Ontvangen 6 april 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 11, tweede lid, wordt «ten hoogste twee jaren» vervangen door «ten hoogste drie jaren» en wordt «geldboete van de vierde categorie» vervangen door: geldboete van de vijfde categorie.
II
In artikel I, onderdeel A, komt artikel 11a te luiden:
Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een strafbaar feit, genoemd in:
a. artikel 11, tweede lid, voor zover het gaat om het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder D, gegeven verbod;
b. artikel 11, derde lid; of
c. artikel 11, vijfde lid;
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Met het wetsvoorstel wordt in de Opiumwet een zelfstandige strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen van delicten met lijst II middelen, als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid, geïntroduceerd. Dit betekent allereerst dat voorbereidingshandelingen ten aanzien van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod in de uitoefening van een beroep of bedrijf, strafbaar worden. Ook indien de voorbereidingshandelingen het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 van de Opiumwet faciliteren én betrekking hebben op een grote hoeveelheid van het middel, zijn die voorbereidingshandelingen voortaan strafbaar.
Dit amendement bewerkstelligt dat de voorbereidingshandelingen die opzettelijke strijd met artikel 3, onder D, faciliteren, tevens strafbaar worden. Hierdoor is het onder andere niet langer noodzakelijk dat het een grote hoeveelheid van een middel betreft of dat men beroeps- of bedrijfsmatig handelt. Ook wordt met deze wijziging meer analogie bereikt qua strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen ten aanzien van stoffen voorkomende op lijst-I, zoals bepaald in artikel 10a van de Opiumwet.
Daarnaast wordt middels dit amendement de maximale straf voor het gronddelict (zoals vastgelegd in artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet) verhoogd naar drie jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vijfde categorie om te voorkomen dat de strafdreiging voor een voorbereidingshandeling hoger zou uitvallen dan het delict waar de voorbereidingshandeling uiteindelijk toe leidt.
Ter verduidelijking merkt de indiener op dat de strafbaarstelling van de voorbereidingshandelingen niet slechts betrekking heeft op «hennepteelt» maar op alle stoffen van lijst II. Ten aanzien van deze overige lijst-II middelen, zoals ethylamfetamine, GHB, diazepam en paddo’s, geldt eveneens dat door criminelen voorbereidende en faciliterende handelingen worden gepleegd.
Middels dit amendement wordt, kortom, ook het voorbereiden van het vervaardigen (artikel 3, onderdeel D) van alle stoffen van lijst-II strafbaar.
Elissen