Gepubliceerd: 8 juni 2011
Indiener(s): Gerdi Verbeet (PvdA)
Onderwerpen: financiƫn organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32745-6.html
ID: 32745-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 juni 2011

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

1.

Inleiding

2

2.

Geleidende brief

2

3.

Begrotingstoelichting

3

4.

Outplacement

4

5.

Fractiekosten

4

 

Reservepositie fracties

5

6.

Operationele doelstellingen

5

7.

AV-faciliteiten

6

8.

ICT

7

9.

Inrichten op ombuigen vanaf 2013

8

10.

Huis voor democratie en rechtsstaat

10

 

Schadeloosstelling Europarlementariërs

12

 

Koffiecorner

13

11.

Anti-rookbeleid

14

12.

Duurzaamheid

14

13.

Risico’s

15

 

Parlementaire zelfreflectie

17

 

Fractie-ondersteuning

18

 

Overlegprotocol

19

14.

Staat van de Tweede Kamer

20

 

Adviesorganen

21

 

Vragenuur

22

 

Dertigledendebat

22

 

Nieuwe media

23

15.

Rapportage inhuur externen

23

Het Presidium dankt de fracties voor hun inbreng. In vervolg op de al in 2010 ingezette sobere lijn, is ook in deze Raming gekozen voor eenzelfde opzet. Het Presidium constateert verheugd dat deze lijn kan rekenen op steun in de Tweede Kamer en dat de fracties grote betrokkenheid voelen bij het goed laten functioneren van de Tweede Kamer.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming voor de Tweede Kamer 2012. Zij zien aanleiding tot het stellen van een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Raming voor 2012 die door het Presidium is opgesteld. Zij stellen met instemming vast dat het Presidium uitgaat van de eigen verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer voor zijn eigen begroting. Ook de bevestiging van dit uitgangspunt door de nieuwe minister van BZK achten deze leden een belangrijke constatering.

Met dit uitgangspunt voor ogen willen deze leden het Presidium graag een aantal vragen stellen ter voorbereiding op de verdere behandeling van de Raming over 2012. De eigen verantwoordelijkheid van de Kamer voor zijn begroting legt naar het oordeel van deze leden een grote verantwoordelijkheid bij de Kamer. Deze verantwoordelijkheid dient zich te uiten in een sober financieel beleid. Dit geldt temeer in een tijd waarin de overheid bezuinigt. Maar tegelijk dient het Parlement zelf zorg te dragen voor de randvoorwaarden die de optimale uitoefening van de parlementaire taak mogelijk maken.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming voor 2012 en de staat van de Tweede Kamer zoals het Presidium die aan de Tweede Kamer heeft voorgelegd. Deze leden leggen graag een aantal vragen aan het Presidium voor.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennis genomen van de Raming, en het rapport «De staat van de Tweede Kamer».

Wat betreft de Raming willen deze leden graag benadrukken dat zij de taakstelling en de inspanningsverplichting van de kant van de Kamer om deze te halen onderstrepen, maar dat zij geheel achter het voorbehoud van het Presidium staan dat de invulling van de taakstelling niet mag leiden tot aantasting van de kwaliteit van het werk van de Kamer.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren danken het Presidium voor het opstellen van de Raming 2012. In het kader van de Raming hebben deze leden een aantal vragen, in het bijzonder over het duurzaamheidsbeleid binnen de Tweede Kamer.

2. Geleidende brief

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het gepast is dat het Presidium, gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen, een koers vaart, waarbij de goede ondersteuning van leden onverkort aanwezig blijft, maar met een terughoudende instelling bij de intensiveringen. Deze leden vragen zich echter wel af wat het Presidium verstaat onder een voorwaardelijke inspanningsverplichting om de voorgestelde ombuigingen te realiseren. Wat houdt deze voorwaardelijke inspanningsverplichting in?

In reactie op de vragen van de CDA-fractie merkt het Presidium het volgende op. De voorbereiding op de invulling van de inspanningsverplichting moet zorgvuldig gebeuren. Hiervoor is voldoende tijd beschikbaar. Immers, de inspanningsverplichting begint weliswaar in 2013, maar bereikt pas de volle omvang in 2015.

Na het a.s. zomerreces bespreekt het Presidium een aantal bezuinigingsvoorstellen. Daarna begint de voorbereiding van de Raming 2013. Dat is het moment waarop het overleg met de Kamer over de invulling van de inspanningsverplichting zal plaatsvinden. Het Presidium hecht aan een breed draagvlak in de Kamer voor de specifieke invulling van deze inspanningsverplichting. Het Presidium zegt graag toe om, in aanloop naar de behandeling van de Raming 2013, na te gaan of er formeel dan wel informeel overleg met de Kamer als geheel of met de afzonderlijke fracties mogelijk is.

Het Presidium noemt de inspanningsverplichting voorwaardelijk omdat de invulling ervan niet mag leiden tot aantasting van het medewetgevings- en controleproces. Of deze voorwaarde kan worden ingevuld moeten de fracties bij het beoordelen van de voorstellen zelf bepalen.

3. Begrotingstoelichting

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het uitgangspunt dat de Eerste en Tweede Kamer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het beheer, en dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich strikt beperkt tot de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2001. Controle achteraf door de Rijksauditdienst is daarbij een instrument om te beoordelen of de Colleges bij hun beheer binnen de grenzen blijven die de Comptabiliteitswet stelt. De aan het woord zijnde leden vragen op welke wijze eventuele voorstellen uit de controle en het periodiek overleg van de Rijksauditdienst met betrekking tot het beheer van de Tweede Kamer zijn of worden opgenomen.

Het Presidium merkt in dezen op, dat de Rijksauditdienst de wettelijke controle, zoals bedoeld in artikel 66 van de Comptabiliteitswet 2001, uitvoert voor beide colleges en dat deze wettelijke controle niet afwijkt van de wettelijke controle van de departementale verantwoording. De rapportage bevat:

  • De accountantsverklaring en de bevindingen over de financiële overzichten;

  • De bevindingen (of oordeel) over het financieel en materieelbeheer;

  • De bevindingen over de totstandkoming van informatie over het beleid en de bedrijfsvoering; en

  • Specifieke onderwerpen (bijvoorbeeld WOPT en de Wet schadeloosstelling leden TK).

Het Presidium wordt regelmatig geïnformeerd door het Managementteam van de ambtelijke organisatie over de begrotingsuitvoering en de bevindingen van de Rijksauditdienst.

Het managementteam reageert aan de hand van een managementreactie op de bevindingen en aanbevelingen van de RAD. Deze reactie wordt toegevoegd aan het Auditrapport. Daarnaast wordt in de bedrijfsvoeringparagraaf ingegaan op een aantal aspecten als de onrechtmatigheid van bepaalde uitgaven of tekortkomingen in het financieel beheer. De stafdienst FEZ bewaakt vervolgens de afspraken die zijn gemaakt met betrekking tot de aanbevelingen en rapporteert periodiek over de voortgang daarvan aan het managementteam. Het oordeel van de RAD over het door de Tweede Kamer gevoerde financieel beheer is positief. Ook over 2010 ontving de Tweede Kamer een zogeheten verklaring van geen bezwaar.

4. Outplacement

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat het aantal leden dat wachtgeld ontvangt in 2010 is toegenomen. Tegelijkertijd namen in 2010 23 leden deel aan de outplacementfaciliteit. Het Presidium geeft aan dat door het besluit sollicitatieplicht Appa de eigen regeling inzake outplacement voor oud-leden niet langer nodig is. Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een schatting van de hoogte van de kosten die met outplacement zullen blijven samenhangen en die ten laste van de Raming 2011 en 2012 komen. Deze vraag lijkt temeer te klemmen, waar op p. 11 gewag wordt gemaakt van «een financieel risico» dat zou schuilen in een eventueel toenemend beroep op de outplacementregeling als gevolg van het invoeren van een sollicitatieplicht voor politieke ambtsdragers.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de voorziening voor vrijwillige outplacement niet meer nodig is door de invoering van de wet Appa, waarin een sollicitatieplicht bestaat voor voormalig politici en bestuurders. De Kamer blijft echter wel verantwoordelijk voor de begeleiding van zijn oud-leden bij het vinden van werk. Dit wordt ook als financieel risico erkend. De leden van de PvdA-fractie vragen aan het Presidium om een zo goed mogelijke inschatting te geven van dit risico. Zijn deze kosten naar de mening van het Presidium te beïnvloeden of horen zij tot de wettelijk vastgestelde verplichtingen?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe hoog de verwachte kosten van outplacement van oud-Tweede Kamerleden zullen zijn. Door de invoering van het Besluit sollicitatieplicht Appa voor gewezen politieke ambtsdragers, van 30 november 2010 (2010 Stb. 788) zijn er immers regels gesteld rondom de begeleiding door een re-integratiebedrijf en de eventuele planmatige begeleiding en ondersteuning (outplacement). Hoeveel Kamerleden maken op dit moment gebruik van de regeling van het re-integratiebedrijf en de outplacement?

Op vragen van de leden van de fracties van VVD, PvdA en CDA over de outplacementregeling meldt het Presidium dat de kosten voor outplacement in 2011 en 2012 naar verwachting beduidend lager zullen zijn dan in 2010. In een verkiezingsjaar zijn er de nodige veranderingen in de samenstelling van de Tweede Kamer en hierdoor ontstaat een groter beroep op outplacement.

Een minutieuze inschatting is op dit moment echter niet te maken, omdat pas sinds kort, als gevolg van een wetswijziging, de sollicitatieplicht met mogelijk re-integratiebegeleiding van kracht is geworden. Loyalis beoordeelt in hoeverre re-integratiebegeleiding, oftewel outplacement, noodzakelijk is. Daarnaast kan vrijwillig een beroep op outplacementbegeleiding worden gedaan. Tot op heden hebben er in 2011 vijf oud-leden een beroep gedaan op outplacement. Deze vallen nog onder het oude wachtgeldregime. Bij vertrek van de nu zittende leden is de sollicitatieplicht aan de orde. Overigens kunnen door een geslaagde begeleiding de kosten voor wachtgeld omlaag gaan.

Van het re-integratiebedrijf dat Loyalis aanbiedt wordt nu nog geen gebruik gemaakt.

5. Fractiekosten

De leden van de CDA-fractie hebben de indruk, dat steeds meer kosten vanuit de ambtelijke organisatie van de Kamer worden afgewenteld op de fracties. Zo lijkt het budget voor de fracties op peil te blijven, terwijl er in feite een bezuiniging wordt doorgevoerd. Deze waarneming betreft bijvoorbeeld kosten voor kopiëren, restaurant en automatisering.

Overigens is voor een goede bedrijfsvoering binnen de fracties van belang, dat de kosten transparant zijn en dat de Kamer zorg draagt voor een sluitend systeem van autorisatie van uitgaven. Voor automatiseringsuitgaven is dat goed geregeld, maar voor restaurantuitgaven nog niet. Voor de kostenbeheersing binnen de fracties is dit een noodzakelijk instrument. Graag ontvangen deze leden een reactie op deze punten van het Presidium.

Het Presidium herkent zich niet in het beeld dat genoemde kosten worden afgewenteld op de fracties. Op dit vlak zijn overigens geen (nieuwe) maatregelen getroffen. De autorisatie van restaurantuitgaven verloopt voor leden en fractiemedewerkers via de eigen restaurantrekening. Uitgaven voor evenementen zoals recepties en partijen worden alleen gedaan na goedkeuring van de door de organisatie geleverde offerte. Een onderzoek naar de kennelijk voor een aantal fracties gestegen kopieerkosten loopt op dit moment. Over de uitkomst hiervan vindt nader overleg plaats met de Ambtelijk Secretarissen.

Reservepositie fracties

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor de financiële reservepositie van fracties, in het licht van de grote fluctuaties in zeteltallen. In de huidige regeling is de aan te houden reserve beperkt tot 50% van het jaarbudget. Dat kan problemen opleveren met bijvoorbeeld in het verleden aangegane pensioenverplichtingen. Kan het Presidium voorstellen doen tot verruiming van de regeling?

Het Presidium is van mening dat de Regeling financiële ondersteuning fracties voldoende waarborgen biedt om fluctuaties in zetelaantallen te compenseren. Ten eerste doordat het budget (van fracties die minder zetels behalen) na verkiezingen 12 maanden lang gebaseerd blijft op het «oude» zetelaantal en ten tweede omdat de norm van 50% reserve is gebaseerd op de hoogte van het budget van het voorgaande jaar. Het Presidium onderkent dat in algemene zin, bijvoorbeeld in de sfeer van pensioenverplichtingen, op termijn problemen zouden kunnen ontstaan. Immers, ook wanneer een fractie kleiner wordt, en er ook minder financiële ondersteuning is, lopen de pensioenverplichtingen uit het verleden gewoon door. Dit wordt veroorzaakt door eigen keuzes die door betreffende fracties in het verleden zijn gemaakt.

6. Operationele doelstellingen

Over de operationele doelstellingen hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen die zij bij de verschillende onderwerpen naar voren zullen brengen. Overigens waren deze leden tevreden over het aanbieden van introductie- en verdiepingscursussen aan nieuwe Kamerleden. Het viel deze leden echter wel op dat naarmate het parlementair jaar vorderde de bezetting van de cursussen geringer was. Welke maatregelen is het Presidium van plan te nemen om de bezettingsgraad te vergroten?

Het Presidium onderkent de waarneming van de leden van de CDA-fractie dat de deelname van de nieuwe Kamerleden aan de reeks introductie- en verdiepingscursussen aanvankelijk vrijwel 100 procent was en, naarmate de tijd verstreek, steeds minder werd. In de onlangs gereedgekomen evaluatie is dit ook naar voren gekomen. Men wijt de tanende opkomst aan de lange duur van de reeks verdiepingscursussen en het deels academische karakter. Toekomstige verdiepingscursussen zullen hetzelfde karakter krijgen als de introductiecursussen, te weten: korte, flitsende cursussen, aan de hand van zoveel mogelijk concrete situaties uit de parlementaire praktijk.

De evaluatie bevatte overigens ook grote waardering van de (nieuwe) leden ten aanzien van het gehele cursusaanbod.

7. AV-faciliteiten

In 2013 zal begonnen worden met de uitbreiding van het aantal met camera’s ontsloten commissiezalen. Graag weten de leden van de VVD-fractie welke zalen ontsloten zullen worden en of op termijn alle zalen ontsloten zullen worden.

Het Presidium verwacht dat het AV Programma (dat voorziet in de vervanging, modernisering en uitbreiding van de AudioVisuele faciliteiten) reeds in 2012 de eerste resultaten zal opleveren. Op dit moment zijn al ontsloten: de plenaire zaal en de drie grote commissiezalen, de Thorbeckezaal, de Groen van Prinstererzaal en de Troelstrazaal.

De Klompézaal, Wttewaal van Stoetwegenzaal, Suze Groenewegzaal en Aletta Jacobszaal zullen daarna worden voorzien van camera’s. Door middel van een mobiel aansluitpaneel en los aansluitbare camera’s zullen op ad-hoc basis de volgende zalen van een AV-opnamesysteem kunnen worden voorzien: Marcus Bakkerkamer; Dreeskamer; Van Mierlozaal; Oude zaal; Den Uylzaal; Grenadierszaal en Enquêtezaal. Dit is voorzien in september 2012

Voor de leden van de CDA-fractie is het belangrijk om het werk in de Kamer ook toegankelijk te maken voor derden. Hoeveel geld is er gemoeid met de implementatie modernisering AV-faciliteiten?

Het Presidium onderschrijft het belang om het werk in de Kamer toegankelijker te maken voor derden. Bij de behandeling van de Raming 2011 is de begroting van het AV Programma door de Kamer vastgesteld. De totale begroting (voor de jaren 2011 tot en met 2014) omvat per jaar € 2,5 miljoen

Tijdens het algemeen overleg ICT bij de Rijksoverheid schijnen juist de audiovisuele middelen het gedurende het eerste gedeelte te hebben laten afweten, zodat er van de eerste veertig minuten geen stenogram is. Klopt dit? En welke lessen zijn uit dit voorbeeld getrokken voor de toekomst? Deze leden ontvangen op dit punt graag een nadere toelichting van het Presidium.

Het Presidium gaat ervan uit dat met deze vraag wordt gedoeld op de grote stroomstoring die Den Haag in maart jongstleden trof.

De bestaande draaiboeken zijn op een aantal onderdelen aangescherpt:

  • Wat de procedurele kant betreft (wie doet wat bij een storing?) is er een draaiboek technische storing. Dit draaiboek is onderdeel van het Handboek Griffier. Ook zal in iedere vergaderzaal een exemplaar aanwezig zijn voor gebruik, in het geval dat zich onverhoopt weer een technische storing voordoet.

  • Wat de technische kant betreft, zijn de schakelingen zo gemaakt dat alle vergadergerelateerde computer- en geluidsapparatuur inmiddels is aangesloten op een noodstroomvoorziening, met een backup voor het opvangen van de eerste spanningsonderbreking. Tijdens het komende zomerreces (20/21 augustus) wordt dit getest. Algemeen uitgangspunt voor de DVR is, dat indien er geen geluidsopname is, er ook geen verslag kan worden gemaakt.

De digitalisering van de parlementaire informatie is een omvangrijke operatie. Hoeveel budget is met deze digitalisering gemoeid? Tevens vragen de leden van de CDA-fractie, wat de verhouding is tussen www.overheid.nl waar alle overheidsinformatie op staat en de ambities om de website van de Kamer tot de bron van parlementaire informatie voor derden uit te werken. En hoe staat het met het gereed maken van de website van de Tweede Kamer, zodat iedere gebruiker toegang krijgt tot de informatie in Parlis? Wat dient er nog te gebeuren? Werkt de Tweede Kamer op het gebied van deze ontwikkelingen ook nauw samen met de Eerste Kamer?

Het Presidium merkt op dat, naast budget voor beheer en onderhoud van de bestaande ICT infrastructuur en informatiesystemen, binnen het budget van de werkorganisatie middelen beschikbaar zijn gesteld voor vernieuwing en doorontwikkeling. Voor 2012 betreft dat de doorontwikkeling van Parlis, de vernieuwing van de website en Plein2, de uitbreiding van VLOS naar de Eerste Kamer en de commissiezalen en het verbeteren van de zoekfunctionaliteit. Deze inspanning zal totaal rond de € 2 miljoen vragen.

De website www.overheid.nl bevat de officiële publicaties van de Tweede Kamer (Kamerstukken, zoals Handelingen, Moties, etc.). Dit is slechts een deel van alle beschikbare parlementaire informatie. Het Presidium beoogt alle parlementaire informatie in samenhang beschikbaar te stellen. In samenhang betreft de combinatie van persartikelen, rapporten, Handelingen, Moties, Toezeggingen, agenda's e.d.

Het project Parlis(content) naar de websites wordt aan het eind van dit kalenderjaar opgeleverd. Dan kunnen alle gebruikers van binnen en buiten de Kamer via de website van de Tweede Kamer de beschikking krijgen over de openbare informatie uit Parlis.

De Tweede Kamer heeft haar opgedane expertise op het terrein van Parlis gedeeld met de Eerste Kamer.

8. ICT

De leden van de PvdA-fractie constateren met tevredenheid dat de investeringen in ICT in de afgelopen jaren hun vruchten beginnen af te werpen. De basisinfrastructuur werkt een stuk beter, de opslag voor email en documenten is sterk vergroot en de interne informatiesystemen worden verbeterd. Voor het werk buiten het parlement wordt nog gewerkt aan een virtueel bureaublad waarmee Kamerleden en medewerkers via mijn.parlement.nl een sterk verbeterd systeem tot hun beschikking krijgen dat vergelijkbare mogelijkheden biedt als een computer in de Kamer. De leden van de PvdA-fractie verwachten grote voordelen van dit systeem en worden graag geïnformeerd over de verdere invoering. Ook constateren deze leden dat uitbreiding van het draadloos internetnetwerk belangrijker wordt met het steeds intensiever gebruik van mobiele apparatuur. Welke planning is er voor de implementatie van dit netwerk en welke dekking wordt nagestreefd?

Het Presidium gaat er vanuit dat de uitrol van de Virtuele Werkplek (door de PvdA-fractie virtueel bureaublad genoemd) uiterlijk eind 2011 zal worden afgerond en voor de raming van 2012 geen consequenties meer zal hebben.

Ten aanzien van het draadloos netwerk «PleinAir» heeft het Presidium opdracht gegeven om dit aan te leggen in de volgende delen van het gebouw: Nieuwbouw begane grond, eerste en tweede etage (alle vergaderzalen, Plenaire zaal, Leden-, Staten en Pleinrestaurant en Statenpassage), Binnenhof 1A (Oude Zaal, Rooksalon en Schrijfkamer) en in de vergaderkamers van fracties die over een eigen fractiekamer (VVD, PVV, CDA, PvdA, van Mierloozaal en Grenadierszaal) beschikken. De realisatie van dit draadloze netwerk is voorzien tegen het einde van het a.s. Zomerreces en heeft voor de raming van 2012 geen consequenties.

In de begrotingstoelichting lezen de leden van de CDA-fractie dat bij het indienen van claims voor ICT-projecten in het verleden geen rekening is gehouden met toekomstige beheerslasten. Dit leidt tot een structurele meerpost van € 250 000. Deze leden vragen in dit verband, of het Presidium ook rekening heeft gehouden met de vervanging van de applicaties van de ICT-projecten op termijn en welk bedrag hier jaarlijks voor is gereserveerd?

Het Presidium heeft besloten tot en in gang gezet dat alle ambtelijke diensten met een groot materieel budget uiterlijk in 2014 beschikken over een meerjarig vervangings- en investeringsplan. Dit geldt dus ook voor de vervanging van de applicaties. In 2012 is er ruimte in het budget om bestaande applicaties te onderhouden of te vervangen. Of deze ruimte in de jaren 2013 en verder voldoende is, zal mede afhangen van de budgettaire keuzes die gedaan worden in het kader van de reeds genoemde inspanningsverplichting. Het beschikbare budget in 2012 voor onderhoud applicaties is 1,5 miljoen euro.

9. Inrichten op ombuigingen vanaf 2013

De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de aankondiging van het Presidium in 2012 voorstellen voor te leggen aan de Tweede Kamer om bij te dragen aan de ombuigingen zoals die in het regeerakkoord zijn aangegeven. Het Presidium stelt voor dat de Tweede Kamer een voorwaardelijke inspanningsverplichting op zich neemt om ombuigingen te realiseren. Het uiteindelijke oordeel over bezuinigingen kan pas vallen als er concrete voorstellen ter tafel liggen. Graag vernemen de leden van de VVD-fractie of het Presidium deze voorstellen eerder kan doen toekomen dan bij de Raming voor 2013. Wellicht kan het onderzoek van de Stuurgroep Inspanningsverplichtingen worden bespoedigd?

Het Presidium heeft de ambtelijke organisatie gevraagd om na het a.s. zomerreces voorstellen met betrekking tot de invulling van de inspanningsverplichting aan het Presidium voor te leggen. Het uitgangspunt daarbij is dat bezuinigingen niet mogen leiden tot aantasting van de medewetgevings- en controlemogelijkheden van de Kamer. Deze randvoorwaarde maakt de invulling van de inspanningsverplichting niet eenvoudig. Het zorgvuldig voorbereiden van voorstellen kost tijd. Het tijdpad is nu, dat in de komende maanden een pakket aan voorstellen wordt uitgewerkt. Deze worden volgens planning besproken in het Presidium. Op basis van deze besluitvorming zal in het najaar een begin worden gemaakt met de voorbereiding van de Raming 2013, gelet op het feit dat de behandeling van de Raming 2013 het meest logische moment voor de besluitvorming over de begroting van de Tweede Kamer is. Het Presidium hecht aan een breed draagvlak in de Kamer voor de specifieke invulling van de inspanningsverplichting en zegt graag toe na te gaan of er formeel dan wel informeel overleg met de Kamer dan wel de afzonderlijke fracties mogelijk is in aanloop naar de behandeling van de Raming 2013.

De leden van de PvdA-fractie hebben veel waardering voor de ambtelijke ondersteuning die de Kamerorganisatie biedt. De Griffie en de ondersteunende diensten verzetten veel werk dat voor het parlementaire proces van onschatbare waarde is en leggen hierbij ook nog eens veel flexibiliteit aan de dag. Deze leden maken zich echter zorgen om de huidige bezetting van het Bureau wetgeving, dat door omstandigheden twee gewaardeerde en geroutineerde krachten moet missen. Het is de indruk van deze leden dat er achterstanden ontstaan bij de advisering over amendementen en initiatiefwetten, wat het parlementair proces duidelijk kan benadelen. Wordt deze constatering gedeeld door het Presidium en wat wordt ondernomen om de capaciteit van Bureau wetgeving te verbeteren?

Het Presidium neemt kennis van de zorg ten aanzien van het Bureau Wetgeving en licht hierop het volgende toe. In de afgelopen 2 jaar hebben twee ervaren krachten de dienst verlaten. Om het kennisniveau te allen tijde op peil te houden is zes jaar geleden een intensieve samenwerking met de Academie voor de Wetgeving tot stand gebracht. Thans zijn er bij Bureau Wetgeving vier juristen die de opleiding bij de Academie voor Wetgeving hebben voltooid en bij de Kamer in vaste dienst zijn; voorts is er één jurist die de opleiding bijna heeft voltooid en één jurist die nog in opleiding is. Daarnaast is ook in administratieve ondersteuning voorzien in de vorm van één formatieplaats, zodat de wetgevingsjuristen zich volledig kunnen richten op hun inhoudelijke juridische werkzaamheden. Waar in het verleden de taken van het Bureau Wetgeving meer lagen op het gebied van de controle van de door de wetgevingsjuristen van de ministeries aangeleverde teksten van amendementen en initiatiefwetsvoorstellen, is de nadruk nu steeds meer komen te liggen op het meer arbeidsintensieve concipiëren van wetsteksten en op het doen van bijpassend juridisch onderzoek. Dit op nadrukkelijk verzoek van de leden zelf. Deze beleidswijziging brengt echter met zich mee dat in zeer drukke periodes prioriteiten moeten worden gesteld. Zo is de Kamer momenteel zeer actief op het gebied van initiatiefwetgeving en behandelt de Kamer in deze periode voorts veel complexe wetsvoorstellen die in 2010 in de demissionaire periode van het kabinet controversieel zijn verklaard. Om deze werkdruk enigszins op te vangen is inmiddels tijdelijk, tot het zomerreces, één extra wetgevingsjurist aangetrokken.

De leden van de SP-fractie vragen wat de gevolgen zijn van de druk van de taakstelling in het algemeen, en met name voor de diensten die aanbesteed zijn. Hoe staat het op dit moment met de aanbesteding van de schoonmaak? Komt er een nieuwe aanbestedings-ronde? Wat worden daarin de voorwaarden? Wat betekent dat voor het personeel?

Deze leden vragen zich af hoe het personeel, al of niet aanbesteed, denkt over het personeelsbeleid van de Tweede Kamer. Hoe tevreden zijn de schoonmakers, de beveiligers en de mensen van de reprografische dienst? Is dit gemeten? Zijn hierover gesprekken met medewerkers gevoerd, en wat was daarvan de uitkomst?

De leden van de fractie van de Socialistische Partij wijzen erop dat de invulling van taakstelling niet mag leiden tot aantasting van de kwaliteit van het werk van de Kamer. Het Presidium deelt die mening en beschouwt de opmerking als een steunbetuiging voor de lijn die het Presidium heeft gekozen inzake van de voorwaardelijke inspanningsverplichting.Vervolgens vragen deze leden naar de druk die de taakstelling legt op de reeds uitbestede diensten, zoals de schoonmaak. Met de uitbestede diensten zijn contracten afgesloten, die laten tussentijdse openbreking anders dan tegen hoge kosten niet toe.

Het Presidium stelt vast dat er binnen de ambtelijke organisatie gewerkt wordt aan een veilige en prettige werkomgeving. Een belangrijke indicator die laat zien of dit succes heeft, is het ziekteverzuim. Dat is laag, 3,9% over 2010, afgezet tegen het gemiddelde bij de Rijksoverheid dat boven de 5% ligt. Om te weten hoe medewerkers denken over het werk, de omstandigheden waaronder men moet werken en hun mogelijkheden tot ontwikkeling is er de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de zogenoemde gesprekscyclus. Met iedere medewerker vinden er jaarlijks minimaal twee gesprekken plaats waarbij naast het functioneren ook het welbevinden van de medewerker aan de orde komt. De verslagen hiervan worden bij de stafdienst P&O bewaard. Het beeld in algemene zin dat uit die gesprekken naar voren komt is positief. Daar waar wel sprake is van ontevredenheid worden direct maatregelen getroffen om te zorgen dat de werksfeer verbetert.

Indien naar het schoonmaakpersoneel gekeken wordt, stelt het Presidium vast, dat de samenwerking met CSU de tevredenheid van de eigen medewerkers niet negatief beïnvloed heeft. De samenwerking wordt zelfs als positief ervaren, zo is uit gesprekken naar voren gekomen.

Tevens zorgt het Presidium, door de aanwezigheid van voldoende vertrouwenspersonen, bedrijfsmaatschappelijk werk en aandacht voor integriteit, dat bij mogelijke problemen op de medewerkers ook weten waar ze terecht kunnen en dan op een goede manier geholpen worden. Tenslotte bieden diverse diensten de mogelijkheid om met behulp van de scan «goed werkgeverschap- goed werknemerschap» inzichtelijk te maken hoe de «werksfeer» is en daarover in gesprek te gaan.

Het Presidium meldt dat de uitkomsten hiervan zijn tot nu toe positief zijn bevonden. Een nieuwe aanbesteding wordt daarom nu niet overwogen.

10. Huis voor democratie en rechtsstaat

De leden van de VVD-fractie vragen of het waar is dat voor het Huis voor democratie en rechtsstaat structureel € 2,3 mln. per jaar wordt gereserveerd, welk bedrag bij de Raming 2012 – bij ontstentenis van duidelijkheid over openingsdatum van genoemd Huis – volledig wordt ingezet voor aanpassingen van het gebouw van de Tweede Kamer? Hoe reëel is het uit te gaan van opening van genoemd Huis in 2015? Waarom is er in de Raming 2012 niet voor gekozen om – conform de bij de behandeling van de Raming 2011 uitgesproken wens – tenminste de helft van de verbouwingskosten aan te wenden om als bezuiniging op de totale kosten van de Tweede Kamer te dienen? Het ligt toch niet in de rede om aan te nemen dat verbouwingskosten ten behoeve van het toegankelijker maken van het gebouw van de Tweede Kamer voor bezoekers, jaren achtereen investeringen ten belope van € 2,3 mln. per jaar vergen?

De leden van de VVD-fractie vragen het Presidium of het waar is dat er per jaar structureel 2,3 miljoen is gereserveerd voor het Huis voor de democratie en rechtsstaat. Deze waarneming is correct en is overigens ook bij de behandeling van de Raming voor 2011 uitvoerig aan de orde geweest en goed bevonden. Naar bekend is dit een gevolg van het feit dat de nieuwe leden van het Europees Parlement, en de herkozen leden als zij daarvoor kiezen, niet meer gehonoreerd worden in het land waar zij gekozen zijn, maar rechtstreeks door het Europees Parlement. Dat betekent dat er structureel maximaal € 2,3 miljoen beschikbaar komt in de Raming van de Kamer. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven dat bij de herbestemming door de Kamer van dit bedrag zo niet geheel dan tenminste voor een groot deel voor het Huis voor democratie en rechtsstaat inpasbaar acht. Een andere besteding ligt niet in de rede. Het gaat hier immers om geoormerkte middelen. De opening van het Huis is nog steeds gepland voor 2015. Het ligt niet in de rede om jaren achtereen investeringen te doen van 2,3 miljoen euro voor het toegankelijker maken van het gebouw van de Tweede Kamer voor bezoekers. Na opening van het Huis zal dit geld worden overgeheveld naar de begroting van het Huis voor democratie en rechtsstaat.

Zoals in een brief aan de Kamer in september 2010 (Kamerstuk ...... nr. ...) wordt tot die tijd het budget niet alleen besteed aan verbouwingen om de Kamer beter voor derden toegankelijk te maken, maar ook voor andere, voor het publiek belangrijke aangelegenheden. In voornoemde brief werden genoemd de aanleg van een draadloos netwerk(WiFi), de inrichting van een koffiecorner en de ondersteuning van de zgn. proeftuinen van het Huis voor de democratie en rechtsstaat.

Graag weten de leden van de VVD-fractie of, en zo ja welk bedrag is gereserveerd voor het gedenken van 200 jaar Staten-Generaal in 2015. Komt dit bedrag voort uit het budget dat beschikbaar is gesteld voor het Huis voor democratie en rechtsstaat?

In antwoord op vragen van de leden van de fractie van de VVD over 200 jaar Staten-Generaal antwoordt het Presidium dat het voornemens is nog voor het zomerreces een eerste bespreking te wijden aan hoe aan de herdenking/viering hiervan invulling wordt gegeven. Het ligt overigens voor de hand dit in samenwerking met de Eerste Kamer te doen en bijvoorbeeld ook met het Huis voor democratie en rechtsstaat. Voorts wordt overwogen een of meer universiteiten bij de herdenking te betrekken, bijvoorbeeld voor een publicatie over de geschiedenis en het werk van de Staten-Generaal.

De herdenking en viering zullen voor een groot deel een publiek karakter hebben waarbij het onder de aandacht brengen van het grote goed van de parlementaire democratie een belangrijke doelstelling is. Geheel of gedeeltelijke financiering uit het budget dat op termijn beschikbaar is voor de financiering van het Huis voor democratie en rechtsstaat, dat immers hetzelfde doel dient, moet dan ook zeker niet op voorhand worden uitgesloten.

Er zijn op dit moment (nog) geen andere middelen beschikbaar.

De leden van de PvdA-fractie hechten er grote waarde aan dat zoveel mogelijk burgers kennis en ervaring opdoen over de werking van de democratie. Het is een belangrijk doel om alle Nederlandse jongeren een keer in hun leven te ontvangen in het Parlement. Deze leden steunen daarom de oprichting van het Huis voor democratie en rechtsstaat, waarin de Kamer een actieve partner is, en de inspanningen om in de Kamer meer bezoekers te ontvangen. Graag worden deze leden geïnformeerd over de huidige ontwikkelingen op het gebied van bezoekers en het voorlichtings- en lesaanbod dat hun geboden wordt. Met name zijn deze leden geïnteresseerd in de ontwikkeling van het aantal bezoekers en de evaluatie van de ontvangst en informatie die geboden wordt. Wat betreft de toekomst zijn deze leden benieuwd naar de inbedding en samenwerkingsverbanden die aangegaan worden om lespakketten aan te bieden, de fysieke huisvesting van het Huis voor democratie en rechtsstaat en de financiering hiervan.

De Kamer heeft eerder uitgesproken dat ze graag ziet dat alle jongeren vóór hun 18e levensjaar de Tweede Kamer bezoeken. Dat gebeurt in samenwerking met het Huis. In 2011 worden er door het Huis en de Kamer zo’n 120 000 burgers, waaronder 70 000 scholieren, rondgeleid. Streefcijfer van het Huis is 200 000 jonge bezoekers per jaar.

De Kamer en het Huis houden regelmatig enquêtes onder deelnemers van de eigen rondleidingen (met hoge waardering). Waar mogelijk wordt samengewerkt en educatief materiaal uitgewisseld, zoals delen van de jongerententoonstelling van de Kamer uit 2010 die naar het Huis gingen en de gezamenlijke promotie van het lespakket Polderen voor beginners van de Kamer. De huisvesting aan de Hofweg van het Huis is met enkele verdiepingen uitgebreid. De verantwoordelijkheid voor huisvesting ligt bij het Huis/ het ministerie van BZK.

Schadeloosstelling Europarlementariërs

De leden van de VVD-fractie merken op dat twee herkozen Europarlementariërs hebben aangegeven nog wel via de Tweede Kamer hun schadeloosstelling te willen ontvangen. Kan het Presidium inzicht verschaffen in de redenen daarvoor, zo vragen deze leden. Daarnaast vernemen zij graag hoe groot de schadeloosstelling is. Is dit bedrag opgenomen in tabel 3 onder schadeloosstelling Tweede Kamerleden?

Een wijziging in Europese regelgeving heeft gemaakt dat sinds de vorige Europese verkiezingen alle leden van het Europarlement hun schadeloosstelling ontvangen via Brussel en niet meer via hun nationale parlementen. Zittende leden hadden tot deze wijziging in de regelgeving een keuze tussen het handhaven van het oude systeem, dan wel aan te sluiten bij het nieuwe systeem. Dit betreft een individuele keuze van de betreffende leden. Het Presidium kent de argumenten niet van de betreffende Europarlementariërs. De uitgaven kunt u terugvinden in de dwarsstaat onder stuknummer 32 745, nr. 2. De uitgaven voor de twee resterende Europarlementariërs worden daar afzonderlijk zichtbaar gemaakt onder artikel 2.3 en bedragen voor 2012 186 000.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Presidium de vrijval van de schadeloosstelling van de Europarlementariërs (€ 2,3 mln.) zal aanwenden voor het in oprichting zijnde Huis voor democratie en rechtsstaat. Dit is voorzien in 2015. Tot het moment van opening van het Huis wordt de onderuitputting aangewend voor aanpassingen in het gebouw van de Tweede Kamer voor het ontvangen van bezoekers. Welke aanpassingen gaat het Presidium voor het ontvangen van bezoekers doen en is dit dan ook voor een bedrag van € 2,3 mln.?

De leden van de CDA-fractie vragen welke aanpassingen het Presidium gaat doen voor aanpassingen aan de gebouwen voor het ontvangen van bezoekers die gefinancierd worden uit de vrijval uit het budget schadeloosstelling Europarlementariërs.

Uit de vrijval wordt bijvoorbeeld de (technische) uitvoering van het op maat gesneden toegangsbeleid gefinancierd. Dit betreft een aantal bouwkundige aanpassingen van de toegankelijkheid van het gebouw, alsmede noodzakelijke beveiligingsmaatregelen. Daarnaast worden er voorzieningen gecreëerd voor de bezoekers in de vorm van de koffiecorner. Verder vinden aanpassingen en verbouwingen plaats ten behoeve van het geven van presentaties aan bezoekers over de werkwijze van de Kamer. Uitgangspunt hierbij is dat de uitgaven een duidelijke relatie moeten hebben met de toekomstige activiteiten van het Huis voor democratie en rechtsstaat. Totale uitputting van het beschikbare budget is momenteel niet voorzien.

Over de systematiek en de voorwaarden voor de inzet van de vrijval van de schadeloosstelling van de Europarlementariërs heeft het Presidium de Kamer op 15 september 2010 een brief gestuurd (32 370, nr. 9). In deze brief is uitleg gegeven over de besteding van de gelden in 2010. De brief heeft toentertijd niet geleid tot vragen uit de Kamer.

Koffiecorner

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de opening van een koffiecorner gepland is; een voorziening ten behoeve van de gastvrije ontvangst van bezoekers, waar in de Kamer al lang behoefte aan bestaat. Deze leden willen graag geïnformeerd worden over de investering die hiermee gemoeid is en de wijze van exploitatie van deze voorziening.

Het Presidium merkt op dat de ambtelijke organisatie op basis van een criterialijst (waarop o.à. Duurzaamheid, biologische productgebruik, werken met een leerlingsysteem alsmede het voeren van een open boekhouding) heeft voorzien in een exploitant voor de koffiecorner. Er is een exploitant gezocht die de koffiecorner voor eigen risico kan exploiteren. Verder is de exploitant een overeenkomst aangeboden die hem en de Kamerorganisatie voor vijf jaar aan elkaar verbindt.

Het is voor de leden van de CDA-fractie positief om te lezen dat de koffiecorner een leerwerkplek wordt waar leerlingen, die een Beroeps Opleidende Leerweg «Middelbaar facilitair» volgen, werkervaring op kunnen doen. De leden van de CDA-fractie zijn verheugd, dat het Presidium de motie-Biskop c.s. heeft omarmd om leerlingen ook maatschappelijke stage in de Kamer te laten lopen. Wanneer lopen de eerste leerlingen voor de maatschappelijke stage in de Tweede Kamer rond?

Deze leden willen wel graag weten wat de toegevoegde waarde van een servicepunt voor stomerijzaken en dergelijke is als de Tweede Kamer in het midden van de stad is gelegen. Welke overige dienstverlenende zaken wil het Presidium in dit servicepunt gaan reserveren en welk bedrag is met deze dienstverlening gemoeid?

Het Presidium is content met het feit dat het Restaurantbedrijf de afgelopen vier jaar ieder jaar met vijf leerlingen heeft werkt (3 in de bediening en 2 in de keuken). Vanaf het aankomende schooljaar (september 2011) stromen de leerlingen bij vier ambtelijke diensten tegelijkertijd in. Dit zijn De Facilitaire Dienst, Bodedienst & Postzaken, de Beveiligingsdienst en het Restaurant Bedrijf (koffiecorner). De genoemde diensten zullen in periodes van 4 a 5 weken de leerlingen begeleiden en hen vervolgens laten doorstromen naar de volgende afdeling.

Het bedrag voor de koffiecorner, dat als investering vanuit de TK wordt gedaan (ten laste van de eerder genoemde gelden die vroeger bestemd waren voor de betaling van de schadeloosstelling van de leden van het Europees Parlement) wordt geraamd op plm. € 480 000,00 volgens een opgave door de RGD. Overige investeringskosten voor de exploitatie van de koffiecorner zullen gedragen worden door de exploitant. Voor het berekenen van de gebruiksvergoeding zal aangesloten worden bij de Regeling Methodiek Gebruiksvergoeding Rijksgebouwendienst (MGR), aangevuld met de Rekenmethode Rijksgebouwendienst (RmR).

Het Presidium hoopt dat met deze dienstverlening de langgekoesterde wens om het serviceniveau naar boven toe bij te stellen gestalte wordt gegeven. Een indicatie van de service die wordt verleend:

  • Stomerij Service

  • Was & Strijk Service

  • Schoenreparatie Service

  • Kledingreparatie Service

  • Digitale Foto Service

  • Multi-Vlaai Service

  • Bloemen Service

  • Cadeau Shop

  • Klus Service aan Huis

  • Computerhulp aan Huis

De kosten hiervoor bedragen € 935,00 per maand.

Tegelijkertijd wordt in de ruimte van de koffiecorner ook het winkeltje van Bezoekers & informatie geplaatst en zal daar de informatiebalie voor bezoekers te vinden zijn.

11. Anti-Rookbeleid

De leden van de VVD-fractie vernemen graag wie de kosten zal dragen van eventuele verbetering van bestaande rookruimtes om overlast tegen te gaan. Zal de Rijksgebouwen-dienst eventuele kosten op zich nemen?

Het Presidium merkt op dat de Kamer niet verplicht is om rookruimten beschikbaar te stellen. De kosten van eventuele verbetering vallen onder de gebruikerskosten. De Rijksgebouwendienst zal geen kosten op zich nemen.

12. Duurzaamheid

De leden van de PvdD-fractie brengen in herinnering dat reeds in 2008 een motie is aangenomen die het Presidium verzoekt aan te sluiten bij het streven van de rijksoverheid om in 2010 100% duurzaam in te kopen en een duurzaamheidsbeleid op te stellen waarin concrete doelstellingen worden geformuleerd ten aan zien van de inkoop van biologische producten en de transitie naar duurzame plantaardige en dierlijke eiwitten.

Het kabinet heeft in het beleidprogramma 2007–2011 de doelstelling geformuleerd dat het Rijk in 2010 voor 100% duurzaam inkoopt. De Tweede Kamer heeft de deelnameverklaring «100% duurzaam inkopen in 2010» ondertekend en daarmee de ambitie vastgelegd om duurzaamheid serieus te nemen en te betrekken in het inkoopproces.

Zij vernemen graag van het Presidium hoe, twee-en-een-half jaar later, het duurzaamheidsbeleid in de organisatie van de Tweede Kamer vorm gekregen heeft. Welke concrete doelstellingen zijn geformuleerd ten aanzien van de inkoop van biologische producten en de transitie naar duurzame plantaardige en dierlijke eiwitten? In welke mate zijn deze doelstellingen behaald? Als deze doelstellingen niet volledig behaald zijn, waarom niet? Hoe gaat het Presidium ervoor zorgen dat deze alsnog behaald worden? Als de doelstellingen wel behaald zijn, formuleert het Presidium dan nieuwe doelstellingen om uiteindelijk te komen tot 100% duurzaam inkopen?

Het Presidium wil hierop het volgende antwoorden. 100 procent duurzaam inkopen in 2010 betekent dat de Kamer vanaf 1 januari 2010 in alle (Europese) aanbestedingen en inkopen de opgestelde duurzaamheideisen opneemt en er daarmee voor zorgt dat het resultaat van de inkoop voldoet aan deze eisen.

Ten aanzien van de Duurzaamheidcriteria het volgende. Het agentschap SenterNovem heeft (in opdracht van het toenmalige ministerie van VROM)criteria ontwikkeld voor duurzaam inkopen. Deze duurzaamheidcriteria hebben zowel betrekking op milieuaspecten als op sociale aspecten (bijvoorbeeld kinder- of slavenarbeid).

Het ministerie van I&M meet tweejaarlijks de voortgang op de doelstellingen met de Monitor Duurzaam Inkopen. De minister rapporteert middels deze monitor aan de Tweede Kamer. Hiermee krijgen de overheden en ook de Tweede Kamer inzicht in de eigen prestatie.

De controle door het ministerie van I&M is steekproefsgewijs. De Tweede Kamer is tot op heden niet in de steekproef opgenomen. Duurzaamheidcriteria worden in alle aanbestedingen van de Tweede Kamer verwerkt en maken deel uit van de gunningcriteria. Een eventuele controle ziet het Presidium dan ook met vertrouwen tegemoet.

Welke concrete resultaten van het duurzaamheidbeleid zijn terug te zien in de Tweede Kamerrestaurants en de overige catering binnen de Tweede Kamerorganisatie, zoals de koffieautomaten, de vergaderlunches en straks de koffiecorner? Zoals bekend dragen vegetarische producten in sterke mate bij aan de verduurzaming van voeding. In hoeverre is daar extra aandacht voor gekomen? Welk aandeel van het aanbod binnen de Kamerrestaurants bestaat uit vegetarische gerechten? Welk aandeel van het aanbod binnen de Kamerrestaurants bestaat uit biologische gerechten? In welke mate zijn vegetarische en biologische producten beschikbaar op de dagen dat de Kamer niet vergadert, als het Pleinrestaurant op de eerste verdieping gesloten is? En in welke mate zijn er biologische producten beschikbaar tijdens vergaderlunches en in de koffieautomaten in de rest van het Kamergebouw?

Het Presidium merkt op dat bij de bepaling van het totale aandeel van het biologische aanbod wordt uitgegaan van de norm die door SenterNovem wordt gehanteerd. De organisatie werkt met waardes en niet met eenheden. De waarde van de Kamer is 46%.

Als het Pleinrestaurant niet geopend is, betekent dit niet dat er geen vegetarische en/of biologische producten gepresenteerd worden. Ook het Statenrestaurant kent inmiddels een ruim assortiment vegetarische en biologische producten. Het Presidium laat het vervolgens graag aan de individuele gebruiker/gast over waarvoor deze kiest.

De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat duidelijk moet zijn of en in welke mate de aangeboden producten biologisch zijn. Is het Presidium het daarmee eens? Is het Presidium het bijvoorbeeld met hen eens dat cappuccino van biologische koffie met niet-biologische melk niet aangeduid mag worden als een biologisch product, maar als een product gemaakt van biologische koffiebonen? Zijn er richtlijnen voor welke producten als biologisch geduid worden?

Het Presidium wil hier het volgende op zeggen. 100% biologisch is moeilijk te realiseren. Neem bijvoorbeeld een maaltijdsalade of andere samengestelde gerechten. Ook hier moet u in waardes denken en niet in eenheden.

Koffie en melk voor cappuccino in het Pleinrestaurant zijn beiden overigens wel biologisch. Op de koffieautomaat in Statenrestaurant staat dat: «dit product is biologisch» bij de koffiebonen. Er wordt niet gesteld dat de cappuccino biologisch is.

Tenslotte vragen deze leden of het Presidium ideeën heeft hoe de Tweede Kamer minder afhankelijk kan worden van fossiele brandstoffen, bijvoorbeeld door het plaatsen van zonnepanelen op de daken van de Tweede Kamergebouwen. Is het Presidium bereid om een onderzoek naar de mogelijkheden hiertoe te starten?

Het Presidium merkt op dat de Kamer al geruime tijd gebruik maakt van zonnepanelen. Deze zijn er voor de warmwatervoorziening van de restaurants in de Nieuwbouw en de centrale keuken. Ook verzorgen de panelen de heetwatervoorziening voor de spoelkeuken. Verder wordt er geen gebruik gemaakt van gasgestookte apparatuur. Alle apparatuur binnen het Kamergebouw werkt op elektriciteit. De stroom die Eneco aan de Kamer levert is 100% groene stroom. Tot slot wordt er gebruik gemaakt van stadsverwarming.

In 2000 is al onderzocht of het plaatsen van meer zonnepanelen haalbaar en rendabel is. Echter, de terugverdientijd werd berekend op 100 jaar, terwijl zonnepanelen na 25 jaar aan vervanging toe zijn.

13. Risico’s

De leden van de PvdA-fractie lezen dat het Presidium het voornemen heeft om een inspanningsverplichting aan te gaan om in 2015 6% te bezuinigen op de posten die beïnvloedbaar zijn. Verder lezen zij dat de bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van de medewetgevings- en controlemogelijkheden van de Kamer, het Parlement moet hierbij een goed geïnformeerde gesprekspartner, controleur en medewetgever zijn van de regering. De regering kan immers rekenen op ondersteuning van een omvangrijk ambtelijk apparaat. Deze leden willen benadrukken dat zij deze randvoorwaarde als zeer belangrijke toetssteen zullen gebruiken bij het beoordelen van bezuinigingsvoorstellen. Tegelijk lezen zij dat het heel moeilijk wordt om invulling te geven aan de inspanningsverplichting op een wijze die de taakuitoefening van de Kamer niet raakt. Daarom vragen deze leden het Presidium in te gaan op de mogelijkheden die het ziet om binnen de randvoorwaarden bezuinigingen te vinden. Welke denkrichtingen worden daarbij verkend? Wil het Presidium een poging doen om gerichte bezuinigingen te vinden, zodat bezuinigingen die het primair proces van de Kamer raken voorkomen kunnen worden?

Het Presidium wil met grootst mogelijke zorgvuldigheid vormgeven aan de invulling van de inspanningsverplichting. Er moeten lastige besluiten worden voorbereid. Het verder hanteren van de kaasschaaf lijkt nauwelijks meer mogelijk; de mogelijkheden daartoe zijn in de afgelopen jaren uitgeput. Drie ambtelijke werkgroepen en een stuurgroep zijn een pakket aan voorstellen aan het voorbereiden. De denkrichtingen liggen op het vlak van het reduceren van de dienstverlening, het zoeken naar verdere efficiency en meer technische oplossingen zoals het bundelen of heronderhandelen van contracten met leveranciers en dienstverleners.

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor de opmerking van het Presidium bij de opsomming van risico’s dat in geval van onverwachte verkiezingen en/of grote parlementaire onderzoeken noodzakelijkerwijs een beroep moet worden gedaan op exogene financiering. Deze leden vragen, wat het Presidium verstaat onder exogene financiering en aan welke bedragen moet worden gedacht.

Het Presidium merkt op dat met exogene financiering een aanvullende financiering wordt bedoeld. De begroting laat geen ruimte om dekking te vinden voor extra uitgaven als gevolg van tussentijdse verkiezingen of een parlementair onderzoek. Zoals gebruikelijk worden deze extra uitgaven door middel van een begrotingsmutatie bij gelegenheid van de Voor- of najaarsnota geclaimd bij de minister van Financiën.

Parlementaire zelfreflectie

De leden van de PvdA-fractie constateren dat er de laatste jaren extra geld is vrijgemaakt om invulling te geven aan de aanbevelingen van de parlementaire zelfreflectie. Hiermee werd tegemoet gekomen aan een breed gedragen wens van de Kamer om de ondersteuning van de leden te verbeteren en om de mogelijkheden om zelfstandig onderzoek te doen te vergroten. De leden van de PvdA-fractie zien het risico dat bezuinigingen juist de uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire zelfreflectie zullen raken, zij ontvangen hierop graag een reactie van het Presidium.

Om een goed beeld te kunnen krijgen van de hoeveelheid ondersteuning die nodig is voor een goede uitoefening van het parlementaire werk zouden de leden van de fractie van de PvdA graag een vergelijking willen kunnen maken met de parlementen van omringende landen. Zij vragen het Presidium welke ambtelijke, persoonlijke en onderzoeksondersteuning deze parlementen tot hun beschikking hebben.

Het Presidium is het met deze leden eens dat vergelijkend onderzoek waardevol zou zijn. De vraag is ook gesteld ten tijde van het onderzoek van de werkgroep Heroriëntatie ondersteuning fracties in 2006. Deze werkgroep heeft de ondersteuning in de qua omvang met de Nederlandse Tweede Kamer vergelijkbare parlementen onderzocht, maar is tot de conclusie gekomen dat de grote verschillen in systematiek zinvolle conclusies vrijwel onmogelijk maken, behalve op macroniveau: de Nederlandse Tweede Kamer behoort zeker niet tot de duurdere parlementen ter wereld, uitgedrukt in euro’s per hoofd van de bevolking.

Het Presidium zal bezien of enkele kengetallen beschikbaar kunnen komen over de ondersteuning van de leden in andere parlementen, op zodanige termijn dat daar nog acht op kan worden geslagen voordat de Kamer definitieve besluiten neemt over eventuele besparingen op de uitgaven.

Een belangrijke aanbeveling voortkomend uit de parlementaire zelfreflectie waar middelen voor vrijgemaakt zijn, is de ondersteuning en ontwikkeling van de parlementaire onderzoeksagenda. De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Kamer meer eigen onderzoek gestart is, waarvan de informatie en het proces door de Kamerleden gewaardeerd wordt en waarmee de Kamer zich een meer eigenstandige positie verwerft. Graag vernemen deze leden van het Presidium hoe deze de eerste ervaringen met de onderzoeksagenda waardeert en of de ondersteuningscapaciteit hiervoor aansluit bij de behoeften van de Kamer.

Het Presidium vindt het nog te vroeg om zich een mening te kunnen vormen over de ervaringen met de onderzoeksagenda 2011 en de beschikbare ondersteuningscapaciteit. Voorjaar 2011 is een proces-evaluatie van de selectie- en startfase uitgevoerd. Het resultaat wordt op 16 juni, tegelijk met de aanschrijvingsbrief voor de onderzoeksagenda 2012, in de procedurevergadering van de commissie voor de Rijksuitgaven besproken. In de eerste maanden van 2011 zijn de onderzoeksvragen, met ambtelijke ondersteuning, nader uitgewerkt in plannen van aanpak. In april en mei gingen twee tijdelijke onderzoekscommissies en een klankbordgroep van start: de onderzoeksstaven werden bemenst en deelonderzoeken werden uitbesteed. De ambtenaren, komend uit de DCO’s en BOR, worden deels vervangen om de reguliere dienstverlening aan de Kamer op peil te houden. De komende maanden zal blijken of de ondersteuningscapaciteit, alsmede de vervanging, voldoende is. De uitvoeringsfase van de onderzoeksagenda wordt geëvalueerd. De evaluatie is februari 2012 gereed.

Fractie-ondersteuning

Verder constateren de leden van de PvdA-fractie dat de electorale tendens is dat de grote fracties kleiner worden. Zij vragen zich af wat voor effect dit heeft op het functioneren van de grote fracties, die de gewoonte hebben om aan alle overleggen deel te nemen en welke consequenties er volgens het Presidium aan deze electorale ontwikkeling verbonden moeten worden ten aanzien van de fractie-ondersteuning.

Ook constateren deze leden dat de bezuinigingen vooruitlopen op de plannen voor een kleiner parlement. Deze leden zien het risico dat dit de effectiviteit van de parlementariërs aantast. Zij vragen het Presidium wat de voor- en nadelen zouden kunnen zijn van het koppelen van bezuinigingen aan de vermindering van het aantal leden van de Kamer.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid vragen naar de visie van het Presidium op de electorale tendens dat grote fracties kleiner worden. Feit is dat de Tweede Kamer sinds jaar en dag fracties van verschillende omvang kent. Ongetwijfeld heeft een aantal fracties geleerd daar efficiënt mee om te gaan. Het Presidium constateert deze tendens ook en heeft als zodanig geen directe mening hierover.

Vervolgens vragen de leden van de fractie van de Partij van de Arbeid de mening van het Presidium over het koppelen van mogelijke bezuinigingen aan het voornemen van dit kabinet het aantal leden van de Tweede Kamer te verminderen.

Het Presidium heeft eerder ook in de richting van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betoogd dat het geen kans ziet de inspanningsverplichting m.b.t. tot bezuinigingen op de Kamerorganisatie ook betrekking te laten hebben op de begrotingspost Schadeloosstelling omdat deze post niet door de Kamer is te beïnvloeden door bijvoorbeeld het verminderen van het aantal leden.

Het is voor de ondersteuning van de fracties mogelijk om binnen vastgestelde grenzen een reserve op te bouwen. De leden van de PvdA-fractie zien hierin een financieel instrument dat belangrijk is om te komen tot een stabiele toekomstplanning voor de fractieondersteuning. Graag zouden deze leden weten wat voor invloed aanpassingen op de fractiebudgetten hebben op de reserves waar een fractie recht op kan doen gelden.

Het Presidium is van mening dat de Regeling financiële ondersteuning fracties op dat punt helder is. De fracties hebben de mogelijkheid om niet aangewende middelen te reserveren. Aan het reserveren is een plafond gekoppeld van een maximum van 50% van het budget van het voorgaande jaar. Deze koppeling impliceert dat bij een verlaging van het fractiebudget het maximaal te reserveren bedrag evenredig afneemt. Dat effect is echter pas een jaar later merkbaar. Stel het budget wordt in 2013 met 3% verlaagd, dan wordt eind 2014 het maximaal te reserveren bedrag 3% lager.

Het Presidium onderstreept dat het hier gaat om de mogelijkheid tot reserveren. Veel fracties blijven (ruim) onder deze 50% norm omdat het budget ingezet wordt voor de lopende uitgaven gedurende het jaar. In die situatie treedt er geen merkbaar effect op.

Overlegprotocol

De leden van de PvdA-fractie hechten grote waarde aan zorgvuldigheid bij de verdere uitwerking van de voorstellen voor de ombuiging. Zij zien daarin een belangrijke rol weggelegd voor het overleg tussen het managementteam en de ambtelijk secretarissen van de fracties. Door een goed gebruik van dit overleg kan de besluitvorming in het Presidium effectiever verlopen. Om het overleg tussen het managementteam van de Kamer en de ambtelijk secretarissen van de fracties goed te laten verlopen is naleving van het geldende protocol van groot belang. Deze leden ontvangen van het Presidium graag de toezegging dat dit protocol zorgvuldig nageleefd zal worden bij het voorbereiden van de invulling van de inspanningsverplichting.

De leden van de PvdA-fractie vragen om een goed overleg tussen met managementteam en de ambtelijk secretarissen van de fracties; met name bij de verdere uitwerking van de voorstellen voor de ombuiging. Het Presidium deelt die mening en hecht aan een goede uitvoering van het geldende protocol. Het Presidium wijst er echter op dat het overleg tussen het managementteam en de ambtelijk secretarissen geen besluitvormend overleg is. Veel zaken zullen uiteindelijk door het Presidium en door de Kamer moeten worden besloten. Dat klemt in het bijzonder bij het doen van voorstellen voor de realisatie van de voorwaardelijke inspanningsverplichting. Daar heeft het Presidium het voortouw.

14. De Staat van de Tweede Kamer

De leden van de PvdA-fractie vragen aandacht voor de werkwijze van de Kamer. Zij spreken hun waardering uit voor de eerste publicatie van de Staat van de Tweede Kamer en spreken de verwachting uit dat de analyse van de verzamelde informatie met de jaren aan kracht zal winnen door het structurele karakter waarmee wordt verzameld.

De leden van deze fractie maken zich zorgen over de wijze waarop de huidige regering de informatieverstrekking aan de Kamer uitvoert. Met name de beantwoording van schriftelijke vragen laat regelmatig te wensen over, waarmee de informatievoorziening van de Kamer gehinderd wordt en daarmee de uitoefening van haar bevoegdheden. De leden vragen het Presidium of het van oordeel is dat de huidige informatieverstrekking aan de Kamer voldoet aan de informatieplicht van art. 68 GW en wat gedaan wordt om de informatieverstrekking aan de Kamer op peil te brengen en te houden.

Het Presidium acht het niet zijn taak om een politiek oordeel te geven over de vraag of het huidige kabinet de informatieplicht minder ernstig neemt dan vorige kabinetten. Dat is aan de individuele fracties c.q. de leden..

Tijdens een in februari van dit jaar gehouden parlementaire conferentie over onder andere de informatiepositie van de Kamer is deze vraag ook niet uitdrukkelijk aan de orde gekomen. Een algemene conclusie van de deelnemers was dat niet zozeer het ontbreken van informatie als wel de hoeveelheid informatie een probleem is. Wat hier ook van zij, het Presidium neemt de beleving van deze leden wat betreft de beantwoording van schriftelijke vragen serieus, maar wijst erop dat de Kamer reeds over instrumenten beschikt om onvrede met beantwoording kenbaar te maken: het betrokken Kamerlid kan aanvullende vragen stellen of het in de commissie die het aangaat aan de orde stellen om gezamenlijk verder te opereren of zelfs een debat aanvragen (liefst in deze volgorde). Het is en blijft echter primair aan de vraagsteller om zich uit te spreken over de kwaliteit van het antwoord.

Overigens is de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken momenteel in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken over een aantal onderwerpen die de informatieverstrekking aan de Kamer raken. Het Presidium wacht af of uit dit overleg acties voortvloeien waarin het een rol kan of moet spelen.

De huidige opzet van de Staat van de Tweede Kamer is een prima eerste aanzet voor een jaarlijkse parlementaire zelfreflectie. De leden van de CDA-fractie hebben geen behoefte aan een vuistdik document met een doorwrochte wetenschappelijke onderbouwing. Het Presidium stelt voor om in de toekomst de nadere duiding van alle gegevens – al dan niet periodiek – op te dragen aan een wetenschappelijk instituut. De vraag is hoe het Presidium dit voor zich ziet en hoe vaak het dit wilt uitvoeren. Overigens vragen deze leden of het Presidium overwogen heeft om nog een hoofdstuk op te nemen over de relatie tussen de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

Wat betreft het rapport «De staat van de Tweede Kamer» merken de leden van de SP-fractie op dat zij tevreden zijn over de inhoud, en met plezier kennis hebben genomen van alle feiten. Zij waarschuwen wel om hier vanuit de Kamer zelf geen conclusies uit te trekken. Dit kan beter worden overgelaten aan onafhankelijke derden, die met het geproduceerde rapport aan het werk kunnen. Conclusies vanuit de Kamer zelf zullen al snel leiden tot een politiek oordeel, of de beschuldiging daarvan, en dat is ongewenst. De leden van de SP-fractie zouden dus graag zien dat dit rapport zo feitelijk mogelijk blijft, zonder al te veel conclusies en aanbevelingen.

Het Presidium neemt met genoegen kennis van het oordeel van de leden van de CDA-fractie (en ook van andere fracties) over de Staat van de Tweede Kamer. De leden van deze fractie vragen hoe het Presidium het voor zich ziet om een wetenschappelijk instituut te vragen om de ontwikkelingen te becommentariëren. De leden van de SP-fractie geven uitdrukkelijk aan het een goed idee te vinden om niet zelf de cijfers te interpreteren maar dat inderdaad door externen te laten doen. Het Presidium wacht af of een Kamermeerderheid het idee steunt om de analyse en interpretatie van de cijfers op te dragen aan derden en zal, indien dat het geval is, met een nadere uitwerking van het idee komen. Op voorhand wil het al uitspreken dat het zeker niet nodig zal zijn om elk jaar een dergelijke analyse te vragen, maar wel periodiek.

De leden van de CDA-fractie vragen of het Presidium heeft overwogen om in de Staat ook een hoofdstuk op te nemen over de relatie met de Eerste Kamer. De Staat, zoals die nu voorligt, heeft een aantal invalshoeken op het werk van de Kamer gekozen, geïnspireerd door het proces van zelfreflectie tot nu toe. Daarbij hoort tot nog toe niet de relatie van de Kamer met andere staatsrechtelijke instituties. Het Presidium vraagt hier de Kamer om een oordeel. Dit past in zijn suggestie om voortaan jaarlijks een bepaald thema aan de Staat toe te voegen of daar dieper op in te gaan, bijvoorbeeld ook de relatie met de wetenschap of de relatie met adviesorganen.

De leden van de SP-fractie zijn ingenomen met de Staat zoals die nu door het Presidium is gepresenteerd. Zij zouden graag zien dat de Staat zo feitelijk mogelijk blijft en conclusies willen overlaten aan onafhankelijke derden. Zoals het Presidium al in zijn reactie op vragen van de leden van de CDA-fractie te kennen heeft gegeven, is dit ook de bedoeling van het Presidium. Het gaat er echter vanuit dat ook de leden van de SP-fractie doelen op kwalitatieve conclusies over ontwikkelingen in de werkzaamheden van de Kamer en niet op feitelijke conclusies over toe- en afname van activiteiten.

Adviesorganen

De leden van de CDA-fractie vragen of er per sectoraal of multisectoraal adviesorgaan inzicht bestaat in wat de mogelijkheden voor de Kamercommissies zijn nu op 8 maart 2011 de griffiers van de Kamercommissies een ontmoeting hebben gehad met secretarissen van de sectorale en multisectorale adviesorganen ter bespreking van de vraag hoe het beroep van de Kamercommissies op deze organen kan worden gestimuleerd. Deskundigheidsadvies kan een goede bijdrage leveren aan de voorbereiding van behandelingen van beleidsbrieven of wetsvoorstellen.

Over de relatie met de adviesorganen vragen deze leden of per sectoraal adviesorgaan zicht bestaat op wat dat orgaan voor een vaste commissie uit de Kamer zou kunnen betekenen. Zoals aangegeven in de Staat, is na afloop van een bijeenkomst van alle commissiegriffiers met de secretarissen van vrijwel alle adviesorganen een lijst opgesteld van de mogelijkheden die er in alle gevallen zijn, zij het dat informeel overleg, voordat een adviesverzoek wordt gedaan, over de te kiezen variant zeer wordt toegejuicht. Het aantal mogelijkheden is groot, waaronder een update van een reeds uitgebracht advies, een op korte termijn te produceren adviesbrief en een tussentijdse rapportage bij een lopend onderzoek. Het Presidium merkt ten slotte op dat informatieuitwisseling tussen de commissies en de adviesorganen over de agenda’s kan bevorderen dat de adviesorganen ook tijdig een aanbod kunnen doen.

Vragenuur

De leden van de CDA-fractie merken op dat het mondelinge vragenuur afgelopen jaar meerdere malen is gewijzigd. Op welke wijze vindt de evaluatie van het vragenuur plaats? Wordt daarin niet alleen de opvatting van de Kamerleden, maar ook de mening van de publieke tribune/televisiekijkers meegewogen?

In antwoord op de vraag van de CDA-fractie over de evaluatie van het mondelinge vragenuur, wijst het Presidium erop dat deze evaluatie plaats heeft binnen de Commissie voor de Werkwijze. Op verzoek van deze commissie wordt in samenwerking met de Dienst Kijk- en Luisteronderzoek de mening van de televisiekijkers steekproefsgewijs gepeild. Daarnaast zal een kwalitatief (steekproef)onderzoek plaats vinden onder bezoekers van de publieke tribune en de website van de Tweede Kamer.

Dertigledendebat

Uit de gegevens van de Staat van de Tweede Kamer leiden de leden van de CDA-fractie af dat een toename van het aantal dertigledendebatten en interpellaties plaatsvindt. Daarbij wordt opgemerkt dat in toenemende mate de dertigledendebatten op een lijst van nog te plannen spoedoverleggen geplaatst worden en dat ze pas na enige weken worden gehouden of definitief van de agenda gehaald worden. De leden van de CDA-fractie vinden de suggestie van het Presidium sympathiek om meer inzicht te krijgen in hoeveel dertigledendebatten uiteindelijk niet plaatsvinden.

Uit de gegevens is af te leiden dat een toename van het dertigledendebat en de interpellaties plaatsvindt. Daarbij wordt opgemerkt dat in toenemende mate de dertigledendebatten op een lijst van nog te plannen spoedoverleggen geplaatst worden en dat ze pas na enige werken worden gehouden of definitief van de agenda gehaald wordt.

Onderstaand is een overzicht opgenomen van het aantal aangevraagde en geannuleerde dertigledendebatten en interpellaties vanaf 1 januari 2009.

Jaar

Totaal aantal aangevraagde spoeddebatten / dertigledendebatten / interpellaties

Aantal geannuleerde spoeddebatten / dertigledendebatten / interpellaties

Percentage geannuleerd

2009

87

13

15

2010

83

33

40

2011

54

20

37

Nieuwe media

De CDA-fractie deelt de opmerking in de staat van de Tweede Kamer, dat het ontwikkelen van beleid met betrekking tot het gebruik van nieuwe media in het verkeer met de samenleving vooral een zaak van de fracties is. Het is de leden van de CDA-fractie echter niet helemaal duidelijk wat er bedoeld wordt met de opmerking dat in het bijzonder bij het thema «de Kamer en de samenleving», maar ook in het algemeen het gewenst is om inzicht te verkrijgen in de werkzaamheden van leden en fracties die zij autonoom uitvoeren. Welke werkzaamheden worden hier bedoeld?

De leden van de CDA-fractie vragen ook wat het Presidium bedoelt met de opmerking in de Staat dat het gewenst is om inzicht te krijgen in de werkzaamheden die leden en fracties autonoom uitvoeren. Het Presidium heeft die opmerking gemaakt omdat, zeker nu voor het eerst een zo volledig mogelijke cijfermatige opstelling over de werkzaamheden van de Kamer wordt gepresenteerd, het erg jammer is dat die informatie beperkt blijft tot de activiteiten van de Kamer zelf en van haar commissies. Met name de contacten met de samenleving verlopen immers voor een belangrijk deel ook via de leden en de fracties, ook als het gaat om de voorbereiding van de behandeling van een wetsvoorstel of het bepalen van een standpunt over een beleidsmaatregel. Ook vermoedt het Presidium dat veel internationale contacten en veel deskundigheidsbevordering «achter de schermen» van een fractie verlopen. De thans gepresenteerde cijfers geven dus geen volledig beeld van alle werkzaamheden die door de leden verricht worden en dat is jammer. Het Presidium geeft de fracties in overweging om zich te beraden over een bijdrage vanuit de fracties aan de Staat. Dat is de enige manier om een volledig beeld te geven van de activiteiten van de Tweede Kamer met inbegrip van die activiteiten die de leden individueel en/of in fractieverband verrichten.

15. Rapportage inhuur externen

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat er bijzondere aandacht dient te zijn voor de inhuur van externen. Zeker in een tijd van bezuinigingen dient de Kamer zorgvuldig te handelen. Deze leden wijzen er verder op dat politici altijd het voorbeeld moeten geven aan het volk waar zij door gekozen zijn. Zorgvuldigheid met wachtgelden dient dan ook uitgangspunt van beleid te zijn voor de Tweede Kamer.

Het afgelopen jaar is er iets meer dan vier miljoen uitgegeven aan de externe inhuur. De leden van de CDA-fractie vragen, voor welke soorten functies externe inhuur benodigd was en hoe lang de gemiddelde duur van de inhuur van externen is. Daarbij steunen deze leden in beginsel het streven van het Presidium om het totale bedrag aan externe inhuur verder te verlagen. Het gaat om een bedrag van bijna 500 000 euro. Hoe gaat het Presidium deze verlaging bewerkstelligen? Welke gevolgen heeft dit voor de werkzaamheden van de Kamerbewoners?

De leden van de fractie van de PVV vragen om bijzondere aandacht voor de inhuur van externen, zeker in tijden van bezuinigingen. Het Presidium en het Managementteam delen die mening. Al vorig jaar is de inhuur van externen bij de ambtelijke organisatie met 9,5% gedaald in vergelijking met 2009 en dit beleid wordt ook dit jaar voortgezet.

Verder wijst de PVV-fractie op de verantwoordelijkheid van politici om het goede voorbeeld te geven waar het gaat om wachtgelden. Het Presidium merkt op dat dit op basis van wetgeving geschiedt en meent dat dit een individuele verantwoordelijkheid betreft.

Externe inhuur vindt plaats om verschillende redenen. Van de totale uitgaven aan inhuur in 2010 heeft tweederde (€ 2,8 mln) betrekking op vervanging van (ziekte) en/of aanvulling op vaste medewerkers (piekwerkzaamheden). Het betreft grotendeels administratieve en uitvoerende functies. De lengte van de inhuur kan variëren van enkele dagen tot meer dan een jaar.

Een derde van de inhuur (€ 1,4 mln) heeft betrekking op specifieke kennis en dan met name als het gaat om ICT projecten. De inhuur van deze specifieke kennis loopt parallel aan de duur van het project en bedraagt minimaal één en maximaal ca. drie jaar.

In 2010 heeft het MT een toetskader voor externe inhuur vastgesteld. Met dit toetskader wordt de afwegingen die ten grondslag liggen aan de keuze voor extra personele capaciteit inzichtelijk gemaakt. Eind 2010 is gestart met het aanbieden van tijdelijke contracten als het gaat om inhuur voor langere termijn, zowel ter vervanging van vast personeel alsmede als het specifieke kennis betreft. De kosten hiervan liggen een stuk lager dan die van externe inhuur. Door deze maatregelen denkt het Presidium een verdere verlaging te bewerkstelligen.

Door deze werkwijze heeft de verminderde inhuur geen consequenties voor de werkwijze van de Kamer. De norm van de «motie Roemer» (10% van het budget voor formatief personeel, maximaal € 3,7 mln voor externe inhuur) wordt in 2011 gehaald. De uitvoeringscijfers over de eerste vier maanden van 2011 bevestigen de verminderde uitgaven aan externe inhuur.

De Voorzitter,

Verbeet

De Griffier,

Biesheuvel-Vermeijden