Dit wetsvoorstel strekt ertoe het Wetboek van Strafvordering (Sv) en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) zodat het openbaar ministerie (OM) bij de tenuitvoerlegging van geldboeten, schadevergoedingsmaatregelen en administratiefrechtelijke sancties in de verkeershandhaving niet alleen bij verhaal zonder dwangbevel de voor de tenuitvoerlegging benodigde inlichtingen kan vorderen. Deze wijzigingen worden toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze memorie.
Over het ontwerp van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Wetboek van Strafvordering en de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften in verband met de elektronische aanvraag van een verklaring van het gedrag voor natuurlijke personen, de verstrekking van inlichtingen aan het openbaar ministerie bij de tenuitvoerlegging van geldboeten en enkele technische verbeteringen is advies gevraagd aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP), de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie (OM), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB) en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB). Uit de ontvangen adviezen1 kan worden afgeleid dat de inhoud van dit wetsvoorstel, dat strekt tot aanpassing van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) zodat het OM bij de tenuitvoerlegging van geldboeten, schadevergoedingsmaatregelen en administratiefrechtelijke sancties in de verkeershandhaving niet alleen bij verhaal zonder dwangbevel de voor de tenuitvoerlegging benodigde inlichtingen kan vorderen, geen overwegende bezwaren oproept.
Het OM heeft met instemming kennis genomen van het deel van het voorstel dat zorgt dat het OM bij de tenuitvoerlegging van geldboeten, schadevergoedingsmaatregelen en administratiefrechtelijke sancties in de verkeershandhaving de voor de tenuitvoerlegging benodigde inlichtingen kan vorderen. Het OM adviseert met betrekking tot de voorgestelde artikelen 572a Sv en 22 Wahv deze zo aan te passen dat deze informatie ook van de veroordeelde zelf kan worden gevorderd. Op dit punt wordt bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 572a Sv nader ingegaan.
Dit wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting.
ARTIKEL I
Onderdeel A (artikel 572a Sv)
Voor de tenuitvoerlegging van een geldboete, een ontnemingsmaatregel of een schadevergoedingsmaatregel is het belangrijk voor het OM om over een goede informatiepositie te beschikken. Het gaat dan bijvoorbeeld om informatie van banken over tegoeden, om gegevens over eventuele schulden, maar ook om praktische zaken zoals een telefoonnummer waaronder de betrokkene bereikbaar is. Dergelijke gegevens maken een persoonsgerichte aanpak in de executiefase mogelijk. De verplichting om desgevorderd inlichtingen aan het OM te verstrekken is thans alleen geregeld voor het verhaal zonder dwangbevel (artikel 576, zevende lid, Sv). Voorgesteld wordt deze verplichting vast te leggen in artikel 572a Sv, zodat deze ook geldt voor de aan verhaal voorafgaande inningsfase (artikel 572 Sv), de andere verhaalsvormen (artikelen 573 tot en met 575 Sv) en – in geval van een in een strafbeschikking opgelegde geldboete – de op verhaal volgende toepassing van het dwangmiddel gijzeling (artikel 578b Sv).
Het OM verzoekt in zijn advies om het toepassingsbereik van het voorgestelde artikel 572a Sv te vergroten door in deze nieuwe bepaling de uitzondering die thans in artikel 576, zevende lid, Sv voor de veroordeelde wordt gemaakt, te laten vervallen. Anders dan de NVvR in haar advies vermoedt, is er in de praktijk dus behoefte aan een ruimere kring van personen die kunnen worden benaderd om inlichtingen te verstrekken met het oog op de tenuitvoerlegging van geldsancties. Ter onderbouwing van zijn verzoek besteedt het OM in zijn advies uitgebreid aandacht aan de verhouding tussen het nemo tenetur-beginsel en de voorgestelde verplichting inlichtingen te verstrekken. Met het OM kan worden geconcludeerd dat dit beginsel en de invulling die hieraan in concrete gevallen wordt gegeven door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), er niet aan in de weg staan om actieve medewerking van de persoon van de veroordeelde te vorderen. Om deze reden is aan het verzoek van het OM gevolg gegeven. Op grond van het voorgestelde artikel 572a Sv kan dus ook de veroordeelde zelf worden gevorderd de voor de tenuitvoerlegging benodigde inlichtingen te verstrekken. Het verdient hierbij opmerking dat de vordering beperkt moet blijven tot het vorderen van die inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de geldsanctie. Voor de veroordeelde geldt op zijn beurt dat alleen die inlichtingen hoeven te worden verstrekt die nodig zijn voor het kunnen executeren van de openstaande geldsanctie. Het OM kan dus met toepassing van deze bepaling geen inzicht krijgen in het totale vermogen van de veroordeelde. In dit verband zij nog opgemerkt dat de hier bedoelde vordering zich niet kan richten tot degenen die zich op grond van artikel 217 en artikel 218 Sv kunnen verschonen. Bij de afweging van het belang van de effectiviteit van de tenuitvoerlegging, het belang om familierelaties te handhaven (artikel 217 Sv) en het belang dat mensen bij bepaalde hulpverlenende ambten of beroepen de zekerheid hebben dat al hetgeen in vertrouwen is meegedeeld, ook geheim blijft (artikel 218 Sv), ben ik van oordeel dat de twee laatstgenoemde belangen moeten prevaleren boven het eerstgenoemde belang.
Bij gelegenheid van de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel tot verruiming van de mogelijkheden van voordeelontneming (Handelingen II 2009/10, blz. 6578–6589) is toegezegd te bezien of het niet verstrekken van inlichtingen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) strafbaar gesteld zou kunnen worden. Het CJIB is de uitvoeringsinstantie die in opdracht van het OM feitelijk de tenuitvoerlegging verzorgt van het overgrote deel van geldboeten en schadevergoedingsmaatregelen. In dit verband wordt opgemerkt dat, zoals nu reeds het geval is bij het niet voldoen aan een vordering krachtens artikel 576, zevende lid, Sv, het niet voldoen aan de vordering van de officier van justitie om de hier bedoelde gegevens te verschaffen, strafbaar is op grond van artikel 184 Sr. De door de NVvR in haar advies gestelde vraag of het niet voldoen aan een dergelijke vordering valt onder de strafbaarstelling van artikel 184 Sr, kan derhalve bevestigend worden beantwoord. De bevoegde ambtenaar die inlichtingen vordert ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een geldboete of een schadevergoedingsmaatregel, wordt gedekt door artikel 184 Sr dat ertoe strekt het openbaar gezag te beschermen tegen verhindering of belemmering bij de uitvoering van wettelijke taken. Het uitgangspunt van de NVvR dat de bepalingen uit dit wetsvoorstel met betrekking tot de verplichting inlichtingen te verstrekken alleen van toepassing zijn op (rechts)personen die zich in Nederland bevinden, kan eveneens worden onderschreven.
Onderdeel B (artikel 576 Sv)
Met de wijziging van artikel 576, eerste lid, onder b, Sv wordt voorgesteld verhaal zonder dwangbevel ook mogelijk te maken voor niet-periodieke uitkeringen aan de veroordeelde. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de finale teruggaaf van de belastingdienst. Het is van belang dat geldboeten ook op deze uitkeringen kunnen worden verhaald om te zorgen dat veroordeelden niet kunnen ontkomen aan geldboeten of door de rechter opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
Met de wijziging van artikel 576, tweede lid, derde volzin, Sv komt de eis van betekening van de schriftelijke kennisgeving van het verhaal van de in een vonnis, een arrest of een strafbeschikking opgelegde geldboete aan degene onder wie het verhaal wordt genomen, te vervallen. Deze kennisgeving kan op grond van dit voorstel voortaan per gewone post worden verstrekt. Deze wijziging maakt het verhaalstraject efficiënter doordat de werklast van banken en het OM wordt verminderd. Aan de veroordeelde wordt deze kennisgeving wel nog betekend. Met dit voorstel wordt de regeling in het Wetboek van Strafvordering gelijk getrokken aan de regeling terzake in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (artikel 27, tweede lid, Wahv).
Het zevende lid van artikel 576 Sv kan vanwege de in het bovenstaande beschreven invoeging van artikel 572a Sv komen te vervallen.
ARTIKEL II
Onderdelen A en B (artikelen 1 en 2 Wahv)
Met de voorgestelde wijzigingen van artikel 1 en artikel 2, zesde lid, Wahv worden de aanduidingen van de in de Wahv genoemde ministers geactualiseerd.
Onderdeel C (artikel 22 Wahv)
De voorgestelde wijziging van artikel 22 Wahv heeft dezelfde strekking als het hierboven toegelichte nieuwe artikel 572a Sv. Ook voor de tenuitvoerlegging van een administratieve sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften is het van belang dat het OM over alle informatie beschikt die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de inning. In het kader van de Wahv gaat het om de (reguliere) inning (artikelen 22 tot en met 25 Wahv), verschillende vormen van verhaal (artikelen 26 en 27 Wahv) en – voor wat betreft de dwangmiddelen – naast gijzeling (artikel 28 Wahv), om inneming van het rijbewijs (artikel 28a Wahv) en buitengebruikstelling van het voertuig (artikel 28b Wahv). De plicht de gevraagde inlichtingen te verstrekken geldt niet voor degenen die zich op grond van de artikelen 217 en 218 Sv kunnen verschonen. Zie over de achtergrond van deze inlichtingenplicht nader de hierboven gegeven toelichting bij het voorgestelde artikel 572a Sv.
Onderdeel D (artikel 27 Wahv)
Doordat de plicht tot het verstrekken van inlichtingen aan het OM in artikel 22 Wahv is opgenomen, komt het zevende lid van artikel 27 Wahv te vervallen.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten