Gepubliceerd: 2 mei 2011
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32702-5.html
ID: 32702-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 2 mei 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

I. ALGEMEEN

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Zij achten het wenselijk dat het Openbaar Ministerie (OM) van een ieder, inclusief van de veroordeelde zelf, de voor de tenuitvoerlegging van geldboete of schadevergoedingsmaatregelen benodigde inlichtingen kan vorderen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij delen de gedachte achter dit wetsvoorstel dat veroordeelden hun boete of andere geldbetalingen zonder meer moeten betalen. Kennis van de vermogenspositie en andere informatie kan de persoonsgerichte aanpak vergroten. Voornoemde leden zijn van mening dat deze aanpak ook ten aanzien van de tenuitvoerleggingen van straffen en maatregelingen nodig zijn. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Naar aanleiding van genoemd wetsvoorstel hebben deze leden een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Financiële paragraaf en lastenvermindering

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat dit wetsvoorstel geen gevolgen heeft voor de rijksbegroting. Zij merken op dat het wetsvoorstel extra mogelijkheden biedt voor het OM en vragen of dit interne financiële verschuivingen met zich meebrengt.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A (artikel 572a Sv)

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het niet voldoen aan een vordering krachtens artikel 576, zevende lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) strafbaar is op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht (Sr). Begrijpen zij het goed dat dit wetsvoorstel het mogelijk maakt dat ook het niet voldoen aan de vordering van de officier van justitie tot informatie betreffende de nieuwe verplichtingen (artikelen 572 t/m 575 en 578b Sv) strafbaar zal zijn op grond van artikel 184 Sr? Wanneer dit niet het geval is, verzoeken deze leden de regering hier nader op in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de informatie die het OM mag vorderen op grond van artikel 572a Sv gericht moet zijn op de tenuitvoerlegging van de geldboete, schadevergoedingsmaatregel en dergelijke. Veroordeelden hoeven dus alleen informatie te verstrekken die nodig zijn voor de executie. Is of wordt deze regel opgenomen in een aanwijzing aan het OM?

Voornoemde leden begrijpen dat ook niet-periodieke uitkeringen in aanmerking kunnen komen voor verhaal bij een geldsanctie. Dat geldt onder andere voor de teruggaaf van de belastingdienst. Zij vragen aan welke uitkeringen nog meer wordt gedacht.

Deze leden merken op dat door deze mogelijkheden het verhaalstraject efficiënter en het verhaal in het algemeen effectiever wordt. Heeft de regering inzicht in hoe efficiënt en effectief deze wijziging zal zijn? Hoeveel geld wordt er naar schatting meer geïnd dan voor de inwerkingtreding van deze wetswijziging? Kan de regering deze schattingen toelichten?

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre bij het innen van de geldsanctie rekening wordt gehouden met de draagkracht van de veroordeelde. Kan onder omstandigheden een betalingsregeling afgesproken worden wanneer iemand onder het bestaansminimum raakt? Hoe moet het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) hier mee omgaan? Deelt de regering de mening dat het innen van een geldsanctie er niet toe mag leiden dat iemand onder het bestaansminimum komt? Zo ja, hoe wordt bewerkstelligd dat mensen bij het innen van een geldsanctie niet onder het bestaansminimum komen? Zo nee, wat vindt de regering het absolute minimum?

De leden van de PVV-fractie merken op dat op basis van het voorgestelde artikel 572a Sv een ieder, dus ook de veroordeelde zelf, kan worden gevorderd de voor de tenuitvoerlegging benodigde inlichtingen te verstrekken. Er is wel een beperking. Het betreft alleen die inlichtingen die nodig zijn voor het kunnen executeren van de openstaande geldsanctie. Het OM kan dus geen inzicht krijgen in het totale vermogen van de veroordeelde. Deze leden vragen de regering waarom deze beperking is opgenomen.

Voornoemde leden vragen de regering waarom de bepalingen in dit wetsvoorstel voor wat betreft de verplichting om inlichtingen te verstrekken, alleen van toepassing zijn op (rechts)personen die zich in Nederland bevinden. Waarom is dit niet van toepassing op bijvoorbeeld een allochtoon die in Nederland is geweest en een strafbaar feit heeft gepleegd, maar inmiddels weer naar het buitenland is vertrokken? Dezelfde vraag stellen zij voor de situatie dat een Nederlander hier een strafbaar feit heeft gepleegd, maar zich inmiddels in het buitenland bevindt.

De leden van de CDA-fractie delen de mening van de regering dat het belangrijk is voor het OM om over goede informatie te beschikken. Het belang hiervan wordt afgewogen tegen het belang van betrokkene voor privacy van privégegevens. Uit de memorie van toelichting blijkt dat hierin een goede balans is gevonden. In het voorgestelde artikel 572a Sv kan van de veroordeelde worden gevorderd inlichtingen te verstrekken. Die vordering moet beperkt blijven tot het vorderen van die inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de sanctie. De veroordeelde hoeft slechts die inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor het executeren van de openstaande sanctie. Is de veroordeelde op de hoogte van zijn rechten en verplichtingen hierbij?

Voornoemde leden lezen in de memorie van toelichting dat er behoefte is aan een ruimere kring van personen die kunnen worden benaderd om inlichtingen te verstrekken met het oog op de tenuitvoerlegging van geldsancties. Kan de regering aangeven of bij de vaststelling of iemand (persoon of instelling) tot deze kring behoort, de eis van proportionaliteit geldt? Zo ja, op welke wijze?

Deze leden lezen met instemming dat bij de afweging van het belang van de effectiviteit van de tenuitvoerlegging, het belang om familierelaties te handhaven en het belang dat mensen bij bepaalde hulpverlenende ambten of beroepen de zekerheid hebben dat al hetgeen in vertrouwen is meegedeeld, ook geheim blijft, de twee laatstgenoemde belangen moeten prevaleren boven het eerstgenoemde belang. Kan de regering uiteenzetten onder welke voorwaarden en hoe die afweging plaatsvindt en door wie? Is dit voor alle betrokkenen duidelijk?

Onderdeel B (artikel 576 Sv)

De leden van de PVV-fractie lezen dat vanwege de wijziging van artikel 576 Sv de eis van betekening van de schriftelijke kennisgeving van het verhaal aan degene onder wie het verhaal wordt genomen vervalt. Aanbieding per post is voldoende, terwijl deze kennisgeving nog wel aan de veroordeelde moet worden betekend. Waarom is er een verschil tussen een veroordeelde en een niet-veroordeelde op dit punt?

De voorzitter van de commissie,

De Roon

Adjunct-griffier van de commissie,

Puts