Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 24 februari 2011 en het nader rapport d.d. 19 mei 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Financiën, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2011, no.11.000351, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES), met memorie van toelichting.
Het voorstel maakt, tezamen met het voorstel voor de Wet financiële markten BES, deel uit van het eindmodel voor de regulering van de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire Sint Eustatius en Saba (BES). Het vervangt en moderniseert daartoe een drietal wetten, de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES, de Wet identificatie bij dienstverlening BES en de Wet melding ongebruikelijke transacties BES. Deze wetten worden gebundeld in één Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (Wwft BES).
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over inpassing van de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES in het voorstel. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 februari 2011, no. 11 000351, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 februari 2011, no. W06.11.0033/III, bied ik u hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen die naar haar oordeel enige aanpassing van het voorstel wenselijk maken.
Hoofdstuk 4 bevat afzonderlijke regels inzake grensoverschrijdende geldtransporten. Hierbij wordt nauw aangesloten bij de in de BES geldende douanewetgeving (met name de Douane- en Accijnswet BES). Over inpassing van deze regels in het onderhavige voorstel merkt de Afdeling het volgende op.
a. Artikel 4.1 bevat een aantal definities dat (uitsluitend) geldt voor de toepassing van hoofdstuk 4. In verschillende artikelen in andere hoofdstukken van het voorstel worden sommige van deze begrippen echter ook gebruikt (zoals het begrip douaneambtenaar in artikel 1.5 en het begrip geld in de artikelen 5.5 en 5.6).
In verband daarmee adviseert de Afdeling deze definitiebepalingen op te nemen in artikel 1.1 van het voorstel.
b. Artikel 1.3, eerste lid, van de Douane- en Accijnswet BES bepaalt dat de bepalingen bij of krachtens die wet mede strekken ter handhaving van verboden of beperkingen die op goederen bij het binnenbrengen in, het onder zich houden op of verlaten van één van de BES eilanden van toepassing zijn. Tegen deze achtergrond merkt de Afdeling op dat verschillende onderwerpen die thans in het voorstel worden geregeld, ook geheel of gedeeltelijk in het kader van de Douane- en Accijnswet BES zijn geregeld. Gewezen kan worden op onderdelen van het formaliteitenstelsel in de artikelen 4.2 en 4.3 (zie in dit verband met name artikel 2.24 van de Douane- en Accijnswet BES), op de aanwijzing van bevoegde ambtenaren in artikel 5.4, tweede lid, (vergelijk artikel 1.1, onderdeel h, van de Douane- en Accijnswet BES), op de toedeling van toezichtbevoegdheden (artikelen 5.5 tot en met 5.7), alsmede op de strafbepalingen.
De Afdeling adviseert een betere afstemming te bewerkstelligen tussen het voorstel en de Douane- en Accijnswet BES.
1a. De Afdeling adviseert de definities in artikel 4.1 van begrippen die ook in andere hoofdstukken van het voorstel worden gebruikt, op te nemen in artikel 1.1. Dit advies is opgevolgd.
1b. De Afdeling merkt voorts op dat hoofdstuk 4 overlap vertoont met de Douane- en Accijnswet BES, aangezien de bepalingen bij of krachtens die wet mede strekken tot handhaving van verboden of beperkingen die op goederen bij het binnenbrengen in, het onder zich houden op of verlaten van één van de BES-eilanden van toepassing zijn. Nu verschillende onderwerpen in het voorstel ook geheel of gedeeltelijk in het kader van de Douane- en Accijnswet BES zijn geregeld, adviseert de Afdeling een betere afstemming te bewerkstelligen tussen het voorstel en de Douane- en Accijnswet BES.
Overeenkomstig dit advies zijn in hoofdstuk 5, dat regels stelt inzake handhaving, enkele aanpassingen doorgevoerd ten aanzien van het toezicht op de naleving van hoofdstuk 4. In artikel 5.4, tweede lid, is de aanwijzing van bevoegde ambtenaren geschrapt en in artikel 5.5, tweede lid, de bevoegdheid tot onderzoek aan lichaam en kleding: deze materie is reeds in de Douane- en Accijnswet BES geregeld. Bepalingen die afwijken van het regime van de Douane- en Accijnswet BES zijn gehandhaafd. Dit betreft het formaliteitenstelsel in de artikelen 4.2 en 4.3 en de strafbepalingen in artikel 6.
2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.
2. De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn alle verwerkt.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de tekst van het voorstel en de memorie van toelichting op een aantal punten aan te passen en te verduidelijken. Deze aanpassingen kunnen als volgt worden toegelicht.
– De term «ambtenaren van politie bevoegd inzake paspoortcontrole» is vervangen door «ambtenaren van de Koninklijke marechaussee bevoegd inzake paspoortcontrole» in overeenstemming met de praktijk dat paspoortcontrole slechts wordt uitgevoerd door ambtenaren van de Koninklijke marechaussee.
– In artikel 1.5 is voorzien dat de toezichtautoriteiten in afwijking van hun geheimhoudingsplicht het Meldpunt ongebruikelijke transacties kunnen inlichten indien zij bij de uitoefening van hun taak feiten ontdekken die kunnen duiden op witwassen of financieren van terrorisme. Deze bepaling stemt overeen met artikel 25 van de (Europees-Nederlandse) Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
– In artikel 2.2 is een grondslag opgenomen voor regeling bij algemene maatregel van bestuur van de mogelijkheid van risicogeoriënteerd cliëntenonderzoek. Op deze wijze is een gecontroleerde invoering te realiseren, afgestemd op de verschillende sectoren die onder deze wet vallen.
– Voor cliëntenonderzoek bij incidentele transacties is in artikel 2.3 een drempelbedrag opgenomen. De hoogte wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald, mede om te kunnen differentiëren per dienst. Een dergelijk drempelbedrag is opgenomen in artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de Wwft.
– In hoofdstuk 2 zijn twee artikelen inzake de regulering van trustkantoren geschrapt. De desbetreffende materie zal worden geregeld in het kader van de Wet financiële markten BES.
– In hoofdstuk 5 was ten onrechte het lex mitior-beginsel niet opgenomen. Hierin is door middel van artikel 5.12, vierde lid, alsnog voorzien.
– In artikel 5.8 (nieuw) is risicogeoriënteerd toezicht voorzien ten aanzien van bepaalde diensten, langs de lijnen van artikel 24, tweede lid, van de Wwft.
– In paragraaf 3, onderdeel a, van de memorie van toelichting is een alinea opgenomen over de implicaties van de belastingwetgeving van de openbare lichamen voor de lokale trustsector.
De overige aanpassingen in het voorstel zijn van overwegend technische of redactionele aard. De memorie van toelichting is in overeenstemming gebracht met het gewijzigde voorstel. Tevens zijn in de toelichting redactionele verbeteringen aangebracht en sommige passages verduidelijkt.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De waarnemend vice-president van de Raad van State,
R.J. Hoekstra
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Financiën.
J. C. de Jager
– In artikel 2.6 de artikellidaanduiding «1.» Laten vervallen.
– In artikel 3.2 de artikellidaanduiding «1.» laten vervallen, alsmede verwijzingen naar artikel 3.2 in andere artikelen overeenkomstig aanpassen.
– In artikel 4.2, vierde lid, het begrip «controle-zone» nader definiëren.