De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij jaarverslag 2010 van het Fonds economische structuurversterking (Kamerstuk 32 710 D, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop 6 juni 2011 gegeven antwoorden, zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van der Ham
Adjunct-griffier van de commissie,
Schüssel
1
Wat gaat het kabinet doen om de projecten uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) in de departementale jaarverslagen wel herkenbaar te maken?
Bij Startnota is bepaald dat overheveling van FES-middelen naar departementale begrotingen vanaf 1 januari 2011 plaatsvindt, met bijbehorende afspraak dat de projecten die eerder een FES-bijdrage ontvingen doorgang zullen vinden. Het verschil is dat deze projecten nu uit reguliere begrotingsmiddelen worden gefinancierd en dat de verantwoording dus ook plaatsvindt volgens de reguliere begrotingssystematiek. Dit houdt in dat (voormalige) FES-middelen niet langer specifiek herkenbaar zijn. Het is aan de verantwoordelijke ministers de Kamer waar nodig te informeren over de besteding van middelen aan voormalige FES-projecten.
2
Waarom weigert de minister de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer uit te voeren?
In het kader van de budgettaire afwikkeling van het FES heb ik, samen met de minister van Financien, het accountantsprotocol voor FES-projecten eind 2010 ingetrokken. De aanvullende verantwoordingsplicht die specifiek voor FES-projecten gold is daarmee komen te vervallen. Dit betekent dat voormalige FES-projecten voortaan verantwoord worden conform de regels die voor andere, reguliere overheidsuitgaven gelden. Ik heb de Kamer is hierover reeds geïnformeerd middels de Nota van Wijziging FES 2011.
Mijn belangrijkste overweging om de aanvullende verantwoordingsplicht aan de FES-beheerders in te trekken was dat er geen Jaarverslag over begrotingsjaar 2011 meer wordt opgesteld omdat de FES begroting voor 2011 op nul is gesteld. Over de FES-waardigheid van de FES-uitgaven in 2010 zou normaliter pas gerapporteerd worden in het Jaarverslag 2011. Wegens het vervallen van dit Jaarverslag hebben de rapportages over de FES-waardigheid van FES-projecten derhalve geen betekenis meer.
Een tweede overweging was dat het nut van deze rapportages was verminderd. De rapportages werden gebruikt om achteraf middelen met het FES te verrekenen, indien de rapportage hiertoe aanleiding gaf. Aangezien de rapportages pas in 2011 beschikbaar zouden zijn en het FES vanaf 2011 geen middelen meer bevat zou er ook niet met het fonds verrekend kunnen worden.
Tot slot heb ik besloten de aanvullende verantwoordingsplicht te laten vervallen omdat de extra verantwoording veel administratieve lasten opleverde voor de desbetreffende ministeries, Bovendien is deze extra verantwoordingsplicht wettelijk niet verplicht. Het betrof een protocol van de FES-beheerders dat niet wettelijk verplicht was. Mede gezien het praktische bezwaar dat er geen jaarverslag zou komen en het verminderde nut van de rapportage heb ik geoordeeld dat dit de additionele administratieve lasten niet rechtvaardigde.
Ik kom niettemin tegemoet aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer door de verantwoordelijke ministers te verzoeken de Kamer waar nodig te informeren als voormalige FES-projecten geen doorgang vinden. Gegeven de wijze waarop de budgettaire afwikkeling van het FES is vormgegeven, is dit de meest geëigende, en naar mijn mening enige, weg waarop invulling gegeven kan worden aan de aanbeveling van de Rekenkamer.