Vastgesteld, 29 april 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Van der Ham
De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Blacquiere
Inhoudsopgave
1. | Algemeen | 2 |
---|---|---|
2. | Wijziging van de artikelen 8 en 89 van de Postwet 2009 | 3 |
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van artikel 8 en 89 van de Postwet 2009 (Kamerdossier 32 722). In beginsel is het positief te noemen dat de Postwet 2009 op de nu voorgestelde wijze zou worden aangepast.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat de postmarkt goed functioneert met fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor iedereen en met gelijke kansen voor de verschillende bestaande postbedrijven en eventuele nieuwe toetreders. De leden van de CDA-fractie hebben al bij het algemeen overleg Post van 7 april 2011 met tevredenheid geconstateerd dat sociale partners hun verantwoordelijkheid hebben genomen en er samen uit zijn gekomen. Deze wetswijziging geeft grondslag aan de algemene maatregel van bestuur (AMvB) die tijdens het algemeen overleg Post van 7 april 2011 besproken is. De leden van de CDA-fractie zijn tevreden dat de concept-AMvB na aanpassing een weerslag is van de afspraken uit de collectieve arbeidsovereenkomst. De leden van de CDA-fractie hebben wel nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de voorstellen. Hoewel de leden van de SP-fractie inzien dat er met het invoeren van een onvoorwaardelijke grondslag voor een AMvB waarmee postvervoerbedrijven de verplichting kan worden opgelegd om een bepaalde arbeidsrelatie aan te gaan een betere rechtszekerheid ontstaat voor werknemers en werkgevers in de postmarkt, betreuren de leden het dat uit de memorie van toelichting van het voorstel blijkt dat de regering vooral de nadruk wil leggen op de tijdelijkheid van de voorgenomen maatregelen. De regering spreekt nadrukkelijk over de noodzaak om de maatregelen aangaande de plicht om te werken met bepaalde arbeidsrelatie tijdelijk te laten zijn omdat op termijn een verbetering zichtbaar zal moeten zijn en de regering loopt hiermee vooruit op de huidige situatie. Die wordt namelijk gekenmerkt door het juist niet veranderen en niet verbeteren gedurende de afgelopen jaren. De woorden van de regering doen derhalve denken aan wat eerder – om exact te zijn al vier jaar geleden – is gezegd en beloofd maar waarvan nog niets terecht is gekomen. De leden van de SP-fractie spreken bij dezen dan ook uit dat het zover naar achteren schuiven van de datum waarop postbedrijven moeten voldoen aan de verplichting om voor een belangrijk deel met arbeidscontracten te werken teleurstellend is en dat de regering hiermee de werknemers in de postsector in de kou laat staan.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van artikel 8 en 89 van de Postwet 2009 (Kamerdossier 32 722). De leden van de D66-fractie hopen dat dit het sluitstuk is van een langdurige strijd over de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers. Wel hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de artikelen 8 en 89 van de Postwet 2009. De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat de verankering van de AMvB hierdoor gewaarborgd wordt.
Er moet door de leden van de PvdA-fractie worden opgemerkt dat deze mutatie van de Postwet 2009 nog geen eis van dienstbetrekking bevat, terwijl de Kamer daar wel om heeft verzocht middels de aangenomen motie van het lid Gesthuizen c.s. (Kamerstuk 29 502, nr. 65). De eis van dienstbetrekking heeft niet alleen betrekking op de contractvorm waaronder postbezorgers werken maar ook op de borging van het briefgeheim, waarmee een hogere kwaliteit van de postbezorging gegarandeerd wordt. Daarnaast zijn er volgens de leden van de PvdA-fractie nog twee belangrijke punten die nadere aandacht verdienen.
Artikel 8 van het wetsvoorstel vermeldt de mogelijkheid om de reikwijdte van dit artikel te beperken. Daarbij wordt niet genoemd op welke wijze, in welke mate of op basis van welke criteria dit artikel of de werking ervan beperkt zou kunnen worden. Waarom is artikel 8 van de Postwet 2009 zo bondig geformuleerd en welke criteria zullen worden gehanteerd bij de naleving ervan?
Artikel 89 van het wetsvoorstel kent een horizonbepaling: het artikel vervalt per 1 januari 2017. De leden van PvdA-fractie stellen voor dat aan deze horizonbepaling een ontbindende voorwaarde wordt gehecht, te weten dat artikel 8 ook na 1 januari 2017 in werking blijft indien de werkgevers op de postmarkt zich niet houden aan hun afspraken om meer mensen in dienst te nemen of indien er zich ernstige redenen voordoen om te twijfelen aan bereidheid van werkgevers om zich hier na de genoemde datum aan te houden. Deze wens komt voort uit de onzekere langetermijnvooruitzichten op de postmarkt waardoor zich een (zoals ook in het advies van de Raad van State beschreven) situatie kan voordoen waarin voor langere tijd negatieve druk komt te staan op de arbeidsvoorwaarden van personeel van postbedrijven.
Naast de grondslag voor de AMvB wordt in het wetsvoorstel ook de definitie van postbezorger geïntroduceerd, waarbij zowel sprake is van post sorteren als bezorgen. In de memorie van toelichting is sprake van een cumulatieve eis. De leden van de CDA-fractie vragen met welke argumenten voor deze definitie gekozen is. Is er binnen de nieuwe wettelijke definitie geen sprake van een postbezorger indien de persoon alleen post bezorgt door het lopen, fietsen of rijden van een efficiënte route langs de betrokken adressen? Betekent deze cumulatieve eis dat de bepalingen uit de AMvB niet van toepassing zijn op een persoon die ofwel sorteert ofwel bezorgt? Is de regering met de leden van de CDA-fractie van mening dat het niet de bedoeling kan zijn dat postvervoersbedrijven door een technische functiescheiding niet gebonden zouden zijn aan de afspraken en regels van respectievelijk de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) of AMvB? Zou een definitie waarbij sprake is van post bezorgen al dan niet in combinatie met sorteren niet beter aansluiten bij de praktijk?
De leden van de CDA-fractie hebben op de term postbesteller gegoogled. Klopt het dat TNT op dit moment in advertenties gebruik maakt van de term «postbesteller (m/v)» voor een persoon die post ophaalt bij het uitgiftepunt en dan verantwoordelijk is voor de bezorging van geadresseerde en ongeadresseerde post in de eigen wijk? Zou dat geen verwarring opleveren, aangezien deze personen volgens de definitie juist niet onder de wet zouden vallen? De definitie in de wet zou aansluiten bij de functie van postbode.
Tenslotte hebben de leden van de CDA-fractie nog vragen over de samenhang met EU-beleid en regelgeving. Hebben andere EU-lidstaten ook flankerend beleid opgesteld ten behoeve van de transitie naar volledige openstelling van de postmarkt? Hoe is de situatie in andere EU-landen? Hoe kijkt de Europese Commissie naar de noodzakelijkheid van ondersteunende regelgeving voor de postsector en postbezorgers? Wat zijn Europees gezien de ontwikkelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden in sectoren die opengesteld worden voor concurrentie? Heeft de Nederlandse regering met de Europese Commissie of individuele lidstaten gesproken over de situatie van arbeidsvoorwaarden in de Nederlandse en Europese postmarkt?
De leden van de SP-fractie betreuren het dat is gekozen voor de mogelijkheid om het toepassingsbereik van de AMvB te beperken. Uit eerder overleg en correspondentie bleek dat bedrijven met een omzet van minder dan € 2 miljoen kunnen rekenen op een uitzonderingspositie: de eisen ten aanzien van dienstbetrekking zullen niet voor deze bedrijven gaan gelden. Erkent de regering dat deze benadering het risico in zich heeft dat met onderaanneming de wet door bedrijven kan worden omzeild? Welke overwegingen hebben bijgedragen aan het vaststellen van het omzetcriterium? Hoeveel bezorgers en sorteerders kunnen werkzaam zijn bij een postbedrijf met een omzet tot € 2 miljoen?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de zorgen van werknemers in de postsector ten aanzien van de definitie van het begrip «postbezorger». De leden vragen zich af waarom de regering kiest voor een cumulatieve eis. Waarom vallen degenen die werkzaam zijn in de post en uitsluitend post bezorgen en deze niet zelf sorteren niet onder de definitie «postbezorger»? Erkent de regering dat dit tot gevolg kan hebben dat in de toekomst veel bezorgers, die hun post – mede dankzij technologische verbeteringen – volledig gesorteerd aangeleverd krijgen om deze te bezorgen alsnog via een overeenkomst van opdracht zullen werken en dat daarmee de hele bedoeling van de wetgever teniet kan worden gedaan? Is de regering de mening toegedaan dat alleen het bezorgen van post niet afdoende is om te kunnen rekenen op de bescherming van werknemers in de post, zoals dat via het huidig voorstel en de aangekondigde AMvB wordt georganiseerd? Zo nee, is de regering dan bereid de in het voorstel geformuleerde eis ten aan zien van cumulatie aan te passen en een formulering te kiezen waarbij ook degenen die uitsluitend post bezorgen onder de definitie «postbezorger» vallen?
De Raad van State wijst er op dat nieuw toetredende postbedrijven ook na de transitiefase nog marktaandeel kunnen proberen te verwerven door besparingen op arbeidskosten of -voorwaarden. Hoe ziet de regering dit standpunt? Wordt de kans niet groot dat de noodzaak voor deze regeling zal blijven bestaan en de concrete vervaldatum van 1 januari 2017 zal (moeten) worden uitgesteld? De leden van de D66-fractie ontvangen graag een antwoord op deze vragen.
Wat is de oorzaak van de verschillende interpretatie van de grondslag van het huidige artikel 8 in de Postwet 2009? Hoe schat de regering de mogelijkheid in dat postbedrijven zich met succes beroepen op het niet rechtsgeldig zijn van het Tijdelijke besluit postbezorgers 2011, in de periode dat artikel 8 van de Postwet 2009 nog niet is gewijzigd? De leden van de D66-fractie ontvangen graag een reactie op deze vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie spreken hun zorg uit over de gehanteerde definitie van postbezorger. Artikel I, onderdeel A bepaalt dat een postbezorger zowel sorteert en aflevert. Dit betref immers een cumulatieve eis. Vallen hiermee alle huidige postbezorgers en postverspreiders werkzaam bij VSP Netwerk, Sandd en Selektmail onder deze definitie? Zo nee, is dit voor de regering reden om de definitie uit te breiden?
De leden van de GroenLinks-fractie missen voorts de toevoeging van de eis van dienstbetrekking in Postwet 2009, conform de aangenomen motie Gesthuizen c.s. (Kamerstuk 29 502, nr. 65). Voorts zijn de leden van de GroenLinks-fractie bezorgd, bij het ontbreken van de eis van dienstbetrekking, over de horizon van 1 januari 2017 van Artikel 8 van het wetsvoorstel. Met deze horizon vervalt immers de mogelijkheid in te grijpen in deze markt door middel van een AMvB. Kan de regering de eis van dienstbetrekking en de horizon van 1 januari 2017 nogmaals in samenhang bezien, om te voorkomen dat na 1 januari 2017 weer een terugkeer plaatsvindt richting de huidige onwenselijke situatie?