Vastgesteld 28 april 2011
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave | blz. | |
1. | Inleiding | 1 |
2. | Bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten | 2 |
3. | Aanpakken van verschil schoolexamen en centraal examen in voortgezet onderwijs | 3 |
4. | College bescherming persoonsgegevens | 3 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zien aanleiding tot het stellen van enkele vragen.
Ook de leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hechten eraan dat leerplichtige leerlingen naar school gaan en dat jongeren niet eerder hun schoolloopbaan beëindigen dan dat zij zich hebben gekwalificeerd voor een plaats op de arbeidsmarkt. Daarom vinden zij het van belang dat in het kader van het tegengaan van voortijdig schoolverlaten een goede registratie plaatsvindt van de onderwijsdeelname en het schoolverzuim van leerplichtige leerlingen. Het onderwijsnummer maakt deze registratie beter mogelijk. Door ook het niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het onderwijsnummer te koppelen wordt verzuim en voortijdig schoolverlaten in het niet-bekostigd onderwijs beter in beeld gebracht. Dit is belangrijk, want ook onderwijs dat niet in aanmerking komt voor bekostiging dient aan bepaalde eisen te voldoen om te kunnen gelden als onderwijs in de zin van de Leerplichtwet.
Evenzo hebben de leden van de PVV-fractie met belangstelling kennisgenomen van de toelichting van het wetsvoorstel Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het toevoegen van niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs. Zij zien geen aanleiding tot het stellen van vragen over het wetsvoorstel.
Tot slot hebben ook de leden van de CDA-fractie met belangstelling kennisgenomen van de wetswijziging, die het gebruik van het persoonsgebonden nummer van een leerling voor het tegen gaan van verzuim regelt en het bovendien inzicht kan geven in de verschillen tussen schoolexamen en centraal examen in het niet-bekostigd onderwijs. Ook de voorziene structurele daling van de administratieve lasten kan niet anders dan tot instemming met het voorstel leiden. Deze leden constateren, dat deze wetswijziging voornamelijk wil vastleggen wat in het bekostigd onderwijs reeds gebruikelijk is.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering in de memorie van toelichting de verwachting uitspreekt, dat door het niet-bekostigde onderwijs aan te sluiten op het basisregister onderwijs, tussen de 2 500 en 3 000 jongeren in beeld komen, die nu ten onrechte als voortijdig schoolverlater worden aangemerkt. Graag vernemen zij of de doelstelling van de regering om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te brengen naar maximaal 25 000 in 2016 conform genoemde getallen zal worden bijgesteld naar een lager maximum.
De leden van de CDA-fractie lezen in de inleiding van de memorie van toelichting dat naast het vervallen van de verplichting om spijbelende leerlingen te melden aan de woongemeente, nu de verplichting wordt opgenomen om relatief verzuim en verwijdering van niet-leerplichtigen te melden. Betreft het hier niet de leerplichtige leerlingen, zo vragen deze leden. Verder meldt de regering in de paragraaf over de wijziging van de Leerplichtwet dat de bepaling dat absoluut verzuim niet gemeld hoeft te worden, omdat dit uit het bron gehaald kan worden, om technische redenen ook bij het bekostigd onderwijs nog niet in werking is getreden2. Welke technische problemen liggen hieraan ten grondslag, zo vragen deze leden en in hoeverre belemmert dat de doelstelling van deze wet? Met genoegen hebben zij kennisgenomen van het in beeld krijgen van onterecht tot voortijdig schoolverlater bestempelde leerlingen. Het zou hierbij gaan om 2 500 tot 3 000 leerlingen. Zijn deze leerlingen in het geheel niet meegenomen bij de cijfers van het gedaalde aantal voortijdig schoolverlaters, of anders geformuleerd: daalt het aantal voortijdig schoolverlaters na inwerkingtreding van deze wet met 2 500 tot 3 000 leerlingen? Op een eenvoudige manier inzicht krijgen in het verzuim van leerlingen spreekt deze leden zeer aan. In de memorie van toelichting meldt de regering dat wanneer een kind onder de 18 jaar te weinig uren onderwijs volgt, het recht op kinderbijslag vervalt. Deze opmerking verbaast hen. Zij vragen op welk wetsartikel deze algemene uitspraak is gestoeld. Tevens vragen zij, voor zover deze uitspraak op regelgeving is gebaseerd, wat dan precies te weinig onderwijs is. Hoe wordt dit begrip gekwantificeerd, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie achten het niet wenselijk dat leerlingen in het voortgezet onderwijs hun diploma’s kunnen behalen doordat beroerde resultaten voor de centrale examens worden gecompenseerd door al te soepel beoordeelde toetsen van de schoolexamens. Zoiets is evenmin in het niet-bekostigde onderwijs, als in het bekostigde onderwijs acceptabel. Daarom juichen deze leden ook toe dat de niet-bekostigde onderwijsinstellingen hun examengegevens in de toekomst op eenzelfde wijze moeten aanleveren, zoals dit geschiedt bij het bekostigd onderwijs. Kan de minister dan – uiteraard met uitzondering van de bekostigingssanctie – dezelfde maatregelen treffen als haar ter beschikking staan, mocht zij constateren dat een niet-bekostigde school systematisch beroerde resultaten voor de centrale examens compenseert door al te soepel beoordeelde toetsen van de schoolexamens? Met andere woorden: welke maatregelen kan zij in zo’n geval treffen, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie merken op dat ten aanzien van het aanpakken van het verschil tussen schoolexamen en centraal examen in het voortgezet onderwijs, de inspectie in 2009 constateerde dat de cijfers voor het centraal examen buitengewoon laag zijn in het niet-bekostigd onderwijs. Zal dit wetsvoorstel, zo vragen zij, voldoende zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, zodat de cijfers van het centraal examen binnen de toelaatbare marges komt te liggen.
De leden van de VVD-fractie verwijzen naar het advies op het wetsvoorstel van het College bescherming persoonsgegevens (CBP), waarin het CPB heeft aangegeven dat het wetsvoorstel alleen betrekking kan hebben op personen die niet ouder zijn dan 23 jaar en op wie de Leerplichtwet of de regelgeving over de regionale meld- en coördinatiefunctie van toepassing zijn. Het wetsvoorstel biedt geen grondslag voor de verwerking van het persoonsgebonden nummer van onderwijsdeelnemers, die niet tot die categorie behoren, aldus het CBP. Het CBP adviseert om de grondslag expliciet in de memorie van toelichting te vermelden, om mogelijke misverstanden en onrechtmatige verwerking van het persoonsnummer te voorkomen. De regering licht in de memorie van toelichting toe waarom het wetsvoorstel ook op de groep ouder dan 23 jaar van toepassing is, maar gaat niet in op mogelijke misverstanden en onrechtmatig gebruik, waarop het CBP wijst. De leden vernemen graag van de regering hoe zij mogelijke misverstanden en onrechtmatige verwerking van het persoonsnummer zal voorkomen.
De voorzitter van de commissie,
Van Bochove
De adjunct-griffier van de commissie,
Arends