Ontvangen 19 januari 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel k, door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
l. de Kiesraad: de Kiesraad, genoemd in artikel A 1 van de Kieswet.
II
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
III
In artikel 2, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
IV
In artikel 3, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
V
In artikel 3a, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
VI
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het derde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: de Kiesraad.
VII
In artikel 6, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: De Kiesraad.
VIII
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het derde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Kiesraad.
3. In het vierde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Kiesraad.
4. In het vijfde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: de Kiesraad.
IX
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Kiesraad.
3. In het derde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: de Kiesraad.
X
In artikel 12, eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XI
In artikel 13, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XII
In artikel 14, tweede lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XIII
Artikel 18 vervalt.
XIV
In artikel 22, eerste lid, wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: de Kiesraad.
XV
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
3. In het vijfde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Kiesraad.
4. In het zesde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XVI
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: de Kiesraad.
XVII
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het derde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: de Kiesraad.
XVIII
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: De Kiesraad.
XIX
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Kiesraad.
XX
In artikel 30, derde lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XXI
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: de Kiesraad.
XXII
Artikel 33, eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XXIII
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Kiesraad.
2. In het negende lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
3. In het tiende lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XXIV
In artikel 35 wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XXV
Na artikel 36 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
De Kiesraad zendt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister een ontwerpbegroting voor het volgend kalenderjaar inzake de subsidievertrekking op grond van deze wet.
1. De Kiesraad zendt jaarlijks voor 1 november aan Onze Minister een financieel verslag van het voorafgaande jaar inzake de subsidieverlening op grond van deze wet. Het financiële verslag gaat vergezeld van een accountantsverklaring omtrent de getrouwheid van het verslag en de rechtmatigheid van de uitgaven. Het financieel verslag wordt tevens gezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
2. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van het financiële verslag en de reikwijdte en de intensiteit van het onderzoek door de accountant gericht op de vaststelling van diens accountantsverklaring. De regeling wordt niet vastgesteld dan na raadpleging van de Kiesraad.
3. De Kiesraad verstrekt desgevraagd aan Onze Minster en de Auditdienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere inlichtingen over het financiële verslag en de daarin opgenomen gegevens.
4. De Kiesraad draagt er zorg voor dat diens accountant meewerkt aan onderzoeken door de Auditdienst, bedoeld in het derde lid.
5. Het vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op onderzoeken door de Algemene Rekenkamer.
XXVI
Na artikel 37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Kieswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel A2 wordt, onder vernummering van het derde tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
3. De Kiesraad is tevens belast met de uitvoering en met het toezicht op de naleving van de Wet financiering politieke partijen.
B
Na artikel A 2 worden negen artikelen ingevoegd, luidende:
1. De voorzitter en de overige leden van de Kiesraad worden benoemd en ontslagen bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Kiesraad van uit de leden een of meer plaatsvervangende voorzitters aanwijzen.
2. De benoeming geldt voor een periode van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor een periode van vier jaar plaatsvinden.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor de openbaarmaking van een vacature in de Kiesraad.
1. De Kiesraad maakt de functies of nevenfuncties die een lid van de Kiesraad vervult openbaar. De openbaarmaking geschiedt in ieder geval door publicatie in de Staatscourant.
2. Een lid van de Kiesraad vervult geen functies of nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op en goede taakvervulling van de Kiesraad of de handhaving van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de Raad of het vertrouwen daarin.
3. Voor een lid van de Kiesraad zijn in ieder geval de volgende functies onverenigbaar:
a. een functie binnen een politieke partij of een neveninstelling als bedoeld in de Wet financiering politieke partijen;
b. lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Eerste Kamer der Staten-Generaal of het Europees Parlement;
c. minister of staatssecretaris;
d. ambtenaar aangesteld bij een ministerie en beslat met werkzaamheden die direct verband houden met de taken van de Kiesraad.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de bezoldiging of vaste vergoeding van de leden van de Kiesraad,
b. de vergoeding van de kosten van deze leden.
1. De Kiesraad heeft een secretaris.
2. De secretaris en het overige personeel dat werkzaam is ten behoeve van de Kiesraad staan onder het gezag van de Kiesraad en leggen over hun werkzaamheden uitsluitend daaraan verantwoording af.
3. De secretaris en de overige leden van het secretariaat worden door of namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties benoemd en ontslagen op voordracht van de Kiesrad.
1. De Kiesraad zendt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties jaarlijks voor 1 september een ontwerp voor een werkprogramma voor zijn adviestaak voor het volgende kalenderjaar. Onze Minister verstrekt de Kiesraad daartoe tijdig een overzicht van de voornemens om advies te vragen.
2. In het werkprogramma wordt rekening gehouden met onvoorziene adviesverzoeken en met de bevoegdheid van advisering uit eigen beweging.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt het werkprogramma vast en zendt dit jaarlijks op de derde dinsdag van september aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan het werkprogramma wijzigen.
De Kiesraad houdt bij het vervullen van zijn adviestaak zoveel mogelijk rekening met het werkprogramma. Onverminderd het bepaalde in de Comptabiliteitswet vervult het zijn taak met de middelen die ingevolge de desbetreffende begrotingswet ter beschikking zijn gesteld.
1. De Kiesraad brengt jaarlijks voor 1 april verslag uit van zijn werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar op grond van deze wet en de Wet financiering politieke partijen. Bij het verslag kan de Kiesraad tevens zijn bevindingen bekendmaken over de werking van de laatstgenoemde wet.
2. Op verzoek van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar ten minste lek vierde jaar, stelt de Kiesraad een evaluatieverslag op waarin hij aandacht besteedt aan zijn taakvervulling.
3. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden gezonden aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de beide Kamers der Staten-Generaal
De Kiesraad verstrekt desgevraagd aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de voor de uitoefening van zijn taak genodigde inlichtingen. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan inzage vorderen van zakelijke en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
XXVII
In artikel 39, tweede lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: de Kiesraad.
XXVIII
Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De voorzitter en de overige leden van de Kiesraad die voor de inwerkingtreding van paragraaf 3 van deze wet zijn benoemd op grond van artikel 11 van de Kaderwet adviescolleges, worden geachte te zijn benoemd op grond van artikel A 3 van de Kieswet.
2. Een benoeming van een lid van de Kiesraad op grond van artikel 11 van de Kaderwet adviescolleges wordt meegerekend voor de mogelijkheden van herbenoeming op grond van artikel A 3, tweede lid, van de Kieswet.
Met dit amendement bewerkstelligt de indiener dat de uitvoering en handhaving van de Wfpp bij de Kiesraad komt te liggen. Daar het gaat om de handhaving en toezicht over gedragingen van politieke partijen, acht de indiener het wenselijker dat deze verantwoordelijkheid bij de onafhankelijke Kiesraad komt te liggen.
Ortega-Martijn