Ontvangen 23 september 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het kindgebonden budget bedraagt voor een berekeningsjaar:
a. indien de ouder aanspraak heeft voor één kind : € 1017,–;
b. indien de ouder aanspraak heeft voor twee kinderen: € 1478,–;
c. indien de ouder aanspraak heeft voor drie kinderen: € 1661,–;
d. indien de ouder aanspraak heeft voor meer dan drie kinderen: € 1661,–, verhoogd met zoveel maal € 106,– als het aantal kinderen meer bedraagt dan drie.
2. In het vierde en vijfde lid vervalt: bij een gezamenlijk toetsingsinkomen van de ouder en zijn partner van niet meer dan € 28 897,.
Deze nota van wijziging strekt ertoe om in het kindgebonden budget ook rekening te houden met grote gezinnen. De nota van wijziging bouwt voort op het reeds ingediende amendement van de heer Dijkgraaf (Kamerstuk II, 2010–2011, 32 798, nr. 6). Kern is dat de voorgestelde beperking tot twee kinderen in artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget komt te vervallen. Deze tweede nota van wijziging komt wat betreft de bedragen van het kindgebonden budget in de plaats van de eerste nota van wijziging. Voorgesteld wordt om ten opzichte van het wetsvoorstel voor het derde kind een bedrag van € 183 per jaar in te voeren. Voor ieder volgend kind wordt een bedrag van € 106 per jaar ingevoerd. Om dit te financieren wordt het bedrag voor het eerste kind niet met € 50 per jaar verhoogd, maar met € 6 per jaar verhoogd.
Het wetsvoorstel en de twee nota van wijzigingen leiden tot de volgende voorstellen in het kindgebonden budget: een vermogenstoets, niet-indexeren en andere bedragen per kind. Ten opzichte van 2011 neemt het bedrag voor het eerste en tweede kind toe, voor het derde kind en verder worden de bedragen verlaagd. In de tabel hieronder staan de verschillende jaarbedragen kindgebonden budget voor 2010, 2011 en 2012.
2010 |
2011 |
2012 |
|
---|---|---|---|
1e kind |
€ 1 011 |
€ 1 011 |
€ 1 017 |
2e kind |
€ 311 |
€ 455 |
€ 461 |
3e kind |
€ 183 |
€ 360 |
€ 183 |
4e kind |
€ 106 |
€ 284 |
€ 106 |
5e kind |
€ 51 |
€ 189 |
€ 106 |
Ieder volgend kind |
€ 51 |
€ 189 |
€ 106 |
Extra 12–15 jaar |
€ 231 |
€ 231 |
€ 231 |
Extra 16 en 17 jaar |
€ 296 |
€ 296 |
€ 296 |
In Nederland zijn er ca. 300 000 gezinnen met drie of meer kinderen. Voor een groot deel van hen wordt door de hier voorgestelde wijziging het besteedbaar inkomen positief beïnvloed.
Het besteedbaar inkomen van gezinnen met één of twee kinderen wordt negatief beïnvloed door de hier voorgestelde wijziging.
Aangezien juist de grotere gezinnen over het algemeen meer geraakt worden door de maatregelen in het kindgebonden budget en kinderbijslag, zorgt de hier voorgestelde wijziging voor een vermindering van de uitschieters in de inkomenseffecten.
In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel was een tabel opgenomen met inkomenseffecten voor het oorspronkelijke geheel van maatregelen in het kindgebonden budget tot 2015 voor gezinnen die kindgebonden budget ontvangen. Deze tabel was reeds aangepast door de eerste nota van wijziging. In de volgende tabel worden de inkomenseffecten van het nieuwe geheel van maatregelen (tot 2015) getoond voor alle gezinnen met kinderen tot 18 jaar. Het aandeel huishoudens dat een negatief inkomenseffect heeft van meer dan 2% halveert door de hier voorgestelde wijziging van 6% naar 3%.
Inkomenseffect |
Minimum |
Minimum-modaal |
1x–1,5x modaal |
1,5x–2x modaal |
2x–3x modaal |
>3x modaal |
Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|
– 0,5 tot 0% |
29% |
35% |
21% |
71% |
95% |
99% |
65% |
– 1 tot – 0,5% |
53% |
36% |
37% |
17% |
3% |
19% |
|
– 2 tot – 1% |
11% |
22% |
35% |
10% |
1% |
12% |
|
– 4 tot – 2% |
8% |
7% |
5% |
2% |
3% |
||
<– 4% |
1% |
1% |
1% |
||||
Totaal |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
Aantal huish. (x1000) |
120 |
220 |
360 |
410 |
470 |
300 |
1 880 |
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp