Artikel I
In het kader van de Staatkundige herziening van het Koninkrijk zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba per 10 oktober 2010 onderdeel van het Nederlandse staatsbestel geworden. In de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Invoeringswet) is geregeld welke Nederlands-Antilliaanse regelgeving op deze eilanden ook na 10 oktober 2010 van toepassing blijft. In de bijlage bij deze wet, de zogenaamde IBES-lijst, zijn deze Nederlands-Antilliaanse regelingen opgesomd, waarbij wordt aangegeven of deze op het niveau van wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling blijven gelden. Deze van oorsprong Nederlands-Antilliaanse regelgeving is aangepast naar de nieuwe situatie.
Voor wat betreft de van oorsprong Nederlands-Antilliaanse regelgeving die als Nederlandse wetgeving blijft gelden, zijn de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – A, de Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – B en de Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking getreden, waarin de Nederlands-Antilliaanse regelgeving die in de nieuwe situatie als wet blijft gelden is aangepast.
De Invoeringswet voorziet in artikel 20, eerste lid, in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling wetten van Nederlands-Antilliaanse oorsprong te wijzigen indien dat noodzakelijk is voor de toepassing van die regeling of ter voorkoming van onaanvaardbare gevolgen. Voor een uitgebreide toelichting op dit punt wordt verwezen naar de toelichting bij de Invoeringswet (Kamerstukken II, 2008/09, 31 957, nr. 3, blz. 13).
Op grond van dit artikel 20, eerste lid, is de Aanpassingsregeling BES-wetten BZK (Stcrt. 2011, 780) vastgesteld en op 20 januari 2011 in werking getreden.
Artikel 21, eerste lid, van de Invoeringswet bepaalt dat zo spoedig mogelijk na vaststelling van de ministeriële regeling, zoals hierboven genoemd, een voorstel van wet tot goedkeuring van deze regeling bij de Staten-Generaal wordt ingediend. Artikel I van dit wetsvoorstel dient hiertoe.
Artikelen II tot en met VI
De artikelen II tot en met VI beogen in enkele wetten voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba op het terrein van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een bepaling over de inwerkingtreding op te nemen.
De Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevat een aantal wetten op het terrein van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die gefaseerd in werking moeten treden. De eerste vier fases zijn neergelegd in het Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34). Dit besluit vindt zijn basis in voornoemde wet.
Met deze inwerkingtreding zijn zelfstandige wetten tot stand gekomen, die slechts gedeeltelijk in werking zijn getreden. De inwerkingtreding van de overige wetten zou eveneens gebaseerd moeten worden op het eerder genoemde artikel 16.1, eerste lid.
Omdat gebleken is dat de kenbaarheid van die bepaling als grondslag voor de verdere inwerkingtreding niet steeds duidelijk is, wordt per genoemde wet een aparte inwerkingtredingsbepaling ingevoegd die toegesneden is op de nog niet in werking getreden bepalingen. Aldus kan geen misverstand ontstaan over de grondslag voor de inwerkingtreding van die artikelen.
Artikel VII
De strafbaarstelling van artikel 16 van de Luchtvaartwet BES is in de Aanpassingswet BES abusievelijk komen te vervallen. In artikel VII worden de strafbepalingen hersteld.
Artikel VIII
In artikel 106 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) is geregeld dat titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (de externe klachtvoorziening) van overeenkomstige toepassing is op gedragingen van bestuursorganen van de openbare lichamen. Het interne klachtrecht (titel 9.1 Awb) is vooralsnog niet voor de openbare lichamen van toepassing verklaard. Artikel 9:20 Awb (dat onderdeel uitmaakt van titel 9.2) bepaalt echter dat aan het verzoek aan de ombudsman een klacht bij het betrokken bestuursorgaan vooraf dient te gaan (het zogenaamde kenbaarheidsvereiste). Nu het interne klachtrecht vooralsnog niet van toepassing is verklaard voor Caribisch Nederland, is in artikel 106 WolBES de toepasselijkheid van artikel 9.20 ten onrechte niet uitgezonderd. Artikel VIII van het wetsvoorstel herstelt deze omissie.
Bij het wetsvoorstel zijn mede betrokken de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Infrastructuur en Milieu.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner