Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om ten dienste van de veiligheidsregio’s een ondersteuningsorganisatie op te richten, en om te komen tot een volledige regionalisering van de brandweer;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
Artikel 18, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt onderdeel b en worden de onderdelen c en d geletterd b en c.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «opleiden, examineren, bijscholen en oefenen» vervangen door: de bekwaamheid.
3. In het vierde lid wordt «welke brandweeropleidingen worden» vervangen door: «voor welke functies de opleiding wordt», wordt «rijksexamen» vervangen door «examen» en wordt «Onze Minister» vervangen door: Het algemeen bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid.
C
In artikel 20, tweede lid, vervalt: , en door Onze Minister en Onze Minister van Justitie gezamenlijk indien zij voorschriften bevat ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de vervulling van taken ten dienste van de justitie.
D
In artikel 21, tweede lid, wordt «veiligheidsrisico’s» vervangen door: veiligheidsregio’s.
E
Artikel 22 komt te luiden:
De besturen van de veiligheidsregio’s dragen gemeenschappelijk zorg voor de inrichting van een uniforme informatie- en communicatievoorziening, daaronder begrepen het vaststellen van de informatiebehoefte en het vaststellen van kaders, standaarden en kwaliteitseisen met het oog op de informatie-uitwisseling binnen en tussen de in artikel 10, onder i, bedoelde organisaties.
F
In artikel 25, tweede en derde lid, wordt «De regionale brandweer» vervangen door: De brandweer.
G
De artikelen 26 tot en met 29 vervallen.
H
In artikel 55, vijfde lid, wordt «het eerste tot en met vijfde lid» vervangen door: het eerste tot en met vierde lid.
I
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. het toetsen van de wijze waarop een orgaan van een veiligheidsregio, het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid, een gemeente of een ander openbaar lichaam uitvoering geeft aan de taken, met betrekking tot de brandweerzorg, de rampenbestrijding of crisisbeheersing;
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» vervangen door: Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Infrastructuur en Milieu
3. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister.
4. In het derde lid wordt «Onze Minister en Onze Minister van Justitie gezamenlijk» vervangen door: Onze Minister.
5. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze Minister wijst het hoofd en de overige ambtenaren van de inspectie aan.
J
Artikel 58, tweede lid, komt te luiden:
2. De inspectie rapporteert, gevraagd of ongevraagd, rechtstreeks aan Onze Minister.
K
In artikel 62, eerste en tweede lid, wordt «bedoeld in artikel 57, tweede en derde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 57, vierde lid.
L
Het opschrift van paragraaf 17 komt te luiden «§17 Het Instituut Fysieke Veiligheid» en het opschrift «§ 18 Nederlands bureau brandweerexamens» vervalt.
M
De artikelen 66 tot en met 75 komen te luiden:
1. Er is een Instituut Fysieke Veiligheid.
2. Het Instituut Fysieke Veiligheid bezit rechtspersoonlijkheid.
1. Het bestuur van de rechtspersoon Instituut Fysieke Veiligheid bestaat uit:
a. een algemeen bestuur, bestaande uit de voorzitters van de veiligheidsregio’s gezamenlijk;
b. een dagelijks bestuur.
2. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een dagelijks bestuur. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur bepaalt welke taken het overdraagt aan het dagelijks bestuur.
3. De voorzitter vertegenwoordigt het Instituut Fysieke Veiligheid in en buiten rechte.
4. Het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid heeft de volgende taken op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening:
a. het verzorgen van officiersopleidingen voor de brandweer en van andere bij ministeriële regeling aan te wijzen opleidingen die met een examen als bedoeld in artikel 18, vierde lid, worden afgesloten, en het ontwikkelen van lesstof, oefenstof en leerstof voor beide soorten opleidingen;
b. het zorgen voor de ontwikkeling, de uitvoering, de organisatie en de afneming van een examen als bedoeld in artikel 18, vierde lid;
c. het geven van vrijstellingen en certificaten voor brandweeropleidingen;
d. het vaststellen van de uitslag van een examen voor brandweeropleidingen;
e. het ontwikkelen en in stand houden van expertise door middel van het verzamelen en beheren van relevante kennis en zo nodig door het verrichten van toegepast wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening;
f. het ter beschikking stellen van de verzamelde informatie en expertise aan organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening;
g. het verwerven, beheren en aan de veiligheidsregio’s zo nodig ter beschikking stellen van materieel, uitrusting en telecommunicatievoorzieningen;
h. het verwerven, beheren en zo nodig aan de politie ter beschikking stellen van bijzonder materieel en bijzondere uitrusting ten behoeve van de uitvoering van de politietaak.
Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid kan in opdracht van een of meer besturen van de veiligheidsregio’s werkzaamheden uitvoeren ten behoeve van de veiligheidsregio’s, waaronder het ondersteunen bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 22.
1. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid kan in opdracht van derden andere werkzaamheden verrichten dan die welke uit artikel 68 en 69 voortvloeien op het gebied van fysieke veiligheid.
2. Voor de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden wordt een vergoeding van ten minste de integrale kosten berekend en de werkzaamheden mogen niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten.
1. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle inlichtingen die hij nodig heeft met het oog op zijn bevoegdheid, bedoeld in artikel 72, eerste lid. Onze Minister kan inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat voor de uitoefening van die bevoegdheid redelijkerwijs nodig is.
2. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid geeft bij het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen waar nodig aan welke gegevens een vertrouwelijk karakter dragen. Dit vertrouwelijke karakter kan voortvloeien uit de aard van de gegevens, dan wel uit het feit dat natuurlijke personen of rechtspersonen deze aan het Instituut Fysieke Veiligheid hebben verstrekt onder het beding dat zij als vertrouwelijk zullen gelden.
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid een taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.
2. De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog zijn taak naar behoren uit te voeren.
3.Onze Minister stelt beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
1. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag voor het Instituut vast.
2. Het algemeen bestuur stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het beleidsplan, de organisatie, de formatie en de producten- en dienstencatalogus vast.
3. Het algemeen bestuur stelt de functionele eisen en standaarden van de producten en diensten vast.
4. Het algemeen bestuur stelt bij reglement regels vast over de uitvoering, de organisatie en de afneming van een examen, als bedoeld in artikel 18, vierde lid.
5. Het dagelijks bestuur zendt een ontwerp van de begroting, van het beleidsplan en van de eisen en standaarden als bedoeld in het derde lid zes weken voordat zij worden vastgesteld, toe aan de besturen van de veiligheidsregio’s.
6. De besturen van de veiligheidsregio’s kunnen bij het algemeen bestuur hun zienswijze over de ontwerpen, bedoeld in het vijfde lid, naar voren brengen.
1. De inkomsten van het Instituut Fysieke Veiligheid bestaan uit:
a. een bijdrage van Onze Minister voor de taken, bedoeld in artikel 68, onderdeel a en de onderdelen e tot en met h, en, voor zover Onze Minister daartoe besluit, een incidentele bijdrage voor een bijzonder doel;
b. een bijdrage van de veiligheidsregio’s voor de in artikel 68 en 69 bedoelde taken en werkzaamheden, voor zover de besturen van de veiligheidsregio’s hiertoe besluiten;
c. betalingen van de kosten die het Instituut Fysieke Veiligheid bij de uitvoering van de taken of werkzaamheden bij de veiligheidsregio’s of derden in rekening brengt.
2. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid trekt geen gelden aan die dagelijks of op termijn opvorderbaar zijn. In afwijking van de eerste volzin is het het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid toegestaan ter overbrugging van tijdelijke kastekorten bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht tijdelijke kredieten in rekening-courant op te nemen.
3. Het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid houdt een zodanige administratie bij dat:
a. de registratie van lasten en baten van de taken, bedoeld in artikel 68, van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 69 en van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 70, onderling gescheiden zijn.
b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijzenadministratie, correct worden toegerekend;
c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.
4. Het bestuur van het Instituut houdt een zodanige administratie bij dat informatie kan worden verschaft over de integrale kosten en over de baten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 70.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de bijdrageverlening, bedoeld in het eerste lid onder a.
1. Het personeel van het Instituut Fysieke Veiligheid is ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet.
2. De regels die op grond van artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet zijn gegeven voor de ambtenaren die bij een ministerie anders dan het Ministerie van Defensie zijn aangesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaren die in dienst van het Instituut Fysieke Veiligheid zijn.
3. Het dagelijks bestuur benoemt, bevordert en ontslaat het personeel van het Instituut Fysieke Veiligheid.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over het personeel van het Instituut Fysieke Veiligheid.
5. De regels, bedoeld in artikel 18, tweede en derde lid, zijn van toepassing op het personeel van het Instituut, niet zijnde personeel van de brandweer, dat een functie uitoefent als bedoeld in artikel 18, tweede lid.
N
In het opschrift na artikel 75 wordt «§ 19» vervangen door «§ 18» en in het opschrift na artikel 80 wordt «§ 20» vervangen door: § 19.
O
In artikel 80 wordt «55, zesde lid» vervangen door: 55, vijfde lid.
De Veiligheidswet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 33, vijfde lid, wordt «Caribisch rijksexamen» vervangen door «Caribisch examen» en «Onze Minister» door: Het algemeen bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid.
B
Artikel 35 komt te luiden:
1. De artikelen 68, onder a, b, c, d, e en f, en 70 van de Wet veiligheidsregio’s zijn van toepassing in de openbare lichamen, met dien verstande dat in artikel 68, onder a en b, van die wet voor «een examen als bedoeld in artikel 18, vierde lid» wordt gelezen: een Caribisch examen als bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de Veiligheidswet BES.
2. De vaststelling van de producten- en dienstencatalogus, bedoeld in artikel 73, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, geschiedt in overeenstemming met de korpsbeheerder brandweer, voor zover daarbij ten aanzien van de in artikel 68, onder a, van die wet bedoelde opleidingen die worden afgesloten met een Caribisch examen, prijzen worden vastgesteld die afwijken van de prijzen in het Europese deel van Nederland.
3. Artikel 73, vijfde tot en met zevende lid, van de Wet veiligheidsregio’s is van toepassing, met dien verstande dat in die bepalingen in plaats van «besturen van de veiligheidsregio’s» wordt gelezen: bestuurscolleges van de openbare lichamen en de korpsbeheerder brandweer.
C
Artikel 36 vervalt.
D
Artikel 71, eerste lid, onder a, komt te luiden:
a. het toetsen van de wijze waarop het brandweerkorps, een bestuurscollege van een openbaar lichaam of een samenwerkingslichaam als bedoeld in artikel 125 van de Wet gemeenschappelijke regelingen of het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid, uitvoering geeft aan de taken, met betrekking tot de brandweerzorg, de rampenbestrijding of crisisbeheersing;.
1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I zijn de personeelsleden in dienst van het Nederlands instituut fysieke veiligheid en het Nederlands bureau brandweerexamens van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, van rechtswege ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het Instituut Fysieke Veiligheid.
2. De overgang van de in het eerste lid bedoelde personen vindt plaats met dezelfde rechtspositie als die welke voor elk van hen gold bij het Nederlands instituut fysieke veiligheid en het Nederlands bureau brandweerexamens.
De administratie en het archief van het Nederlands instituut fysieke veiligheid en het Nederlands bureau brandweerexamens worden van rechtswege overgedragen aan het Instituut Fysieke Veiligheid.
1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het bestuur van het Nederlands instituut fysieke veiligheid of van het Nederlands bureau brandweerexamens is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel I de voorzitter van het Instituut Fysieke Veiligheid in de plaats van het bestuur van het Nederlands instituut fysieke veiligheid dan wel het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens.
2. Bij verplichtingen die het bestuur van het Nederlands instituut fysieke veiligheid of van het Nederlands bureau brandweerexamens zijn aangegaan, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel I het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid in de plaats van het bestuur van het Nederlands instituut fysieke veiligheid of van het Nederlands bureau brandweerexamens.
3. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toe gekend aan het bestuur van het Nederlands instituut fysieke veiligheid dan wel aan het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens, treedt het bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in plaats van het bestuur van het Nederlands instituut fysieke veiligheid dan wel het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens.
1. Binnen drie maanden na inwerkingtreding van dit artikel besluit het college van burgemeester en wethouders van een gemeente met een gemeentelijke brandweer als bedoeld in artikel 26 van de Wet veiligheidsregio’s de gemeentelijke brandweer op te heffen.
2. Na het besluit, bedoeld in het eerste lid, voert de door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer ook in die gemeente de taken, genoemd in artikel 25, eerste lid, onder a en b, van de Wet veiligheidsregio’s uit, wijzigen de deelnemers de regeling, bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s, en treffen het college en het bestuur van de veiligheidsregio overigens de nodige voorzieningen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,