Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba de Aanpassingsregeling BES-wetten BZK is vastgesteld en dat ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba deze ministeriële regeling bij wet dient te worden goedgekeurd en dat het hiernaast wenselijk is enkele technische wijzigingen door te voeren in wetgeving voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Aanpassingsregeling BES-wetten BZK wordt goedgekeurd.
Na artikel 43 van de Leerplichtwet BES wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De artikelen 3 en 5 die niet bij Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34) in werking zijn getreden, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.
Na artikel 18 van de Mediawet BES wordt een artikel ingevoegd luidende:
Artikel 7, tweede lid, dat niet bij Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34) in werking is getreden, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Na artikel 11.6a van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt een artikel ingevoegd luidende:
De artikelen die niet bij Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34) in werking zijn getreden, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.
Na artikel 167b van de Wet primair onderwijs BES wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De artikelen die niet bij Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34) in werking zijn getreden, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.
Na artikel 218 van de Wet voortgezet onderwijs BES wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De artikelen die niet bij Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34) in werking zijn getreden, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.
De Luchtvaartwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Handelen in strijd met de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet in de artikelen 2, 3, 8, eerste lid, 9, 11, eerste lid, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, 16, eerste lid, 22, 25, 26, eerste lid, 28, eerste en tweede lid, 37, 38, 39, 40 of 43, tweede lid, wordt, voor zover opzettelijk begaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De eigenaar of houder van een luchtvaartuig, die in strijd met een van de artikelen 2, 3, 8, eerste lid, 11, eerste lid, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, of 16, eerste lid, de luchtvaart doet of laat uitoefenen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste de vierde categorie, hetzij met beide straffen.
3. In het vijfde lid wordt na «14, eerste lid,» ingevoegd: en 16, eerste lid,.
B
Na artikel 51 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Bij veroordeling wegens overtreding van de artikelen 8, eerste lid, 11, eerste lid, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, en 16, eerste lid, kan de schuldige de bevoegdheid om een luchtvaartuig te bedienen voor ten hoogste drie jaren worden ontzegd.
2. Bij toepassing van het bepaalde in het eerste lid verliest een aan de veroordeelde afgegeven bewijs van bevoegdheid of van gelijkstelling zijn geldigheid voor de duur van de ontzegging, zodra de rechterlijke uitspraak, voor wat betreft deze bijkomende straf, voor ten uitvoerlegging vatbaar is geworden.
3. Door de Minister kan, met schriftelijke opgave van redenen aan de betrokkene, een bewijs van bevoegdheid worden ingetrokken, indien de houder daarvan zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, bij veroordeling wegens hetwelk hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid daarvan kan worden ontzegd. De intrekking vervalt, zodra de rechterlijke uitspraak, bedoeld in het tweede lid, voor ten uitvoerlegging vatbaar is geworden.
4. Indien tijdens de overtreding van de in het eerste lid genoemde artikelen nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling, kan de schuldige van de uitoefening van de bevoegdheid om een luchtvaartuig te bedienen worden ontzet.
C
Artikel 57 komt te luiden:
In artikel 106 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt «met uitzondering van artikel 9:21» gewijzigd in: met uitzondering van de artikelen 9:20 en 9:21.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,