Ontvangen 10 april 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel C komt als volgt te luiden:
C
Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister of van Onze Minister die het aangaat in overeenstemming met Onze Minister, regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, van provinciale inpassingsplannen en van omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, alsmede omtrent de inhoud van beheersverordeningen. Daarbij kan worden bepaald dat een regel slechts geldt voor een daarbij aangegeven gedeelte van het land. Bij de maatregel kan voorts worden bepaald onder welke voorwaarden en omstandigheden bij provinciale verordening van de krachtens dit lid gestelde regels ontheffing kan worden verleend, die regels in die verordening worden uitgewerkt of in die verordening aanvullende regels worden gesteld. Bij de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van de regels wordt overeenkomstige toepassing gegeven aan de krachtens artikel 4.1, vierde lid, gestelde regels. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur geschiedt tevens langs elektronische weg.
2. In het derde lid, tweede volzin, wordt na «van bij die maatregel aan te geven» ingevoegd: krachtens dit lid gestelde.
B
Artikel II vervalt.
De in deze nota van wijziging voorgestelde aanpassingen van het wetsvoorstel hebben een wetstechnisch karakter.
Artikel I, onderdeel C (wijziging van artikel 4.3 van de Wet ruimtelijke ordening)
In het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2010/11, 32 821, nr. 2) is in artikel I, onderdeel C, een wijziging van artikel 4.3 van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen. De eerste twee artikelleden zijn daarbij opnieuw vastgesteld, waarbij de wijziging van het eerste lid vooral tekstueel van aard is. Het nieuwe tweede lid bevat de voor dit wetsvoorstel belangrijke bepaling dat bij amvb ook kan worden bepaald onder welke voorwaarden en omstandigheden bij provinciale verordening van de krachtens amvb gestelde regels ontheffing kan worden verleend, die regels kunnen worden uitgewerkt of aanvullende regels kunnen worden gesteld. Abusievelijk zijn de derde en vierde volzin van het eerste lid van artikel 4.3 – luidende: «Bij de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van de regels wordt overeenkomstige toepassing gegeven aan de krachtens artikel 4.1, vierde lid, gestelde regels. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur geschiedt tevens langs elektronische weg. «- overgeplaatst naar het tweede lid.
Die regels horen echter thuis in het eerste lid omdat ze zich richten tot de amvb’s van het eerste lid in algemene zin.
Bovendien is gebleken dat de vernummering van artikel 4.3, derde lid, naar artikel 4.3, vierde lid, in slechts één geval heeft geleid tot een wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Echter ook in artikel 2.1, 2.10, 2.11 en 3.3 wordt verwezen naar artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en in andere artikelen wordt verwezen naar hoger genummerde leden van artikel 4.3, terwijl deze artikelen ook niet zijn opgenomen in artikel II van het wetsvoorstel.
Beide constateringen zijn mede aanleiding voor deze nota van wijziging. Door artikel 4.3, eerste lid, uit te breiden, met hetgeen aanvankelijk in het nieuwe tweede lid was genoemd, is de vernummering van artikel 4.3, tweede tot en met vijfde lid en de vernummering in andere regelgeving niet meer nodig.
Artikel II (komt te vervallen)
Hierboven is aangegeven dat de in het wetsvoorstel opgenomen vernummering van het tweede tot en met vijfde lid van artikel 4.3 van de Wet ruimtelijke ordening tot het derde tot en met zesde lid, niet goed doorgevoerd is ten aanzien van artikelen, waarin verwezen wordt naar artikel 4.3, derde lid, en hoger.
Verder is gebleken dat de in artikel II opgenomen verwijzing in artikel 2.12, eerste lid, onder c, naar artikel 4.1, eerste lid, en artikel 4.3 eerste lid, niet juist is. De daarin opgenomen regels vormen geen rechtstreeks toetsingskader voor de verlening van omgevingsvergunningen, maar zijn primair gericht op de inhoud van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De beoordeling of van die regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, vindt plaats in het kader van de beoordeling van een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Beide constateringen zijn mede aanleiding voor deze nota van wijziging. Doordat er geen vernummering plaatsvindt kan artikel II komen te vervallen.
De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus