Griffier: Franke
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Bemmel, Jacobi, Jansen, Leegte, Ouwehand, Samsom, Van Tongeren, Van Veldhoven en Van der Werf,
en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik open de vergadering en heet alle aanwezigen welkom. We gaan bijna anderhalf uur te laat van start.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik stel voor dat wij in elk geval voldoende tijd krijgen voor de eerste termijn van de Kamer en de eerste termijn van de minister en de tweede termijn desnoods op een ander moment doen.
De voorzitter: Ik stel vijf minuten spreektijd in de eerste termijn voor met één interruptie. Dan kunnen we het voorstel van mevrouw Van Tongeren halen. Sommige mensen komen van heel ver en die kunnen we niet zonder de eerste termijn van de minister naar huis sturen. We kunnen uitlopen tot uiterlijk half zes.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Veel mensen die nu in de zaal zitten waren net op het Plein. Ik was daar ook even en vind het hartverwarmend om te zien dat mensen uit drie provincies de moeite nemen om hun stem over te brengen aan de politiek. Dat is de positieve kant. Mijn fractie heeft echter zorg dat deze mensen eigenlijk niet weten wat er aan de hand is. Ze zijn ongerust, maar weten niet precies waarover. Dit is een schoolvoorbeeld van hoe de overheid haar eigen weerstand creëert. GroenLinks vindt de zorg voor de leefomgeving en een snelle overgang naar schone energie bijzonder belangrijk. GroenLinks wil dat groene ondernemers echt duurzame werkgelegenheid kunnen creëren en dat Nederland daarmee een goed belegde boterham verdient.
Minister Verhagen heeft gisteren op de beurs in Amsterdam mooie dingen gezegd. Hij zei daar onder andere dat ondernemers zich veel meer moeten gedragen als goede huisvaders. Ik roep hem op om dat vandaag ook in dit dossier te zeggen. Hij vindt dat ondernemers veel meer verantwoordelijkheid moeten nemen in de financiële sector en je kunt dat zo toepassen op andere sectoren. Bedrijven zijn de laatste tien jaar onverantwoordelijk omgesprongen met hun verantwoordelijkheden. We willen de opvolger van minister Verhagen over tien jaar niet zo'n speech horen houden over de energiesector.
Dit kabinet heeft nogal wat plannen met onze ondergrond. Er moet kernafval en CO2-afval in, er moet schaliegas, steenkoolgas, zout en warmte uit, er moet warmte- en koudeopslag in, en heel veel van ons drinkwater komt er vandaan. Dat kan nogal druk worden. Wij verwachten van de minister een overzicht van zijn prioriteitsvolgorde. Wij gaan ervan uit dat drinkwater en duurzame energiebronnen voorrang krijgen bij het beslag op die ondergrond. Wij hopen dat de minister dat met ons deelt. Wij verwachten ook op redelijk korte termijn van de minister een schetsontwerp ruimtelijke ordening voor de ondergrond, zodat de bewoners die hier in de zaal zitten of meekijken via internet grofweg weten waar ze aan toe zijn. Niet alles kan op elke plek en zeker niet tegelijkertijd.
Het hoofdpunt van mijn betoog gaat over schaliegas. Wij willen van de minister weten of schaliegas echt nodig is om te komen tot een snelle overgang naar schone energie in 2050. Dat is het regeringsbeleid. Kan de minister dit laten onderzoeken? Moeten we überhaupt de discussie wel voeren of het veilig kan? Als bewoners hun rust, natuur, huizenprijzen enz. opofferen, dan willen zij dat dat voor een heel erg groot belang is. Het antwoord dat wij tot nu toe vaak krijgen, ook van de minister, is dat het ongeveer hetzelfde is als het boren dat we al doen. Mijn fractie vindt dat het vergelijken van schaliegas boren, met die grote hoeveelheid grondwater en chemicaliën, met het boren dat we al doen hetzelfde als het vergelijken van steppen met de TT in Assen. Deelt de minister met mij dat het voorzorgsprincipe – dus dat je pas wat doet als je zo goed als zeker bent dat het zonder risico kan – leidend moet zijn bij activiteiten in de ondergrond? GroenLinks roept de minister op om een onafhankelijk onderzoek te laten doen om de risico's in kaart te brengen. Wat zijn de risico's, kunnen we die beheersen met de huidige wetgeving en kunnen we dat controleren en monitoren met de huidige hoeveelheid mensen bij het Staatstoezicht op de Mijnen? Ik heb mij laten vertellen dat er maar drie inspecteurs in heel Nederland zijn die op zee en op land dit inspectiewerk kunnen doen.
GroenLinks wil vandaag van de minister horen dat er een pas op de plaats gemaakt wordt met het boren naar schaliegas en steenkoolgas tot deze zaken volstrekt helder zijn. Wij roepen op tot een moratorium en kondigen alvast aan dat wij, als de minister ons niet voldoende tegemoetkomt, met een motie komen om die pas op de plaats af te dwingen, totdat we veiligheid, draagvlak en een antwoord op de vraag waarom het zo nodig is, hebben.
Ik sluit mij vanwege tijdgebrek wat betreft zout aan bij de opmerkingen die gemaakt zullen worden door de SP en D66.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Deze verantwoordelijkheid drukt zwaar op mijn schouders. De SP-fractie is er mede namens GroenLinks voor om zo snel mogelijk te stoppen met zoutwinning onder het vasteland van Friesland. Dat veroorzaakt daar grote problemen als bodemdaling, zeker in combinatie met de oude gaswinning. Daar moeten we vanaf. Van het alternatief, zoutwinning onder de Waddenzee, krijgen wij ook geen warme gevoelens, hoewel het volgens de milieueffectrapportage (MER) wel het beste alternatief is. Ik vraag de minister om in ieder geval aan te geven hoe snel er duidelijkheid kan zijn over de vraag of er op verantwoorde voorwaarden gestart kan worden, en aan te geven of de planning van de vergunningverlening te versnellen is, zodat we sneller met die winning onder land kunnen stoppen.
Dan kom ik op het schaliegas. Je zou je als bewindspersoon moeten afvragen waarom er zo veel weerstand is tegen schaliegas, net als tegen de opslag van CO2, ondergrondse gasopslag en opslag van kernafval. De SP-fractie denkt dat dat komt door de grote twijfel die er is bij brede lage van de bevolking over nut en de noodzaak hiervan. De SP-fractie denkt dat de energievoorziening voor de lange termijn een enorm strategisch probleem is, te vergelijken met de crisis in het financiële systeem. Daar moeten we ons buitengewoon ongerust over maken. We moeten proberen een stip op te horizon te zetten. Door het ontbreken van die stip op de horizon en het gezwalk van vele kabinetten, kweek je cynische burgers, zoals in dit geval aan de hand is. Van alle fossiele brandstoffen is aardgas relatief de schoonste. Dat zou een interessante overgangsbrandstof kunnen zijn, maar als het alleen maar een toevoeging is aan het arsenaal van kolen en kernenergie, is het een ander verhaal. Dat speelt niet alleen in onze hoofden, maar in de hoofden van iedereen die zich afvraagt wat er op de lange termijn met onze energievoorziening gaat gebeuren. Wat de SP betreft komt er zo snel mogelijk een langetermijnvisie. We hadden vanmorgen een rondetafelgesprek over de Green Deal. Daar was unisono het geluid: leuk al die projectjes van de Green Deal, maar waar is de onderliggende langetermijnstrategie? Onze langetermijnstrategie zou willen inzetten op een combinatie van energiebesparing, vermindering van de vraag naar energie en de groei van het duurzaam energiegebruik. Wij erkennen overigens ten volle dat je ook dan de komende 50 jaar en misschien nog wel langer nog andere bronnen nodig hebt. Vandaar dat dit wel een relevante discussie is.
Het is goed dat de rechter Boxtel heeft teruggefloten wat betreft de vergunning. Dat geeft ons ruimte om te doen waar de SP-fractie allang voor pleit, namelijk eerst goed nadenken onder welke voorwaarden een verantwoorde winning van schaliegas mogelijk is. Ik kan mij voorstellen dat het voor verschillende typen gas anders ligt. We moeten de categorieën niet op één hoop gooien. We pleiten ervoor om de komende tijd te gebruiken om dat onderzoek onder onafhankelijke regie uit te voeren en te bekijken of we criteria kunnen formuleren. Vervolgens moet de vraag aan de orde komen of er een proefboring komt. Wat ons betreft wordt dat één proefboring en niet meer. Het is verstandig om stapje voor stapje te werken en te bekijken of de vooraf uitgesproken verwachtingen worden waargemaakt.
Waar heeft de minister nou precies voor vergunningen uitgedeeld? In zijn brief zegt hij dat er uit delen van Brabant en Limburg en een beperkt gebied van Zeeland vergunningaanvragen komen. Maar ook in Gelderland zijn de mensen ongerust. Ik wil van de minister de zekerheid hebben dat wij, hangende de discussie over Boxtel en Haaren, niet geconfronteerd worden met allerlei andere ontwikkelingen waar wij geen behoefte aan hebben. Ik neem aan dat hij daar vanmiddag duidelijkheid over kan geven.
Ten slotte wil ik het hebben over het kernafval in Brabant en het verslag van het Staatstoezicht op de Mijnen. In België wordt er gewerkt aan kernafvalopslag in ondiepe kleilagen, die vlakbij het drinkwater zitten dat ook naar Brabant gaat. De SP-fractie vindt het belangrijk dat de Nederlandse regering daarbovenop zit om ervoor te zorgen dat de Belgen onze belangen goed in de gaten houden. Ik vraag de minister hoe het daarmee staat, want wij zijn er niet gerust op dat om de hoek dit soort ontwikkelingen plaatsvindt. Het gaat om ondiepe opslag, heel anders dan in Duitsland. Het lijkt ons goed om als een bok op de haverkist te zitten.
De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Eerst de zoutwinning en dan schiet ik maar meteen naar de conclusie: zo doen we dat niet wat ons betreft. Als een overleg tussen een bedrijf en bewoners vastloopt, dan veegt een verantwoordelijk handelend minister niet de bewoners van tafel en kiest hij niet onverkort voor de belangen van een bedrijf. Een krachtig en rechtvaardig minister neemt dan een besluit waarin de belangen van alle partijen in balans worden gebracht. Nu de minister dat niet heeft gedaan, moet de Kamer dat wat ons betreft alsnog doen. Daarbij kiezen wij voor het volgende salomonsoordeel: winning onder land wordt toegestaan tot 2015 en niet langer, met een daarbij horende schaderegeling zoals eerder al uitgebreid is besproken. Na 2015 wordt de mogelijkheid van winning van zout onder de Waddenzee geopend, mits alle vergunningen daarvoor verkregen kunnen worden. Dat laatste doet ons pijn. Zoals ik al zei, willen we geen eenzijdig besluit: we wegen zowel de belangen van de bewoners als van dat bedrijf, maar wel in de juiste balans. Ik hoop dat we daar een meerderheid voor kunnen krijgen.
De schaliegaswinning is minstens zo precair als de zoutwinning en vraagt dus een minstens zo zorgvuldige afweging. Een zorgvuldige afweging begint niet met een rijtje onbezonnen exploratievergunningen onder het motto van «daarna zien we dan wel verder». Gelukkig dacht de rechter er precies zo over. Een zorgvuldige afweging begint ook niet met het deel waarin de discussie begrijpelijkerwijs zoveel aandacht krijgt, namelijk veiligheid en landschaps- en milieurisico's. Die zijn van groot belang en gelden voor de PvdA vanzelfsprekend als ontbindende voorwaarden. Wij zijn er nog lang niet van overtuigd dat de huidige voorwaarden voldoende scherp zijn gesteld, laat staan dat er überhaupt aan kan worden voldaan. Maar aan de voorwaarden voor veiligheid en milieu gaat een nog veel belangrijker voorwaarde vooraf, namelijk de noodzaak om dat schaliegas in de toekomst echt nodig te hebben. Mijn fractie is bereid om daarover na te denken, maar alleen als we uitgaan van een toekomstscenario waarin we alles op alles hebben gezet om een duurzame energievoorziening te realiseren. Als er in dat scenario nog zoveel gas nodig is dat Slochteren en de kleine velden niet voldoende zijn, dan wil mijn fractie beginnen met nadenken over de voorwaarden waaronder dat gas gewonnen mag worden. Daar kom ik in dit geval niet eens aan toe, omdat de regering helemaal niet alles op alles zet om een duurzame energievoorziening te realiseren. Verre van dat, en daarmee voldoet zij dus niet aan de meest essentiële voorwaarde om aan te tonen dat we dit gas echt nodig hebben. Dat had anders kunnen zijn, zeg ik lichtelijk getergd tegen deze minister. Voor de zomer vroeg een brede meerderheid van de Kamer hem om een ambitieus energieakkoord te sluiten met als richtjaar 2020 en als doel 35% duurzame elektriciteit en instrumenten zo snel als mogelijk verankerd in de wet.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik hoor de heer Samsom zeggen dat hij eigenlijk geen zin heeft om daarover na te denken zolang we er geen helder beeld van hebben. Dat verbaast me, omdat de heer Samsom zo technisch ingevoerd is en hier veel van weet. Het verbaast mij dat hij niet wil meedenken bij het bereiken van de duurzame energieambities het kabinet, zoals we hebben afgesproken in het regeerakkoord ten opzichte van Europa. Als die gehaald worden, dan moet je een visie hebben over hoe gas van Nederlandse bodem daarin past. Ik vraag de heer Samsom wat zijn mening over de positie van gas van Nederlandse bodem is voor het wel bereiken van de duurzame energieambities.
De heer Samsom (PvdA): Ik heb niets met het regeerakkoord. Ik heb iets met mijn kinderen en hun toekomst en daarvoor is meer nodig dan er in het regeerakkoord staat. Dat hebben wij voor de zomer met de minister gewisseld. Hij leek ook bereid om daarin mee te gaan, zoals elk verantwoordelijk CDA'er dat zou moeten doen betreffende rentmeesterschap, en hij beloofde dat te leveren. Zelden kreeg een minister een helderder boodschap mee en hij heeft hem niet volbracht. Er is geen hard voornemen om 35% duurzame elektriciteit te halen en geen wetgeving. Wij debatteren er op andere tijdstippen verder over hoe dat zo gekomen is. Nu volsta ik met de conclusie dat een ambitieus duurzaam energiebeleid voor de lange termijn ontbreekt en dat mijn fractie alleen al daarom schaliegaswinning moet afwijzen, nog voordat we aan de discussie over veiligheid en milieu zijn begonnen.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik stel vast dat de heer Samsom mijn vraag ontwijkt. Hij moet toch een idee hebben bij welke soort energievoorziening behoefte is aan gas van eigen bodem.
De heer Samsom (PvdA): Daar heb ik wel ideeën over, maar dit is geen wetenschappelijk palaverclubje. Dit is politiek en het gaat over belangenafweging en over mensen die willen weten waar ze aan toe zijn. Deze mensen moeten weten waar de PvdA staat. Wij zeggen: pas op het moment dat een duurzame energievoorziening wordt waargemaakt, kunnen we bepalen of we schaliegaswinning nodig hebben. Het zou kunnen, want de bandbreedtes zijn pessimistisch. We hebben veel gas nodig, ook als we heel hard werken aan een duurzame energievoorziening. Ik begin niet aan die afweging voordat die duurzame energievoorziening dichterbij is gebracht.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben vandaag aangenaam verrast door op Twitter te lezen dat de PvdA zich heeft aangesloten bij de positie van GroenLinks en om een pas op de plaats vraagt, maar ik ben zo benieuwd wat het verschil is. Niet zo lang geleden legde de heer Samsom mij nog heel deskundig uit dat het boren naar schaliegas eigenlijk dezelfde techniek is als het boren dat we al toepassen, dat we daar heel veel ervaring mee hebben en dat het veilig kan. Ik ben blij met de verandering van de positie, maar wat is er in de tussentijd veranderd?
De heer Samsom (PvdA): Ik gun mevrouw Van Tongeren dat eerste stukje van harte, maar dat tweede stukje heeft ze volstrekt incorrect weergegeven. Ik heb nooit gezegd dat het hetzelfde is, want dat is het niet. Ik heb nooit gezegd dat we zeker weten dat het veilig kan, want dat weten we niet. Ik heb wel gezegd dat ik niet uitsluit dat het in de toekomst, als je extra veiligheidseisen stelt waar bedrijven aan kunnen voldoen, mogelijk zal zijn. Het grote verschil tussen toen en nu is dat er toen een vraag van de Kamer lag die nog niet beantwoord was, namelijk: realiseer dat duurzame energiebeleid en realiseer die ambitie van 35% duurzame elektriciteit in 2020. De minister had de gelegenheid om daarop te antwoorden tot Prinsjesdag, maar ik moet nu concluderen dat het antwoord er niet is.
De heer Leegte (VVD): Met betrekking tot de zoutwinning raad ik de heer Samsom aan om de brief van de minister te lezen, want volgens mij heeft hij daar goed werk gedaan. Ik 2008 verdedigt de heer Samsom in het blad van Stichting Natuur en Milieu de kolencentrale in het Eemsgebied. Hij vraagt op te houden met die stomme sommetjes omdat die centrale de oude centrales wegdrukt en zegt dat dat beter voor het milieu is. Inmiddels is er een gekke draai gemaakt en is hij tegen windenergie in Drenthe, waar veel PvdA-stemmers tegen zijn. Hij zegt nu dat hij een totaalplaatje wil hebben en wil niet weten hoeveel gas er onder Nederland zit, terwijl we weten dat het gas in het Groningse veld opraakt. Hij wil kennelijk wel gas uit Rusland hebben, waarvan we weten dat dat milieu-impact heeft. Is dit een politiek spelletje van de PvdA of is de heer Samsom de weg kwijtgeraakt? Wat wil hij nou? Het enige wat hij doet is meer onzekerheid en vragen oproepen bij iedereen die hier zit. Mensen hebben juist behoefte aan een antwoord.
De heer Samsom (PvdA): Dat laatste is een beetje onbegrijpelijk aangezien ik net antwoord gaf, maar dat was een antwoord voor de mensen, en voor de heer Leegte was dat niet zo aangenaam. Ik vraag me af waar hij tussen 2008 en vandaag is gebleven. Er zijn verkiezingen geweest met voor ons een wat minder goede uitslag en voor hem een heel goede. Maar dat is hij helaas vergeten. Tussen 2008 en nu is het energiebeleid gewijzigd: de ambities zijn naar beneden bijgesteld. Het voornemen in het crisispakket van 2009 is niet uitgevoerd, namelijk zoveel geld reserveren dat we in 2020 20% duurzame energie realiseren en geen 14%, wat nu de ambitie van het kabinet is. Dat is het grote verschil. Toen had ik een plaatje waarvan ik kon zeggen: ja, we zetten alles op alles om een duurzame energievoorziening te realiseren, maar 20% is geen 100%. Die overige 80% moeten we ook op een verantwoorde manier invullen. Dat plaatje is mij uit handen geslagen en daarmee kan ik niet meer naar Boxtel of Haaren met de mededeling dat wij daar gas gaan winnen. Ik ga mensen in Boxtel namelijk niet uitleggen dat we naar schaliegas gaan boren omdat we te beroerd zijn om de echte oplossing, een duurzame energievoorziening, waar te maken.
De heer Leegte (VVD): Volgens mij komen we tot de kern van het verschil tussen de PvdA en de VVD. De PvdA wisselt per verkiezing van mening en de VVD niet. Wij kiezen voor een duurzame energievorm en voor de norm en niet voor technieken. Je kunt hier toch niet verdedigen dat er een kolencentrale in Groningen komt en zodra je uit de regering bent, zeggen dat die er niet hoeft te komen? De heer Samsom zegt nu dat hij niet voor schaliegas gaat en als hij de volgende keer weer in de regering komt is hij er weer voor. Wat wil de PvdA nou en wat is de duidelijkheid die de PvdA aan deze mensen gaat bieden?
De heer Samsom (PvdA): Voor de verkiezingen wilden wij een CO2-vrije centrale in de Eemshaven. Dat ging toen met CO2-opslag gepaard. CO2-opslag is ons dankzij de heer Leegte uit handen geslagen.
De heer Leegte (VVD): Dat was uw motie, meneer Samsom, in december 2010.
De heer Samsom (PvdA): Dat was nadat u in het regeerakkoord schreef dat het niet meer hoefde. Wij willen nog steeds een CO2-vrije centrale in de Eemshaven en aangezien CO2-opslag niet kan en ook niet de beste oplossing is, is biomassa een alternatief waarvan we nog moeten bezien of het te halen is. Als een CO2-vrije centrale niet kan, dan komt er dus geen centrale. Dat is niet ons standpunt sinds 2008 maar sinds 1998.
Ik ga mensen in Boxtel niet uitleggen dat we naar schaliegas gaan boren omdat we die echte oplossing niet realiseren. Dat pikken mensen niet en dat is terecht. Ik geloof niet dat het allemaal nimby-gedrag is daar in de regio. Ik geloof in de verantwoordelijkheid van mensen. Die zijn bereid om mee te denken over de randvoorwaarden voor milieu, landschap en veiligheid waaronder gaswinning zou moeten plaatsvinden. Daarvoor moet er wel een gemeenschappelijk gevoel zijn dat die gaswinning echt noodzakelijk is. Op dit moment kan en wil ik de mensen in Boxtel en andere bedreigde plaatsen daar niet van overtuigen. Met wat wij nu aan duurzame energie op de mat leggen, is gaswinning niet het noodzakelijke sluitstuk van een ambitieuze inzet op duurzame energie, maar een laf excuus voor het gebrek daaraan. Zolang dat zo blijft – maar dat kan veranderen – hoeft de minister bij ons niet eens te beginnen over schaliegaswinning. Als wij hiervoor, net als bij zoutwinning, een meerderheid kunnen vinden, dan is mij dat een lief ding waard. Dan zetten we de proefboringen in de ijskast en wachten we tot we de enige goede reden hebben om wel aan schaliegas te gaan denken, namelijk het voor elkaar krijgen van een duurzaam energiebeleid.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Een laf beetje hernieuwbare energie is inderdaad de erfenis van het vorige kabinet waar wij ons mee geconfronteerd zagen. Vandaar dat dit kabinet aan echte oplossingen werkt om ervoor te zorgen dat we die 14%-doelstelling gaan halen. Kort geleden was ik op de bijeenkomst in brasserie De Bolle Keizer en de mensen daar maken zich zorgen om hun leefomgeving en hebben vragen over gezondheidsrisico's en nieuwe ontwikkelingen. Bijeenkomsten tussen voor- en tegenstanders leidden eerder tot meer dan minder vragen: geef ons duidelijkheid, dan weten we waar we aan toe zijn en kunnen we weer verder. Is het veilig wat er gaat gebeuren in onze achtertuin? Onduidelijkheid leidt tot onzekerheid en dat is slopend. De Bolle Keizer ligt aan de Lindelaan in Helvoirt en na het gesprek met koffie en Bossche bollen zijn we naar Haaren gegaan, naar het maisveld dat de locatie is van de mogelijke proefboring van schaliegas. Vandaag staan gasopslag in Bergen, zoutwinning in Friesland en proefboringen naar schaliegas op de agenda. Concrete projecten die stuk voor stuk het gevolg zijn van beslissingen in dit huis, door ons genomen. Projecten met vragen over zorg en veiligheid door omwonenden en met een zekere mate van ongewisheid, omdat het allemaal nieuw is. Wat doe je dan als politicus? Nee zeggen, zoals ik net hoor, is makkelijker dan ja, zeker als het draagvlak gering is. De andere makkelijke optie is om een bedrijf te vragen een schadefonds in te richten voor het geval zich calamiteiten voordoen. Politici kunnen dan wegdraaien voor hun verantwoordelijkheid en voor het nemen van een moeilijke beslissing. Het bedrijf neemt dan de beslissing of het een schadefonds wil oprichten en of het het risico waard is. Als Pontius Pilatus wast de politiek haar handen in onschuld. Het gaat vandaag niet over die projecten die op de agenda staan, maar over de vraag waar we naartoe willen met dit land. Zijn we een land van angst en stilstand of een land van optimisme en nieuwsgierigheid? Vandaag gaat het ook over de vraag of je verantwoordelijkheid durft te nemen voor je eigen eerdere beslissingen. Als je voor een gasrotondestrategie bent, waarom dan tegen de concrete uitvoering daarvan? Hardcore voorvechters van windmolens steunen ineens het verzet in Drenthe. Dit kabinet en deze coalitie kiest voor optimisme en nieuwsgierigheid. Dit kabinet kiest voor politiek leiderschap, leiderschap om beslissingen te nemen en die uit te leggen. We zitten midden in een economische crisis en het is geen schuldencrisis maar een groeicrisis. De financiële markten hebben het vertrouwen verloren dat Europa uit zijn schulden kan groeien. Met het tegenhouden van allerlei initiatieven die worden ontplooid, doet Nederland dapper aan die stilstand mee. Vandaag is de vraag aan de orde of je kiest voor moreel leiderschap of voor het nemen van verantwoordelijkheid en beslissingen. Niet alleen omdat dat goed is voor de economische ontwikkeling, maar vooral omdat dat een einde maakt aan de onzekerheid voor de omwonenden, zodat zij weten waar ze aan toe zijn. Ik heb die onzekerheid gevoeld in Bergen, Haaren, Boxtel en Oostzaan, in al die plaatsen waar nu iets aan de hand is.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Omdat de woorden maar bleven komen over moreel leiderschap en zekerheid bieden, vraag ik aan de heer Leegte wat moreel leiderschap is als een beslissing doorgedrukt wordt terwijl er zoveel onzekerheid bij de mensen is.
De heer Leegte (VVD): Helemaal niets en dat is juist het probleem! Moreel leiderschap is dat je die onzekerheid gaat voeden, gaat poeren in die ongerustheid, gaat doen alsof er van alles mogelijk is en dat je wegdraait van je verantwoordelijkheid. Het gaat erom dat je mensen kunt uitleggen waar je voor staat en wat je kiest, niet wegdraait voor die beslissing, niet allemaal procedures oproept en niet per verkiezing gaat draait in je standpunt. Die onzekerheid is het cruciale punt waar mensen ziek van worden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voor mij is moreel leiderschap serieus luisteren naar wat mensen willen.
De heer Samsom (PvdA): De heer Leegte is in Boxtel en Haaren geweest. Moreel leiderschap suggereert dat er volgers zijn. Heeft de heer Leegte geteld hoeveel draagvlak er in Boxtel en Haaren is? Afgerond naar boven is dat ongeveer nul. Of heeft de heer Leegte een ander beeld bij het succes van zijn moreel leiderschap?
De heer Leegte (VVD): Ik claim het moreel leiderschap niet, maar geef dat aan de heer Samsom omdat hij aan de goede kant van de streep wil blijven, weg blijft draaien van beslissingen en zegt dat hij een gasrotondestrategie wil, maar alle concrete projecten die daaruit voortvloeien vervolgens tegenhoudt. Dat is wat ik noem moreel leiderschap en daar moeten wij niet veel van hebben. Wij willen liever weten waar we aan toe zijn, zodat we kunnen bekijken hoe we de veiligheid kunnen waarborgen en hoe we mensen uit hun onzekerheid kunnen halen, zodat ze weten waar ze aan toe zijn en verder kunnen met hun leven. Dat is waar mensen recht op hebben. Wij kiezen niet bij iedere verkiezing een nieuwe techniek.
De heer Samsom (PvdA): U zegt «wij hebben niets met moreel leiderschap». Ik wens u verder veel succes in de politiek.
De heer Leegte (VVD): Ik heb vaak genoeg gezegd dat ik graag een huisje huur op de morele hoogvlakte, maar het gaat erom dat mensen zekerheid krijgen. Ze komen vanuit drie provincies naar hier en willen weten waar ze aan toe zijn. Dan hebben ze niets aan een politicus die zich verschuilt achter procedures en nu tegen proefboringen is, maar na de volgende verkiezingen misschien voor is omdat hij dan in de regering zit. Daar heeft niemand in deze zaal iets aan. Daarom kiest de VVD niet voor techniek maar voor normen. Wij willen weten wat mogelijk is en zullen daarvoor staan. Dat maakt ons niet beter of slechter, maar geeft wel duidelijkheid aan de mensen. De VVD is een partij waar de mensen wat aan hebben. De kernvraag voor de VVD is of die ontwikkelingen veilig zijn voor de omwonenden. Ik vraag de minister of hij kan aangeven hoe hij systematisch de toets op veiligheid bij nieuwe ontwikkelingen uitvoert. Het gaat dan om projecten die op de agenda staan, maar ook om eventuele nieuwe projecten. Op welke manier zit veiligheid systematisch in de beslisboom van de minister?
Wij praten over de ontwikkelingen in de ondergrond, die steeds belangrijker wordt bij de duurzame energiehuishouding. Kan de minister aangeven hoe hij omgaat met de planning van de ruimtelijke ordening onder de grond? Omdat die driedimensionaal is, anders dan boven de grond, kan het bijvoorbeeld gebeuren dat er een waterleidingbedrijf zit en een partij die 2 kilometer dieper ook wil boren. Welke regels moeten daarvoor gelden? Kan de minister aangeven hoe hij daarmee om wil gaan?
Ten aanzien van Friesland complimenteer ik de minister, Frisia Zout BV en het lokale bestuur daar, en apart complimenten aan de VVD in Friesland, die steeds pleitte voor snelle winning van zout onder het wad. Kan de minister aangeven in hoeverre de zoutwinning onder het wad naar voren gehaald kan worden ten opzichte van de eerder aangegeven planning?
Aan de zijlijn van dit debat zit de gasrotondestrategie. Kan de minister aangeven hoe het staat met de meer marginale gasvelden in de Noordzee? Hij heeft een tijd geleden aangegeven dat hij erover zou nadenken hoe het moet met de fiscalisatie van die velden en het gebruik van de infrastructuur.
We hebben het heel kort gehad over Carbon Capture and Storage (CCS). Weet de minister al hoe het zit met het verankeren van de risico's van CO2-opslag in hoofdstuk 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarmee hij met de minister van Veiligheid en Justitie bezig is?
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. In dit debat hebben wij het over mijnbouw. Zoals deze week duidelijk werd, mogen er geen proefboringen naar schaliegas plaatsvinden in de gemeente Boxtel. Wij zijn blij met dit besluit van de rechter, want er moet wat ons betreft altijd draagvlak bestaan voor welke proefboring naar schaliegas dan ook. Vooropgesteld wordt dat wij als partij an sich niets hebben tegen extra gas, want dat maakt ons minder afhankelijk van Rusland. We stellen wel twee keiharde voorwaarden en dat zijn lokaal draagvlak en veiligheid. Wij hebben de indruk dat het daar in dit geval nogal aan schort. In bijvoorbeeld Boxtel waren er in een mum van tijd 3 000 handtekeningen verzameld tegen de proefboring. Deelt de minister de mening dat er, alles overwegende, onvoldoende draagvlak is voor de proefboringen? Zo nee, dan horen wij graag van de minister waarop hij zich baseert en wanneer er voor hem dan wel onvoldoende draagvlak is.
Een journalist in Boxtel informeerde de bewoners over de boring, omdat zij van niks wisten. Dat lijkt mij niet de juiste weg. Het ontbreekt gewoon aan voorlichting. Op een voorlichtingsbijeenkomst van het boorbedrijf werd aan de omwonenden een informatiepakket in het Engels verstrekt. Dat is niet de juiste weg om de onzekerheden weg te nemen.
Bij de inwoners van deze gemeente is veel onrust ontstaan. Zal mijn huis in waarde dalen? Kan er schade aan mijn huis ontstaan? Wat als er een ongeluk gebeurt met een trein die 10 meter naast de boring 150 keer per dag voorbijkomt? En ga zo maar door. Voor de omwonenden meer dan vervelend, vooral als zij daarbij ook nog het gevoel krijgen dat ze niet serieus genomen worden en het kind van de rekening worden.
Dit speelt overigens niet alleen in Boxtel. In Haaren is er ook veel lokaal protest, evenals in Gelderland. Ziet de minister nog wel toekomst in die plannen? Er schijnt dus nergens lokaal draagvlak voor te bestaan. Overal waar de proefboringen plaatsvinden, zijn er veel terechte vragen.
Daarnaast hebben wij ook nog berichten gezien dat voor de inspectie van de veiligheid van schaliegas maar drie fte aan menskracht beschikbaar is en dat er zelfs ook nog een vacature is. Ik vraag de minister of dit klopt en of hij kan uitleggen hoe deze drie mensen de veiligheid 24 uur per dag kunnen garanderen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben blij dat de PVV de passage uit het regeerakkoord aanhaalt waarin staat dat voor zaken als boringen, gasopslag e.d. draagvlak en veiligheid voorwaarden zijn. Maar dat hebben we eerder meegemaakt. De PVV was ook niet voor de gasopslag onder Bergen, maar heeft de inwoners van Bergen – misschien heeft het er iets mee te maken dat het een kunstenaarsdorp is – toch mooi laten stikken. Ik mag hopen dat de PVV hier wel voet bij stuk houdt in haar verzet tegen de boringen naar schaliegas, maar ik ben er niet gerust op. Als de PVV weinig vertrouwen heeft in de aanpak van de eurocrisis, dan hoor ik de heer Wilders niet zeggen: ik denk dat het niet kan, maar misschien heeft premier Rutte toch nog argumenten. Nee, dan is de inbreng van de PVV: we zien het niet zitten, klaar, ophouden ermee, wat ons betreft een «njet». Dat zou ik bij schaliegas ook zo graag horen.
De heer Van Bemmel (PVV): Bij ons gaat het inderdaad over draagvlak. Overigens heb ik nog wel de vraag waar mevrouw Ouwehand was toen het ging over de veiligheid van de mensen in Urk en Barendrecht. Toen was zij erg stil. Blijkbaar heeft zij andere motieven. Wij verdenken haar ervan dat zij naar haar duurzaamheidsagenda wil en dat zij deze mensen misbruikt om daarin mee te gaan. Het is mooi als we op dezelfde dingen uitkomen, maar veiligheid is voor haar zeker geen issue in dezen. Voor ons wel, en veiligheid en draagvlak zullen wij altijd blijven verdedigen. Als daar niet aan voldaan wordt, zullen wij dit inderdaad niet steunen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): We kennen intussen de tactieken van de PVV. Als je PVV'ers vraagt naar hun eigen standpunten, slaan ze terug met jij-bakken over dingen die nergens op slaan. Uitgangspunt van de PvdD is inderdaad dat wij geen natuurgebieden willen opofferen voor schaliegas. Ik wil hier wel een punt van maken: de PVV weet heel goed dat wij de windmolenparken op Urk niet hebben gesteund. Dat geldt ook voor de gasopslag onder Barendrecht. Ik vind het een flauwe truc. Ik vraag de PVV naar haar eigen voorwaarden. Ik vraag haar om stoer te zijn, niet alleen over de eurocrisis maar ook op het punt van schaliegas, maar ik moet zeggen dat ik een stelletje lafaards zie. Ik wil vandaag een «nee» en geen vragen aan de minister. Kom op, de PVV is een duidelijke partij met duidelijke taal: we staan voor draagvlak, maar we zien het niet, dus komt er geen schaliegas!
De heer Van Bemmel (PVV): Waarschijnlijk is mevrouw Ouwehand in het verkeerde debat en in het verkeerde gebouw terechtgekomen. Hier hebben we democratie en hebben we de gewoonte om dingen te vragen aan de minister. Als zij hier alleen maar zit om haar eigen agendaatje te spuien zonder dat ze geïnteresseerd is in de antwoorden, kan ze wel eerder weggaan. Maar ik luister netjes naar de antwoorden van de minister. Mevrouw Ouwehand mag nog wel even uitleggen wat kunstenaars te maken hebben met het geval in Boxtel.
Dan ga ik naar Frisia Zout BV. Hierover is de PVV, net als de afdeling Friesland, glashelder: geen boringen op het land, want hierdoor treedt een versnelde daling van de grond op. Het draagvlak hiervoor is in geen velden of wegen te bekennen. Waar wel draagvlak voor is, zijn de zoutwinningen in de Waddenzee. Hiervoor hoeven geen platforms te worden gebouwd. Er zal vanuit de zeedijk schuin geboord worden. Dat is goed voor Friesland, en de bevolking steunt dit. Tel daarbij op dat Frisia in EenVandaag van 25 oktober jl. aangaf de twee boringen op het land te willen laten schieten als het bedrijf op de Waddenzee aan de slag mag. De beslissing hierover ligt niet bij de provincie maar bij het ministerie van EL&I. Ik vraag de minister hoe hij tegenover dit idee staat en of hij bereid is met Frisia mee te denken hoe aan de Waddenzeeboringen handen en voeten kunnen worden gegeven, zodat de landboringen tot het verleden zullen behoren. Blije gezichten bij de inwoners en bij Frisia en goed voor de economie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Als de PVV-fractie benieuwd is waar wij haar van beschuldigen, kan ik daar duidelijk over zijn. Ik denk dat er sprake is van het tellen van electorale koppen. Wij hebben gezien dat deze minister de gasopslag in Bergen doodleuk doordrukte, maar de plannen in agrarische gebieden in het noorden van Nederland vlak voor de Provinciale Statenverkiezing afblies. Als dat geen schijn van electorale, koele berekening losmaakt, zijn er nog heel wat politieke lesjes te leren.
We kunnen duidelijk zijn: wat de PvdD betreft is er op geen enkele manier een noodzaak voor gevaarlijke, omstreden technieken als schaliegasboringen en ook niet voor de gasopslag onder Bergen. We leggen ons zeker niet neer bij de energiebehoefte die dit kabinet aan Nederland duidelijk wil maken, alsof we allemaal in de kou komen te zitten als we niet het energiebeleid van dit kabinet voeren. De PvdD hoeft geen lijnvlucht tussen Amsterdam en Maastricht, zodat je met het vliegtuig heen en weer kunt op drukke dagen. We hoeven ook geen supersnelwegen. Moet je eens kijken wat dat aan brandstof scheelt. We hoeven ook geen kunstmestindustrie, want we gaan biologisch eten als het aan ons ligt. Moet je eens kijken hoeveel energie dat scheelt. We hoeven al helemaal geen megastallen met energieslurpende luchtwassers op het dak. Kijk eens eventjes hoe je dan je energiebeleid kunt voeren. Maar de minister van EL&I doet ons land liever in de uitverkoop. Iedereen die maar wil, mag schatten uit onze bodem winnen of de bodem volstoppen met wat hij maar wil. Bijvoorbeeld Russisch aardgas, zonder degelijk onderzoek naar de natuurgevolgen en risico's van dien, opgeslagen onder bewoond gebied. Zout, schaliegas en steenkoolgas mogen ongelimiteerd worden gewonnen. De gevolgen van deze ingrepen op het letterlijke fundament van ons land – en dan bedoel ik zowel onze bodem als onze burgers – maakt deze minister niets uit. Weerstanden en zorgen onder de bevolking, mogelijke vergiftiging van ons drinkwater, opwekking van aardbevingen, aantasting van waardevolle natuurgebieden: de minister schuift alle bezwaren aan de kant en zegt op elke economische aanvraag volmondig ja. Gelukkig hebben we de rechter nog. De Raad van State schorste de gasopslag in Bergen en vernietigde de vergunning voor de proefboring naar schaliegas. We kennen deze minister ondertussen wel als iemand die zich niet snel neerlegt bij een gerechtelijke uitspraak. Na de vernietiging van de vergunning voor de kolencentrale in de Eemshaven wist hij na een paar uur al dat die er heus wel zou komen. Ook de gasopslag in Bergen heeft hij er op een weinig chique manier doorheen gedrukt. Dit zal ook gebeuren bij de winning van schaliegas, tenzij de Kamer hem vandaag tegenhoudt, zeg ik tegen mijn collega's. Ik doe een dringend beroep op de PVV om de stoere partij te zijn die zij ook op andere dossiers is. Het zou een erg verstandige beslissing zijn om af te zien van die risicovolle boringen en het zou ook een hoop ambtenareninzet schelen. Dit kabinet wil tenslotte bezuinigen op het ambtenarenapparaat. Laten we er gewoon mee kappen.
Ik heb nog een paar specifieke vragen over de gasopslag in Bergen. Ik heb begrepen dat de voorfinanciering van schade door een eventuele aardbeving, veroorzaakt door opslag van gas onder Bergen, nog niet geregeld is. De Kamer heeft uitgesproken dat dat wel gebeuren moet. In de huidige regeling moeten mensen veertien maanden tussen de schade wonen als er een geschil ontstaat over het ontstaan van die schade. Dat is toch niet de bedoeling? Ik ontvang graag een reactie van de minister daarop.
Wij hebben in eerdere debatten gesproken over de nulmeting. TAQA blijkt niet bereid de gemeente inzage te geven in hoe deze nulmeting wordt opgesteld. De minister zou ervoor zorgen dat de gemeente hierover kon meepraten, maar dat is dus helemaal niet gebeurd. Waarom niet? Hoe gaat de minister dat alsnog regelen? Kan hij toezeggen dat er een deugdelijke nulmeting komt?
Ik geef de minister ook mee dat de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB), de adviseur van de Raad van State, van oordeel is dat de risico's voor Bergen van deze opslag niet goed zijn ingeschat en dat deze mogelijk groter zijn dan de minister bij hoog en laag volhoudt. Deze stichting constateert in haar verslag dat het Massachusetts Institute of Technology (MIT) – dat was de second opinion – de door TNO gevolgde methodiek niet zonder meer onderschrijft. Dat is wel wat de minister de Kamer heeft willen verkopen.
De verstoring van grutto's in de waardevolle Loterijlanden wordt volgens deze stichting onvoldoende gecompenseerd. Ook daar heeft de minister bezworen dat de natuurcompensatie deugdelijk zou zijn. Ik vraag hem een man te zijn en zijn politieke lot te verbinden aan de daadwerkelijke belofte. Als blijkt dat zijn bezweringen niet worden nagekomen en de natuur daar achteruitgaat, stapt hij dan op en legt hij het project dan stil?
Mevrouw Van der Werf (CDA): Voorzitter. In antwoord op vragen van het CDA zei de minister dat hij voor zichzelf een belangrijke rol ziet voor het realiseren van schaliegasboringen. Omdat hier geopereerd wordt vanuit belangen voor heel Nederland, deel ik dat standpunt van de minister. Maar ik constateer ook dat er sprake blijft van maatschappelijke onrust. Vaak, zoals bij mijn werkbezoek aan de gemeente Haaren bleek, is dit gebaseerd op onduidelijke en soms zelfs tegenstrijdige informatie. Tot op de dag van vandaag is er onduidelijkheid over de aard van de boringen: verticaal of horizontaal, welke chemicaliën, welke manier van afvoer van het afvalwater etc.? Zo ontstaat er geen draagvlak en dat betreurt het CDA ten eerste voor de bevolking. In Haaren ziet men in de achtertuin een project ontstaan, waarbij men twijfelt aan de veiligheid van mens en milieu.
Dan het algemeen belang van de Nederlandse energievoorziening en het economisch belang. Laat het CDA daar helder over zijn: we vinden gas een belangrijke energiebron, ook of misschien wel juist in de duurzame energietransitie. Zowel als alternatief binnen het fossielenpakket als om pieken op te vangen, zal gas nog lange tijd deel uitmaken van onze energiemix. Wat het economisch perspectief betreft achten wij het naast de gasrotonde en de import van buitenlandse gas ook verstandig om te exploreren wat onze eigen bodem op dit punt te bieden heeft. Maar dat moet je alleen doen als veiligheid voor mens, dier en milieu is gewaarborgd. Dat spreekt voor zich. Net als de bewoners zijn wij daar nog niet geheel van overtuigd. De boring op deze plaats stelt nieuwe eisen aan de technologie waar we op zich al langer mee bekend zijn. Daarbij gaat het om het landschap, een groen gebied in de stedelijke ruimte en een provincie die qua lucht en bodem al belast is. Het gaat om boren op een diepte waarvoor de beschikbare technologie wellicht nog niet bewezen is. Op zich staat het CDA niet afwijzend tegen exploratie, maar we verbinden daar drie voorwaarden aan.
1. Een proactieve en open communicatie met de stakeholders.
2. Het toezicht. Zeker bij een proefboring is het belangrijk dat het proces nauwgezet wordt gevolgd en dat gegevens worden gemonitord. Ik ben ervan geschrokken dat het Staatstoezicht op de Mijnen hier aangaf geen capaciteit te hebben om deze taak naar behoren uit te voeren. Dat is voor het CDA onacceptabel. Kunnen er mensen worden vrijgemaakt? Zonder toezicht kan er geen sprake zijn van een verantwoorde proefboring.
3. Duidelijkheid voor de bewoners. Ik geef hier de optie van een onafhankelijk aanvullend onderzoek, want dat is waar deze situatie om vraagt. Hierin zouden de specifieke punten van de proefboring op deze locatie moeten worden meegenomen. Graag ontvang ik een reactie daarop.
Er is nog een vierde punt dat voor ons belangrijk is, maar geen absolute voorwaarde. Ik vind dat op het punt van schaliegas, geothermie en zoutwinning de Mijnbouwwet af en toe gaat knellen. Chemicaliën, het wegen van belangen: is die wet nog wel toegesneden op moderne vraagstukken? Ik vraag de minister of we die wet weer eens tegen het licht moeten houden. Daar zijn wij voorstander van.
Dat was mijn bruggetje naar de zoutwinning. Er liggen rapporten en ook hier is sprake van maatschappelijke onrust. Er bestaat grote weerstand tegen het verlengen van de winningsvergunning. De schier oneindige horizon van deze vergunning staat haaks op de mening van degenen die liever vandaag dan morgen de winning willen verplaatsen naar de Waddenzee, maar verplaatsen vereist investeringen die eerst verdiend moeten worden. Ondertussen wil de regio vooruit, zonder zoutwinning op land maar met een goede gebiedsontwikkeling. Ik kan op veel technische aspecten ingaan, maar ik doe dat niet. Het CDA vraagt de minister op dit punt om partijen en meningen, kansen en onmogelijkheden bij elkaar te brengen. Werk naar een eindpunt toe dat misschien niet morgen, maar wel in zicht is. Houd iedereen betrokken bij zijn inzet voor deze regio. Hoe je het ook wendt of keert, de passie voor de regio is bij alle partijen aanwezig. Maak daar gebruik van en kom gezamenlijk tot een oplossing. In eerste termijn roep ik de minister daartoe op.
Van geothermie is het CDA een groot voorstander. Aardwarmte beschouwen wij in de CO2-arme economie als belangrijk onderdeel van de energiemix. Het is goed dat er twee projecten meedoen in de Green Deal. Er is een aantal succesvolle voorbeelden waarbij kassen die gebruikmaken van geothermie, energie overhouden om te leveren aan de omgeving. Er lopen diverse proeven en de kern van een proef is dat het lessen oplevert voor het vervolg. Maar wat gebeurt er als er bij zo'n proef opeens ook olie mee omhoog komt, zoals in het Westland? Volgens mij werd er vroeger dan gejuicht, maar in dit specifieke geval leidt het tot onvoorzien hoge kosten om olie en warmte te scheiden. Ik heb begrepen dat de minister werkt aan een oplossing en zou daar graag iets over horen.
Tot slot grijp ik terug op het eerste onderwerp, de boringen naar schaliegas. Ligt er een mogelijkheid om te komen tot synergie tussen deze boringen en geothermie? Kan de minister hier zijn visie op geven? Geldt dat bijvoorbeeld ook al voor de proefboringen?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Er is wat aan de hand onder Nederland. Vier gemeenten in Noordwest-Friesland willen meer te zeggen hebben over de zoutwinning in hun grondgebied. In Boxtel is de vergunning voor een proefboring teruggefloten door de rechter. De gasopslag in Bergermeer staat stil door een uitspraak van de Raad van State. Ik zou de minister van EL&I bijna de gewetensvraag willen stellen of hij tevreden is met zijn ondergrondse investering in het klimaat. Wat D66 betreft moet de overheid consistent zowel zorgvuldig als verstandig omspringen met het beheer van onze bodem en zijn schatten.
Wat is zorgvuldig als je het hebt over mijnbouwkundige activiteiten? Zorgvuldig is niet dat een tijdelijke vergunning wordt aangevraagd voor wat eigenlijk de facto een permanent proces is. Wat heeft de minister geleerd van de uitspraak van de rechter op dit punt? Zorgvuldig is wel dat de gevolgen voor de lokale omgeving goed in kaart worden gebracht en de negatieve gevolgen zo veel mogelijk worden voorkomen of in ieder geval zo goed mogelijk worden afgedekt. In deze context noem ik de schaliegaswinning in Brabant. Ik heb begrepen dat er contacten zijn tussen Brabant Water en Cuadrilla over hoe er geboord zou kunnen worden in Boxtel om de risico's voor het drinkwater te minimaliseren. Mooi als dat voorspoedig verloopt, maar het publieke milieubelang zou niet alleen moeten afhangen van het wel of niet klikken tussen twee private partijen. De partijen die naar schaliegas boren verzekeren ons bovendien dat er veel ervaring mee is. Het zou goed zijn om op basis van die brede ervaring een algemeen uitgangskader te schetsen voor verantwoord gebruik van de ondergrond. Een concreet voorbeeld is dat Cuadrilla bestrijdingsmiddelen zoals biociden wil gebruiken bij zijn ondergrondse boringen. Klopt het dat de geldende wet- en regelgeving, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, niet voorziet in een ondergronds equivalent van de REACH-regels, zodat wij niet weten welke stoffen wel en niet mogen worden ingezet? Kan REACH hier wel gebruikt worden, omdat de stoffen onder de grond blijven? Is de minister bereid in overleg te gaan met de betrokken partijen om een generieke set regels vast te stellen voor wat er wel en niet mag ten aanzien van boren en inspuiten van middelen in de ondergrond, bijvoorbeeld via een nieuwe AMvB?
Dan vraag ik aandacht voor de specifieke lokale situatie. Wat betekent de seismologische situatie voor de eisen die je aan een boorschacht stelt? Hoe verhoudt de diepte waarop je boort zich tot de lokale grondwaterspiegel en de daarop berustende natuur of landbouw? Eigenlijk zou er standaard een locatiespecifieke onderzoeksverplichting moeten komen naar dit soort geologische zaken, waarbij de exploitant vooraf aangeeft hoe hier rekening mee gehouden wordt. Het Staatstoezicht op de Mijnen kan dan op basis daarvan eventueel aanvullende eisen stellen. Vindt de minister ook dat dit soort informatie voor een proefboring beschikbaar moet zijn? 100% veiligheid bestaat niet en die indruk moeten we ook niet willen wekken, maar je kunt wel risico's inschatten. Je kunt preventieve stappen nemen en waar mogelijk de resterende risico's afdekken. Het risico dat eventueel overblijft, mag niet bij de bewoners liggen. In Bergermeer hebben we daar een goede oplossing voor gevonden en wat mij betreft, als er ooit proefboringen plaatsvinden, moet die ook daarvoor gelden. Ik hoop dat de minister kan bevestigen dat als er een proefboring plaatsvindt, er voor het ontmantelen van de installatie al voor aanvang van de winning voldoende geld opzij gezet wordt, zodat de Staat bij een eventueel faillissement nooit voor de kosten opdraait.
Dan kom ik op het punt «verstandig». Voor D66 is verstandig in de context van mijnbouwactiviteiten meer dan alleen zorgvuldigheid ten aanzien van de gevolgen voor de omgeving. Het gaat ook over nut en noodzaak. Inzake energie willen wij dat de overheid zorg draagt voor een versnelling en niet voor een rem op de energietransitie. Aardgas is geen hernieuwbare energie maar wel een relatief schone brandstof. Hoe schoon het is, hangt af van de wijze waarop het gewonnen wordt. We moeten de reële waarde hanteren van de CO2-uitstoot voor de volledige levensduur inclusief de winning. Er is al een aanzet voor brandstoffen in het verkeer gegeven in de Europese regelgeving en het lijkt mij logisch zo'n soort systematiek toe te passen, onafhankelijk of die brandstof in je tank of in je kachel gaat. Anders hebben we een ongelijk speelveld en baseren we ons energietransitiebeleid op fabels. Kan de minister zich daarvoor inzetten?
Als we voldoende zekerheid hebben dat schaliegas in Nederland veilig gewonnen kan worden, dan wil dat niet meteen zeggen dat we daar mee moeten beginnen. Ik zou niet willen dat we onze focus verleggen van de groene transitie naar het opdiepen van de laatste restjes fossiele brandstoffen. Als de minister aannemelijk kan maken dat extra gas leidt tot minder kolenverbruik of dat extra gas leidt tot de financiering van een ambitieus beleid op hernieuwbaar, dan praten we over een heel ander plaatje. Graag een reactie van de minister hierop.
Qua geothermie sluit ik me aan bij het CDA.
Tot slot kort iets over zout, maar het is vanwege tijdgebrek onmogelijk om recht te doen aan alle vragen. Waarom winnen we nog steeds zout uit de grond? Er zijn toch duurzame initiatieven? Hoe wordt het hand-aan-de-kraanprincipe vormgegeven onder de Waddenzee? Welke uitvoeringsaspecten behoeven extra aandacht en wat gaat de minister daaraan doen? Hoe zorgt hij voor een goede afsluiting van putten en voor die commissioning?
Aardwarmte, warmte- en koudeopslag, CO2-opslag, schaliegasboringen, gasopslag, gas- en oliewinning, waterwinning, zoutwinning, mogelijke opslag van kernafval, transportbuisleiding om files te voorkomen etc. etc.: het wordt heel druk in onze ondergrond. We moeten kiezen, maar we moeten dit besluit niet ad hoc nemen. Mijn fractie wil graag een coherente en consistente visie op het gebruik van de ondergrond en wellicht is ook een aanpassing van de Mijnbouwwet nodig.
Minister Verhagen: Voorzitter. Vandaag spreken we over onderwerpen op het terrein van winning en opslag in de ondergrondmijnbouw. De lokale weerstand tegen deze economische activiteiten is soms groot. We merken dat aan de publieke belangstelling voor dit debat en aan het aantal petities dat voorafgaand aan het overleg overhandigd is aan de Kamer. Belanghebbenden hebben zorgen om de veiligheid voor mens, milieu en natuur. De reacties van de omwonenden passen binnen de maatschappelijke realiteit anno 2011. Men is kritischer geworden ten aanzien van zaken die zich afspelen in de directe leefomgeving en dat is ook begrijpelijk in een dichtbevolkt land. Dit is niet alleen het geval bij schaliegas en zoutwinning, maar ook bij windmolens en CO2-opslag. In Nederland kennen we een hoog niveau van welvaart en dat willen we ook zo houden. Dat hoge niveau is echter niet vanzelfsprekend. Het komt niet aanwaaien. Economische activiteiten en een betrouwbare en betaalbare energievoorziening zijn daarvoor onontbeerlijk. Ik wil vooraf benadrukken dat veiligheid voor het kabinet vooropstaat. Als mensen zorgen hebben, dan moet dat serieus genomen worden. We moeten altijd kiezen voor een oplossing die veilig is, maar we moeten niet enkel de negatieve kant belichten. We moeten de discussie voeren aan de hand van feiten. Er zijn namelijk veel redenen om positief te zijn over mijnbouwactiviteiten. Als we alleen de maar één kant van de medaille, de negatieve kant, beschouwen, dan hadden we 40 jaar geleden nooit besloten tot gaswinning en dan hadden we jaren daarvoor nooit besloten tot kolenwinning. Dan hadden we nooit besloten tot het gebruik van onze grondstoffen, terwijl dat juist ten grondslag ligt aan onze welvaart, onze banen en onze inkomsten. Mijnbouwactiviteiten, gaswinning en zoutwinning, dragen in Nederland al decennia bij aan werkgelegenheid en dus aan brood op de plank. Bovendien gaat het ook over activiteiten waar Nederland goed in is. We hebben veel ervaring met gebruik en toezicht op het gebruik van de diepe ondergrond. Het is een industrie met een lange traditie in Nederland en een industrie met een zeer goede trackrecord op het gebied van veiligheid, zeker als je dat afzet tegen andere landen. Internationaal gezien wordt juist de ervaring en innovatiekracht van de Nederlandse olie- en gasindustrie sterk gewaardeerd. Bij de ellende in de Golf van Mexico, werd niet voor niets de Nederlandse wet- en regelgeving en het toezicht daarop als richtinggevend gezien voor hoe men het eigenlijk had moeten doen. Dat geldt ook binnen Europa.
In Nederland zijn de regels verankerd in de Mijnbouwwet. Ik moet me aan dat kader houden. Ik toets daarom op de criteria die in de Mijnbouwwet staan en die hebben vooral betrekking op veiligheid. Als niet aan die criteria voldaan wordt, dan dienen activiteiten te worden gestaakt of mag er niets eens worden begonnen. Daarop wordt ook nauwgezet toegezien. Als ik me niet houd aan die criteria van de Mijnbouwwet, dan houden besluiten ook geen stand voor de rechter. Die zegt dan namelijk: u hebt een vergunning ten onrechte geweigerd. Het geeft daarnaast een negatief signaal af naar bedrijven die in Nederland willen investeren, als zij er niet vanuit kunnen gaan dat de overheid zich houdt aan de eigen wetgeving. Ik wil en kan dus ook niet afwijken van dit kader.
De uitdaging is om binnen de context van deze wet- en regelgeving economische activiteiten mogelijk te maken zonder maatschappelijk draagvlak te verspelen. Maatschappelijk draagvlak is uiteraard belangrijk, maar het is niet als voorwaarde opgenomen in de Mijnbouwwet. Het is ook niet, zoals mevrouw Ouwehand suggereerde, opgenomen in het regeerakkoord. Dan moet ze het regeerakkoord eens lezen. In het regeerakkoord staat wel dat wij bij CCS lokaal draagvlak als voorwaarde hanteren. We hebben dat zeer bewust opgenomen, vanwege de discussie die wij over CCS voerden. Ik heb het zelf geschreven. Wegens het gebrek aan draagvlak en op basis van het debat dat we hier in de Kamer hebben gevoerd, hebben we besloten af te zien van het mogelijk maken van CCS onder zee. Dat kwam dus niet door de provincialestatenverkiezingen, mevrouw Ouwehand. In de Mijnbouwwet staat niet dat voldoende draagvlak een voorwaarde is, maar wij willen wel zoveel mogelijk maatschappelijk draagvlak realiseren. Dat vraagt een extra inspanning van overheid, initiatiefnemers, provincies en gemeenten bij activiteiten als deze. Dat is evident. Daar spreekt ook de zorg van de Kamer uit. Alle betrokken partijen dienen zich rekenschap te geven van de gevoelens die er leven. Externe effecten moeten worden onderkend en er moet bekeken worden hoe deze voorkomen of gecompenseerd kunnen worden. Bij zoutwinning hanteren we bijvoorbeeld een maximaal toegestane bodemdaling. Daarnaast moet er een passend gebiedsplan zijn. Dit hebben we allemaal van tevoren in de wet vastgelegd. Bij de gasopslag in Bergermeer hebben we een breder pakket gemaakt met waarborgen voor eventuele schade. Dat was op basis van de wetgeving niet per se nodig, maar we hebben het wel geregeld, omdat wij, Kamer en kabinet, van mening zijn dat we alles moeten doen om een zo groot mogelijk draagvlak te realiseren. De overheid moet zorgvuldig en transparant opereren. Ik geef uitleg over wat ik doe. Ik zet geen stap zonder dat met de Kamer van tevoren te overleggen. Ik dring niets op. Ik heb de vergunningen voor schaliegas er niet doorheen gedrukt, mijnheer Samsom. Het vorige kabinet heeft die vergunningen afgegeven, met instemming van de Kamer. In dat vorige kabinet zat ook de PvdA.
De heer Samsom (PvdA): Ik verwijs naar het zinnetje in de brief van de minister – deze minister en niet die van het vorige kabinet – waarin staat dat hij voornemens is om … En dan noemt hij een heel rijtje. Dat is het rijtje waar ik het over had.
Minister Verhagen: Juist omdat ik het voornemens ben, druk ik het er niet door. Juist het feit dat ik eerst met de Kamer in overleg ga, juist het feit dat we in het verleden al in reactie op schriftelijke vragen over schaliegas hebben gezegd dat ik eerst het onderzoek over de boringen in Engeland wil afwachten voordat ik een besluit neem, geeft al aan dat ik niets doordruk, maar dat ik op een zorgvuldige manier binnen de kaders van de wet kijk of er vergunningen verstrekt moeten worden.
De heer Samsom (PvdA): De emoties lopen in de zaal hiernaast al te hoog op, dus laten we dat hier niet doen. Ik heb het woord doordrukken niet letterlijk genoemd. Ik zei: een zorgvuldige afweging begint niet met een onbezonnen rijtje exploratievergunningen. Ik verwees naar het rijtje in de brief van de minister.
Minister Verhagen: Ik heb het woord «doordrukken» genoteerd tijdens de bijdrage van de heer Samsom, misschien dat hij het in zijn enthousiasme gebruikt heeft.
Gegeven het totaalpakket, zie ik geen aanleiding om de BV Nederland als zodanig tot stilstand te laten komen op het terrein van de mijnbouw. Er is wetgeving waarin normen zijn vastgesteld, we stellen veiligheid voorop, we werken aan het maatschappelijk draagvlak en we proberen schade te voorkomen, en compenseren als dat toch het geval is. Ik wil ook Nederland als zodanig draaiende houden en in staat laten zijn om te blijven zorgen voor werkgelegenheid. Een stabiel investeringsklimaat is dan van groot belang. Voor bedrijven, maar ook voor burgers, is een voorspelbare en betrouwbare overheid essentieel. Vergunningen die het vorige kabinet heeft afgegeven, kan ik niet zomaar terugdraaien. Dan zou er sprake zijn van een onbetrouwbare overheid. Dat mag niet, tenzij de wetgeving wijzigt. Bedrijven moeten er op kunnen vertrouwen dat de overheid handelt op basis van wetten en regels, die altijd met de Kamer zijn besproken en daar met een meerderheid zijn aangenomen. We moeten geen ruimte creëren voor willekeur.
Het toetsen op criteria vanuit de Mijnbouwwet moeten we niet vermengen met morele oordelen over de specifieke activiteit. Voor fossiele energie als schaliegas gelden dezelfde criteria als voor de winning van duurzame energie als aardwarmte. We toetsen beiden op veiligheid en effecten voor natuur en milieu. Economische activiteiten verbieden, zonder dat daar een wettelijk basis voor is, is de doodsteek voor onze economie en voor onze energievoorziening. Ik neem aan dat de partijen die voor duurzame energie zijn, niet willen dat ik opeens windmolens verbied, zonder dat legitiem kan worden aangetoond dat het niet veilig is. Die aanpak kies ik voor alle casussen die we vandaag bespreken.
De heer Leegte vroeg hoe het gaat met de planning van de ruimtelijke ondergrond. De discussie die we vandaag voeren, gaat over een aantal specifieke casussen waarin de afweging van het kabinet ter discussie wordt gesteld. Dat is helder. In principe vormt de Mijnbouwwet een goed kader voor de te nemen besluiten. Om echter te voorkomen dat we dit soort discussies nu en in de toekomst blijven voeren aan de hand van deze en nieuwe casussen, ontwikkel ik samen met mijn collega van Infrastructuur en Milieu een visie voor de ondergrond. Die structuurvisie biedt de mogelijkheid om vooraf keuzes te maken in het gebruik van de ondergrond, zodat het voor zowel bedrijven als burgers vooraf, op basis van heldere criteria, duidelijk is of de ondergrond in hun buurt mogelijk gebruikt gaat worden voor winnings- of opslagactiviteiten, windmolens of iets anders. Die structuurvisie legt dus met heldere criteria transparant vast waar welk gebruik mogelijk is en waar we welk gebruik willen. Het geeft de burgers en de bedrijven vooraf duidelijkheid.
Mevrouw Van Tongeren vraagt wat de prioriteitsvolgorde is bij het gebruik van de ondergrond. De structuurvisie zal eind 2012 gereed zijn. Ik probeer dat zo snel mogelijk te realiseren, omdat daarmee een goed beeld zal ontstaan van wat waar kan in de ondergrond. Pas als we dat beeld duidelijk hebben, dan kunnen we keuzes maken. Ik zal de suggesties van mevrouw Van Tongeren over voorrang voor groen en drinkwater daarin meenemen.
Meerdere Kamerleden zeiden dat we moeten bekijken of de Mijnbouwwet, gezien de gewijzigde omstandigheden, anno 2011 nog wel voldoet. De Mijnbouwwet is van 2003 en dus nog niet zo oud. De wet is in principe wel toegerust op de huidige praktijk van exploratie en winning. We hebben natuurlijk in Nederland duizenden boringen gedaan en 200 putten gefreesd en gefract. Nederland heeft veel ervaring met het toezicht op het boren en het winnen van gas. We hebben een goede trackrecord qua veiligheid. De Nederlandse wetgeving wordt Europees en wereldwijd gezien als een van de meest adequate. We moeten sowieso de Mijnbouwwet aanpassen, zodat ik de structuurvisie voor de ondergrond kan betrekken bij het verlenen van vergunningen. We kunnen dan ook de discussie voeren over waar we welke activiteiten willen. Als we de structuurvisie als een van de criteria in de Mijnbouwwet opnemen, dan hebben we een algemeen kader voor die wegingen.
Ondanks het feit dat ik niet te veel namen mag noemen, wil ik de heer Samsom een vraag voorleggen. Ik kan hem niet helemaal volgen. Ik ken hem als een constructief iemand. In de discussies die we tot nu toe hier gevoerd hebben, was hij een voorvechter van het zetten van stappen naar een meer duurzame energievoorziening. Geen woorden maar daden. In het eerste algemeen overleg Energie dat ik gevoerd heb, was het juist de heer Samsom die alle partijen opriep om over hun schaduw heen te stappen, om geen partijpolitieke discussies te voeren, maar met zijn allen echt te werken aan een duurzame energievoorziening. Ik heb het afgelopen jaar de opstelling van de heer Samsom zeer gewaardeerd, omdat wij gezamenlijk in staat waren meerderheden te vinden voor de stappen naar de meer duurzame energievoorziening. Ik zie nu toch een ommezwaai. Ik volg de tweets van de heer Samsom en daarin lees ik dat hij de steun aan het windmolenpark in Drenthe in twijfel trekt. Ik vind het heel bijzonder dat hij, als voorvechter van windenergie, opeens de steun intrekt voor windenergie. Hij weet als geen ander dat daar lastige besluiten bij horen en dat sommige mensen die windmolens niet in hun achtertuin willen. Ik heb genoeg debatten met de heer Samsom gevoerd en ik kan me niet voorstellen dat hij er nu opeens tegen is, omdat de lokale PvdA-fractie tegen is. Ik zou wel willen weten waarom hij nu tegen windmolens is.
De voorzitter: Minister, gaat u nog meer personen op de korrel nemen? Dit kost allemaal veel tijd.
Minister Verhagen: De heer Samsom zegt dat hij dit gedaan heeft, omdat hij naar 35% duurzame elektriciteit wil. De heer Samsom zegt dat hij geen enkel moeilijk besluit meer zal steunen, zolang het kabinet niet echt kiest voor meer duurzame energie. Ik draai de redenering juist om: door de opstelling van de heer Samsom kunnen we geen forse stappen zetten richting duurzame energie. Als hij zijn steun intrekt ten aanzien van het windmolenpark in Drenthe, dan scheelt dat 400 MW. Als hij schaliegas niet steunt, zelfs als het veilig is en als wetten en regels zeggen dat het kan, dan schept hij daarmee een precedent, waardoor straks duurzame energiebronnen als aardwarmte en windmolens bij lokale tegenstand niet meer geëxploiteerd kunnen worden. Dat zal fors schelen bij onze stappen naar duurzame energie. De heer Samsom zegt dat ik mijn ambities bijstel. Het gaat hier echter niet om ambities. Ondanks het feit dat het vorige kabinet 20% duurzame energie wilde en dat wij ons willen houden aan de Europese doelstelling van 14%, zitten wij nog maar op 12% duurzame energie. Ik kan dan 80% duurzame energie als ambitie hebben, maar dat is niet realistisch. We zetten forse stappen vooruit, niet op papier met allerlei doelstellingen, maar juist in de praktijk. Veel meer stappen dan we in het verleden hebben gerealiseerd. Conform de eigen oproep van de heer Samsom, zou ik de hem willen oproepen om in het eerste algemeen overleg over zijn eigen schaduw heen te stappen en de voorstellen van het kabinet op zijn merites te beoordelen.
De voorzitter: Minister, ik stel voor dat u deze persoonlijke tirade nu afsluit. De heer Samsom mag zich nu verdedigen. Dat werkt zo in dit land en in deze zaal.
Minister Verhagen: Het was geen tirade.
De heer Samsom (PvdA): Nee, het was ook geen aanval op mij persoonlijk. Ik hoef mij absoluut niet te verdedigen. Ik heb wel een vraag aan de minister, want dat is wel de orde in dit debat. Mijn oproep in het eerste algemeen overleg om over de eigen schaduw heen te stappen, was niet een gratuit beeldspraakje. Dat ging over het realiseren van een duurzame energievoorziening met alle ambities die daar bij horen. Daarbij hoort bijvoorbeeld 200 MW in Drenthe en geen 500 MW. Na mijn oproep die zo mooi werd ontvangen, werd het in de zomer duidelijk dat het kabinet offshore windmolens taboe verklaart. Dit was overigens in het regeerakkoord al duidelijk. Die 500 MW in Drenthe komt er daarom bij. Het kabinet neemt geen enkel zichtbaar groot initiatief op dat punt. De consequentie is dat alles op land moet komen te staan, maar dat wil ik niet voor mijn rekening nemen. We moeten 6 000 MW uit wind op zee halen, anders halen we 35% duurzame elektriciteit in 2020 niet. Daar hebben we met zijn allen de rekensommetjes voor gemaakt en we weten waar we aan toe zijn. De minister heeft de sleutel in handen – dat blijkt de laatste tijd een aardige beeldspraak te zijn – om weer in gesprek te raken over moeilijke besluiten die genomen moeten worden in het energiedossier. Die sleutel heet duurzame-energieakkoord met de bijbehorende ambitie die nodig is om die toekomst waar te maken. Wil de minister die sleutel omdraaien? Graag, dan praten we verder. Tot die tijd is de minister aan zet en wacht ik af.
De heer Leegte (VVD): Ik heb een vraag over datgene wat de heer Samsom zegt en misschien kan de minister uitsluitsel geven. Als ik het goed begrijp, dan is wind op zee hartstikke duur. Zegt de heer Samsom dat hij geen beslissingen durft te nemen als mensen er moeite mee hebben? Gaat hij liever beslissingen uit de weg of wisselt hij per verkiezing van mening? Wil hij de belastingbetaler laten opdraaien voor de hoge kosten van de eerste generatie wind op zee, waarmee we miljarden euro's gaan verbranden?
De voorzitter: Ik stel voor dat we dit voor kennisgeving aannemen en dat de minister zijn betoog voortzet.
Minister Verhagen: Het is niet waar dat we niets meer uitgeven aan wind op zee. Vanaf het begin was duidelijk dat wij de goedkoopste vormen van duurzame energie zouden financieren via SDI+, waardoor we met zo min mogelijk euro’s zoveel mogelijk duurzame energie kunnen realiseren. Wind op zee is onbetaalbaar op dit moment, maar wij geven daar nog wel geld aan uit. Wij zijn een betrouwbare overheid en dus betalen we onder andere 3 mld. aan wind op zee en dat is meer dan de hele SDI+. BARD is nu failliet en dus hadden we het trucje uit kunnen halen dat we het zouden laten lopen. We zijn echter een nette, betrouwbare partner van het bedrijfsleven en dus gaat de opdracht naar het bedrijf dat destijds tweede werd bij de aanbesteding. Als ik die 3 mld. afzet tegen de hoeveelheid duurzame energie, dan blijkt dat we veel meer rendement gehad hadden met SDI+ als we dat geld eerder ingezet hadden voor innovatie. Wat wij in het eerste energiedebat in de Kamer hebben afgesproken, en dat vond ik veel wenselijker en nuttiger, is dat wij toe willen naar 35% duurzame energie in 2020. Conform de afgesloten Green Deal met Energie-Nederland start de voorbereiding en de daaraan gekoppelde leveranciersverplichting dit najaar. Daarbij worden ook de afspraken over onder meer biomassa betrokken. De route die we daar inslaan, komt volledig overeen met wat we hier hebben afgesproken. Op basis van de voorwaarden die we eerder geformuleerd hebben, streven wij niet alleen naar de leveranciersverplichting, maar hebben we ook de eerste stappen gezet door de bijstook nu wel verplicht te stellen of in de Green Deal vorm te geven.
De heer Samsom (PvdA): Ik heb nog een vervolgvraag. Wat ik wel interessant vind in het antwoord, is dat de minister zegt dat de offshore wind vanaf het begin was afgesproken. Dat stond in het regeerakkoord. Ik vroeg de minister, in de beeldspraak van het over de schaduw heen te stappen, om uit het regeerakkoord te stappen. De minister verwacht toch niet van een partij die daar niets mee te maken heeft, en daar overigens ook niets mee te maken wil hebben, om in het regeerakkoord te stappen en aan het lijntje mee te wandelen? Dan hadden we het wel anders gedaan. Ik verzocht de minister, en dat maak ik nu expliciet, om de ambitie die ik voor ogen heb, waar te maken. Hij moet dan uit het regeerakkoord stappen. Ik kan het niet mooier maken dan dat het is.
De voorzitter: Mijnheer Samsom, uw boodschap is duidelijk en de minister heeft daar al voldoende op gereageerd.
Minister Verhagen: Wij zijn over onze schaduw heengestapt met de afspraken die wij in het eerste energiedebat hebben gemaakt. Wij hebben onder meer die 35% duurzame energie afgesproken, terwijl dat niet in het regeerakkoord staat. Dat kon toen rekenen op een meerderheid van de Kamer. Dat wil niet zeggen hoe we dat moeten doen, misschien doen we dan niet met wind op zee, maar bijvoorbeeld met import.
De heer Samsom (PvdA): U bent mijn steun kwijt als u het op die manier doet.
De voorzitter: Ik maak bezwaar tegen dit soort een-tweetjes en stel voor dat de minister zijn eerste termijn afmaakt. Die discussies voert u maar een keer samen met een bak koffie.
Minister Verhagen: Ik heb de heer Samsom al eens uitgenodigd voor een kop koffie, dus dat zal lukken.
Het zo mogelijk benutten van aanwezig schaliegasvoorraden, past op zich in de ambitie van Nederland als gasrotonde. Dat was ook de mening van de Kamer. Ik heb de Kamer middels de brieven van 8 juni, 20 juni en 25 oktober geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot schaliegas. In die brieven heb ik aangegeven dat ik enerzijds een rol zie voor schaliegas in de toekomstige energievoorziening van ons land, maar dat ik anderzijds absoluut van mening ben dat dit alleen maar kan als de veiligheid voor mens, natuur en milieu is gewaarborgd. Ik heb daarom destijds gezegd dat ik eerst de onderzoeken van Engeland af wil wachten, voordat we hier verdere besluiten nemen.
Dan kom ik op het Staatstoezicht op de Mijnen. Ik zal erop toezien dat alles wordt uitgevoerd volgens de visie en de wet- en regelgeving en dat geldt nadrukkelijk ook voor het gebruik van chemicaliën. De technieken die nodig zijn om schaliegas te ontwikkelen, zoals boren en fraccen, worden in Nederland al lange tijd toegepast. In Nederland zijn duizenden putten geboord en 200 putten gefract. We praten hier niet over een nieuwe techniek die nog niet goed getest is. De techniek als zodanig is geen experiment.
De heer Jansen en mevrouw Van Tongeren vroegen naar nut en noodzaak van de winning van schaliegas. De Nederlandse gasproductie loopt na 2015 hard terug van 30 miljard m3 naar 15 miljard m3 in 2020, dus een halvering. Gas blijft echter nodig, juist in de transitie naar een duurzame energiehuishouding in 2050. Gas is schoon en flexibel. Schaliegas is dus nodig om in de buurt van die 30 miljard m3 te kunnen blijven. Alternatief is een veel grotere import uit Rusland en Midden-Oosten. Eigen gas is dus een belangrijk element in de strategie inzake de gasrotonde.
Gas uit kleine velden vormt, naast gas uit het veld bij Slochteren, een belangrijk onderdeel van onze voorzieningszekerheid. Qua inkomsten leggen die kleine velden ons ook absoluut geen windeieren. We bevorderen dus winning van Nederlands gas door financiële maatregelen voor de marginale velden, een convenant met de sector over actieve benutting van verleende vergunningen, het zoveel mogelijk benutten van innovatieve technieken en door nader te onderzoeken wat het potentieel is aan schaliegas en steenkoolgas.
In mijn brieven heb ik aangegeven dat ik de analyse en rapportage afwacht van de aardbeving in het Verenigd Koninkrijk. Zodra die rapportage beschikbaar is, kan ik onderzoeken wat dit voor de Nederlandse situatie betekent. Ik zal de Kamer dan ook informeren.
De rechtbank van Den Bosch vernietigde de tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan die de gemeente Boxtel voor de proefboring verleende. Ik heb daar vandaag nog een brief over naar de Kamer gestuurd. In die uitspraak speelde de veiligheid van het boren naar schaliegas, dan wel het winnen als zodanig, geen rol. De ontheffing was gebaseerd op oneigenlijke gronden. Voor de goede orde, de gemeente Boxtel heeft de ontheffing verleend en niet ik. Waarschijnlijk zal Cuadrilla opnieuw een aanvraag doen. De proefboring zal dan niet eerder dan in het najaar van 2012 plaatsvinden. Het is aan de gemeenten om een omgevingsvergunning af te geven voor de proefboring en het is aan de toezichthouder van de overheid, het Staatstoezicht op de Mijnen, om het boorplan te beoordelen.
De heer Leegte vroeg of ik systematisch toets of nieuwe ontwikkelingen veilig zijn voor omwonenden, zowel de drie projecten die op de agenda staan als nieuwe projecten. Alle projecten worden per definitie getoetst op veiligheid. Onze wetgeving vraagt dat ook en terecht. Het gaat niet alleen om nieuwe ontwikkelingen, maar om alle mijnbouwprojecten die op Nederlandse bodem uitgevoerd worden. Die uitvoerders moeten al hun plannen aan mij voorleggen. Het gaat dan over boorprogramma's, winningsplannen, opslagplannen, meetplannen en sluitingsplannen. De overheid heeft technisch adviseurs, TNO, Staatstoezicht op de Mijnen en de Technische commissie bodembeweging (Tcbb), die bekijken en beoordelen of de plannen wel voldoen aan de eisen die gesteld zijn in de wet- en regelgeving. Veiligheid voor mens en omgeving staat daarbij zeer hoog op de agenda.
Uiteraard ben ik het met mevrouw Van der Werf eens dat Cuadrilla helder, eenduidig en op tijd moet communiceren met iedereen die daar belang bij heeft. Het belang daarvan is groot. Op de vraag of dit een van de vergunningseisen kan zijn, moet ik helaas afwijzend reageren. De juridische basis ontbreekt voor het opnemen van een dergelijke voorwaarde in de winningsvergunning. Een omgevingsvergunning moet echter wel in het kader van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage gelegd worden en dan kunnen zienswijzen ingediend worden. Het is altijd van belang dat er helder gecommuniceerd wordt en wij wijzen betrokken daar ook altijd op.
De heer Jansen vroeg of één proefboring niet voldoende is voor de benodigde inzichten. Om een goede inschatting te maken van de potentie van schaliegas, is het van belang dat er goed inzicht is in de doorlaatbaarheid van schaliegaslagen en in de ruimtelijke verbreding van lagen. Een boring op één punt geeft wel inzicht in de eigenschappen van gesteente op die plaats, maar geen inzicht in de ruimtelijke continuïteit. Het is de mening van experts dat je ten minste twee boringen nodig hebt om daar enig inzicht in te krijgen.
De onduidelijkheid over de werkzaamheden die gemoeid zijn met proefboringen, heeft onder meer in Brabant tot onrust geleid. Ik neem dat natuurlijk zeer serieus. Ik probeer de onrust weg te nemen door snel, open en transparant te communiceren over dit dossier en ook hier aan te geven wat er gebeurt. We zullen dat de komende maanden ook blijven doen, conform de wens van mevrouw Van der Werf. Daarnaast staan medewerkers van het ministerie altijd klaar om desgewenst verder toelichting te geven.
Belangenafstemming en samenwerking met de omgeving zijn belangrijk thema's en daarom laat ik een werkgroep in het kader van de gasrotonde onderzoeken op welke manier die belangenafstemming verbeterd kan worden. Ik zal de Kamer begin 2012 informeren over de uitkomsten.
Mevrouw Van der Werf vroeg, en anderen sloten zich daarbij aan, of ik me niet alleen wil baseren op het onderzoek dat nu in Engeland plaatsvindt, maar of ik ook nog een onafhankelijk onderzoek wil verrichten naar de veiligheid en de impact op mens, natuur en milieu. Ik denk dat het onderzoek in het Verenigd Koninkrijk al aan haar vraag tegemoet komt, omdat daar die feiten al uit moeten blijken. Ik ben echter bereid zo'n extra onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de gevolgen van de winning van schaliegas in Nederland op de veiligheid voor mens en omgeving. Tevens moet inzichtelijk gemaakt worden of onze wetgeving de veiligheid voldoende borgt, want dat is de achterliggende vraag natuurlijk. Ik zal proberen dit onderzoek voor de zomer van 2012 gereed te laten zijn. Dat matcht dan weer met de tijd die we hebben, gelet op de uitspraak van de rechtbank. Door de uitspraak van de rechter ten aanzien van de gemeentelijke vergunning, zal een proefboring pas in het najaar van 2012 kunnen plaatsvinden. Vandaar mijn streven om dat eigen onderzoek van tevoren uit te voeren, want dan bijten die trajecten elkaar niet. Voordat de uitkomst van dat onderzoek er is, vindt er geen proefboring plaats.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Met deze laatste opmerking is al een van mijn vragen beantwoord. Ik vind dit een heel mooie toezegging, maar ik zou het wel fijn vinden als we de onderzoeksvraag in de Kamer kunnen bespreken.
Minister Verhagen: Dat zeg ik graag toe, want draagvlak is erg belangrijk. We willen zo'n onderzoek gebruiken om te werken aan een beter draagvlak en in dat kader is het gewenst dat de Kamer zich kan vinden in de vraagstelling.
De heer Van Bemmel en mevrouw Van der Werf vroegen specifiek naar het toezicht. Het Staatstoezicht op de Mijnen heeft aangeven dat er, als er een toename komt van mijnbouwgerelateerde werkzaamheden, meer inspecteurs nodig zijn. Men heeft dat niet alleen aan de Kamer gemeld, maar men was ook zo vriendelijk om in het jaaroverzicht een zinnetje op te nemen over het gebrek aan inspecteurs. We moeten daar gehoor aan geven en daarom heb ik er inmiddels voor gezorgd dat het Staatstoezicht op de Mijnen in ieder geval voldoende mankracht en financiële middelen erbij krijgt om verantwoord toezicht te kunnen houden. Het Staatstoezicht op de Mijnen wilde tien extra fte's en die krijgt het.
De voorzitter: Dus zo gaat dat.
Minister Verhagen: Ja, zo gaat dat. De Kamer vraagt om fatsoenlijk toezicht en dan kom ik daaraan tegemoet. Dan kun je niet reageren met: dan gaat het zo. Daarin proef ik enige cynische ondertoon.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg of er een soort gelijk pakket als bij de gasopslag van Bergermeer kan komen. Ik wacht op het rapport met de bevingen in het Verenigd Koninkrijk. Zodra ik dat heb, zal ik Tcbb vragen wat de implicaties van dit rapport zijn, even los van het eigen onderzoek wat we doen. Dan zal ik me beraden of er verdere afspraken nodig zijn. Ik zeg toe constructief naar het voorstel van mevrouw Van Veldhoven te kijken.
Mevrouw Van Veldhoven stelde ook een vraag over de bredere energiedeal. Even los van de financiering van groene projecten in het kader van het innovatiefonds en de R&D-aftrek, zijn we bij de Green Deal aan het kijken in hoeverre een deel van het fiscale milieu-instrumentarium, dus de energie-investeringsaftrek en dergelijke, aansluit bij de behoefte op de markt en welke verbeteringen er mogelijk zijn. We willen een zo groot mogelijke bijdrage leveren aan groene groei, waarbij we de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven, waaronder de energie-intensieve bedrijven, verbeteren door een efficiënter gebruik van energie dan wel door energie zelf duurzaam op te wekken. In meerdere deals maken we gebruik van die financiering, maar we bekijken of het bestaande financiële instrumentarium aangepast moet worden. Ik zeg mevrouw Van Veldhoven toe dat ik aan de hand van de onderzoeken zal bekijken of er aanvullende voorfinanciering nodig is.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg ook of er voldoende geld is voor de ontmanteling van de schaliegasinstallatie. Voordat een mijnbouwvergunning wordt verleend, wordt een mijnbouwmaatschappij altijd getoetst op de financiële draagkracht. Zo'n onderneming moet voldoende financiële middelen hebben om ook de ontmanteling van de installatie te kunnen financieren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Niet alle risico's zijn te voorzien, maar als er iets gebeurt, dan is het van belang dat de financiële risico's niet bij de bewoners liggen. Het is juist een teken van vertrouwen in je eigen activiteiten als je zorgt voor zo'n voorfinancieringsschadefonds, nog even los van wat uit het onderzoek naar de risico's komt. Als er uitkomt dat er geen risico bestaat, dan is het juist geen probleem voor de bedrijven om de verantwoordelijkheid te nemen, juist omdat zij vertrouwen op de veiligheid. Ik zou dat een belangrijk signaal vinden.
Minister Verhagen: Ik wil daar constructief naar kijken. Juist als het gaat om het verkrijgen van draagvlak, is het element van voorfinanciering een aardige suggestie. Via het Burgerlijk Wetboek moet je maar kijken of je na dat halfjaar je geld krijgt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Even checken of ik de minister goed begrijp en dat ik blij kan worden of dat ik niet helemaal goed geluisterd heb. Maken we nu een pas op de plaats? Is er een moratorium tot het najaar van 2012? Gaan we pas verder met proefboringen naar schaliegas of steenkoolgas als de uitkomsten van de onderzoeken in Nederland en het Verenigd Koninkrijk positief zijn? Naar mijn weten zijn op dit moment geen chemicaliën toegelaten voor fraccen. Zou de minister in het Nederlandse onderzoek daar specifiek aandacht aan kunnen besteden?
Minister Verhagen: Ik heb al geantwoord op de schriftelijke vragen van mevrouw Van Tongeren. Ik heb toen geantwoord dat ik nooit gesteld heb dat er geen chemicaliën gebruikt worden. Mevrouw Van Tongeren vroeg of de chemicaliën die gebruikt worden niet in strijd zijn met de Europese regelgeving. Ik heb geantwoord dat de chemicaliën toegestaan moeten zijn op basis van de Europese regelgeving, want anders worden ze hier niet toegestaan.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Mijn beginvraag was of tot het najaar een pas op de plaats wordt gemaakt. Gaan we alleen verder bij positieve uitkomsten van beide onderzoeken? Ik heb de antwoorden die de minister mij gegeven heeft op de schriftelijke vragen goed gelezen, maar ik vraag wat anders. Zijn er überhaupt chemicaliën die toegelaten zijn in Europa voor schaliegasboring? Kunnen we daar een lijstje van krijgen?
Minister Verhagen: Op de lijst, waar ik ook naar verwees bij de antwoorden op de schriftelijke vragen, staan chemicaliën die niet zijn toegestaan. Mevrouw Van Tongeren vroeg mij of die chemicaliën van dat lijstje werden gebruikt. Die worden niet gebruikt. Al het overige is dus toegestaan. Ik kan de Kamer wel de lijst van niet toegestane chemicaliën toesturen, want dat is een openbaar stuk van de Europese Commissie. Als ik een lijst moet maken van alle chemicaliën die zijn toegestaan, dan wordt het een lange lijst.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het gaat om het toegestane gebruik. Ik hoef geen lijst van alle chemicaliën in de wereld, maar ik wil een lijst van de chemicaliën die specifiek door Europa, onder REACH, toegestaan zijn voor fraccen? Ik heb ze niet kunnen vinden.
Minister Verhagen: Ik zal mevrouw van Tongeren die informatie verstrekken.
De heer Jansen vroeg mij of ik nog wilde ingaan op vergunningsaanvragen en verwachte ontwikkelingen ten aanzien van schaliegas. Zoals hij misschien vernomen heeft, zijn er nieuwe vergunningen aangevraagd voor het zoeken naar schaliegas. Het gaat daarbij om een gebied dat het zuiden van Brabant, het noorden van Limburg en een klein stukje van Zeeland beslaat. Over die aanvragen zal ik pas volgend jaar een besluit nemen. Dat zal ik doen op basis van de adviezen van de adviseurs, waaronder ook de genoemde provincies, en pas na de afronding van het onafhankelijke onderzoek dat ik de Kamer net heb toegezegd. Dat is ook meteen het antwoord op de eerste vraag van mevrouw Van Tongeren. Door de uitspraak van de rechter is het 2012 geworden. Ik probeer voor de zomer het onderzoek af te ronden en dan komen we in het najaar op dit punt terug. De facto zal er nu geen boring plaatsvinden.
Dan kom ik op de ontwikkeling van kolengas. Het vorige kabinet heeft in 2009 twee opsporingsvergunningen verleend. De aanvragers Queensland en DSM gaven aan dat het bekijken van mogelijkheden van kolengas het voornaamste onderzoeksdoel is. Naast de bezorgdheid over schaliegas, heeft men een zelfde bezorgdheid bereikt ten aanzien van koolbedmethaan, oftewel steenkoolgas, in voornamelijk Gelderland en Limburg. Omdat voor het ontwikkelen van steenkoolgas de benodigde techniek en problematiek lijkt op die van schaliegas, zal ik kolengas en schaliegas samen in mijn gedachtevorming meenemen. Het is ook daar aan de gemeenten om een omgevingsvergunning af te geven voor de proefboring en het is aan het Staatstoezicht op de Mijnen om het boorplan te beoordelen. Mijn toezegging voor het onafhankelijk onderzoek geldt ook voor steenkoolgas.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Is de minister bereid om de CO2-footprint van schaliegas te laten berekenen, zoals die ook voor andere fossiele brandstoffen berekend is?
Minister Verhagen: Oké, ik zeg dat toe.
De discussie over de zoutwinning door Frisia in Noordwest Friesland speelt al vanaf 2008. Deze discussie heeft de afgelopen periode nogal wat emotie opgeroepen bij Friese burgers, lokale en regionale bestuurders alsmede maatschappelijke organisaties. Het luiden van de Friese noodklokken is mij zeker niet ontgaan. Ik wil een aantal feiten op een rij zetten. Allereerst moeten we ons realiseren dat het juist de Friese bestuurders zijn geweest die in de jaren negentig de zoutwinning naar Noordwest Friesland hebben gehaald. Werkgelegenheid en de economische activiteit in de regio waren daarbij de drijfveren, want men maakte zich toen zeer veel zorgen over het ontbreken van voldoende werkgelegenheid. Er was een hartstochtelijk pleidooi van de Friezen om zoutwinning in Friesland mogelijk te maken om daarmee werkgelegenheid voor de toekomst veilig te stellen. Bij Frisia werken 80 mensen en bij toeleverende bedrijven nog eens 160 mensen. Het gaat dus om 240 banen in een regio waar banen bepaald niet voor het oprapen liggen. Voor de zoutwinning in Friesland spreken we in essentie over drie gebieden. Het aangevraagde winningsgebied ligt onder het wad en wordt Havenmond genoemd. Het is een nieuw zoutwinningsgebied onder de Waddenzee. Bij de contacten die ik de afgelopen jaren heb gehad, heb ik gemerkt dat dat vanuit de regio breed wordt gesteund. TNO, Staatstoezicht op de Mijnen, Tcbb, de Mijnraad en de commissie voor de MER hebben aangegeven dat dit onder randvoorwaarden een haalbare optie is. Het tweede gebied is het winningsgebied op land, Barradeel II. In 2003 is zoutwinning hier reeds goedgekeurd tot een maximale bodemdaling van 30 centimeter. Frisia betrekt momenteel al haar zout uit dit winningsgebied. Dit is ook het gebied waarvoor het gebiedsproject is vormgegeven en waarvoor de einddatum van 1 juli 2013 is opgenomen in het winningsplan. Het derde gebied is het aangevraagde winningsgebied op land, genaamd Oost en dat ligt in de buurt van Slappeterp.
Frisia heeft, zoals elk bedrijf, als missie het bedrijf draaiend te houden en winst te generen. Ja, mevrouw Van Tongeren, ook maatschappelijk verantwoord ondernemen hoort daarbij. Zij verwees naar mijn pleidooi voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op de beurs van Amsterdam. Als minister toets ik de aanvragen aan de Mijnbouwwet. Ik gebruik de juridische speelruimte die ik heb, om in de besluitvorming tegemoet te komen aan politiek-bestuurlijke signalen uit de regio, maar die is ook niet onbeperkt. De inspanningen van het ministerie en van mij in het afgelopen halfjaar, ook in het bestuurlijk overleg met de regio, gingen verder dan dat. Er is geprobeerd om, uitstijgend boven de Mijnbouwwet, een bestuurlijke oplossing te faciliteren tussen Frisia en de lokale bestuurders. Tussen Rijk, provincie en Frisia bestaat overeenstemming over het zo snel mogelijk verplaatsen van de zoutwinning van het land naar onder het wad. Frisia heeft zich bovendien bereid verklaard om onder voorwaarden af te zien van zoutwinning in Oost/Slappeterp. Het belangrijkste geschilpunt betreft de snelheid waarmee Frisia zou moeten overstappen van land naar het wad. De Friese Staten namen een motie aan om dat al per 2015 te realiseren. Sommige Kamerleden sloten zich aan bij deze motie. Dit betekent de facto het verdwijnen van Frisia, want dan is er onvoldoende zouttoevoer om de fabriek draaiende te houden. Dit is tevens de doodsteek voor het gebiedsproces, aangezien Frisia zijn bijdrage van 13 mln. gebaseerd heeft op 30 centimeter bodemdaling. Dat is nog niet gerealiseerd in 2015 en derhalve heeft Frisia minder inkomsten en zal men ook minder afdragen voor het gebiedsproces.
Welke oplossing is er? Op 21 september, dezelfde dag dat de discussie in de Friese Staten was, heeft Frisia bij de provincie aangegeven de vergunningsaanvraag voor Oost/Slappeterp in te willen trekken als de provincie bereid is om het gebiedsproces te ondertekenen. Dat was blijkbaar niet voldoende, want die motie is toen aanvaard. Op 24 oktober heb ik zelf een uiterste poging gedaan om Frisia maximaal tegemoet te laten komen aan de wensen van de regio. Frisia heeft mij toegezegd 2 mln. extra beschikbaar te stellen als aanvulling op het gebiedsproject en daarnaast in te zetten op het zo mogelijk eerder dan 2021 realiseren van transitie naar het wad, als de zoutwinning in Barradeel II door kan gaan tot 30 centimeter bodemdaling en als het gebiedsproject doorgang vindt. Van mijn kant zal ik alle mogelijke inspanningen leveren, zowel ten aanzien van de vergunningverlening als ten aanzien van het toezicht. Ik zal checken of de winning onder het wad op een verantwoorde wijze gebeurd. Mijn ministerie zal er alles aan doen om de winning onder het wad zover mogelijk naar voren te halen en niet te laten verschuiven, zodat de winning sneller van het land naar onder het wad kan. In de gesprekken die ik gevoerd heb, gaf Frisia aan de Friese Staten extra tegemoet te willen komen, bovenop de toezeggingen in de brief van 21 september. Allereerst trekt Frisia de vergunningsaanvraag voor Oost/Slappeterp in, als de zoutwinning in Barradeel II doorgang kan vinden tot het reeds toegestane maximum van 30 centimeter en als de provincie het gebiedstraject laat doorgaan. Frisia dient geen nieuwe aanvraag in, ook niet over een aantal jaren. Dat is definitief. Ten tweede zal Frisia 2 mln. extra bijdragen aan de gebiedsontwikkeling. Ten derde werkt Frisia er samen met mij aan om de verplaatsing van de zoutwinning naar onder het wad zo snel mogelijk te realiseren en de winning in Barradeel II te beëindigen. Nu heeft de provincie de sleutel in handen. De provincie Friesland moet nu bekijken of men dit voldoende vindt. Ik heb echter geen juridische mogelijkheid om de vergunning te weigeren, juist omdat Frisia die 30 centimeter bodemdaling niet heeft gerealiseerd. Ik kan dat dus niet doen, want dat houdt geen stand bij de rechter. Ik heb daarom een uiterste poging gedaan om Frisia zover mogelijk te laten bewegen richting provincie. Ik zeg toe dat ik er alles aan zal doen om de volledige zoutwinning onder het wad eerder te laten plaatsvinden dan het, in mijn brief van 8 juli genoemde, jaartal van 2021.
Mevrouw Van der Werf vroeg of ik nog een poging kan doen om die impasse te doorbreken. Op 24 oktober heb ik die uiterste poging gedaan om Frisia te bewegen zo ver mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de provincie, zonder daarmee hun bedrijf als zodanig de nek om te draaien, want daar zijn we ook niet bij gebaat. Dat is althans niet mijn instelling. Ik heb de indruk dat Frisia met alle tegemoetkomingen haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus heeft opgepakt. Ik kan de Kamer verzekeren dat ik hier al vrij lang mee bezig ben, met het huidige en met het vorige college van Gedeputeerde Staten van Friesland. Ik denk dat een extra poging van mijn kant weinig zin heeft, de bal ligt nu echt bij de provincie. Die moet de mind opmaken.
Adviseurs gaven een positief advies over de vergunningsaanvragen voor de twee nieuwe zoutwinningsgebieden, Havenmond onder het wad en Oost/Slappeterp. Er moet echter extra aandacht zijn voor uitvoeringsaspecten. Voor de vergunningsaanvraag van Havenmond worden de volgende extra randvoorwaarden gesteld: Voor de winning onder het wad moet in het winningsplan aangegeven worden hoe het hand-aan-de-kraanprincipe wordt toegepast. De bodemdaling moet daar in de gaten gehouden worden en eventueel ongewenste effecten ten aanzien van het wad moeten in de hand gehouden worden, zeker omdat het een kwetsbaar natuurgebied is. Daarnaast moet in het monitoringsplan een specifieke meettechniek worden opgenomen en moeten twee specifieke diersoorten aan de orde komen: de kanoetstrandloper en het nonnetje. Het monitoringsprogramma moet verder afgestemd worden op het reeds lopende onderzoeksprogramma. Als vergunningsvoorschrift moet verder opgenomen worden dat er voldoende zandsuppletie in de Noordzeekustzone moet zijn. Ten aanzien van Oost/Slappeterp wordt geadviseerd mitigerende en herstelmaatregelen zeker te stellen in de besluitvorming. Over deze borging heb ik nog niet gesproken, omdat mijn inspanningen erop gericht zijn om Oost/Slappeterp te voorkomen.
De voorzitter: Omwille van de tijd stel ik voor dat alleen de openstaande vragen over schaliegas en zoutwinning nog gesteld worden, dat de andere nog openstaande vragen schriftelijk beantwoord worden en dat we op korte termijn een vervolgoverleg regelen van ongeveer een uur.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ik bedank de minister voor de zorgvuldige beantwoording, ook richting de mensen op de tribune. Soms lijkt het namelijk alsof er niet geluisterd wordt, maar vandaag werd toch duidelijk aangegeven dat dat wel het geval is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik ben benieuwd wanneer de vragen die zijn blijven liggen schriftelijk worden beantwoord.
De voorzitter: Ik stel voor dat dat volgende week woensdag wordt of zelfs morgen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Prima. Ik heb nog een vraag over schaliegas. De minister deed net de toezegging dat er voor het najaar van 2012 in elk geval geen proefboringen zullen zijn. Dat is natuurlijk mooi, maar dat is een implicatie van de uitspraak van de rechter. Komt er nog iets extra's bij? Een halfjaar extra? Is dat wat de minister ons hier toezegt?
Mevrouw Van der Werf (CDA): Voorzitter. Ik had nog een vraag gesteld over olie en warmte tegelijk uit één bron.
De voorzitter: Dat antwoord komt schriftelijk.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik had een vraag gesteld over geothermie en een vraag over de goede afsluiting van putten en de commissioning als het gaat over zoutwinning onder de Waddenzee. Dat mag ook schriftelijk.
Minister Verhagen: Voorzitter. Het Verenigd Koninkrijk doet onderzoek naar de gevolgen van het winnen van schaliegas voor de veiligheid voor mens en milieu en de eventuele relatie met de aardbeving. Ik zeg de Kamer toe dat ik dat onderzoek zal betrekken en dat ik daar bovenop met een eigen, onafhankelijk onderzoek kom specifiek gericht op de Nederlandse situatie. Op basis van die onderzoeken nemen we een besluit. Ik streef ernaar om de resultaten van die onderzoeken in de zomer van 2012 te hebben, omdat we ruimte hebben tot het najaar van 2012 op basis van de gerechtelijke uitspraak. Ik doe niets extra's in tijd, ik zorg dat ik de tijd die we hebben nuttig gebruik om mogelijke implicaties voor de veiligheid volledig helder in kaart te hebben.
De voorzitter: Ik sluit de vergadering, die overigens nog niet helemaal is afgerond.