Vastgesteld 1 juni 2011
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave |
Blz. |
|
I. |
ALGEMEEN |
1 |
1. Inleiding |
1 |
|
2. Systematiek Wet studiefinanciering 2000 |
3 |
|
3. Aanpassing definitie uit- en thuiswonende |
3 |
|
4. Toezicht |
4 |
|
5. Handhaving |
5 |
|
6. College bescherming persoonsgegevens |
7 |
|
7. Uitvoerbaarheid |
7 |
|
8. Gevoerd overleg |
7 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij zien aanleiding tot het stellen van enkele vragen. De leden ondersteunen de regering in de aanpak van fraude. In het onderhavige voorstel betreft het studenten die misbruik maken van de regeling voor uitwonende studenten. Studenten zijn de hoogopgeleide nieuwe generatie van wie de overheid mag verwachten dat ze hun administratieve zaken op orde hebben. De overheid financiert de toegankelijkheid van het onderwijs, mede door het verstrekken van studiefinanciering. Wie misbruik van deze regeling maakt, moet in de ogen van deze leden dan ook hard worden aangepakt.
De leden van de PvdA-fractie hebben met veel interesse en tevredenheid kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel voor de aanpak van misbruik met de uitwonendenbeurs. Reeds eerder werden de leden op de hoogte gebracht van verschillende voornemens en initiatieven zoals beschreven in het Actieplan Misbruik Uitwonendenbeurs.2 In de zomer van 2009 hebben de leden van de eerder genoemde fractie de problemen met betrekking tot veelvuldig misbruik met de uitwonendenbeurs aangekaart bij de toenmalige minister.3 De snelle en adequate beantwoording wordt nu afgerond met de benodigde wetgeving. Voor de leden staat hiermee voorop dat er een stevige aanpak kan volgen van misbruik van publieke middelen, hetgeen in ernstige mate afbreuk doet aan het maatschappelijk draagvlak voor dergelijke voorzieningen. De regering merkt daarnaast ook terecht op in de memorie van toelichting dat bij jonge mensen nooit het beeld mag ontstaan dat misbruik van gemeenschapsmiddelen geaccepteerd zou zijn of ongestraft kan blijven. Dit wetsvoorstel voorziet derhalve in de noodzaak om het misbruik effectief aan te kunnen pakken en heeft de steun van deze leden. Zij hebben nog wel enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de PVV-fractie vinden het een goede zaak dat er wordt opgetreden tegen het misbruik van de uitwonendenbeurs. De leden delen de mening van de regering dat naast het financiële aspect van deze fraude ook normhandhaving van groot belang is. Het op jonge leeftijd ongestraft misbruik maken van een dergelijke regeling maakt de kans op herhaling in het latere leven groot. De leden zien aanleiding tot het stellen van enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van de het onderliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat studiebeursfraude het rechtvaardigheidsgevoel aantast. Dit is niet aanvaardbaar en dient effectief bestreden te worden. De beste manier om dit te bestrijden is met maatregelen die een preventieve werking hebben door verhoging van de pakkans tezamen met stevige sancties. Over dit doel zijn de leden het eens en zij constateren met tevredenheid dat hun eerdere zorgen over het relatief lage boetebedrag voor frauderende studenten zijn overgenomen door de regering en de sanctieladder hieraan is aangepast. Immers, de hoogte van de bestuurlijke boete dient dermate hoog te zijn, dat het niet loont om te frauderen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel bestrijding ten onrechte ontvangen uitwonendenbeurs. De uitwonendenbeurs geeft studenten die zelfstandig wonen financiële ondersteuning, wat van groot belang is voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Dit recht moet worden beschermd, en om dit recht ook in de toekomst veilig te kunnen stellen, dient misbruik te worden gestraft. De leden vinden het onacceptabel dat publiek geld wordt misbruikt en zo het draagvlak voor de regeling in gevaar wordt gebracht.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgestelde wijzigingen in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) om misbruik van de uitwonendenbeurs te voorkomen. Deze leden zijn van mening dat iedere vorm van fraude hard moet worden aangepakt. In het bijzonder geldt dat wat deze leden betreft voor misbruik van publiek geld dat bestemd is voor het toegankelijk maken van het hoger onderwijs voor iedereen. Dit kabinet bezuinigt op het hoger onderwijs. Juist dan is het van belang dat alle beschikbare middelen ook daar terechtkomen waar zij zijn bedoeld. Studenten die moedwillig de regels voor de uitwonendenbeurs overtreden verdienen volgens deze leden een stevige sanctie. Deze sanctie moet echter wel altijd in verhouding staan tot de overtreding. Het huidige voorstel voorziet daar volgens deze leden in doordat de hoogte van de boete is gekoppeld aan het aantal maanden dat onterecht een uitwonendenbeurs is ontvangen. De leden vragen echter of die proportionaliteit ook voldoende is gewaarborgd bij het besluit om de aanspraak op studiefinanciering stop te zetten. Kan de regering aangeven hoe de proportionaliteit bij dit besluit wordt gewaarborgd, zo vragen de leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de WSF 2000 in verband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van de uitwonendenbeurs. De leden van deze steunen maatregelen die studiebeursfraude verder terugdringen, zeker nu blijkt dat 1 op de 10 uitwonenden fraudeert met de uitwonendenbeurs. Het terugdringen van fraude draagt in belangrijke mate bij aan het behoud van het stelsel van studiefinanciering. Genoemde leden vragen wel of de nieuwe regels afschrikwekkend genoeg zijn voor frauderende studenten.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden het een goede zaak dat fraude met studiefinanciering steviger wordt aangepakt.
De leden van de VVD-fractie hebben het advies van de Raad van State gelezen met betrekking tot het gelijktrekken van de toelagen voor thuiswonenden en uitwonenden. Het lijkt daardoor alsof deze wetswijziging een nieuwe regeling is met sancties en handhavingsinstrumenten, terwijl een andere eenvoudigere optie mogelijk lijkt. De leden vragen om een uitgebreidere toelichting van de regering waarom deze gelijktrekking in haar ogen niet zinvol is.
De leden van de PvdA-fractie kunnen instemmen met de toelichting van de regering omtrent de reden waarom er niet gekozen is voor opheffing van het verschil tussen thuis- en uitwonendenbeurs, zoals door de Raad van State was geadviseerd. Dit zou inderdaad niet terecht zijn, gezien de hogere kosten voor studenten die niet thuis wonen. De leden achten dit een suggestie die weliswaar op papier eenvoudig oogt, maar waarbij de maatschappelijke en financiële haken en ogen terecht door de regering worden opgemerkt.
De leden van de SGP-fractie vragen of de administratieve en bestuurlijke lasten en kosten die verbonden zijn aan het handhaven van het onderscheid tussen thuiswonendenbeurs en uitwonendenbeurs opwegen tegen de waarde van dit onderscheid. Zij vragen waarom de studiefinanciering niet gezien wordt als een algemene tegemoetkoming voor alle studenten, waarbij de hogere kosten als gevolg van uitwonen voor rekening en verantwoordelijkheid van de student komen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de nieuwe definitie van de uitwonenden maakt dat de bewijslast niet langer bij het uitvoeringsorgaan ligt, maar bij de student zelf. Dat hiermee meer beroep wordt gedaan op de verantwoordelijkheid van de student heeft de instemming van deze leden. De bewijslast ligt in dit wetsvoorstel meer bij de student zelf, die moet aantonen dat hij feitelijk woont op het GBA4-adres en dat dat adres niet het GBA-adres van een van zijn ouders is. De leden lezen graag een reactie van de regering of deze bewijslast ook een voorwaarde kan zijn voorafgaand aan het inschrijven bij Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
De leden van de SP-fractie constateren dat het voorstel uitgaat van twee verplichtingen: de student moet wonen op het GBA-adres waaronder de student staat ingeschreven én het GBA-adres moet een ander adres dan van één van de ouders zijn. Wanneer niet aan beide verplichtingen wordt voldaan, is de student strafbaar. De leden stellen de vraag of dit wetsvoorstel ertoe kan leiden dat studenten ten onrechte als fraudeurs worden aangemerkt. Niet woonachtig zijn op het opgegeven GBA-adres is niet per definitie aan te merken als fraude met de uitwonendenbeurs. De leden stellen zich voor dat er uitzonderingen kunnen bestaan waardoor de student een legitieme reden heeft om op dat moment niet woonachtig te zijn op het door de student opgegeven adres, én niet thuiswonend is. Een voorbeeld kan zijn dat de verhuurder niet wil dat de student zich op het betreffende adres inschrijft. De leden vragen of het gerechtigd is iemand te straffen wegens fraude met de uitwonendenbeurs, wanneer de enige aan te tonen overtreding een administratieve is, namelijk niet woonachtig zijn op het opgegeven GBA-adres. Ook in dat geval, wanneer een student niet thuiswonend is, is alleen het feit dat de student niet woont op het verstrekte GBA-adres, fraude met de uitwonendenbeurs.
De leden van de VVD-fractie spreken hun waardering uit voor de uitbreiding van de controles. Het uitbreiden van sanctiemogelijkheden heeft in de ogen van deze leden weinig effect als niet ook de pakkans vergroot wordt. In 2013 moeten er ongeveer 4 000 fysieke adrescontroles per jaar plaatsvinden. Is de regering van mening dat daarmee voldoende van de 27 500 studenten die volgens de pilots zouden frauderen gevonden kunnen worden, zo vragen de leden.
De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting dat DUO in verband met het toezicht contact onderhoudt met gemeenten, sociale diensten, andere instanties en burgers, bijvoorbeeld op basis van klikmeldingen. Er wordt niet expliciet gesproken over een signaleringsfunctie vanuit scholen en docenten. De leden vragen of DUO gebruik zal maken van informatie vanuit het onderwijs. En zo ja, op welke wijze zal dit vormgegeven worden. De leden zien hierbij de eventuele bezwaren wat betreft de vertrouwensfunctie van scholen en docenten, maar vinden dat er een goede afweging moet worden gemaakt vanwege het feit dat het hier om fraude met belastinggeld gaat. De leden vragen of de wenselijkheid en mogelijkheden voor een meldingsplicht vanuit scholen en docenten is onderzocht en indien dat het geval is wat de uitkomsten daarvan zijn.
De leden vragen of DUO studenten met ouders die meerdere panden bezitten in het risicoprofiel opgenomen heeft. Indien dit niet het geval is verzoeken zij de wenselijkheid en mogelijkheden hiervan te onderzoeken.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het rendement is van de thuiscontroles. Niet alleen zijn deze zeer arbeidsintensief, maar de thuiscontrole mislukt als de desbetreffende student of zijn/haar ouders hun medewerking weigeren te verlenen aan de controle. Kan de regering aangeven hoe zij het rendement ziet van de thuiscontroles, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe wordt gecontroleerd dat een student feitelijk woont op het GBA-adres waaronder hij staat ingeschreven. Bovendien vragen de leden op welke manier wordt gecontroleerd of er meerdere uitwonende studenten ten onrechte staan ingeschreven op hetzelfde adres, aangezien deze frauduleuze handeling regelmatig voorkomt. Hoe wordt dit gecontroleerd? Kan deze vorm van fraude wel goed worden ondervangen met de twee genoemde verplichtingen5 ? Zo ja, op welke manier, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie horen graag, in navolging van de opmerkingen van de Raad van State, tot hoe lang de student kan aantonen dat het foutieve GBA-adres hem niet te verwijten valt. Deze leden zijn tevreden met de aanpassing van het wetsvoorstel dat de boetes kunnen worden opgelegd, waarmee er ruimte openblijft voor het bestuursorgaan. Zo heeft de studerende nog mogelijkheden heeft om niet-verwijtbaarheid aan te tonen. Wel willen deze leden weten om welke gevallen het gaat bij niet-verwijtbaarheid en met welke middelen de student hier een beroep op kan doen, binnen welke termijn.
De leden van de PvdA-fractie willen de regering wijzen op de problematiek van studenten die door hun verhuurder niet van een huurcontract worden voorzien of waarbij er niet met het adres in het GBA ingeschreven mag worden. Bewijslast en de formele inschrijving worden hiermee bemoeilijkt voor deze studenten die in sommige studentensteden weinig (betaalbare) alternatieven hebben wat betreft alternatieve woonruimte. De leden hebben begrip voor de argumenten van de regering dat inschrijving een van de randvoorwaarden is voor aanspraak op de uitwonendenbeurs. Toch vragen zij de regering om in te gaan op het verschil in situatie waarbij een gemeente een woonadres weigert in te schrijven in het GBA (zoals het voorbeeld genoemd in de memorie van toelichting) wat als niet-verwijtbaarheid kan gelden versus een verwijtbare situatie waarbij een verhuurder dit niet toestaat aan een huurder. Hoe zal in geval van die gemeente, die een beperking opwerpt bij inschrijving als woonadres, wel voldaan worden aan de formele inschrijfverplichting in het GBA, zo vragen de leden.
Tot slot willen de leden nog ingaan op het aspect van bij fraude faciliterende of medeplegende vrienden of familieleden. Eerder hebben de leden in debat met de staatssecretaris gepleit voor de actieve aanpak van bewijsbare ondersteuning bij fraude. Het stemt de leden tevreden dat de regering nu aangeeft dat er wettelijke mogelijkheden zijn bij het aantoonbaar en bewust meewerken aan fraude met de uitwonendenbeurs. De leden vragen echter in welke mate deze mogelijkheden in de praktijk ook daadwerkelijk gebruikt zullen worden richting situaties waarin duidelijk kan worden gemaakt dat mensen van de fraudehandeling afwisten. Eerder gaf de regering in beantwoording immers al aan dat dit geen prioriteit leek te hebben bij het Openbaar Ministerie (OM) of andere handhavers. De leden willen weten of hier afspraken over gemaakt zijn of gemaakt worden om de bewijsbare zaken wel aan te pakken. Voorts vragen de leden om actieve communicatie om deze mogelijkheden richting medeplegers ook duidelijk te maken, zodat mensen ook weten dat bewuste ondersteuning van fraudehandelingen vervolging met zich mee kan brengen. De leden willen ook hierover een nadere toelichting van de regering omtrent hun inzet.
De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting van de regering over het moment waarop de maatregel van toepassing wordt verklaard. Hoeveel maanden of voor welk bedrag moet een student gefraudeerd hebben voordat de student met de maatregelen uit dit wetsvoorstel wordt geconfronteerd, zo vragen de leden.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat aangezien de fraude wordt bestraft met een hoge boete én intrekking van de studiefinanciering, alle zorgvuldigheid is geboden. De mogelijkheid dat de studiefinanciering voor de toekomst in zijn geheel kan worden stopgezet, is een zware sanctie. De toegankelijkheid tot het hoger onderwijs is een groot goed. De leden vragen of deze toegankelijkheid wel beperkt mag worden. Zeker zolang niet alle mogelijke uitzonderingsgevallen voldoende worden beschermd, vragen de leden of gehele stopzetting van de studiefinanciering, ook voor de toekomst, niet een te zware sanctie is.
De leden van de D66-fractie vragen aan de regering of de gemeenten in staat zijn de intensieve aanpak uit de pilotfase vast te houden? In hoeverre is de verwachte opbrengst van de voorgestelde aanpak van fraude gebaseerd op deze intensieve aanpak? Deze leden vragen of de middelen die de aanpak van de fraude oplevert weer terugvloeien naar het hoger onderwijs. Op welke begroting komen deze middelen terecht en wie besluit hoe deze middelen worden ingezet, zo vragen zij.
Het is de leden niet duidelijk of het voor studenten nog steeds mogelijk is om het boetebedrag en het terug te vorderen bedrag bij hun lening op te tellen. Als dat zo is, kan dit bedrag dan vervallen na 20 jaar? Zo niet, bestaat er een mogelijkheid dat studenten door de opgelegde sancties hun studie niet kunnen afronden? Hoe weegt de staatssecretaris deze mogelijkheid? Voorts vragen de leden van deze fractie de regering welke beroepsprocedure openstaat voor studenten die een opgelegde sanctie willen aanvechten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering niet kiest voor het direct ontnemen van het recht op een studiebeurs, wanneer onherroepelijk wordt geconstateerd dat fraude is gepleegd met de uitwonendenbeurs. Is de regering van mening dat deze sanctie afschrikwekkend genoeg is, wanneer onherroepelijk vaststaat dat er fraude is gepleegd? Waarom kiest de regering niet voor het direct laten vervallen van het recht op studiefinanciering, wanneer is vastgesteld dat het om verwijtbaar handelen gaat?
De leden wijzen bovendien op de problemen met het vaststellen hoe lang de fraude heeft plaatsgevonden. Het is immers moeilijk aan te tonen hoe lang al wordt gefraudeerd. In die gevallen komt de fraudeur weg met één of enkele maanden terugbetaling van de studiebeurs inclusief 50% boete. Is de regering van mening dat deze sanctie afschrikwekkend genoeg is na één of enkele maanden fraude? Op welke manier kan daadwerkelijk worden aangetoond dat een student voor langere tijd fraudeert? Welke problemen treden op dit moment op bij het aantonen van de periode van fraude, zo vragen de leden.
De leden merken op dat er situaties kunnen zijn waarbij de studerende zich niet op het GBA-adres bevindt, maar tijdelijk ergens anders verblijft. Uitspraken van de rechter hebben aangetoond dat deze situaties niet-verwijtbaarheid voor de student zullen opleveren. Hoe wordt voorkomen dat dergelijke zaken tot aan de rechter moeten worden behandeld, wanneer overduidelijk sprake is van niet-verwijtbaarheid? Op welke manier wordt binnen de wettelijke regels deze ruimte toegepast, aangezien hier sprake is van afwijking van de twee verplichtingen voor aanspraak op een uitwonendenbeurs?
De leden vragen op welke manier wordt gecontroleerd op medeplichtigheid bij fraude. In de memorie van toelichting6 staat vermeld dat medeplichtigheid kan worden bestraft. Hoe vaak wordt medeplichtigheid aan fraude bij de uitwonendenbeurs nu bestraft? Om welke betrokkenen gaat het in de meeste gevallen, om ouders of huisgenoten? Op welke manier wordt medeplichtigheid opgespoord? Wordt hulp bij fraude in alle fraudegevallen gecontroleerd, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre met de voorgestelde maatregelen het daadwerkelijke probleem van de moeizame handhaving verholpen is. Deze leden vragen op welke manier het in praktijk en op locatie aantonen dat personen al dan niet uitwonend zijn vergemakkelijkt wordt.
De leden constateren dat de hoogte van de boete wordt gekoppeld aan de duur van de overtreding. Deze leden menen dat het vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid en de afschrikkende werking beter zou zijn dat ongeacht de duur van de fraude een vast bedrag aan boete betaald moet worden. Zij vragen waarom de regering niet voor dit model gekozen heeft. De leden vragen waarom bij recidive gekozen wordt voor de alternatieven van zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke handhaving. Waarom verdient het niet de voorkeur om voor een eenduidige aanpak te kiezen, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie lezen in het voorstel dat DUO toegang krijgt tot de gegevens in het GBA. Kan de regering aangeven hoe de uitbreiding van de toegang tot het GBA past binnen de Wet bescherming persoonsgegevens? De leden wijzen de regering erop dat de gegevens in het GBA niet altijd actueel blijken te zijn. Dit geldt in het bijzonder vaak voor studenten die bovengemiddeld vaak verhuizen. Op welke wijze houdt dit wetsvoorstel rekening met de mogelijkheid dat het GBA niet actueel is bij het opleggen van sancties aan studenten, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de belangrijkste bron van gegevens de GBA is. Ook bij de aanpak van fraude in de sociale zekerheid is het vaststellen van de correcte GBA-gegevens niet altijd mogelijk. De oorzaak hiervan zou liggen bij de gemeenten zelf. Kan de regering inzicht geven in wat de regering doet om de GBA-gegevens op orde te krijgen bij gemeenten, zodat de fraude beter aangepakt kan worden? De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft aangegeven dat wanneer gemeenten moeten handhaven op de GBA, daar ook financiering voor moet worden vrijgemaakt. Wat is de reactie van de regering hierop, zo vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen rondom de taken die op het terrein van controle en handhaving bij de gemeenten liggen. Eerder hebben de leden al gevraagd naar de mate waarin gemeenten toegerust of gefaciliteerd worden om hun controles uit te oefenen. De regering geeft in haar toelichting aan dat er een convenant is afgesloten tussen VNG en Rijk over financiële compensatie. De leden vragen hoe dit voor gemeenten uitpakt in het licht van veel bezuinigingen die lokaal worden doorgevoerd door gemeenten, ook op het gebied van handhavingscapaciteit. In welke mate zijn er prestatieafspraken gemaakt binnen het convenant over aantallen controles? Kan de regering voorts aangeven of de uitvoering van de afgesproken controle en handhaving niet onder druk kan komen te staan als er lokaal andere keuzes worden gemaakt en andere handhavingstaken van betrokken diensten prioriteit krijgen? In hoeverre voorziet het convenant dan in voldoende middelen om uitvoering effectief en realistisch te laten zijn, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie lezen in de toelichting dat studentenorganisaties ISO, LSVB en JOB 7 hebben aangegeven het aanpakken van misbruik te ondersteunen. Zij maken zich zorgen over studerenden die zich niet mogen inschrijven van hun huisbaas. «Afgesproken is (...) hen op de hoogte te houden van de voorgenomen wetswijziging». Kan de regering aangeven hoe de studentenorganisaties staan ten opzichte van de bewijslast bij studenten? Hoe pakt de regering de huisjesmelkers verder aan op het terrein van studentenhuisvesting, zo vragen de leden.
De voorzitter van de commissie,
Van Bochove
De adjunct-griffier van de commissie,
Janssen