Ontvangen 23 maart 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke boete wegens handelen of nalaten in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 19, eerste lid, aanhef en onder b en e, 20, eerste en derde lid, 22, eerste lid, 24, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d, en tweede lid, 26, derde en vierde lid, 27, eerste lid, aanhef en onder a en b, en tweede lid, 28, eerste, tweede en vijfde lid, 29, eerste en tweede lid, aanhef en onder a en b, 30, eerste, tweede en derde lid, 31, eerste en tweede lid, en 32, eerste en tweede lid.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij handelen of nalaten in strijd met één van de artikelleden of onderdelen daarvan, genoemd in het eerste lid, bedraagt de boete ten hoogste € 25 000.
Op grond van artikel 34 van het voorstel van wet houdende regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen) kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een bestuurlijke boete opleggen voor handelen of nalaten in strijd met de in het eerste lid van die bepaling opgenomen verplichtingen.
Een belangrijke verplichting voor een politieke partij op grond van artikel 24, eerste lid, van het wetsvoorstel is om jaarlijks vier afzonderlijke documenten naar de minister te sturen, te weten: 1) een financieel verslag, 2) een overzicht van de bijdragen van in totaal € 4 500 of meer, met vermelding van onder meer de naam en de woonplaats van de gever, 3) een overzicht van de schulden van € 25 000 of meer en 4) de schriftelijke accountantsverklaring. In verkiezingstijd (artikel 27, eerste lid en artikel 30, eerste lid) en voor neveninstellingen (artikel 29, tweede lid) gelden ook meerdere verplichtingen, namelijk om overzichten van ontvangen bijdragen en van schulden aan de minister te zenden. Deze verplichtingen zijn in de huidige formulering van artikel 34, eerste lid, echter niet afzonderlijk beboet. Met deze nota van wijziging wordt bewerkstelligd dat overtreding van de hiervoor vermelde verplichtingen afzonderlijk beboet kan worden. De totale boete voor het niet (tijdig) inleveren van de jaarstukken op grond van artikel 24, eerste lid, van het wetsvoorstel zou dan op maximaal € 100 000 kunnen uitkomen.
Dat bij overtreding van meerdere wettelijke voorschriften afzonderlijke boetes kunnen worden opgelegd, laat onverlet dat het totaal van opgelegde boetes in overeenstemming moet zijn met het evenredigheidsbeginsel (artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
Voorts leidt de huidige formulering van artikel 34, vierde lid, tot onduidelijkheid over de vraag of bij overtreding van meerdere verplichtingen meerdere boetes van elk maximaal € 25 000 kunnen worden opgelegd, of dat het totaal van de opgelegde boetes niet hoger mag zijn dan € 25 000. Om duidelijk te maken dat het maximum geldt per artikelonderdeel genoemd in artikel 34, eerste lid, en dus per overtreding, wordt het vierde lid aangepast. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen per overtreding nadere regels over de hoogte van de op te leggen boetes worden gesteld.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies