Ontvangen 17 oktober 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel EE wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
EEa
In de artikelen 2:59, eerste lid, en 2:74, eerste lid, wordt de zinsnede «in ieder geval zijn vrijgesteld» telkens vervangen door: in ieder geval worden vrijgesteld.
2. Na onderdeel CCC wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
CCCa
Artikel 3:72 wordt als volgt gewijzigd:
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267) (Kamerstukken 32 826) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel AR, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in het eerste lid «of kredietinstelling» vervangen door: , kredietinstelling of premiepensioeninstelling.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267) (Kamerstukken 32 826) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel AR, van die wet eerder in werking treedt dan deze wet, wordt in het eerste lid «of bank» vervangen door: , bank of premiepensioeninstelling.
3. In het zevende lid wordt «of verzekeraar» vervangen door: , premiepensioen-instelling of verzekeraar.
B
In artikel II, onderdeel D, wordt in het eerste en tweede lid van het voorgestelde artikel 6a de zinsnede «artikel 6, eerste lid, eerste en derde alinea» telkens vervangen door: artikel 6, eerste lid.
C
In artikel V wordt de zinsnede «artikel 6, eerste lid, eerste en derde alinea» vervangen door: artikel 6, eerste lid.
D
Na artikel VII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL VIIa
In artikel 99, eerste lid, onderdeel a, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt «pensioenfondsen,» vervangen door: pensioenfondsen, premiepensioeninstellingen,.
A
Subonderdeel 1 (artikel 2:59 en 2:74 Wft)
Op grond van artikel 2:59, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) kan bij ministeriële regeling vrijstelling worden geregeld van artikel 2:55, eerste lid, van de Wft, met dien verstande dat in ieder geval zijn vrijgesteld de aanbieders van beleggingsobjecten voor zover die beleggingsobjecten worden aangeboden voor een nominaal bedrag van ten minste € 100 000. De voorgestelde wijziging van artikel 2:59, eerste lid, van de Wft verduidelijkt dat aanbieders van beleggingsobjecten, voor zover die beleggingsobjecten worden aangeboden voor een nominaal bedrag van ten minste € 100 000, niet van rechtswege zijn vrijgesteld, maar dat die aanbieders worden vrijgesteld, indien de relevante regels zoals neergelegd in de Vrijstellingsregeling Wft in acht worden genomen. De hiervoor bedoelde verduidelijking geschiedt door in het eerste lid van artikel 2:59 van de Wft het woord «zijn» te vervangen door het woord «worden». Een vergelijkbare wijziging wordt doorgevoerd in artikel 2:74, eerste lid, van de Wft. Dat lid ziet op aanbieders van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen.
Subonderdeel 2 (artikel 3:72 Wft)
Het is wenselijk gebleken om de toezichthouder gedurende het jaar inzicht te laten verkrijgen in de stand van de beleggingen en de vereiste kapitaaldekking van de premiepensioeninstelling. Met de voorgestelde wijziging van artikel 3:72 van de Wft wordt daarom aan een premiepensioeninstelling de verplichting opgelegd om periodiek gegevens te verstrekken aan de Nederlandsche Bank over de financiële positie van de onderneming en de uitgevoerde premieregelingen. Daarbij is rekening gehouden met samenloop met het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene elektronischgeldrichtlijn (Kamerstukken 32 826).
De inhoud van de te verstrekken staten zal in lagere regelgeving worden uitgewerkt. Daarin kan ook de frequentie van verstrekking van die staten worden bepaald. Een berekening van de administratieve lasten die uit deze verplichting volgen, zal dan ook in de nota van toelichting bij de algemene maatregel van bestuur worden gegeven.
B en C
(Artikel 6a Bankwet 1998 en artikel 1 WED)
Abusievelijk is de tweede alinea uitgezonderd van artikel 6, eerste lid, van de Verordening valsemunterij, waarin het Besluit ECB/219/14 van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake de echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten (PbEU 2010, L 267) van toepassing wordt verklaard aangaande de controles door in de eerste alinea van dat artikel genoemde ondernemingen en instellingen. Deze omissie wordt hierbij hersteld.
D
(Artikel 99 Wet GBA)
Bij de Wet introductie premiepensioeninstellingen is een nieuw type pensioen-uitvoerder, de PPI, in de Wft opgenomen. Andere pensioenuitvoerders (te weten pensioenfondsen en verzekeraars) hebben toegang tot de Gemeentelijke Basis-administratie persoonsgegevens (GBA) maar abusievelijk was in genoemde wet niet meegenomen dat een PPI eveneens toegang dient te hebben tot de GBA om op basis van een juiste administratie haar taken te kunnen uitoefenen. Een concreet resultaat van deze juiste administratie is bijvoorbeeld het jaarlijkse uniform pensioenoverzicht (UPO) dat pensioenuitvoerders op grond van een wettelijke verplichting versturen aan de pensioendeelnemers. Met het onderhavige wijzigingsonderdeel wordt voorgesteld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens een bestaande delegatiegrondslag uit te breiden opdat ook premiepensioeninstellingen toegang kan worden verleend tot de GBA.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager