Vastgesteld 21 april 2011
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave | Blz. |
I. ALGEMEEN | 1 |
1. Inleiding | 1 |
2. Doelstelling wetsvoorstel | 2 |
3. Praktische uitwerking | 3 |
4. Redactioneel | 3 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op de Europese Ondernemingsraden (WEOR) in verband met de uitvoering van richtlijn 2009/38EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. De leden van de VVD-fractie hebben na bestudering van de stukken nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennis genomen van de wijziging van de Wet op de Europese Ondernemingsraden. Zij menen dat de herziening van de EOR-richtlijn zoals nu voorgesteld, voordelig zou zijn voor de positie van de ondernemingsraden waarop het voorstel betrekking heeft en juichen zulks toe. Het belang van een goede EOR-richtlijn wordt groter naarmate bedrijven meer internationaal opereren, dus de wijzigingen die worden doorgevoerd zijn zeer relevant.
De leden van de PVV-fractie hebben aandachtig kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel, waarmee de nieuwe Richtlijn voor Europese ondernemingsraden wordt geïmplementeerd. Doel van de richtlijn is om het recht op informatie en raadpleging van de werknemers te verbeteren. De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat er na jaren van onderhandelen een richtlijn tot stand is gekomen die op de steun van de Europese sociale partners kan rekenen. Zij steunen de implementatie van de richtlijn zoals wordt voorgesteld, maar hebben nog wel een paar vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben het wetsvoorstel ontvangen en hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de herziene richtlijn in zijn geheel recht doet aan de samenwerking op de herziening van deze richtlijn tussen de Europese sociale partners. Kan de regering aangeven hoe het door de Europese sociale partners bereikte compromis in stand blijft bij de implementatie in de Nederlandse wetgeving? De leden van de VVD-fractie vinden het hierbij belangrijk dat geen nationale toevoegingen worden gedaan op de herziene richtlijn bij het opnemen in het wetsvoorstel.
In de context van dit onderwerp is het voor de leden van de PvdA-fractie van belang om te weten wat er tot dusver is gedaan aan de uitvoering van de aangenomen motie-Hamer (29 544, nr. 264) die ook als doel had om ondernemingsraden te versterken. Kan de regering inzicht in de stand van zaken geven?
De leden van de PVV-fractie vinden het belangrijk dat Nederlandse multinationals die reeds vóór de totstandkoming van de EOR-richtlijn een vorm van informatie en raadpleging over grensoverschrijdende zaken hadden ingesteld, een uitzondering krijgen op de nieuwe Europese Richtlijn en dus op hun eigen wijze overleg op Europees niveau verder kunnen ontwikkelen. Ook vinden zij het belangrijk dat de bevoegdheid van de EOR beperkt blijft tot zaken die voor het gehele concern van belang zijn of voor vestigingen in ten minste twee (lid)staten.
De leden van de PVV-fractie vragen of het noodzakelijk is dat in de Nederlandse wet een bepaling wordt opgenomen over hoe de Nederlandse leden van een «Europese ondernemingsraad bij overeenkomst» worden gekozen. Zij vinden immers samen met de Stichting van de Arbeid dat de eigenheid van de Nederlandse medezeggenschap moet worden bewaard.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er niet voor gekozen is om een algehele plicht voor het instellen van een EOR in de wet op te nemen.
De leden van de SP-fractie vragen of een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers (artikel 13 overeenkomst) van toepassing is op alle bedrijven en werknemers binnen een concern.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre het adviesrecht van een EOR afwijkt van een Nederlandse OR.
De leden van de SP-fractie vragen of de minister in overweging wil nemen om in de wet op te nemen dat een concern verplicht is om inhoudelijk en met redenen omkleed te reageren op een uitgebracht advies van de EOR.
De leden van de D66-fractie constateren dat enkele honderden ondernemingen onder de reikwijdte van de EOR-richtlijn vallen. Hiervan is bij 49 ondernemingen of concerns een Europese ondernemingsraad ingesteld (cijfers 2008). De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of de regering verwacht dat door de nieuwe EOR-richtlijn het aantal onderneming met een Europese ondernemingsraad zal stijgen? Voorts zijn zij leden benieuwd of de regering het wenselijk acht dat dit aantal stijgt?
Zoals bekend streven de leden van de CDA-fractie ernaar om zo min mogelijk extra regels te stellen, bovenop de Europese regelgeving. De regering geeft aan dat er geen «andere» regels zijn opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn, betekent dit ook dat er niet «meer» regels zijn gesteld? Met andere woorden, leidt onderhavige wijziging van de Wet op de Europese ondernemingsraden daadwerkelijk niet tot extra regelgeving ten opzichte van de regelgeving in Europa? Graag een toelichting.
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat de Richtlijn reeds in juni 2009 tot stand is gekomen en dat de implementatie met ingang van 5 juni a.s. dient plaats te vinden. Het is nog maar de vraag of deze datum gehaald wordt, nu de behandeling in de beide Kamers nog moet plaatsvinden. Denkt de regering dat de ingangsdatum van 5 juni nog haalbaar is? Wat is er de oorzaak van dat het proces van implementatie zo lang heeft geduurd?
De leden van de SP-fractie vragen waarom de overgangsbepaling die tot juni 2011 van toepassing is in de wet is opgenomen gezien het feit dat de inwerkingtredingsdatum is bepaald op 5 juni 2011.
De leden van de SP-fractie vragen welke Nederlandse ondernemingen onder de plicht tot het instellen van een EOR vallen en nog geen EOR hebben. Zij vragen naar de namen van deze ondernemingen.
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel buitenlandse ondernemingen in Nederland verplicht zijn om een EOR in te stellen en dit nog niet hebben. Zij vragen naar de namen van deze ondernemingen.
De leden van de D66-fractie constateren dat in het wetsvoorstel een recht tot raadpleging is opgenomen; het bestuur dient rekening te houden met het advies van de ondernemingsraad. De leden vragen zich af hoe de regering het begrip «rekening houden met» definieert? De leden zijn benieuwd of het bestuur (onder voorwaarden) verplicht is om adviezen over te nemen?
De leden van de D66-fractie constateren dat er sprake is van een overgangsrecht met betrekking tot de oude EOR-richtlijn en de nieuwe EOR-richtlijn. Zij zijn benieuwd of de regering voornemens is om bedrijven die nu nog onder de oude EOR-richtlijn vallen te informeren over de nieuwe regeling?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de vertaling van de definitie «informatieverstrekking» is de Engelse tekst «where appropriate» vertaald in «desgewenst». Kan de regering aangeven waarom er voor «desgewenst» als vertaling is gekozen, wat suggereert dat de Europese ondernemingsraad zelf kan uitmaken of ze geraadpleegd moet worden door het hoofdbestuur? Uit de verdere tekst van de herziene richtlijn blijkt dit niet geval te zijn. Is de regering met de leden van de VVD-fractie van mening dat de Engelse tekst «where appropiate» in de context van de definitie «informatieverstrekking» niet beter vertaald kan worden met «indien van toepassing»?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of het mogelijk is om het woord «uitdrukkelijk» alsnog in artikel 4 van de WEOR op te nemen. Ook zouden zij het op prijs stellen als de (inhoudelijke) verplichtingen samenhangend met de scholingsplicht nader zouden worden gedefinieerd.
De leden van de PVV-fractie verwijzen naar de opmerkingen van de Stichting van de Arbeid met betrekking tot wijzigingen in de wetsartikels, die zij zinvol achten, omdat daarmee beter wordt aangesloten bij de Engelse tekst van de Richtlijn. De brief van de Stichting van de Arbeid bevat een opsomming van wijzigingsvoorstellen voor de Wijziging van de Wet op de Europese ondernemingsraden. De Stichting vindt dat de wettekst niet voldoende in overeenstemming is met de richtlijn. De leden van de PVV-fractie vragen om rekening te houden met de opmerkingen van de Stichting van de Arbeid.
De voorzitter van de commissie,
Van Gent
De adjunct-griffier van de commissie,
Dekker