Ontvangen 12 januari 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel A, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel aa komt «artikel» te vervallen.
2. Aan onderdeel c worden, onder het vervallen van de punt aan het slot van de zin, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
12°. artikel 3:1 van de Algemene douanewet, voor zover dat artikel betrekking heeft op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3:1 van de Algemene douanewet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;
13°. artikel 14, eerste lid, van de Wet strategische diensten.
B
In artikel I, onderdeel K, wordt in artikel 11a de zinsnede «in het kader van een voorgenomen adviesaanvraag» vervangen door: in het geval waarin hij bevoegd is tot toepassing van deze wet.
C
Artikel IVA komt te luiden:
ARTIKEL IVA
Artikel 28, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na «bestuursorgaan» ingevoegd: of rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
2. Aan onderdeel f wordt toegevoegd: en een bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 1, onder a, van die wet, in het geval waarin hij bevoegd is tot toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;.
D
Na artikel IVA wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IVAA
Aan artikel 14 van de Wet strategische diensten worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. De vergunning kan ook worden geweigerd, dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
5. Voordat toepassing wordt gegeven aan het vierde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
1. Algemeen
Deze tweede nota van wijziging betreft een uitbreiding van de reikwijdte van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) met door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te verstrekken vergunningen in het kader van uitvoer, doorvoer en overdracht van strategische goederen of diensten (A2 en D) en enkele technische correcties (A1, B en C). Het voorstel voor uitbreiding van de reikwijdte met de genoemde exportvergunningen wordt gedaan in overeenstemming met de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
2. Onderdelen
Uitbreiding reikwijdte Bibob met vergunningverlening in het kader van de exportcontrole op strategische goederen en diensten
Bij vergunningaanvragen voor de uitvoer van strategische goederen (militaire goederen en goederen voor tweeërlei gebruik) en daaraan gerelateerde – technologische – diensten wordt voorafgaand aan de goederentransactie per geval getoetst of de uitvoer voldoet aan de exportcriteria. Het exportcontrolesysteem is gebaseerd op het analyseren van risico's. Een vergunning wordt niet afgegeven als er een onacceptabel risico is dat goederen worden gebruikt voor proliferatiegerelateerde activiteiten of worden omgeleid naar een andere bestemming dan opgegeven. Omdat het niet mogelijk is om honderd procent zekerheid te krijgen, gaat het erom met behulp van risicoanalyses en – waar nodig – additionele waarborgen de risico's van ongewenst eindgebruik tot een minimum te beperken. Een vergunning wordt dus alleen verleend als er voldoende zekerheid is dat de goederen worden gebruikt voor het opgegeven en acceptabel bevonden eindgebruik. Op dit moment ligt de nadruk op de controle van het eindgebruik en de eindgebruiker. Het primaire doel van het exportcontrolebeleid is immers het tegengaan van proliferatie van massavernietigingswapens en destabiliserende accumulatie van (conventionele) wapens in spanningsgebieden.
Hoewel de bedrijven die strategische goederen produceren en verhandelen over het algemeen gerenommeerd zijn, het toezicht op de naleving van de exportcontrolewetgeving in Nederland goed geregeld is en er zelden grote overtredingen van de wetgeving worden geconstateerd, is het wenselijk, gelet op het belang van de reputatie van Nederland als betrouwbare handels- en technologiepartner en de mogelijk negatieve effecten van het verlenen van vergunningen aan malafide exporteurs, de integriteit van de overheid bij deze vergunningverlening sterker te borgen. Hiervoor is de beschikbaarheid en de inzet van het Bibob-instrument, als ultimum remedium, aangewezen.
Het Bibob-instrument maakt het mogelijk om – in enkele gevallen – grondiger onderzoek te doen naar de exporteur, in het bijzonder naar de risico’s dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen (artikel 3, eerde lid, onderdelen a en b, van de Wet Bibob). Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van ernstige – onaanvaardbare – risico’s dat de vergunning wordt gebruikt voor het witwassen van gelden of het plegen van strafbare activiteiten, kan de vergunning worden geweigerd of ingetrokken. Het onderzoek kan zich richten op het strafrechtelijke verleden van de exporteur, zijn zakelijke relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel c, van de Wet Bibob en de herkomst van de met de voorgenomen uitvoer gemoeide financiële middelen.
Met het oog op de vereiste proportionaliteit bij de toepassing van het Bibob-instrument op het terrein van de exportcontrole van strategische goederen en diensten lijkt het aangewezen dat de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de ruime discretionaire bevoegdheid van artikel 3 Wet Bibob nader inkadert door het vaststellen van beleidsregels hierover. In overleg met mijn ministerie kan worden bezien in hoeverre de toepassing van het instrument kan worden toegespitst op segmenten van de handel waarin het risico op criminele facilitering het grootst is. Het risico is over het algemeen groter bij laagdrempelige segmenten waarin makkelijk kan worden toegetreden door criminelen, zoals bijvoorbeeld tweedehands legermaterieel. Ook zal nader worden uitgewerkt op welke wijze de beoordeling van de integriteit van een aanvrager zal worden ingericht. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal in eerste instantie een eigen onderzoek instellen naar de aanvrager. In aanvulling daarop kan hij het Bureau Bibob vragen een advies uit te brengen met het oog op de gevraagde vergunning.
A2 (wijziging Wet Bibob) en D (wijziging Wet strategische diensten)
Aan de opsomming van de «bibobabele» besluiten in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet Bibob wordt toegevoegd de exportvergunning voor strategische goederen en diensten, zowel de weigering als de intrekking. Het kan hierbij gaan om:
– een individuele vergunning
– een globale vergunning
– een nationale algemene vergunning
In onderdeel 11 wordt toegevoegd de Algemene douanewet die de basis vormt voor het vergunningstelsel dat is opgenomen in het Besluit strategische goederen. Dit besluit zal, door middel van een separate wijziging, worden uitgebreid met de inhoudelijke weigerings- en intrekkingsgrond van artikel 3 van de Wet Bibob. In onderdeel 12 wordt de Wet strategische diensten toegevoegd. De wijziging van de Wet strategische diensten (artikel IVAA) strekt ertoe de inhoudelijke weigerings- en intrekkingsgrond van artikel 3 van de Wet Bibob aan artikel 14 van de Wet strategische diensten toe te voegen en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de bevoegdheid te geven een advies aan het Bureau Bibob te vragen. Artikel 14, eerste lid, van de Wet strategische diensten gebruikt de term «toestemming» uit artikel 3, eerste lid, van de Verordening nr. 1236/2005/EG van de Raad met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEG L2005, 200). Met deze term wordt eveneens een bibobabele vergunning aangeduid.
De inhoudelijke weigering- en intrekkingsgrond van de Wet Bibob houdt verband met de integriteit van de aanvrager (exporteur) en is aanvullend ten opzichte van het bestaande toetsingskader bij exportvergunningen, dat met name ziet op het eindgebruik en de eindgebruiker van de getransporteerde goederen en diensten. Daartoe wordt getoetst aan de overwegingen genoemd in artikel 12, eerste lid van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2009, L 134) en de criteria genoemd in het gemeenschappelijke standpunt nr. 2008/944/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie. De bestaande toetsingsgronden zijn overigens niet limitatief en worden dat evenmin met deze wijziging.
Het opnemen van de Bibobgronden in artikel 25 van de Wet strategische diensten (vergunningverlening Bonaire, Sint Eustatius en Saba) kan achterwege blijven. De Wet Bibob is niet van toepassing op het Caribische deel van Nederland.
Technische correcties (A1, B en C)
Onderdeel A1 betreft een tekstuele correctie. De onderdelen B en C betreffen verbeteringen van wetstechnische aard. Met de voorgestelde wijziging van artikel 11a wordt een onbedoelde beperking weggenomen in de omschrijving van de bevoegdheid van het Bureau Bibob om informatie te verstrekken over adviesaanvragen in de afgelopen twee jaar. In het huidige wetsvoorstel is de bevoegdheid van het Bureau gekoppeld aan een «voorgenomen adviesaanvraag» door een bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak. Hierdoor kan onduidelijkheid bestaan of deze bevoegdheid ook bestaat in de gevallen waarin het openbaar bestuur informatie vergaart ten behoeve van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob, nog voordat het een adviesaanvraag overweegt. De koppeling aan een voorgenomen adviesaanvraag wordt vervangen door koppeling aan het concrete geval waarin het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak bevoegd is tot toepassing van de Wet Bibob.
In de context van de Handelsregisterwet 2007 verdient het de voorkeur om nadrukkelijk te verwijzen naar de rechtspersonen met een overheidstaak zoals deze zijn aangewezen bij of krachtens de Wet Bibob. Voorts heeft het de voorkeur om de bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak als bedoeld in de Wet Bibob toe te voegen aan het bestaande onderdeel f, waarin de bevoegdheid om gegevens verstrekt te krijgen op naam van een natuurlijk persoon is toebedeeld aan het Bureau Bibob ten behoeve van het geven van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob.
De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten