Vastgesteld 26 mei 2015
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 1 april 2015 overleg gevoerd met Minister Kamp van Economische Zaken over:
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 4 december 2014 over de evaluatie van de fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht (Kamerstuk 32 637, nr. 158);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 5 december 2014 over de najaarsrapportage regeldruk (Kamerstuk 29 515, nr. 355);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 11 december 2014 over de evaluatie van PIANOo (Kamerstuk 30 501, nr. 35);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 17 december 2014 met een reactie op de brief van Negometrix over de inschrijfmodule TenderNed;
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 17 december 2014 over de evaluatie van de verruiming van de bagatelvrijstelling (Kamerstuk 34 121, nr. 1);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 31 december 2014 inzake de voortgang in de ondernemingsfinanciering (Kamerstuk 32 637, nr. 162);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 14 januari 2015 over het signaal van enkele toezichthouders over de relatie tussen toezicht en certificatie (Kamerstuk 29 304, nr. 5);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 3 februari 2015 over het gebruik van het financieringsinstrumentarium (Kamerstuk 32 637, nr. 165);
− de brief van de Minister van Financiën d.d. 2 februari 2015 met een kabinetsreactie op het SER-rapport Verbreding en versterking financiering mkb (Kamerstuk 32 637, nr. 166);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 23 maart 2015 inzake Kort verslag van het toerismedeel in het werkbezoek aan China van de Minister van Economische Zaken van 26 tot en met 31 januari 2015 (Kamerstuk 26 419, nr. 60);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 23 maart 2015 inzake aanbieding van het nationaal actieplan gereglementeerde beroepen (Kamerstuk 24 036, nr. 409);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 17 maart 2013 betreffende Retailagenda (Kamerstuk 27 838, nr. 13).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Verhoeven
Griffier: Thomassen
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Gesthuizen, Agnes Mulder, Öztürk, Verhoeven, Vermeij, Jan Vos en Ziengs,
en Minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 13.01 uur.
De voorzitter: Beste mensen, ik wil graag beginnen met dit algemeen overleg. Ik zit dit overleg tijdelijk voor omdat de vaste voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken onderweg is naar deze zaal. Daarna zal ik namens D66 mijn inbreng leveren. Ik heet iedereen welkom, allereerst de Minister en zijn ambtenaren, mijn collega's die nu al aanwezig zijn en alle mensen die hier in de zaal en thuis via Politiek24 of andere kanalen kijken naar dit debat. Wij hebben een spreektijd afgesproken van zes minuten per fractie. Dat is redelijk ruim, maar ik wil allen toch vragen zich daaraan te houden.
De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik begin met de ov-toeristenkaart. Dank aan de Minister voor het toezenden van zijn toerismeverslag van het werkbezoek aan China. De VVD is er verheugd over dat de Minister zich inzet om Nederland te promoten in een land dat steeds beter de weg naar ons weet te vinden. Het inkomend toerisme groeit. Vorig jaar groeide het met 9%. Dat is ontzettend goed voor de werkgelegenheid, maar er is nog een wereld te winnen als het gaat om de ov-mogelijkheden voor buitenlandse toeristen. Uit de sector krijg ik signalen dat het ov-productaanbod voor toeristen onoverzichtelijk is, dat de informatievoorziening ontoereikend is en dat de betalingsmogelijkheden beperkt zijn. Ook het feit dat ons ov-netwerk uit verschillende vervoersmaatschappijen bestaat, leidt begrijpelijkerwijs tot onduidelijkheid.
Ik ben 30 jaar ondernemer geweest en zie deze belemmeringen dan ook liever als kansen dan als knelpunten. Toegankelijk openbaar vervoer voor toeristen is goed voor onze economie en levert banen op. De VVD pleit daarom voor de introductie van een ov-toeristenkaart waarmee je een of meerdere dagen overal in Nederland kunt komen met de bus, de metro, de tram of de trein. In Duitsland en Engeland kan dit al. Ik denk ook aan de Oyster Card in Londen. Maar ook in de regio Amsterdam draait een pilot. De knelpunten rondom informatievoorziening en betaalmogelijkheden moeten ook worden opgelost. Reizen door heel Nederland moet zo nog leuker worden voor toeristen. Ook de Minister weet dat ons land naast bekendere steden in de Randstad tal van prachtige plaatsjes kent die een bezoek meer dan waard zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan het idyllische Zutphen, om er maar een te noemen, of het prachtige Assen. De Minister schrijft daar ook iets over in zijn Chinaverslag. Wat de VVD betreft maken wij het de toeristen makkelijker om ook deze prachtige plekken te bereiken.
Laten wij toeristen met een mooi ov-toeristenproduct als visitekaartje een betere eerste indruk van Nederland geven. Dat is goed voor de toerist, het mkb en de groeicijfers. Bovendien kan het bijdragen aan het levendig houden van kleinere kernen. Dan denk ik ook aan de bakker, de slager en de groenteboer, die hun klandizie dankzij toeristen op peil kunnen houden. Mijn collega Betty de Boer heeft eind vorig jaar samen met de ChristenUnie al een motie (23 645, nr. 586) ingediend waarin wordt ingegaan op ov-belemmeringen voor de toerist. De Staatssecretaris van I en M pakt dit nu op. Is de Minister bereid om vanuit EZ hierbij aan te haken en te pleiten voor betere ov-voorzieningen voor toeristen? Ik hoor graag een reactie.
Dan kom ik op legionella. Tijdens het AO over ondernemen van eind vorig jaar heb ik namens de VVD de regeldruk rondom legionellapreventie op de agenda gezet. Vele duizenden ondernemers, onder wie alle hoteliers en campinghouders, kampen met talloze verplichtingen op het gebied van legionellapreventie: een verplicht beheersplan, een risicoanalyse voor een leidingwaterinstallatie, het laten verrichten van metingen, het bijhouden van een logboek en het ontvangen van alle verschillende inspectiediensten, die compleet langs elkaar heen werken. Ik heb toen gepleit voor het centraliseren van alle toezicht en een herziening van de prioritaire instellingen. Sauna's en zorginstellingen kunnen dan de prioritaire status houden. Voor alle andere bedrijven kan de regelgeving dan worden teruggedrongen.
Ondertussen beschik ik over twee recente rapporten: dat van Actal en dat van een eigen onderzoek van de VVD-fractie. Ik hoopte ook te beschikken over de kabinetsbrief. Die is tijdens het vorige AO toegezegd maar niet gekomen. De VVD zal daarom met een initiatiefnota komen zodat ondernemers hopelijk snel af zijn van enkele ineffectieve legionellaregels en het veelvoud aan inspectiebezoeken. Ik hoop daar spoedig mee naar de vaste Kamercommissie te gaan.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Puur uit interesse heb ik een vraag, die wij overigens ook altijd aan bewindspersonen stellen: op welke termijn zou dat ongeveer zijn? Zal de heer Ziengs dat al voor het meireces doen?
De heer Ziengs (VVD): Ik zal een poging wagen om de nota voor het meireces klaar te krijgen. Hij ligt in grove vorm al klaar. Ik moet hem nog eventjes wat fijn slijpen. Het zal er dus net voor of direct na zijn.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is een mooie toezegging.
De heer Ziengs (VVD): Als u dat allemaal even noteert ...
De voorzitter: Dat wordt nu genoteerd.
Ik ga nu plaats maken voor mevrouw Vermeij. Mijnheer Ziengs, u hebt een resterende spreektijd van 2 minuten en 17 seconden.
Voorzitter: Vermeij
De voorzitter: Hartelijk dank aan de heer Verhoeven om even in te vallen. De plenaire vergadering liep wat uit. Daar moest ik ook al voorzitten. Dus ik spring even in.
De heer Ziengs (VVD): Ik was bij de gastvrijheidssector. Recreatieondernemers hebben te maken met een regel die een rem zet op nieuwe investeringen. Een campinghouder die een blokhut, een caravan of een huisje met een beperkte levensduur neerzet, weet dat dat soms maar een jaar of tien meegaat door intensief gebruik en veranderende consumentenvoorkeuren. Een ondernemer kan zo'n object maar beperkt afschrijven terwijl de restwaarde na tien jaar nihil is. Gezien de feitelijke levensduur van dit soort objecten is de afschrijftermijn niet reëel. Het gevolg voor de ondernemer is dat de belastingdruk oploopt en investeringen in innovatie geremd worden. Is de Minister bereid deze fiscale regel samen met zijn collega van Financiën te evalueren? Zien zij mogelijkheden om de termijnen die gelden voor dit soort objecten te verkorten, zodat ondernemers kunnen blijven investeren in hun aanbod?
Dan wil ik graag terugkomen op de mengformules, waar de VVD eind vorig jaar al aandacht voor heeft gevraagd. De VVD wil deze combinaties de ruimte geven mits er een gelijk speelveld is voor horeca en retail. Inmiddels heeft de Minister met veel stakeholders de Retailagenda gepresenteerd. Wat ons betreft is dat een stap in de goede richting – mijn complimenten aan de Minister – maar tegelijkertijd bevat de Drank- en Horecawet betuttelende regels, waar de Retailagenda geen antwoord op heeft. Zo mag een horecazaak volgens deze wet geen kleinhandel bedrijven zolang de hoofdfunctie horeca is. Daarnaast mogen er geen zwakalcoholische drankjes in de winkel worden geconsumeerd. Denk aan een glaasje prosecco bij een boekpresentatie of op de donderdagavond in een kledingzaak. Dat is betutteling ten top wat de VVD betreft, ook omdat het verbod totaal niet de uitwerking heeft die wordt beoogd. Iemand die een paar glazen bier drinkt in de kroeg of op het terras kan daarna gewoon de winkelstraat in en daar iets kopen. Ook kun je zonder problemen thuis op de bank met een tablet op schoot en een glas in de hand een webwinkel bezoeken of een dure vakantie boeken. Iedereen heeft daar een eigen verantwoordelijkheid in. De overheid kan dit niet reguleren en moet dat ook helemaal niet willen. De VVD pleit daarom voor het schrappen van twee concrete regels: het verbod op de verkoop en de consumptie van zwakalcoholische dranken in winkels en het verbod op het drijven van kleinhandel in zaken met als hoofdfunctie horeca.
De voorzitter: U hebt nog zo'n twintig seconden spreektijd en de heer Vos heeft een vraag voor u.
De heer Jan Vos (PvdA): Ik ben zeer verbaasd door het betoog van de VVD-fractie. Het is heel goed als wij wat vrijheid hebben in onze samenleving en als ondernemers een kans krijgen, maar pleit de heer Ziengs er nou voor dat wij overal maar de verkoop van alcohol gaan toestaan, zodat je straks naar de kapper gaat en je in plaats van een kopje koffie ook een glaasje wijn kunt krijgen omdat dat de omzet stimuleert en misschien een extra tip oplevert voor de kapper? En hoe moet het dan als je je 16-jarige zoon meeneemt naar de kapper? Krijgt die ook een glaasje alcohol? Hoe ziet de heer Ziengs dat voor zich? Ik denk dat alcohol een heel groot maatschappelijk probleem is. Een op de tien Nederlanders heeft een ernstig verslavingsprobleem. Het zorgt voor enorme maatschappelijke kosten. En de heer Ziengs loopt hier een beetje de alcohol te promoten alsof het het eerste het beste ondernemersproduct is. Dat gaat mij echt te ver.
De voorzitter: Voordat ik het woord aan de heer Ziengs geef, wil ik de leden er in het algemeen op wijzen dat de Drank- en Horecawet onder het Ministerie van VWS valt. Dat terzijde, u mag zeggen wat u wilt.
De heer Jan Vos (PvdA): Even voor alle duidelijkheid, de heer Ziengs pleit er hier voor om iedereen in de economie maar een glaasje alcohol te laten verkopen.
De voorzitter: Het is alleen een feitelijke constatering.
De heer Ziengs (VVD): Ik zal even een toelichting geven. Op dit moment is er in de binnensteden enorm veel leegstand. Winkels zoeken vaak naar andere formules waarbij ook de beleving een heel grote rol speelt. Als er 's avonds iets leuks verkocht wordt, dan hoort bij die beleving dat er ook een klein glaasje prosecco wordt geschonken. Overigens gebeurt dat al op heel brede schaal; maakt u zich geen zorgen. Dat is geen kwestie van alcoholverkooppunten of omzetverhoging door het verkopen van alcohol, maar vaak van het verstrekken van een glaasje bij een dienst die op dat moment al verkocht wordt, simpelweg om de beleving wat op te plussen. Het is heel erg typisch dat er in de Drank- en Horecawet een bepaling staat waarin ervan uit wordt gegaan dat een horecabedrijf dit niet mag gaan doen, omdat mensen dan in zo'n staat kunnen komen te verkeren dat zij iets gaan kopen in het horecabedrijf. U bent ongetwijfeld allemaal weleens in een restaurant geweest waar een schilderijtje aan de muur hangt met een stickertje eronder. Dat mag dus niet. Dat is wettelijk niet toegestaan terwijl je het overal tegenkomt. Het is eigenlijk absurd dat een horecabedrijf dat niet mag doen terwijl daar helemaal geen invloed kan gelden op het koopgedrag. Ze kunnen zelfs ruilen na afloop. Het gaat dus om verlevendiging van de stad en het gebruik van andere formules om lege winkelpanden te kunnen vullen, zodat ook die ondernemers de kans krijgen om een boterham te verdienen.
De heer Jan Vos (PvdA): Nu breekt helemaal mijn klomp. Het verhaal van de VVD is dus als volgt. Alle Nederlanders doen het al. Je kunt al regelmatig een glaasje alcohol krijgen bij een boekverkoop. Je kunt al een schilderij kopen in een restaurant. En, ach wee, wij hebben zo veel leegstand. Weet je wat wij doen? Wij gaan overal maar gewoon alcohol promoten. Dat is toch niet de bedoeling? Als wij de leegstand in de binnensteden willen bestrijden, dan sta ik aan uw zijde, mijnheer Ziengs. Maar ik hoop ook dat ik u aan mijn zijde vind bij het handhaven van bestaande wet- en regelgeving, en dat wij het niet gaan omdraaien door overal alcoholverkoop toe te staan omdat het zo goed is voor onze economie. Dat gaat mij echt een stap te ver.
De heer Ziengs (VVD): Ik gaf als voorbeeld dat een horecagelegenheid sowieso alcohol schenkt. Daar liggen de nodige controles op. Er zit een bepaling in de Drank- en Horecawet die verbiedt dat horecabedrijven dingen verkopen met uitzondering van condooms, maandverband en sigaretten als ze in een automaat zitten die in het zicht hangt. Dat is volgens mij het enige wat ze mogen verkopen. Ondertussen hangt overal waar ik kom wel een lampje of een schilderijtje dat ik gewoon kan kopen. De wet zegt: dat mag niet. Dat is dus een absurde bepaling. Dat heeft niks te maken met het schenken van drank, want dat doen ze al. Daar worden ze ook op gecontroleerd. Meer verder mogen ze niets verkopen. Dat is mijn stelling.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Het is bijzonder om mee te maken dat er na de derde verkiezingsnederlaag van de Partij van de Arbeid enorm felle discussies ontstaan tussen de VVD en de Partij van de Arbeid. Misschien is dat van tevoren ook een beetje bekokstoofd. Het is in ieder geval bijzonder om mee te maken. Mijn concrete vraag is deze. Als de heer Ziengs andere bedrijven de gelegenheid geeft om alcohol te verkopen, moeten ze dan ook aan de eisen voldoen waar de horeca op dit moment aan voldoet? Brengt hij de horeca hiermee niet in een moeilijke positie omdat de omzetten zullen dalen? Een aantal horecagelegenheden heeft het al moeilijk. In die zin geeft de VVD de horeca in Nederland een dreun.
De heer Ziengs (VVD): Dat is veel te kort door de bocht. U zult begrijpen dat ik als oud-ondernemer wel degelijk alle partijen heb geconsulteerd. Zelfs de horecabedrijven juichen dit toe mits er sprake is van gelijke monniken, gelijke kappen. Iedereen snapt dan wel dat je in een herenmodezaak waar je een glaasje prosecco krijgt bij de aankoop van een pak, niet per se een dubbele toiletgroep hoeft te hebben. Dat snapt de horeca ook wel. Maar het biedt ook kansen voor de horeca. Er zit heel veel daghoreca in binnensteden. Die heeft ook te maken met dezelfde ellende van leegstand. Dus het is een versterking van formules, een versterking van bedrijven. Ook Koninklijke Horeca Nederland juicht het in principe toe, mits het principe «gelijke monniken, gelijke kappen» geldt.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Vindt de heer Ziengs dat er een algemeen onderzoek gedaan moet worden bij de horecamensen zelf? Hij zegt wel «Koninklijke Horeca Nederland vindt dit en vindt dat», maar hiermee gaat hijzelf een beetje kort door de bocht en brengt hij heel veel horecamensen in een moeilijke positie. Er zijn gebieden waar het misschien wel leuk is voor een aantal horecagelegenheden, maar er zijn ook gebieden waar de horeca hierdoor een faillissement tegemoet kan zien. Die gebieden zou ik van tevoren willen zien.
De heer Ziengs (VVD): Ik zie daar geen enkele belemmering in. Bovendien is daar meerdere malen onderzoek naar gedaan. Ook Koninklijke Horeca Nederland, dus de horeca in het algemeen, heeft meegewerkt aan het onderzoek en de Retailagenda. Ze hebben hem alleen niet willen ondertekenen omwille van de bepaling die ik net noemde. Vandaar dat ik erop hamer om die eruit te halen. Je kunt blijven onderzoeken. De heer Öztürk stelt in feite een stukje marktbescherming voor. Dat ga je toch niet redden. Iemand die een pak wil kopen gaat echt niet een café in om daarna een pak te kopen. Die zegt gewoon: ik ga een pak kopen. Dan krijgt hij er nog een glaasje bij. Gezellig, sfeer, beleving, levendigheid in een binnenstad. Dat is goed tegen leegstand.
De voorzitter: De heer Ziengs rondt af.
De heer Ziengs (VVD): Ik word er helemaal enthousiast van. U merkt het.
De voorzitter: Ik merk het, maar u gebruikt iets te veel woorden voor de twintig seconden die u nog hebt.
De heer Ziengs (VVD): Ik ga heel snel. Ik heb nog iets over aan- en inbesteden, maar ik zal daar nog iets over zeggen in tweede termijn. Dat gaat over de scanactiviteiten door het Rijk. Ik weet dat de Minister bedrijven die meedoen aan aanbestedingen, een warm hart toedraagt. Wil hij de casus van de inbesteding van scanstraten in het achterhoofd houden bij de evaluatie van de Wet markt en overheid?
Mijn allerlaatste puntje gaat over TenderNed. Ondernemers maken inmiddels toch kosten als ze daaraan mee moeten doen in het kader van eHerkenning. Ik krijg hier graag een reactie van de Minister op.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Vorig jaar was ik op bezoek in het prachtige Giethoorn. Het was mij al eerder opgevallen dat daar heel veel Aziatische toeristen zijn. Dat is ook erg lollig als je met je bootje door Giethoorn heen gaat. Ik was onder de indruk van het ondernemerschap daar, want hoe komen al die Chinese toeristen daar? Daar zitten ondernemers achter die verder kijken dan hun neus lang is. Mijn complimenten daarvoor. Nu blijkt dat de lokale busdienst voor scholieren, die ervoor zorgt dat ze naar de school in Steenwijk kunnen gaan, in stand blijft mede dankzij de toeristen uit China. Dat is geweldig nieuws en een opsteker voor ons mooie buitengebied. Tijdens het bezoek werd ook duidelijk dat er soms wat hobbels zijn voor individuele Chinese toeristen die de trein nemen. Net als de VVD wil het CDA dat die worden weggehaald. Daarom pleit het CDA voor die ene vervoerspas.
Het CDA vindt het belangrijk dat bezoekers uit China of andere Aziatische landen niet alleen maar naar de hotspots en de grote steden gaan, maar juist ook plaatsen als Giethoorn bezoeken. Wij verwachten dat wij de toeristen daarmee ook langer vast kunnen houden. Dan zullen ze misschien ook meer besteden in ons land en vaker terugkomen. Dat is weer goed voor de werkgelegenheid. Wij merken concreet dat een Chinese toerist bijvoorbeeld geen Europese bankpas heeft maar vaak gebruikmaakt van een creditcard. Daar kun je niet overal goed mee uit de voeten. De eerste stappen zijn gelukkig gezet maar het probleem is nog niet opgelost. Wij zagen in de brief van de Minister over zijn bezoek aan China dat hij nog meer Chinese toeristen naar Nederland wil halen. Wij juichen dat toe. Wil de Minister samen met Staatssecretaris Mansveld werk maken van die ene vervoerspas voor toeristen? Op welke termijn verwacht hij dat daarin stappen gezet kunnen worden?
De heer Ziengs (VVD): Ik ben ontzettend blij dat de collega van het CDA het idee van de ov-toeristenpas nu omarmt, maar in december heeft onze collega Betty de Boer samen met mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie een motie ingediend waarin werd gevraagd om dat te onderzoeken. Tot mijn stomme verbazing stemde het CDA daar toen tegen. Dus ik had niet verwacht dat ik mevrouw Mulder aan mijn zijde zou krijgen. Gelukkig is dat nu wel zo. Zij heeft haar fractie er kennelijk van overtuigd om dat toch te doen. Heeft zij inmiddels ook de CDA-woordvoerder voor I en M zo ver gekregen dat hij straks meedoet als een dergelijke motie voorbijkomt, zodat wij straks niet weer een «tegen» krijgen van het CDA?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het was een heel lange motie. De laatste twee puntjes gingen over dit specifieke onderwerp. Er stonden ook nog wat andere dingen in. Ik heb het hier natuurlijk van tevoren met collega Van Helvert over gehad. Hij heeft ook al met de NS gesproken. Op dit moment loopt een pilot richting Amsterdam. Die draait om de vraag: hoe kun je voorkomen dat toeristen al uitstappen bij Station Amsterdam Amstel? Hij is daar al druk mee bezig. Het leek ons inderdaad belangrijk om dat nu volle vaart vooruit te laten gaan, want daarmee kunnen wij nog meer toeristen naar ons land halen.
De heer Ziengs (VVD): Ik ben ontzettend blij met dit voortschrijdend inzicht. Dank daarvoor.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dan kom ik op het regeldrukprogramma. Het kabinet heeft 877 miljoen aan regeldrukvermindering gerealiseerd en zit daarmee op zo'n 35% van de doelstelling. Wij zitten nu halverwege deze periode en zouden dus eigenlijk graag willen zien dat wij al op wat meer zouden zitten. Halverwege de rit zou het immers mooi zijn als je ook halverwege je doelstelling zit. De vraag is dan ook of de Minister het nu te rooskleurig inkleurt. Misschien is hij alweer een stuk verder en kan hij zeggen: nee, wij zitten echt goed op koers. Daar zouden wij dan graag een toelichting op ontvangen.
Andere belangrijke kosten voor ondernemers zijn de eenmalige aanpassingskosten van nieuwe wetgeving. Die worden op dit moment niet meegenomen in de doelstelling van 2,5 miljard euro regeldrukvermindering, maar die kosten voelen ondernemers wel in de portemonnee. Om een eerlijk overzicht te krijgen pleit het CDA ervoor om ook de kosten mee te nemen die ondernemers moeten maken om zich aan te passen aan deze nieuwe wet- en regelgeving. Uit een enquête van het blad Forum van VNO-NCW blijkt dat 87% van de ondernemers ontevreden is over de vermindering van de regeldruk en de bureaucratie. Is de Minister bereid om deze aanpassingskosten mee te nemen in zijn nettodoelstelling en zijn halfjaarlijkse rapportage, zodat wij een beter geheelbeeld krijgen van de bureaucratie en de daaraan verbonden kosten die ondernemers tegenkomen? Wij willen namelijk een merkbare regeldrukvermindering. Wij willen die niet alleen zien op papier. Wij zien wel dat er stappen worden gezet, maar van ondernemers krijgen wij een ander beeld. Wij willen graag een goed beeld hebben.
Wil de Minister de onafhankelijke Bedrijfseffectentoets standaard instellen bij het ontwikkelen van nieuwe wetgeving en die toets publiceren om die publiek, open en transparant te maken? Oud-minister Timmermans, nu Eurocommissaris Timmermans, zet daar behoorlijk op in. Dat doet ons deugd. Wij zien dat de Europese Commissie dat al uitgebreid doet en dat dat al uitgebreid gebeurt in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld. Ik heb het idee dat wij op dit punt achterlopen. Het CDA zou graag zien dat bij nieuwe wetgeving digitale regelhulpen worden ontwikkeld, zodat deze wetgeving direct begrijpelijk is en ondernemers die makkelijk kunnen toepassen. Hoe wil de Minister daarmee omgaan? Is hij daartoe bereid? Kan hij ook bekijken hoe het gaat met de brancheoverstijgende regelhulpen? Komen die ook echt van de grond?
Ondernemersfinanciering is ook een belangrijk onderwerp op deze agenda. Wij zien dat de Borgstelling mkb-kredieten-regeling (BMKB-regeling) nauwelijks bekend is bij ondervraagde ondernemers in het kleinbedrijf. 20% kent de regeling terwijl het een belangrijke regeling is om geld bij de bank te krijgen.
Eén loket is een heel belangrijke en goede stap. Begin februari zou er al een actieplan zijn, lazen wij in de brief van de Minister. Ik heb daarna niet meer vernomen hoe het daarmee staat. De Minister kan daar ongetwijfeld wat over zeggen. Het CDA zou een goede tweede stap daarbij vinden dat er ook financieringsapps zijn, zodat ondernemers op een heel laagdrempelige manier kunnen bekijken wat hun mogelijkheden zijn. In een vorig AO heeft de Minister toegezegd dat hij op die apps zou gaan kauwen. Wat heeft dat kauwen nou opgeleverd?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. We hebben heel veel agendapunten, dus ik begin snel. Ten eerste heb ik een vraag over de fiscale regeling voor bedrijfsoverdracht. Er kan nog niet worden geconstateerd of de mogelijke maatregelen effectief zouden kunnen zijn. Maar is er intussen wel een echt probleem geconstateerd? De vorige keer leek de Minister daar allerminst van overtuigd.
Op de regeldruk is nog fors wat kritiek vanuit het bedrijfsleven. Bedrijven merken te weinig van de verlichting, aldus ondernemersorganisaties MKB-Nederland en VNO. Uit hun onderzoek blijkt dat 87% van de ondernemers ontevreden is. Hoe kan dat nu? Een interessante suggestie is de mogelijkheid van een Bedrijfseffectentoets. Dit laat onverlet dat regelgeving soms nodig is en dat die ook voor regeldruk kan zorgen, maar een toets verplicht de politiek wel om er realistisch naar te kijken. Kunnen wij leren van de Europese systematiek van impact assessments? Een kritiekpunt is ook dat de aanpassingskosten niet worden meegenomen. Zou het niet eerlijker zijn om dit voortaan wel te doen in rapportages?
Een van de belangrijkste punten van kritiek van de SP is het uitblijven van goede digitale voorlichting. Hoe kijkt de Minister aan tegen het voortaan standaard ontwikkelen van een digitale regelhulp? Kan hiermee niet een zeer groot deel van de kennisachterstand van met name kleine ondernemers worden weggewerkt?
Een tweede belangrijk punt is het Ondernemingsdossier. Waarom is dat nog onvoldoende gevuld? Ik verwacht zelf erg veel van het Ondernemingsdossier. Ik heb steeds van opeenvolgende ministers gehoord dat wij daar heel veel van kunnen verwachten. Dan moet het natuurlijk wel voldoende relevante zaken bevatten voor ondernemers. Waarop moeten wij deze Minister over twee jaar, als dit kabinet echt naar huis gaat, afrekenen? Wanneer kunnen wij zeggen: nu heeft hij er een flinke slinger aan gegeven; mooi dat het zo werkt?
Dan kom ik op PIANOo. Ik vind het zorgelijk dat de kleine gemeenten maar 7% van de geënquêteerden vormen, terwijl ik daar relatief het vaakst kritiek op hoor. Bereikt PIANOo hen eigenlijk wel? Hoe zit het met de aanbestedingsadviseurs? Worden deze lieden extern ingehuurd? Er wordt namelijk erg vaak gebruikgemaakt van ondersteuning van andere organisaties bij aanbestedingen. PIANOo zou toch de vraagbaak moeten zijn, de plek waar aanbestedende diensten terechtkunnen voor best practices? Is dat wel zo?
Dan kom ik op TenderNed. Ik overhandig de Minister hierbij een A4'tje met een overzicht van het aantal storingen van TenderNed in de afgelopen maanden van 2015. Ik vraag de heer Ziengs om dit even aan de griffier te geven. Ik schrik van dat overzicht en ik hoop de Minister ook.
De voorzitter: Wij zullen dit overhandigen en tevens zorgen voor verspreiding.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dank u wel, voorzitter.
Er waren alleen al dit jaar maar liefst tien storingen. Intussen zijn het er wellicht elf of twaalf, gezien de frequentie, want ik heb maar tot 26 maart gekeken. Dat is toch te veel, vraag ik de Minister. Klopt het dat er inmiddels een rechtszaak in voorbereiding is vanwege vermoedens van onrechtmatige staatssteun aan TenderNed die wordt gesteund door platforms uit maar liefst vijftien landen die vrezen dat hun overheid ook een geldverslindend systeem gaat optuigen dat bovendien bedrijven wegconcurreert? Of loopt die rechtszaak zelfs al bij de Europese rechter? Dat is toch een beetje triest. Ik vind het sowieso hoog tijd voor een goed debat over de evaluatie van het aanbestedingsrecht. De klachten zijn niet van de lucht. Klopt het overigens dat ondernemers vanaf 27 juni wel degelijk kosten moeten maken omdat ze dan met eHerkenning moeten inschrijven om een e-offerte te kunnen indienen, zoals ook de heer Ziengs vroeg, en druist dat niet in tegen de motie van Van Boxtel?
De bagatelvrijstelling was een heel mooi initiatief destijds van, ik meen, CDA, VVD en PvdA. Het is interessant en jammer tegelijk om te lezen dat het allemaal niet heel effectief lijkt te zijn geweest. Is een en ander niet op te lossen – lees: te verbeteren – op een andere manier? Hoe heeft het veld gereageerd op het voornemen om de verruiming in te trekken? Gaat het dan om de hele bagatelvrijstelling of alleen om het terugbrengen van het percentage van 10 naar 5?
Het is zorgwekkend dat 45% van de kleine bedrijven die ondernemersfinanciering aanvragen, wordt afgewezen. Hoe vindt de Minister het dat kleine kredieten relatief veel duurder zijn dan grote, dat zij het hoogste rentepercentage kennen? Bankiers kennen de Garantiefaciliteit Ondernemingsfinanciering beter dan ondernemers. Dat verbaast mij. Hoe kan dat nou? Banken zouden toch meer werk gaan maken van ondernemers doorverwijzen naar en attenderen op het bestaand overheidsinstrumentarium?
Dan kom ik op toerisme. Hoe staat het met de gesprekken met het NBTC (Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen)? Lukt het hun om met het budget, dat fors is verlaagd in de vorige begroting, te doen wat ze moeten doen, onder andere waar mevrouw Mulder al op wees: toerismespreiding, waarbij niet iedereen alleen naar Amsterdam gaat maar juist het hele land in gaat? Hoever is het denken over het verlaagde btw-tarief voor de toeristische sector intussen gevorderd? Ik begrijp dat de sector zich grote zorgen maakt als die van tafel gaat.
Ik ben blij dat de Retailagenda er is. Ik heb er wel een paar vragen over. Aan wat voor soort vloeroppervlakte van winkels wordt gedacht bij het schrappen: wijde winkels, slecht lopende winkelcentra? Daarnaast is het hartstikke mooi dat de kennis en kunde om een webwinkel te beginnen daarin is opgenomen, maar laat de Minister daar dan ook een potje voor reserveren. Wie moet het anders gaan betalen? En waaraan moet ik denken bij de maximale experimenteerruimte in landelijke en lokale regelgeving om ondernemerschap te versterken? Nu kan ik het nog niet helemaal op zijn merites beoordelen.
Tot slot maak ik mij zorgen over de gereglementeerde beroepen. Ik snap dat je zaken tegen het licht wilt houden, maar kan de Minister de Kamer toezeggen dat zij in alle gevallen een stem heeft? Hij moet zaken dus steeds voorleggen aan de Kamer voor akkoord. De Minister geeft het voorbeeld van de makelaars. Dat geloof ik allemaal wel maar, heel simpel gezegd, mensen gaan voor honderdduizenden euro's een schuld aan als ze een huis kopen. Ze moeten dan zelf op de markt uitzoeken wie een goede makelaar is, maar zo eenvoudig is dat helemaal niet. Als je bijvoorbeeld «goede makelaar» googelt, dan kom je minstens tien sites tegen waarbij je met allerlei verschillende procedures op totaal andere makelaars uitkomt. Sommige zijn meer gericht op recensies, andere meer op kosten. Heel vaak kijken mensen natuurlijk naar kosten. Ik wil maar zeggen dat je, als je als overheid bij gereglementeerde beroepen stappen terugzet en zegt dat mensen zaken zelf moeten kunnen beoordelen, daarmee lasten over de schutting kiepert. Dan zorg je ervoor dat burgers veel meer zelf moeten gaan doen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Mevrouw Gesthuizen sprak over de Retailagenda. Het is ontzettend belangrijk dat winkeliers stappen kunnen zetten om klanten aan te kunnen trekken. Zij had het daarbij over een potje. Wat bedoelt zij precies met dat potje voor de webwinkels?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Het is fijn dat mevrouw Mulder dat vraagt. Wij hebben vaker gezien dat het kabinet samenwerkt met ondernemersorganisaties en mooie plannen opstelt. Dan komt er een prachtig plan van aanpak uit, dat aan de Kamer wordt voorgelegd. Dan zeggen wij: mooi, ga er maar mee aan de slag. Maar uiteindelijk blijkt de financiering dan een enorm probleem te zijn. Wij hebben vorige week of de week daarvoor een debat gehad met de Minister over de veiligheid van bedrijven die via internet zakendoen of die gedigitaliseerde klantenbestanden hebben. Die moeten zichzelf beschermen tegen hack of inbraak. Toen heb ik ook al gezegd: kijk nou of je als overheid een potje kunt optuigen zoals dat er destijds was bij Economische Zaken in de vorm van Veiligheid Kleine Bedrijven. Dat bestempel je als iets wat voor digitale zaken gebruikt kan worden. Voor het opvijzelen van digivaardigheden van ondernemers is blijkbaar veel animo bij het Ministerie van EZ. Daarmee willen wij de economie stimuleren. Daar zou je dat goed voor kunnen gebruiken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik wacht even het antwoord van de Minister af, maar ik zou het goed vinden om mee te denken over de vraag waar de verantwoordelijkheid van de ondernemer ligt om zichzelf te scholen – je gaat niet onmiddellijk aankloppen bij de overheid – en wat dat zou toevoegen. Daar ben ik benieuwd naar.
De voorzitter: Dan geef ik het woord aan de heer Öztürk namens groep Denk.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Officieel is het hier Groep Kuzu/Öztürk, maar buiten is het Denk. U mag ons ook Denk noemen, voorzitter.
De voorzitter: Ik dacht: ik doe het helemaal goed.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Voorzitter. Wij willen opkomen voor de kleine ondernemer. Ondernemers met minder dan tien personeelsleden zorgen voor 2 miljoen banen. Dat is 25% van de totale Nederlandse werkgelegenheid. Wij zouden graag speciale aandacht voor deze specifieke groep willen zien in de plannen van de regering, want zij zijn binnen het mkb de meest kwetsbare groep.
Onze inbreng kent drie hoofdpunten. Ons eerste punt is de regeldruk. Met alle regeltjes en administratie wordt het ondernemers niet gemakkelijk gemaakt. Als je te klein bent om daar speciaal iemand voor in dienst te nemen, dan moet je het allemaal zelf doen. Daar heb je bijna een fulltimebaan aan. Dan ben je meer administrateur dan ondernemer. Dat komt de business en het plezier niet ten goede. Dat komt dus ook de Nederlandse economie niet ten goede. Enthousiasme en energie druipen weg, frustratie neemt toe.
Ons tweede punt betreft de banken. Banken zijn verantwoordelijk voor een goede mkb-financiering. Dat is hun maatschappelijke taak. Helaas handelen banken daar niet naar. Wij zien een scherpe daling van het aantal kleine leningen. Banken bezuinigen kredietverlening aan het kleinbedrijf meer en meer weg.
De heer Ziengs (VVD): Ik heb een vraag over de regeldruk. De heer Öztürk zegt zeer terecht dat kleine ondernemers daar heel veel last van hebben. Wij zitten nu in dit gezelschap bij elkaar. Ik kom ook vaak in de zaaltjes en dan vraag ik aan de ondernemers: welke regels zijn dat dan? Misschien kan de heer Öztürk drie regels opnoemen waarvan wij met elkaar kunnen zeggen: aan die regels moeten wij iets doen.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Die vraag stel ik ook aan de ondernemers die de regeldruk bij mij aankaarten. Die concrete regels ga ik nu niet noemen. Het gaat erom dat de Tweede Kamer regels maakt die zowel gelden voor een ondernemer met 10 personeelsleden als voor een ondernemer met 1.000 personeelsleden. Daar stoort men zich aan. De kleine ondernemer zegt: wij moeten een stuk gaan invullen alsof wij een groot bedrijf zijn als Shell of Heineken. De kleine ondernemer wil dat regels op maat worden gemaakt. Denk aan het «small first»-verhaal.
De heer Ziengs (VVD): Ik vind het een goed voorbeeld. Vandaar mijn vraag: verduidelijk dat. Het voorbeeld van beperkende regels die aan grote bedrijven worden opgelegd maar die ook gelden voor kleine bedrijven, is een goed voorbeeld. Maar misschien kan de heer Öztürk toch wat concreter worden en een paar dingen noemen. Dan weten wij voor een volgende keer waar wij op kunnen sturen met elkaar.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Dit is mijn hoofddoel. Dit is waarom ik voor de kleine ondernemer wil opkomen. De kleine ondernemer wordt gezien en behandeld als een grote ondernemer. De kleine ondernemer kan al die papierdruk niet aan. Dat is mijn hoofdpunt. De details heb ik op dit moment niet voor de heer Ziengs.
De banken willen zo veel mogelijk winst maken, maar dat is funest voor het algemeen belang. Vergelijk het met de situatie dat de NS alleen nog maar in de Randstad wil gaan rijden en de rest van de lijnen opheft omdat daar weinig winst te halen is. Dat laten wij toch ook niet gebeuren? Banken zijn geen gewone bedrijven. Ze zijn een cruciaal onderdeel van onze economische infrastructuur. Daarin moet je als overheid durven in te grijpen als het niet goed gaat. Als je banken daarbij in hun portemonnee treft, zul je zien dat ze snel veranderen. Is de Minister het met ons eens dat banken verantwoordelijk zijn voor een goede mkb-financiering? Is hij bereid ervoor te zorgen dat banken die verantwoordelijkheid niet ontlopen?
Ons derde punt betreft bedrijfsoverdrachten. Net als op het gebied van kredietverlening aan het mkb doen wij het op dat gebied aanzienlijk minder goed dan de rest van Europa. Het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten is slechts de helft van het gemiddelde in de Europese Unie. Dat zorgt naar schatting voor een verlies van 50.000 banen en van 3 miljard omzet per jaar. Ik heb daar een aantal moties over ingediend. In 2013 heb ik een motie (33 750-XIII, nr. 25) ingediend waarin wordt gevraagd om onderzoek. In 2014 heb ik een motie (34 000-XIII, nr. 26) ingediend waarin ik aan de Minister vraag: durft u met uw ambtelijke apparaat en al uw diensten en medewerkers een target te stellen en u daaraan te houden? De Minister durft dat niet aan. Hij wil zich niet committeren aan een target om bedrijfsoverdrachten te verminderen. Ik hoop hem nu zo ver te krijgen dat hij dat wel durft. Dan gaan nu, zoals ook mevrouw Gesthuizen zei, de laatste twee jaar in. Ik hoop dat de Minister zegt: ik wil de laatste twee jaar wel een target stellen en wel middelen inzetten om die bedrijfsoverdrachten aan te pakken.
Wij denken dat het goed is om de focus te leggen op het kleinbedrijf. Daar is de regeldruk het meest belastend en daaraan worden steeds minder leningen verstrekt. Is de Minister bereid microbedrijven met minder dan tien personeelsleden tot speerpunt van zijn beleid te maken? Daar zijn de problemen het grootst en valt dus de meeste winst te behalen.
Ik heb nog twee concrete vragen over de gastvrijheidseconomie. De eerste gaat over de anbi-status van de zwembaden. Zwembaden zonder winstoogmerk zijn hun anbi-status verloren. Hierdoor kunnen ze hun energiebelasting niet langer terugvragen en wordt hun voortbestaan rechtstreeks bedreigd. Wil de Minister bij zijn collega van Financiën pleiten voor de terugkeer van de anbi-status voor deze zwembaden? De tweede vraag betreft de rol van de Minister bij de actieagenda's van Gastvrij Nederland. De Minister heeft in zijn brief van 23 juni jl. enthousiast op de plannen van Gastvrij Nederland gereageerd, maar committeert zich verder nergens aan. Kan hij niet een stapje verdergaan en jaarlijks de concrete voortgang monitoren en bijsturen als dat nodig is?
De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Mijn collega Ed Groot heeft in het vorige algemeen overleg aandacht gevraagd voor de wijze waarop kleine ondernemers in Nederland worden uitgeknepen door grote bedrijven bij het betalen van de rekeningen. Je ziet dat grote bedrijven hun kasstroom steeds meer voorfinancieren door kleine bedrijven niet op tijd hun centjes te geven en zelfs contractueel heel lange betalingstermijnen vast te leggen. De grote jongens betalen te laat en financieren op die manier hun eigen bedrijf. Mijn collega Mei Li Vos heeft hier ook Kamervragen over gesteld omdat blijkt dat slechts 14% van alle ondernemers – dan gaat het met name om het kleinbedrijf en zzp'ers – op tijd wordt betaald. Ik kan mij herinneren dat Nederland vooropliep in de betalingsmoraal, maar nu verslechtert de situatie drastisch. Ik hoop dat ik het goed heb begrepen, want mijn collega Ed Groot zat daarbij, maar ik geloof dat de Minister toen zei dat dergelijke uitknijppraktijken – dat is mijn woordkeuze – onder het vrije contractrecht vallen. Is dat nou zo?
Ik maak een vergelijking met het arbeidsrecht. De overheid stelt allerlei minimumeisen aan de wijze waarop contracten worden vormgegeven. Waarom geldt dat niet ook voor kleine ondernemers die met grote ondernemers te maken hebben? Ik vraag dat vooral omdat steeds minder mensen een vast arbeidscontract hebben. Steeds meer mensen worden zzp'er. Wij hebben er bijna een miljoen. Steeds meer mensen hebben een klein bedrijf. Dat willen wij ook als overheid. Tegelijkertijd zorgen wij er niet voor dat die mensen fatsoenlijk beschermd zijn. Als je ziet dat de samenleving verandert, dan zou je daar toch een keertje goed bij stil moeten staan. Ik ben niet helemaal tevreden over de wijze waarop de Minister daar vorige keer op heeft geantwoord. Graag krijg ik een reactie van de Minister. Wat de PvdA-fractie betreft zou het goed zijn om de verhouding tussen grote en kleine spelers in onze economie eens goed te bekijken en de minimumeisen van fatsoenlijk betalingsverkeer vast te leggen. Is de Minister daartoe bereid? Op welke manier gaat hij de nijvere bijen van onze economie beschermen tegen de hongerige aasgieren? Het mag duidelijk zijn dat wij een motie overwegen op dit punt.
Op bedrijfsfinanciering heeft met name deze Minister heel veel inspanningen verricht toen hij door de Kamer werd gewezen op de nijpende situatie waarin onze bedrijven verkeren. Dat deed hij mede naar aanleiding van veel Europees onderzoek, waaraan wij hier eerder hebben gememoreerd. De Minister verdient daar een compliment voor. Je kunt nu in de rapportage zien dat er in 2014 verbeteringen tot stand zijn gebracht met onder andere een groei van 10% bij de BMKB-regeling. Voor zover ik dat kon herleiden vond dat al plaats in de eerste helft van 2014, dus voordat de algemene economische situatie verslechterde. Mijn fractie ziet dat die regelingen beter gebruikt worden naarmate de economie verder groeit. Het zou natuurlijk mooi zijn als die regelingen juist anticyclisch werken, als de overheid die bedrijven een handje helpt als het slecht gaat. Dat de regelingen nu steeds beter gebruikt worden, begrijpen wij gezien de economische groei die nu mede door de goede maatregelen van deze Minister weer aantrekt. Maar het zou beter zijn als het beleid wat meer anticyclisch wordt ingericht.
Dan is het toch de vraag hoe je duidelijkheid schept in dat amalgaam – om het wat vriendelijker te formuleren – in de eclectische wijze waarop de instrumenten van EZ voor de financiering van onze bedrijven zijn vormgegeven. Een aantal andere woordvoerders heeft daar vandaag ook aandacht voor gevraagd. Het is gewoon niet duidelijk. Dan kun je proberen om de loketten te verbeteren, zoals een aantal partijen voorstelt en zoals ik heb teruggelezen in de stukken van de Minister, maar ik denk dat je het probleem bij de wortel moet aanpakken en dat je eens goed moet bekijken of al die regelingen niet op een andere manier moeten worden ingericht.
Het zou daarbij wat mijn fractie betreft veel meer moeten gaan om het verstrekken van eigen vermogen in plaats van het verstrekken van vreemd vermogen. Vreemd vermogen leg je immers altijd boven op een bestaande situatie, terwijl veel bedrijven, met name kleine groeiende bedrijven, minder dan € 200.000 aan financiering nodig hebben. Dan gaat het met name om eigen vermogen. Dit kabinet heeft het zogeheten Dutch Good Growth Fund (DGGF) opgericht. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is belast met het investeren van 750 miljoen euro in kleine bedrijven in het buitenland, juist om het probleem aan te pakken van wat ze in het Engels «the missing middle» noemen. Het zou goed zijn als wij in Nederland eens een keer hetzelfde gaan doen. Graag krijg ik hier een reactie op van de Minister.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De PvdA vraagt terecht aandacht voor het eigen vermogen dan wel voor het achtergesteld vermogen dat bedrijven nodig hebben om verder te kunnen groeien. Hoe kijkt de PvdA-fractie aan tegen het herinvoeren van een soort tanteagaathregeling? Die is immers gericht op het verder versterken van het eigen vermogen.
De heer Jan Vos (PvdA): Die tanteagaathregeling heeft goed gewerkt maar daar zaten ook een aantal nadelen aan vast. Zo trokken met name de mensen die toch al alle centjes hadden profijt daarvan. Daarom hebben wij die indertijd weer ingetrokken. Ik vind het helemaal niet verkeerd om daar weer naar te kijken maar ik zie modernere instrumenten. Steeds meer landen investeren met grote sovereign wealth funds. Zie bijvoorbeeld het succes van ontwikkelingsbanken, zoals onze eigen FMO (Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden), waar de overheid voor de helft in participeert samen met een aantal grote Nederlandse banken. Die is na de Tweede Wereldoorlog opgericht, maakt jaar op jaar rendement en behaalt ook belangrijke ontwikkelings-, werkgelegenheids-, sociale en milieudoelstellingen. Kijk naar het succes van de IFC (International Finance Corporation), een onderdeel van de Wereldbank, waar Nederland een cruciale rol in heeft gespeeld. Die vindt op dit moment navolging, onder andere in China met de oprichting van de AIIB (Asian Infrastructure Investment Bank). Daar wil Nederland ook in participeren. Naar ik aanneem gebeurt dat pas nadat aan de juiste sociale en milieustandaarden wordt voldaan. Klopt dit, zo vraag ik de Minister. Ik denk dat het goed zou zijn als wij het instrumentarium dat wij nu hebben in Nederland, moderniseren en kijken naar de wijze waarop banken succesvol hebben opgetreden. Wij zouden moeten bekijken hoe wij een fonds zoals Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat heeft opgezet, ook voor ons eigen Ministerie van Economische Zaken kunnen vormgeven.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik vind het goed om te horen dat de PvdA net als het CDA zou willen nadenken over hoe je zo'n tanteagaathregeling naar een nieuwe standaard kunt brengen, met name vanuit die eigenvermogenskwestie. Je kunt een en ander natuurlijk aanvliegen vanuit de overheid, maar je kunt dat ook doen van onderop, vanuit de samenleving. Het CDA vindt dat de samenleving altijd als eerste aan zet is. Dat de PvdA daarover mee wil denken doet mij deugd.
De heer Jan Vos (PvdA): Ondernemers hebben in box 2 heel veel mogelijkheden om vermogen te herinvesteren in de samenleving. Zij worden daar terecht fiscaal soepel voor behandeld. Dat is bij de belastingherziening in de plaats gekomen van de tanteagaathregeling. Dat is op dit moment een heel goede manier van werken. Ik kijk uit naar de voorstellen van het kabinet om het belastingstelsel te hervormen, maar de conclusie dat de Partij van de Arbeid voorstander is van een tanteagaathregeling laat ik even voor rekening van het CDA.
De heer Verhoeven (D66): Ik heb ook een vraag over de bedrijfsfinanciering. De heer Vos schetst de situatie wel goed.
De heer Jan Vos (PvdA): «Wel goed» of gewoon «goed»?
De heer Verhoeven (D66): Het is ingewikkeld. Ondernemers weten door het woud van allerlei regelingen vaak niet precies waar ze aan toe zijn. Hij zei: loketten kunnen misschien een beetje helpen. Maar daarna noemde hij weer allerlei nieuwe mogelijkheden om dat woud nog dichter te maken. Misschien is het een idee om, in plaats van allerlei nieuwe instrumenten erbij te zetten, alle bestaande instrumenten – of het nou een subsidie, lening, kredietvorm of fonds is – op één plek bij elkaar te brengen, waar elk bedrijf kan vinden wat er allemaal is. Dan hoeven ze niet op vijf sites te zoeken. Dan kan een bedrijf veel makkelijker de weg vinden. In plaats van weer nieuwe dingen erbij doen, zou de heer Vos echt werk moeten maken van het overzicht.
De heer Jan Vos (PvdA): Misschien heb ik het niet helemaal goed uitgelegd. Mijn punt was de manier waarop een aantal woordvoerders, ook die van D66, communiceert over al die regelingen. Ik denk dat het probleem bij de bron moet worden aangepakt, dat er gewoon te veel regelingen zijn. Als ik heel eerlijk ben, heb ik soms als woordvoerder al moeite om al die regelingen en afkortingen uit elkaar te houden, dus laat staan hoe ondernemers die bekijken. Een aantal regelingen wordt door de ondernemers als heel goed beoordeeld: de wbso (wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk) en de RDA (research and development-aftrek). Maar ze constateren ook een aantal problemen. Dan gaat het met name om de financiering van kleinere bedrijven onder de € 200.000. Dat is wereldwijd een probleem, maar juist die kleinere bedrijven bepalen voor twee derde de groei van de werkgelegenheid in Nederland. Van alle nieuwe banen wordt twee derde door het mkb gerealiseerd. Maar in het toekennen van kredieten aan bedrijven scoren wij heel laag in de Europese lijstjes. Wij bezetten de een-na-laatste plaats van alle Europese landen. De Minister heeft veel gedaan. Er is verbetering zichtbaar maar die is dusdanig marginaal dat een aantal bestaande regelingen eruit zou moeten, dat wij het instrumentarium moeten moderniseren en dat wij moeten kijken naar het succes dat wij hebben met investeringsbanken in het buitenland maar ook in Nederland. Een fonds zoals dat is opgericht onder leiding van Minister Ploumen zou wellicht voor EZ ook een idee zijn. Daar krijg ik graag een reactie op van de Minister.
De voorzitter: Ik verzoek de leden een korte vraag te stellen maar ook kort te antwoorden.
De heer Verhoeven (D66): Nu snap ik het. Dus de heer Vos zegt eigenlijk: ik wil een nieuw fonds bij EZ; ik wil dan een aantal bestaande regelingen schrappen. Prima. Dat is helder. Dat vind ik een goed idee. Kan de heer Vos aangeven welke regelingen hij zou willen schrappen? Dat is namelijk het grote probleem: er wordt altijd iets nieuws bedacht, maar er wordt nooit wat geschrapt.
De heer Jan Vos (PvdA): Ik zou het wat flauw vinden om 3 regelingen te noemen van de ruim 50 die wij nu hebben. Er staan nu wel regelingen op mijn netvlies maar ik laat mij toch niet verleiden om die te noemen. Ik wil de Minister vragen om eens heel goed naar het hele bestaande palet te kijken en een aantal van die regelingen eruit te halen, wat mij betreft een groot aantal, en het instrumentarium te moderniseren. Daarbij moet er een verschuiving plaatsvinden van het verstrekken van garanties en vreemd vermogen naar het verstrekken van eigen vermogen, ook omdat de StartupNL-agenda zo wordt onderschreven door de VVD, onze coalitiepartner, maar ook door D66 en de Minister zelf; hij noemde het vorige keer zelfs een hobby van hem, heb ik gelezen in het verslag. Die start-ups kunnen alleen maar floreren als ze ook voldoende van eigen vermogen worden voorzien – daar zit het probleem voor die kleine bedrijven – dan volgt het vreemd vermogen vanzelf.
De voorzitter: Gaat u verder en houdt u het heel kort.
De heer Jan Vos (PvdA): Ik zal het heel kort houden omdat ik uitgebreid de tijd heb genomen voor mijn antwoorden.
Hoe is het met de Bedrijfseffectentoets? Dat is een van de manieren om de regeldruk terug te brengen. Hoe is het met de grensproblematiek? Een aantal ondernemers wijst op problemen van opereren over de grens, met name in Duitsland en België. De sectoren bouwen en beveiliging hebben daar aandacht voor gevraagd. De Minister stuurde daar een brief over. Graag wil ik dat hij extra haast maakt, gezien de werkloosheid in de grensregio's.
Omwille van de tijd bewaar ik een aantal punten voor de tweede termijn.
De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Met het regeldrukprogramma van de Minister is 2,5 miljard aan structurele regeldrukverlaging gemoeid, maar de vermindering van die regels is niet altijd merkbaar. Ondernemers zeggen altijd: wij hebben te maken met structurele regeldruk maar ook met aanpassingskosten van veranderende regels. Daarom is 87% van hen nog steeds ontevreden. Een voorbeeld is de cookiewet. Die zou gepaard gaan met een structurele lastenverlaging van 10 miljoen, heeft de Minister gezegd. Maar bedrijven maken vooral eenmalige kosten om hun cookieprotocol aan te passen. Is de Minister bereid om de eenmalige aanpassingskosten inzichtelijk te maken en mee te gaan laten tellen? Dat zijn hoge kosten die nu niet in de sommetjes van de Minister zitten.
Verder vind ik het opvallend dat wij het altijd hebben over regels schrappen. Zo zegt de heer Öztürk: ik wil regels schrappen, ik weet alleen niet welke. En de heer Vos zegt: ik wil regelingen schrappen, ik weet alleen niet welke. Dat maakt het niet heel geloofwaardig. Als je zegt dat het allemaal minder moet, dan moet je ze ook kunnen noemen. Als je dat niet kunt, dan is dat twijfelachtig.
Daarom wil ik in plaats van de heren Öztürk en Vos super-Commissaris Timmermans eens noemen. Het CDA deed dat ook. Die kan in Europa regeldruk vetoën. Die kan gewoon zeggen: ho, stop, no! Hij kan het ook nog eens in zes talen. Dat maakt het extra sterk. Bovendien wordt in de EU een impact assessment gedaan. Daarbij wordt door een onafhankelijke partij bekeken of iets werkt. Zou de Minister ook niet een echte regelwaakhond, regelregisseur, regelvetomacht in het kabinet moeten worden en deze systematiek moeten doorvoeren?
Dan kom ik op de modernisering van wetten. Daar zei de heer Ziengs ook al wat over. Ik ben het grotendeels met hem eens. Heel veel nieuwe ideeën, technologieën en manieren van ondernemen worden tegengehouden door de wet. Hij noemde goede voorbeelden. Ik noem een ander voorbeeld: de Wet markt en overheid. Een aantal bepalingen daarin is zodanig breed geformuleerd dat overheden nog steeds allerlei activiteiten ontplooien die ze prima aan de markt kunnen overlaten of die met de markt concurreren. Dus in plaats van een opdracht van de overheid krijgen steeds meer ondernemers tegenwoordig concurrentie van de overheid. Hoe verloopt de broodnodige modernisering van deze wet? Ik begrijp dat er een evaluatie aankomt. Komt de Minister na de evaluatie met een wetsvoorstel? De heer Ziengs laat op dit punt ook al even op zich wachten. Ik hoop dat hij ook een beetje vaart wil maken, want hij heeft de vorige keer aangekondigd daarmee aan de slag te gaan.
Over toerisme is al heel veel gezegd, vooral heel verstandige dingen door mijn collega's van de VVD en het CDA. Nederland trekt steeds meer toerisme maar vooral Amsterdam loopt echt tegen de randen op. Nederland heeft heel veel te bieden. Zelf ben ik ook vaak in de regio. Ik denk vaak aan Zeeland, de Achterhoek en Limburg. In al die gebieden zijn prachtige parels te vinden maar staat de werkgelegenheid juist onder druk. Ook de oude binnenstad van Gouda, het Kröller-Müller Museum en de Waddeneilanden zijn plekken waar te weinig toeristen komen omdat het openbaar vervoer vaak niet goed geregeld is. Vandaar dat wij zeggen: kom met één nationale toeristenpas, waarmee toeristen een aantal dagen van alle soorten openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Is de Minister bereid hier werk van te maken? Ik las dat de Staatssecretaris van I en M in ieder geval positief is, dus kan de Minister aangeven wanneer de eerste toeristenpas kan worden uitgereikt?
Dan kom ik op de aanbestedingen. Collega Gesthuizen zei al iets over TenderNed. Zij is altijd druk bezig met TenderNed. Ik steun haar daar zeer in, maar ik heb een ander punt. Vanaf 27 juni moeten alle ondernemingen die een dienst bij de overheid willen afnemen, een eHerkenning hebben. Dat heeft mevrouw Gesthuizen ook al gezegd. Ik sluit mij aan bij haar vraag: kan de Minister dit probleem wegnemen? Wij hebben nu net die KvK-boete van tafel gekregen, maar nu zitten wij weer met € 30 die je per jaar moet betalen voor die verplichte eHerkenning. Graag krijg ik een antwoord van de Minister.
Dan kom ik op de pensioenfondsen. In het Aanvullend Actieplan mkb-financiering zijn de eerste successen van het Dutch Venture Initiative (DVI) geboekt. Het belang van de Nederlandse venture capital-sector kan niet worden onderschat, maar er is nog steeds een heel groot verschil tussen bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Nederland. Succesvolle start-ups als Shapeways, WeTransfer en blendle hadden allemaal Amerikaanse investeringen nodig. Als wij qua investeringen door private partijen zoals pensioenfondsen echt op het niveau van de Verenigde Staten willen komen, dan moeten wij het beleggen in start-ups veel aantrekkelijker maken. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft dat ook gezegd in zijn rapport over durfkapitaal en groene start-ups.
Hoeveel tijd heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter: Eén minuut en tien seconden en de heer Vos heeft een vraag voor u.
De heer Jan Vos (PvdA): Ik zal iets helpen. Begrijp ik het goed dat de heer Verhoeven steun uitspreekt voor het initiatief dat de Partij van de Arbeid vandaag heeft genomen om zo'n fonds op te richten waarmee wordt geïnvesteerd in startende bedrijven? Hij schetst precies het probleem waarvoor ik zojuist de oplossing heb gegeven.
De heer Verhoeven (D66): Het overkomt ons wel vaker dat de PvdA en D66 het eens zijn over problemen. Dus inderdaad, de heer Vos heeft een goede analyse van de problemen gegeven. Alleen de oplossing wil nog weleens uiteenlopen. Ik vond zijn idee voor een fonds helemaal niet verkeerd. Ik heb daarbij een beetje dezelfde houding als zijn houding tegenover de tanteagaathregeling die mevrouw Mulder opperde: ik wil daar graag over meedenken. Alleen, de heer Vos weigerde vervolgens om een aantal bestaande regelingen te schrappen. Dat zou hij dan ook moeten doen, anders komen er alleen maar meer appels aan de boom. Wij moeten op een gegeven moment ook een aantal bedorven appels gaan verwijderen. Dat wilde hij nog niet doen. Daar zit het verschil.
De heer Jan Vos (PvdA): Voor alle helderheid: ik heb de Minister verzocht om een inventarisatie te maken van welke regelingen geschrapt zouden kunnen worden. Dus integendeel, ik heb gesteld dat er een woud aan regelingen is en dat daarin geschrapt moet worden. Wat mij betreft vindt dan ook een moderniseringsslag plaats. D66 bevindt zich nog steeds aan de kant van de constructieve oppositie: wel meedenken maar op het moment dat het erop aankomt moeilijk doen. Wij gaan gewoon gezellig op deze weg verder de komende jaren.
De voorzitter: De heer Verhoeven vervolgt zijn betoog.
De heer Verhoeven (D66): Nee, ik moet eerst nog antwoord geven op de vraag van de heer Vos die geen vraag was maar waar zo veel impliciete onjuistheden in zaten dat ik die niet onweerlegd kan laten. Wij zijn inderdaad constructief maar wij doen veel meer dan alleen meedenken. Ik denk dat het goed is als wij samen serieus kijken naar een manier om het landschap van al die regelingen wat op te schonen. Ik heb aan de heer Vos gevraagd: noem er eens drie. Toen bleef het stil. De komende tijd moeten wij gebruiken om een aantal van die regelingen te noemen en te schrappen. Misschien schept dat wat extra ruimte voor de droom van de heer Vos van een fonds à la het Dutch Good Growth Fund.
Ik had het over een ander punt, namelijk het DVI. Dat is een soort fonds van fondsen, om het nog eens extra ingewikkeld te maken. Het idee was dat het groot genoeg zou zijn voor pensioenfondsen om in te beleggen. Dat is helaas niet gebeurd. Kan de Minister aangeven waarom pensioenfondsen het DVI niet aantrekkelijk vinden? Heeft dat te maken met het trackrecord van het rendement van het European Investment Fund (EIF)? En kan de Minister het rendement van het EIF beter inzichtelijk maken? Ook hoor ik signalen dat pensioenfondsen het huidige DVI wellicht zouden willen overnemen om er een privaat fonds van fondsen van te maken. Is de Minister bereid om naar die optie te kijken? Pensioenfondsen geven aan dat ze wel willen maar dat ze meer informatie over het Nederlandse mkb willen hebben. Het rapport MKB in Beeld is daar een heel belangrijke bron voor. Gaat de Minister een vervolg geven aan dat rapport?
Dan kom ik op Startup-bv. Ik heb de afgelopen maanden gelezen dat de VVD zich zorgen maakt over de voortgang van Startup-bv, maar ik kan haar geruststellen. Wij hebben heel veel positieve reacties gekregen uit de start-upwereld, zowel van notarissen als investeerders en mensen als Willem Vermeend. Wij zijn nu met al die mensen in gesprek en werken hun suggestie uit. Daarna zullen wij aan de Minister van Economische Zaken vragen om te reageren op de plannen. Maar ik las dat de VVD inmiddels ook een groot voorstander is van Startup-bv, dus ik zie na de nationale toeristenpas veel ruimte voor verdere samenwerking om de economie en het ondernemerschap in dit land te versterken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Hoorde ik de heer Verhoeven nou pleiten voor doorzettingsmacht voor de Minister van EZ om regeldruk te verminderen?
De heer Verhoeven (D66): «Doorzettingsmacht» is een woord geworden waar zo veel onder valt dat het geen inhoud meer heeft. Het is een containerbegrip. Ik heb het iets concreter proberen te zeggen. Ik heb de Minister willen vragen om de systematiek over te nemen van Frans Timmermans, de super-Commissaris die de regeldruk in Europa moet verminderen. Hij is echt een waakhond met tanden en kan elke Commissaris vertellen: ho, ho, ho, dit gaat weer veel te veel nieuwe regeltjes opleveren. Ik zou graag willen dat Minister Kamp die rol vervult in het kabinet. Je kunt zeggen dat het een soort doorzettingsmacht is, maar ik zou zeggen dat het een soort vetomacht moet zijn die veel te vergaande regeldruk uit wetten die door collega's worden ingediend, kan tegenhouden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik vermoedde het al, want we hebben een paar maanden geleden een motie ingediend die dit tot doel had. Toen heeft D66 tegengestemd. Ik zou graag willen weten hoe wij dit gaan doen. Het CDA wil ook graag dat de Bedrijfseffectentoets, waaraan ik al refereerde – oud-minister Timmermans houdt zich hier nu mee bezig – concreter wordt. Waar zouden wij elkaar kunnen vinden?
De heer Verhoeven (D66): Ik herinner me die motie, maar die motie had echt een totaal andere inhoud dan wat ik hier net gezegd heb. Laat ik dat misverstand even wegnemen. Wij zijn het eens over een centralere sturing door één Minister om de regeldruk te verminderen. Hij moet tegen zijn collega's in het kabinet kunnen zeggen: dit levert zo veel extra gedoe op voor ondernemers, dat wij dat niet moeten willen. Hij moet een regelregisseur zijn. Ik zal de motie van het CDA nog even opzoeken en dan aan mevrouw Mulder uitleggen waarom we tegengestemd hebben. Daar hebben wij ongetwijfeld een goede reden voor gehad. Volgens mij ging die motie echt over iets anders. Ik denk dat we wel degelijk werk kunnen maken van een sterkere positie van de Minister van Economische Zaken. Hij moet ervoor waken dat er allerlei wetten en regels bijkomen aan de onderkant, terwijl we ze aan de bovenkant schrappen.
De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. De Minister heeft aangegeven dat hij meteen kan antwoorden. De Kamerleden mogen maximaal twee keer interrumperen.
Minister Kamp: Voorzitter. Het is geen straf om Minister van Economische Zaken te zijn, zeker niet op dit moment, nu we echt merken dat het economisch weer de goede kant opgaat. We hebben een periode gehad waarin het slecht ging. We hebben een periode gehad waarin we ons aan het herstellen waren. Op dit moment maken wij de overgang van herstel naar consolidatie van groei en het verder uitbouwen van die groei. De verwachting is dat de economische groei dit jaar richting de 2% gaat. Deze groei wordt niet alleen gesteund door de export – het gaat trouwens erg goed met de export; naar verwachting is er dit jaar een groei van 5%, maar de eerste maanden van dit jaar zaten we daar aanmerkelijk boven – maar ook door de consumentenbestedingen. Die zullen dit jaar en volgend jaar toenemen, naar verwachting. Dat betekent dat we nu twee pijlers hebben onder de economische groei: zowel onze export als de binnenlandse markt. We merken dat sectoren die tot dusver achterbleven, nu ook weer aan het groeien zijn. De horeca en de zakelijke dienstverlening hadden het beste jaar sinds 2008. Zij hadden allebei een groei van zo'n 5%. Zelfs de retail herstelt zich nu weer voorzichtig: er zit een heel kleine plus in. Ook de buitenlandse investeringen blijven hoog. De belangstelling vanuit het buitenland om in Nederland te investeren is groot. Het gaat dus echt de goede kant op.
Voor de wat verdere toekomst is het van groot belang dat ons bedrijfsleven zich blijft vernieuwen. Ik ben optimistisch over de perspectieven op vernieuwing door ons bedrijfsleven. Wij zijn een van de vier landen in de wereld die het meeste profijt trekken van ICT. Wij hebben een heel goede internetinfrastructuur. Zoals sommige woordvoerders al zeiden, komt 14% van de nieuwe werkgelegenheid van snel doorgroeiende starters. Dat zijn bedrijven die recentelijk zijn opgestart en die nu doorgroeien, waarmee ze goed zijn voor 14% van de nieuwe werkgelegenheid.
Er zijn ook erg veel octrooien in Nederland. In de Europese Unie zijn we in octrooien groter dan Frankrijk, Spanje en Italië. We zijn de nummer drie van de Europese Unie en de nummer zeven van de wereld. Al die octrooien bieden ook weer mogelijkheden voor innovatie. Zij zijn het begin van innovatie. Die innovatie is al begonnen en kan worden toegepast door het bedrijfsleven. Zo kan zij weer gaan zorgen voor groei. Die groei hebben we te danken aan de ondernemers en de mensen die in de ondernemingen werken. Zij zorgen ervoor; zij maken producten met een zodanige prijs en kwaliteit dat ze die op de wereldmarkt kwijt kunnen. Ook in ons eigen land kunnen ze daarmee de concurrentie met andere landen aan. Ik denk dat de overheid daarin ook een positieve rol heeft gespeeld, zeker door hetgeen we op het gebied van EZ hebben gedaan. Dat is tot stand gekomen door het overleg tussen de commissie, de Kamer en mij. Ik denk bijvoorbeeld aan de laatste twee pakketten die we hebben gemaakt voor de versterking van de financiering van ondernemingen. Daaruit is al heel wat voortgekomen. Zo werd bijvoorbeeld eerst 62% van alle financieringsaanvragen geheel of gedeeltelijk gehonoreerd. In een jaar tijd is dat verhoogd tot 72%. Daar zit dus een flinke groei in.
De heer Vos zei dat we allerlei dingen moeten schrappen en dat we met een nieuw fonds moeten beginnen. Voor de begroting 2014 en voor de begroting 2015 hebben we echter twee nieuwe pakketten gemaakt, waarbij we een aantal instrumenten hebben versterkt en een paar nieuwe instrumenten hebben ingevoerd. We zijn nog druk bezig om met name dat tweede pakket in te voeren. Daarin zitten nieuwe regelingen en fondsen die beschikbaar moeten komen voor achtergestelde leningen, waar de overheid dan garanties voor geeft en hoge garantiebedragen voor beschikbaar stelt. Die regelingen worden nu vormgegeven en moeten nu gaan werken. Als wij bij de behandeling van de begroting een pakket vaststellen voor de versterking van de financiering van het bedrijfsleven, moeten we het onszelf gunnen dat die maatregelen worden uitgewerkt en de kans krijgen om zich te bewijzen.
Een mooi voorbeeld van hoe een en ander loopt in de economie vind ik de gastvrijheidseconomie. Een aantal woordvoerders heeft daarover gesproken. De wijze waarop zaken lopen in de gastvrijheidseconomie vind ik echt inspirerend. In de gastvrijheidseconomie als geheel is er in de laatste vier jaar 10% werkgelegenheidsgroei geweest. Er zijn bijna 50.000 banen bij gekomen. De omzet is zo'n 65 miljard. Ook de toename van het aantal toeristen dat Nederland binnenkomt, is een zeer hoopgevende ontwikkeling. Uit mijn hoofd zeg ik dat we twee jaar geleden 12,2 miljoen buitenlandse toeristen hadden in Nederland. Afgelopen jaar waren dat er 14 miljoen. Twee jaar geleden hadden we 3 miljoen zakelijke bezoekers aan Nederland. Twee jaar later zijn dat er 3,6 miljoen. Daar zit dus echt een forse groei in.
In aanvulling op de heel waardevolle inspanningen van het NBTC ondersteun ik dat ook in diverse landen. Ik ben bijvoorbeeld naar China geweest, onder andere met dit doel. Ik heb daar een zaal vol Chinese reisagenten mogen toespreken. Ik heb met hen gesproken over de vraag wat aantrekkelijk is in Nederland. Wij mogen ons zeer gelukkig prijzen met Amsterdam, dat terecht heel veel buitenlandse bezoekers trekt. Wij mogen ons zeer gelukkig prijzen met Schiphol, dat 200 verbindingen heeft met steden in de hele wereld. Wij mogen ons zeer gelukkig prijzen met de KLM, die van alle Europese luchtvaartmaatschappijen de meeste verbindingen heeft met China. Dat is een heel goede uitgangspositie om de Chinezen naar Nederland te krijgen. Vorige jaar is het aantal Chinese toeristen in Nederland met 18% gestegen. Ook het aantal toeristen vanuit de omliggende landen Duitsland, België en Frankrijk laat een groei zien van meer dan 10%. Dat zit er dus echt goed in.
Ik ben er zeer op gericht om ervoor te zorgen dat die toeristen nog steeds naar Amsterdam komen, maar ik wil hen vervolgens ook andere steden en streken van Nederland laten bezoeken. Ik hoorde voor het eerst dat de heer Verhoeven ook een groot liefhebber van de Achterhoek is. Ik ben hem er nog nooit tegengekomen, maar dat zal ik ongetwijfeld nog wel een keer meemaken. Ik denk dat er heel veel steden en streken in Nederland zijn die voor buitenlandse toeristen, ook de Chinese, aantrekkelijk zijn. Het is de kunst om hen daar te krijgen. Bij Giethoorn is dat al gelukt, maar je kunt zo veel steden noemen: Gouda, Delft, Dordrecht, Deventer, Zutphen, Diepenheim, Den Haag. Er zijn allerlei steden die heel interessant zijn voor buitenlandse bezoekers.
Een goede ov-verbinding is een belangrijke voorziening voor buitenlandse toeristen. Als ze in Nederland zijn, moeten ze gemakkelijk van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Ik heb enige tijd geleden het initiatief genomen om met de gastvrijheidssector in Nederland te komen tot een topsectorachtige aanpak. De sector heeft daarvoor een eigen agenda opgesteld. Een van de agendapunten is een openbaarvervoersfaciliteit voor toeristen. Collega Mansveld heeft dit voorgelegd aan het NOVB (Nationaal Openbaar Vervoer Beraad), de organisatie van vervoersbedrijven in Nederland. Een motie van de leden De Boer en Dik-Faber ging hierover. Het NOVB moet hierop nog een reactie geven, maar heeft gezegd dat dit niet voor 1 juli mogelijk is. Het lijkt mij echter dat het helemaal geen kwaad kan om hierover extra met de openbaarvervoersbedrijven te praten. Ik zal hierover met collega Mansveld spreken, omdat ik denk dat zo'n faciliteit een goede aanvulling zal zijn.
Er loopt een aantal pilots. Amsterdam is bezig met een pilot. De woordvoerders hebben het voorbeeld van de Oyster Card in Londen genoemd, maar dat is nou net niet wat we moeten hebben, want die kaart is alleen voor Londen en wij moeten de toeristen juist vanuit Amsterdam naar de rest van Nederland zien te krijgen. Ik denk dus meer aan iets wat voor het land als geheel kan gelden. We zullen bekijken hoe we dat in overleg met de sector en in aanvulling op de pilots voor elkaar kunnen krijgen. Ik vind het een belangrijk punt en ben zeer gemotiveerd, zo zeg ik tegen de heer Ziengs, die hierover als eerste sprak, om dit gerealiseerd te krijgen.
De heer Verhoeven (D66): Het is goed om te horen dat de Minister samen met zijn collega aan de gang gaat met de nationale toeristenpas. Ik hoop echt dat er snel een komt.
Een ander punt is het spreiden van toeristen. De Minister complimenteert het NBTC met zijn inzet en met alles wat het doet. Het NBTC is flink gekort de afgelopen jaren. Als we echt werk willen maken van het spreiden van toerisme, kost dat wel geld. Dat geld kan misschien niet alleen door bedrijven worden opgebracht, want die hebben de neiging om te kiezen voor «cash cow» Amsterdam. Het is een langetermijninvestering om de moeite te nemen om de toeristen over het hele land te spreiden en hen al die prachtige regio's, die we allemaal zo goed kennen, te laten bezoeken. We hebben inmiddels een dusdanige bezuiniging op het NBTC achter de rug, dat bedrijven meer betalen aan toerisme dan de overheid. Het spreiden kost echter extra geld en inzet. Wat gaat de Minister daaraan doen, bijvoorbeeld met het oog op de begrotingsbehandeling 2015?
Minister Kamp: Ik ben niet van plan om meer geld uit te trekken voor het NBTC. We hebben dat budget op een nieuw niveau vastgesteld. Dat is een eufemisme voor een verlaging van het budget. Dat is op voorstel van het kabinet gebeurd, maar dat hebt u gedaan, want de Kamer heeft het budgetrecht. Het NBTC heeft 8,5 miljoen en dat is het. Ik vind het heel goed dat bedrijven daar ook aan bijdragen. Het is ook denkbaar dat steden en provincies hieraan bijdragen. De spreiding over het land is een breed belang en daar wordt breed van geprofiteerd. Dat er vanuit gemeenten en provincies, maar vooral vanuit het bedrijfsleven steeds meer wordt bijgedragen aan het NBTC, vind ik een goede ontwikkeling. Ik heb geen plannen om het bedrag dat wij voor het NBTC op de begroting hebben staan, te verhogen.
De heer Verhoeven (D66): Dat is in ieder geval duidelijk en eerlijk. De Minister zei: u hebt dit gedaan, want de Kamer heeft het budgetrecht. Dat is natuurlijk onzin. De Tweede Kamer heeft wel het budgetrecht, maar er was een meerderheid in de Tweede Kamer, bestaande uit PvdA en VVD, die dit heeft toegelaten. Daar gaan we nu verder niet over discussiëren, maar het is wel degelijk mogelijk om dan vanuit de Kamer voorstellen te doen. De Minister heeft klip-en-klaar geantwoord. Hij is heel blij met het NBTC en vindt het spreiden van toerisme belangrijk, maar gaat geen verandering aanbrengen in het feit dat er nu een grotere bijdrage van het bedrijfsleven en de lokale overheden is dan van de nationale overheid. Hij laat het zoals het is en gaat het budget niet verhogen om de daad bij het woord te voegen voor het spreiden van toerisme.
Minister Kamp: De heer Verhoeven geeft in zijn eigen woorden weer wat ik gezegd heb. Ik kan het nog wel een keer in mijn eigen woorden zeggen: ik denk dat wij een goede basis neerleggen voor het NBTC met de 8,5 miljoen die wij per jaar betalen. Wij bieden ook op andere manieren ondersteuning. Het bedrijfsleven, gemeenten en provincies profiteren ook van de spreiding van het toerisme. Ik denk dat het helemaal niet verkeerd is dat zij hier ook aan bijdragen. Het bedrag dat ik net noemde, staat in de begroting. Dat bedrag is beschikbaar. Ik zal geen voorstellen doen om dat bedrag te verhogen. Het kabinet is nog steeds bezig om ervoor te zorgen dat de overheidsuitgaven eerder minder worden dan meer. Dat is de afgelopen jaren gelukt. Dat is een heel pijnlijk proces geweest. Ik spreek uit ervaring. Op mijn eigen ministerie is het aantal beleidsambtenaren in vier jaar tijd met 35% verminderd. Ik kan de Kamer verzekeren dat zij nu eerder meer dan minder vraagt dan vier jaar geleden en dat moet dus opgevangen worden met 35% minder ambtenaren. Afgelopen jaar zijn er 715 beleidsstukken door de Kamer gevraagd. Dat waren schriftelijke vragen of brieven. Dat waren er 715, alleen bij EZ, in één jaar tijd. Er ligt dus een enorme druk op de overheid, van alle kanten, maar toch vinden wij het van belang dat er een compacte, efficiënte en kleinere overheid komt. Daar blijven wij ons zeer voor inzetten. Als zo'n budget als dat voor het NBTC eenmaal is vastgesteld, ga ik niet in een AO over dat onderwerp zeggen: op dit punt gaan we nu weer meer vragen. Zo zit ik niet in elkaar. Dat doe ik nu dus ook niet.
Ik heb in algemene zin gesproken over het toerisme. Misschien kom ik er straks nog op terug. Ik zal zo ook nog ingaan op de bedrijfsfinanciering, met name op het punt van het versterken van het eigen vermogen, dat een aantal woordvoerders heeft genoemd. Op de regeldruk zal ik ook ingaan. Dat kan ik misschien het beste doen aan de hand van punten die de woordvoerders naar voren hebben gebracht.
De heer Ziengs heeft gesproken over de ov-kaart. Daar ben ik in mijn inleiding al op ingegaan.
De heer Ziengs sprak opnieuw over legionella. Dat punt heeft hij al vaker naar voren gebracht. Hij en ik realiseren ons allebei hoe het gaat. Als er een uitbraak van legionella is en wij allemaal erg bezorgd zijn en er mensen overlijden, vinden we dat er iets moet gebeuren. Dan stellen we met ons allen regels op en gaan we dingen organiseren. Als dat vervolgens effect blijkt te hebben, zakt onze belangstelling weg. Als we echter ook de regels laten wegzakken, krijg je op een gegeven moment de situatie dat er weer een uitbraak komt. Vervolgens gaan we de regels weer invoeren en moet alles weer veel scherper. Ik denk dat we daar niet veel mee opschieten. We moeten een stabiele basis hebben. We moeten lering trekken uit de dingen die we meegemaakt hebben en we moeten een verstandige lijn voor legionellapreventie zien vast te houden. Er is een Actal-advies geweest over legionellapreventie. Dat ligt nog bij mijn collega van I en M. We hebben al wel een regelhulp opgesteld voor legionella in leidingwater en we zijn bezig met het opstellen van een regelhulp voor legionella in natte koeltorens. Ik denk dat we het punt van de regels op het gebied van legionellapreventie zullen betrekken bij de maatwerkaanpak die we in de gastvrijheidseconomie hebben voor de regeldruk. In dat licht zullen we nagaan wat we eraan kunnen doen. Ik denk dat het echt tijd wordt dat er door het kabinet, met name door mijn collega van I en M, een reactie op het Actal-advies wordt gegeven. Als we die reactie hebben, kunnen we daar de punten bij betrekken die ik net heb genoemd. Het moet onze ambitie zijn om een verstandig, niet te laag niveau van legionellaregels in stand te houden om toekomstige uitbraken te voorkomen.
De heer Ziengs (VVD): Ik heb een heel korte toelichting. Ik heb aangekondigd dat wij een initiatiefnota opstellen. Dat doen wij ook. Ik proefde bij de Minister een beetje dat hij denkt dat er dingen wegzakken. Het is ons om het volgende te doen. Als er een dergelijke calamiteit is geweest, schieten wij hier ontzettend in de kramp en stapelen we heel veel regelingen op op den duur, terwijl uiteindelijk blijkt dat een groot gedeelte van die regelgeving absoluut niet toegepast had hoeven worden. Daar stuur ik op. In Vlaanderen is er een voorbeeld waarin men even een stapje terug heeft gedaan voor alle regels. Daar zien we dat het effect uiteindelijk exact hetzelfde is. Daar wil de VVD op sturen: in plaats van overbodige regels te handhaven, moeten we die schrappen.
Minister Kamp: Ik proef dat de heer Ziengs en ik hetzelfde willen. Ik stel zijn initiatiefnota op prijs en zal die graag betrekken bij hetgeen ik net al heb gezegd. Ik denk dat hij gelijk heeft: we moeten een evenwicht zien te bereiken. Er moeten geen regels zijn die vooral een last zijn en weinig effect hebben. Noodzakelijke regels moeten er wel zijn en moeten op een praktische manier kunnen worden toegepast. Dat wil ik ook. Als zijn nota daaraan een bijdrage kan leveren, is dat alleen maar prettig voor iedereen. Dat is dus prima.
De heer Ziengs heeft ook gesproken over de afschrijvingsduur van caravans, blokhutten en tweede woningen die op recreatieparken worden neergezet. Dat is echt iets voor de Staatssecretaris van Financiën, maar nu de heer Ziengs hierover begonnen is, zal ik erop reageren. Het hangt er een beetje van af. Op roerende zaken, zoals een stacaravan, mogen de normale afschrijvingsregels worden toegepast. Als je zo'n ding koopt, heeft dat een bepaalde levensduur en een bepaalde eindwaarde. Als je de aankoopprijs vermindert met de eindwaarde en als je het bedrag dat daaruit komt, deelt door de levensduur, weet je wat je per jaar mag afschrijven. Dat is niet zo ingewikkeld. Het wordt iets ingewikkelder als het gaat over onroerende zaken op recreatieparken. Als het onroerende zaken zijn die eigendom zijn van de eigenaar van het recreatiepark zelf, gaat het erom wat de waarde is van zo'n onroerend goed. Daar hebben we de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) voor. Je mag niet onder de waarde van het onroerend goed afschrijven. Als het eigendom bij een derde ligt – iemand anders is dan eigenaar van een onroerend goed dat staat op een recreatiepark dat van een ander is – geldt daarvoor iets vergelijkbaars: het gaat om een onroerend goed met een bepaalde waarde en beneden die waarde mag je niet afschrijven. Zo zijn de regels op dit moment. Die regels zijn breed verankerd in de belastingwetgeving. Ik zie op dit moment geen mogelijkheid om de heer Ziengs voor te spiegelen dat daarin grote veranderingen zouden kunnen worden doorgevoerd.
De heer Ziengs (VVD): Het is jammer dat we maar twee interrupties mogen plegen. Kennelijk is mijn vraagstelling niet duidelijk genoeg geweest, dus ik wil die graag nader specificeren. De hele afschrijvingsthematiek die de Minister nu beschrijft, is mij nadrukkelijk bekend. Kijk eens naar innovatieve bedrijven in de recreatiewereld. Er wordt bijvoorbeeld een blokhut neergezet als alternatieve vorm van overnachtingsaccommodatie. Na een bepaalde termijn is die alleen nog geschikt als brandhout. Als je weet dat een kuub openhaardhout € 50 à € 60 doet, kun je je voorstellen dat met die restwaarde zeker geen nieuwe blokhut kan worden neergezet. Daar zit hem de onredelijkheid. Ik vind dat de Minister met zijn collega van Financiën in gesprek moet om na te gaan hoe voor deze vormen een andere oplossing kan worden gevonden. Dit beperkt namelijk de investeringsruimte van de ondernemer om die innovaties door te zetten op zijn park. Daar wijs ik op.
Minister Kamp: Wat de heer Ziengs zegt, is juist, maar het is ook juist dat een blokhut geen roerende zaak is. Een caravan is een roerende zaak. Als het geen roerende zaak is, is het een onroerende zaak. Daar gelden regels voor en die zitten in de hele belastingwetgeving. Ik kan niet zomaar zeggen dat daar wel een uitzondering op gemaakt kan worden, vooral niet nu wij bezig zijn met de wijziging van de belastingwetgeving. Wij kijken naar een nieuw stelsel dat een verdere vereenvoudiging en minder complexiteit moet inhouden. Een uitzondering voor een bepaald onderdeel van de onroerende zaken ligt dan niet zo voor de hand. We spreken over de gastvrijheidseconomie. De heer Ziengs zei dat er binnen deze sector wordt geïnvesteerd in dit toeristische product, dat men daarbij te maken heeft met een korte afschrijvingstermijn voor onroerende zaken en dat die korte afschrijvingstermijn fiscaal niet gehonoreerd wordt, wat innovatie in de weg staat. Dit is als een serieus probleem neergezet door de heer Ziengs. Ik zie het dus als mijn taak om dit met mijn collega van Financiën te bespreken en onder ogen te zien hoe dit zit. Bij gelegenheid zullen wij hierop een reactie geven aan de Kamer en zullen wij onze bevindingen op dit punt weergeven.
De voorzitter: Ik zie dat de heer Ziengs tevreden is.
De heer Ziengs (VVD): Nou ...
De voorzitter: «Tevreden» is misschien een groot woord.
Minister Kamp: Ik heb nog nooit een tevreden Kamerlid gezien, dus dat zou iets nieuws zijn.
De heer Ziengs sprak ook over de regels voor zwakalcoholische dranken. Hij werd op dat punt geïnterrumpeerd door de heer Vos, maar ik begrijp wel wat de heer Ziengs heeft gezegd. De retailsector staat onder druk. Er is een verschuiving naar online winkelen. Dat betekent dat de retailsector, de klassieke winkels in de winkelcentra, zich moet aanpassen. De consument vraagt meer beleving en gaat niet alleen uit om te winkelen, maar wil ook bepaalde dingen beleven op het punt van cultuur en ontspanning. De winkelier speelt daarop in. Dat moet hij ook doen, want de consument is echt veranderd. Vroeger gingen winkelformules twintig jaar mee; nu gaan ze zeven jaar mee. Je gaat als winkelier nu op een andere manier met je klanten om. Als de samenspraak tussen de behoeften van de klanten en hetgeen de winkeliers willen bieden tot iets goeds kan leiden, welke regels staan daaraan dan in de weg? Dat moeten we nagaan.
We hebben een Retailagenda opgesteld. Ik heb daarvoor mevrouw Van Hees gevraagd. Samen met de eigenaren van onroerend goed, de financiers, de provincies en de gemeenten, de winkeliers en online-ondernemers heeft zij gesproken over hetgeen er nu gaande is op retailgebied, welke ontwikkelingen er in goede banen geleid moeten worden en met welke acties dat gedaan zou moeten worden. Er zijn zo'n twintig acties geïdentificeerd. Een van die acties is dat wij in twaalf gebieden een proef zullen nemen. Daarbij gaan we met de betrokken ondernemers praten en zeggen we: als er helemaal geen regels zouden zijn en als je alleen kijkt naar de klanten die je wilt bedienen en hoe je dat wilt doen, welke regels heb je dan nodig om dat in goede banen te leiden? Hoe is het algemeen belang daarbij in beeld en hoe kan dit ermee in overeenstemming worden gebracht? Ik denk dat het heel goed is om dat uit te werken en de mogelijkheid te bieden dat er inderdaad wat overschrijding is: dat je wat soepeler bent voor winkeliers als zij eens een drankje willen aanbieden aan klanten en dat je ook wat soepeler bent voor de horecabedrijven, zoals de heer Ziengs voorstelt. Dat kan onderdeel zijn van de benadering die ik net schetste. Ik ben van plan om dit te gaan doen. We zullen zien wat daaruit komt.
De heer Vos sprak in zijn interruptie over het algemeen belang van het tegengaan van onverantwoord alcoholgebruik in het belang van de volksgezondheid en de openbare orde; dat laatste heb ik toegevoegd. Dat is natuurlijk ook waar. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat je overal maar vrij kunt gaan drinken. We hebben er ook belang bij om dat in goede banen te leiden. Dat zal ook zeker betrokken worden bij de twaalf pilots die wij in het land zullen opzetten.
De heer Jan Vos (PvdA): Dat glaasje wijn bij de kapper ziet mijn fractie niet zo zitten. Er zijn genoeg plaatsen in Nederland waar je alcohol kunt drinken, of prosecco, zoals ik hoor fluisteren. Ik begrijp dat de heer Ziengs hiervan een liefhebber is. Ik weet van andere mensen aan deze tafel dat zij wat matiger zijn, maar daar gaat het nu even niet om. Het gaat om het beleid dat wij in Nederland voorstaan. Spreekt de Minister namens het gehele kabinet? Ik neem aan van wel, want het kabinet spreekt met één mond. Denkt de Minister van Volksgezondheid hier ook zo over? Kunnen we dan verwachten dat je straks ook bij een tankstation een blikje bier uit het rek kunt halen voor je weer in de auto stapt? Is dat ook een manier om de economie verder te stimuleren? Geldt dat dan alleen voor tankstations waar je benzine kunt tanken of ook voor elektrische tankstations? Kunnen we straks allerlei varianten verwachten waarbij in leegstaande winkelpanden geëxperimenteerd wordt met pop-upcafés? Ik wil nogmaals duidelijk maken dat de PvdA-fractie met zeer veel zorg aankijkt tegen deze ontwikkeling en deze stellingname van de VVD. Er zijn in onze samenleving heel veel serieuze problemen met alcohol. Ik zou eerder pleiten voor een restrictiever beleid dan voor een vrijmoediger beleid. Het lijkt misschien erg leuk – iedereen kent de voorbeelden van leuk een glaasje alcohol drinken – maar er zijn heel veel schrijnende gevallen van gezinnen die totaal ontwricht zijn door alcoholgebruik. Ik vind dit niet de goede weg.
Minister Kamp: De Retailagenda die ik heb opgesteld, is natuurlijk kabinetsbeleid. Dat is duidelijk. Het kabinetsbeleid is er echter niet op gericht om het gebruik van alcohol te stimuleren of om op dat punt een heel andere koers te gaan varen. Het beleid van het kabinet is erop gericht om de leefbaarheid van de dorpen en steden in stand te houden. De winkeliers, dus de retail in brede zin, zijn bepalend voor de kwaliteit van de dorpen en de centra zoals die wordt ervaren. Je ziet dat de consument verandert. De winkeliers gaan dus na hoe zij zich kunnen aanpassen en hoe zij aan de nieuwe wensen van de consument tegemoet kunnen komen. Dat houdt in dat je zo'n winkelcentrum, als er een deel van de koopkracht afvloeit naar onlinewinkels, compacter maakt, maar dat je het kwalitatief probeert op te waarderen en dat je probeert om het beter te laten aansluiten bij de wensen van de consument. Dat betekent dat je in winkels meer aandacht hebt voor cultuur en beleving. Daar kan bij horen dat een winkelier in bepaalde omstandigheden en onder bepaalde condities een zwakalcoholische drank zou kunnen aanbieden aan een klant. Dat wil ik niet bij voorbaat uitsluiten. Het is niet ons doel, maar het is een onderdeel van het geheel waar wij naar op zoek zijn: hoe kunnen wij de winkelcentra in de dorpen en steden aantrekkelijk houden? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat die vele honderdduizenden mensen die er werken, daar kunnen blijven werken? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de klanten die daarnaartoe willen gaan, daar redelijkerwijs vinden wat ze zoeken? Ik zal niet zeggen dat we ergens op aansturen, zeker niet wat betreft alcoholgebruik. Ik ga al helemaal niet zeggen dat ik alcoholgebruik wil stimuleren. Wel wil ik graag uitzoeken waar op een verantwoorde manier een nieuwe opzet voor winkelcentra, passend bij de huidige consument, kan worden gerealiseerd.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): De Minister staat welwillend tegenover het VVD-voorstel. Er zijn voorbeelden gegeven. Ik denk dat de Minister het over een stukje maatwerk heeft. Moet dat geen taak zijn van de gemeenten? Die kunnen specifieker zien waar het wel en niet kan in die gebieden. In het ene gebied is het misschien mogelijk dat de horeca collega's de ruimte biedt om een drankje te schenken, terwijl in het andere gebied de horeca daardoor failliet kan gaan. Vindt de Minister niet dat dit een lokale aangelegenheid moet zijn, waar de gemeenten over oordelen in plaats van dat wij hier vanuit Den Haag bepalen waar wijn of bier geschonken mag worden?
Minister Kamp: Wij hier in Den Haag zijn wel met elkaar de wetgever, dus wij hebben verantwoordelijkheid voor het land als geheel. Dit soort zaken moet natuurlijk wel op lokaal niveau tot resultaat leiden. Daarom is de Retailagenda helemaal op het lokale niveau gericht. De Retailagenda is opgesteld onder voorzitterschap van een gemeentebestuurder. De gemeenten zijn ook voluit betrokken geweest bij het opstellen van de Retailagenda. Het belangrijkste onderdeel van de Retailagenda is dat je een plan maakt voor 50 steden om toe te werken naar een nieuwe situatie. Wat we in die 50 steden leren, kunnen we vervolgens ook in andere steden toepassen. Het is dus heel sterk gericht op de lokale situatie. Daar ligt het zwaartepunt, zoals de heer Öztürk zegt, maar dat ontslaat ons als wetgever niet van onze verantwoordelijkheid voor de landelijke wetgeving. Als er ontwikkelingen in het land zijn die een landelijke aanpak vergen, zoals de problemen in de retailsector, moeten we de verantwoordelijkheid die we daarvoor hebben, waarmaken. Dat heb ik gedaan door ervoor te zorgen dat die agenda is opgesteld. De komende drie jaar zal ik de uitvoering van alle acties ook van nabij volgen. De gemeentebestuurder over wie ik net sprak, mevrouw Van Hees, zal de komende drie jaar al die acties blijven volgen op mijn verzoek.
De heer Ziengs, de heer Verhoeven en mevrouw Gesthuizen hebben gesproken over eHerkenning. Zij zeiden: er moet een bedrag van € 20 tot € 35 per jaar worden betaald voor eHerkenning; dat moeten we eigenlijk niet doen. Je kunt er ook anders tegenaan kijken. In de ondernemerswereld is men juist heel enthousiast over hetgeen wij doen met eHerkenning. Wij zien het als een alternatief voor de digitale sleutelbos die er nu is. Er zijn allerlei diensten waar je digitaal gebruik van wilt maken en waar je aparte toegangscodes voor nodig hebt. Ik zal er een paar noemen: digitaal procederen bij de kantonrechter, een energielabel voor woningen van woningcorporaties en particulieren, NVWA-formulieren, omgevingsvergunningen, de Berichtenbox voor bedrijven, het Ondernemingsdossier, uittreksels van het Handelsregister, verklaringen omtrent het gedrag, alle RVO-subsidies, ook voor de agrarische sector, gemeentelijke diensten; zo kan ik nog een tijd doorgaan. Daar heb je allemaal verschillende toegangsmanieren voor. Wij zijn nu bezig om ervoor te zorgen dat daar één toegang voor komt. Dat is verschrikkelijk gemakkelijk voor ondernemers. Het kost hun weliswaar geld, maar de ondernemers zullen daar ook zeer van profiteren. Het is dus niet verkeerd dat daarvoor een bedrag betaald wordt. Daarbij is ook gedacht aan kleine ondernemers. Een bedrag van € 20 tot € 35 per jaar staat zeker in verhouding tot hetgeen geleverd zal worden. Ik heb dus niet zo de behoefte om hieraan direct iets te gaan doen.
Ik zal op TenderNed iets uitgebreider ingaan, omdat dit onderwerp steeds door de woordvoerders, in het bijzonder door mevrouw Gesthuizen, naar voren wordt gebracht. Ik denk dat het goed is om de discussie over TenderNed een keer af te sluiten. Wat is TenderNed? De overheden, dus waterschappen, provincies, gemeenten en onderdelen van de rijksoverheid, zetten werk in de markt. Bedrijven willen daarop reageren. Daarvoor moesten ze vroeger van alles en nog wat doorlezen. Ze moesten allerlei regionale advertentieblaadjes en dergelijke in de gaten houden om na te gaan waar er opdrachten waren waaraan zij zouden kunnen meedoen. Dat vonden zij ontzettend ingewikkeld. Het bedrijfsleven heeft er bij de overheid dus zeer op aangedrongen dat zij dit eens goed moest organiseren. Dat hebben we inmiddels gedaan en ik kan zeggen dat het bedrijfsleven zeer enthousiast is over hetgeen we gedaan hebben. Wij hebben voor onze eigen overheidsaanbestedingen – we pakken dus niets van een ander af – een basissysteem gemaakt met een publicatiemodule, een inschrijfmodule en een digitaal bedrijfsregister. Op die manier zorgen wij ervoor dat de informatie over alles wat er aan aanbestedingen is in de overheidswereld, beschikbaar komt en dat het bedrijfsleven daarvan kan profiteren. Dat heeft ons eenmalig 24 miljoen gekost. Het kost ons 6,5 miljoen per jaar om dat actueel te houden en ervoor te zorgen dat het een goed functionerend systeem is. Voor het bedrijfsleven levert het 38,5 miljoen per jaar op aan kostenreductie. De overheden, de aanbestedende diensten, hoeven nu niet meer te publiceren in al die advertentieblaadjes; voor hen is er een opbrengst van 23,2 miljoen per jaar. In zijn totaliteit is er dus een opbrengst van een dikke 60 miljoen euro per jaar. Ik denk dat wij daar iets heel goeds en heel logisch mee doen. Het wordt door het bedrijfsleven ook zeer gewaardeerd.
Er is steeds discussie over TenderNed, want TenderNed zou alleen maar verkeerd zijn. Het lijkt mij dat die discussie een keer moet ophouden. In vorige overleggen is gesuggereerd dat de kosten veel te hoog zijn. Ik heb de kosten laten doorrekenen door de Auditdienst Rijk. Het blijken allemaal redelijke kosten te zijn. Er is gesuggereerd dat het in strijd is met de Europese regels. De Europese Commissie heeft gezegd dat daar geen sprake van is. Ik denk dus dat het inmiddels duidelijk is. Er zijn enkele bedrijven die een vergelijkbare dienst zouden willen aanbieden. Niets weerhoudt de overheid ervan om haar eigen zaken op orde te brengen. Dat heeft het bedrijfsleven, klein en groot – denk aan MKB-Nederland, Bouwend Nederland, VNO-NCW – haar ook gevraagd. Dat hebben we gedaan. Bedrijven profiteren daarvan. Als andere bedrijven op dit gebied een vergelijkbare dienst willen aanbieden, mag dat. Wij zijn bereid om TenderNed te koppelen aan wat zij hebben, zodat zij vervolgens kunnen nagaan of zij op basis van die informatie meerwaarde kunnen creëren voor hun klanten. Dan mogen zij de informatie over die aanbestedingen gebruiken. Dat is allemaal geen probleem. Wat wij hiermee georganiseerd hebben, is geen probleem. Wij hebben geen probleem gemaakt en wij geven geen geld uit op onverstandige wijze. Nee, wij hebben hiermee een oplossing gecreëerd en wij geven het geld zeer verstandig uit.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik waardeer het natuurlijk zeer dat de Minister altijd zo de moeite neemt om mijn vragen uitgebreid te beantwoorden. Ik meen alleen wel dat ik in zijn antwoord enige irritatie hoor doorklinken over het feit dat ik dit nu alweer aan de orde stel. Het is ook niet niets als je een erg duur systeem beheert dat er op 7, 12 en 20 januari, op 4, 9 en 24 februari, op 9, 13, 19 en 26 maart en wellicht ook nog vandaag, gister of eergister heeft uitgelegen. Bovendien drukt dat systeem ook nog eens andere bedrijven uit de markt. Dat moet de Minister hier in de Kamer verdedigen. Dan is het niet zo gek dat ik daarover vragen blijf stellen.
Volgens mij is TenderNed nog nooit echt onafhankelijk onderzocht. We gaan de Aanbestedingswet evalueren. Volgens mij loopt er een aantal onderzoeken en is er ook al een aantal afgerond. Is de Minister bereid om dit stukje daarvan te betrekken bij de evaluatie? Als hij daar dan zo'n prijs op stelt, zal ik er daarna, als blijkt dat alles in orde is, absoluut mijn mond over houden.
Minister Kamp: Ik hoop dat mevrouw Gesthuizen nooit haar mond houdt. Ik hoop dat in ieder geval zelf niet mee te maken; de kans dat ik dat nooit mee zal maken, is ook erg groot. Mevrouw Gesthuizen geeft een overzicht van storingen. Dat is tekenend voor de SP: zij doet altijd moeite om haar beweringen te onderbouwen. Dat stel ik op prijs. Willekeurig welke ingewikkelde veelgebruikte website je pakt, er zijn natuurlijk altijd storingen. Dat gebeurt. Het is zaak om die op te lossen. TenderNed werkt heel goed. Ik zeg het nog één keer: het hele georganiseerde bedrijfsleven is er hartstikke blij mee. Wij hebben dit op verzoek van al die organisaties gedaan. Het gaat alleen om de overheidsaanbestedingen. We drukken niemand uit de markt. Als wij iets moeten aanbesteden, maken we die informatie digitaal toegankelijk. Er is geen sprake van dat wij anderen uit de markt drukken. Ik ben ook helemaal niet van plan om het te gaan onderzoeken. Ik heb het meer dan genoeg onderzocht, vind ik. Het is volgens mij een goede voorziening. Ik ben iedere keer bereid om daar vragen over te beantwoorden, zeker vragen van mevrouw Gesthuizen, maar ik heb de vaste overtuiging dat we deze zaak uitstekend op orde hebben. Het bedrijfsleven bevestigt dat. We doen alleen maar ons eigen ding: we maken onze eigen aanbestedingen voor iedereen digitaal toegankelijk. Daar is niets mis mee. Jaarlijks moeten we bedragen investeren om de zaak op hoog niveau te houden. Ik zal mijn best doen om dat zo goed mogelijk te blijven doen. Ik voel mij gesteund door de analyse van de Auditdienst Rijk. Die heeft gezegd dat er niets mis mee is.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik zal het heel kort samenvatten: de Minister en ik zullen het niet eens worden. Ik begrijp dat de Minister zich verdedigt – dat is ook zijn taak – maar intussen zijn er wel vier Nederlandse aanbestedingsplatforms naar de Europese rechter gestapt. Ik stel voor dat we dat oordeel dan afwachten.
Het is jammer dat de Minister dit niet wil onderzoeken. Ik denk dat we al veel te veel geld hebben gespendeerd aan dit systeem. En als we het dan op deze manier willen organiseren en betalen, zou het netjes zijn als het goed en bijna vlekkeloos zou verlopen, zodat een aanbestedende dienst niet iedere keer aanloopt tegen een storing terwijl hij wel zelf verantwoordelijk is voor het op tijd publiceren van de opdracht. Dat is gewoon jammer.
Minister Kamp: Met respect, maar als mevrouw Gesthuizen zegt dat er veel te veel geld aan is besteed, zeg ik: dat is niet waar. Dat heeft de auditdienst gecontroleerd en die heeft gezegd dat er niet te veel geld aan is besteed. Mevrouw Gesthuizen zegt dat Nederlandse aanbestedingsplatforms naar de Europese rechter zijn gegaan. Ze zijn naar de Europese Commissie gegaan en die heeft hun ongelijk gegeven. Er zijn vier aanbestedingsplatforms. Ik vind het prachtig. Ze kunnen van ons alle informatie krijgen die ze willen. Het gaat over overheidsaanbestedingen. Die hebben we zelf georganiseerd. Voor onze eigen zaken hebben wij een platform gemaakt. Zij kunnen die informatie ook krijgen. Als zij daar door middel van innovatie aanvullende diensten voor hun klanten uit kunnen halen, vind ik dat prima, maar niemand kan de overheid het recht ontnemen om haar eigen aanbestedingen digitaal toegankelijk te maken, zeker niet als dat door het bedrijfsleven indringend gevraagd is en als het bedrijfsleven daar nu ook hartstikke tevreden over is.
De voorzitter: De Minister gaat verder. Ik kijk naar de klok, want ik denk dat de leden ook wel een tweede termijn zouden willen.
Minister Kamp: Ik ben net begonnen. Als de Kamer mij laat komen en mij 150 vragen stelt, krijgt zij 150 antwoorden.
De voorzitter: We hebben nog wel de tijd, maar ik wil het goed in de gaten houden. Ik zou graag korte antwoorden willen. Dat neemt niet weg dat er ook nog wel wat vragen zullen komen.
De heer Verhoeven (D66): Deze Minister is een van de meest ervaren ministers die er is. Hij loopt hier al ongeveer twintig jaar rond. We hebben tegenwoordig bij bijna elk AO dezelfde situatie: de Minister begint en tegen het eind van het AO zegt hij dat hij eigenlijk net begonnen is. De rest van de vragen wordt dan heel snel afgeraffeld. Ik hoop echt dat we dit AO op een ordentelijke manier kunnen afmaken en dat alle vragen gewoon beantwoord kunnen worden. Er worden in dit AO echt niet meer vragen gesteld dan bij AO's met andere ministers.
De voorzitter: Daarom grijp ik nu ook in, want we hebben nu nog de tijd om het goed te kunnen doen.
Minister Kamp: De heer Verhoeven heeft zijn plaats aan de tafel en de volgorde van het woord krijgen zelf bepaald: hij is daar gaan zitten. Dat kan ik niet helpen. Om hem tegemoet te komen, zal ik zo met de beantwoording van de vragen van de heer Verhoeven beginnen. Ik kom hem graag tegemoet.
De heer Verhoeven (D66): Dat is heel aardig van de Minister, maar dat hoeft niet. Ik zit hier omdat ik net even voorzat omdat mevrouw Vermeij in de plenaire zaal was. Dat doet er verder niet toe. Laten wij gewoon proberen om het netjes af te maken. Alleen, dit gebeurt wel vaker dan alleen in dit AO. Dat vind ik niet nodig voor een Minister die al twintig jaar meedraait. Die kan prima alle vragen van de Kamer beantwoorden.
De voorzitter: Laten we daar nu niet meer tijd aan besteden. Het lijkt mij veruit het beste dat ik de Minister nu het woord geef.
Minister Kamp: De heer Ziengs sprak ook heel kort over het scannen van iets. Misschien is dat een van de vragen die ik niet uitgebreid hoef te beantwoorden, dus daar zal ik even mee wachten. Ik kijk even of er nog iets is wat de heer Ziengs ongetwijfeld als belangrijk zal aanmerken waar ik nog niet op gereageerd heb. Dat is misschien niet het geval.
Mevrouw Mulder sprak over de Bedrijfseffectentoets. Dat is een vast onderdeel. Als departementen met nieuwe wetgeving bezig zijn, hoort daarbij dat zij ook een Bedrijfseffectentoets laten doen. Die kan niet openbaar gemaakt worden, want die is al openbaar. Iedere keer als er een nieuwe wet komt, zit daar een memorie van toelichting bij. In die memorie van toelichting wordt het onderdeel van de Bedrijfseffectentoets behandeld. Als ik het geheel probeer te overzien, heb ik niet de indruk dat dit allemaal perfect loopt. Ik denk dat het goed is dat het kabinet nagaat hoe het in de praktijk gaat, of er voldoende diepgang in de Bedrijfseffectentoets zit en of dit niet beter kan. Misschien moeten wij die toets eerder doen, zodat de Bedrijfseffectentoets al bij de consultatiefase van de wet kan worden betrokken. Daar zal ik aandacht aan geven en daar zal ik op terugkomen. Mevrouw Mulder vraagt dan altijd wanneer ik daarop terugkom. Het lijkt mij dat wij voor de zomer moeten proberen om daar een antwoord op te geven.
Mevrouw Mulder sprak ook over het Ondernemingsdossier. Een van de woordvoerders zei al dat dit echt een hobby van mij is. Dat is waar, ik ben heel enthousiast over het Ondernemingsdossier. Wij hebben het zelf opgezet. De heel simpele gedachte daarachter is dat een ondernemer één keer al zijn relevante informatie invoert. Daar is hij zelf verantwoordelijk voor. De overheden mogen dan niet meer bij hem komen om iedere keer dezelfde informatie te vragen. Zij halen die dan uit het Ondernemingsdossier. Een ondernemer gebruikt het dossier ook meteen voor regelhulpen. Als er wetten voor ondernemers worden gemaakt, worden zij daar in het Ondernemingsdossier op geattendeerd: nu is het die datum en moet je dit doen; dat kan op deze manier, waarbij je daar- en daarmee rekening houdt. Die regelhulpen zijn van groot belang. Die maakt de overheid dus ook zelf. We hadden in het begin gehoopt dat het bedrijfsleven dat zou doen, maar we hebben gemerkt dat we het gewoon zelf op gang moeten brengen. We hebben inmiddels al 13 regelhulpen beschikbaar en er zijn er nog een aantal in productie. Dit jaar komen er in ieder geval 17. In het eerste kwartaal van 2016 wil ik er 27 hebben. Dan hebben we de zaak volgens mij echt goed op gang. Ik wil daar nog een stap verder mee gaan. Ik wil dat er ook in de markt regelhulpen worden aangeboden die in het Ondernemingsdossier geplaatst kunnen worden. Mensen met goede ideeën die de ondernemer ergens mee kunnen helpen, bijvoorbeeld met verzekeringen of vergunningen, kunnen daar zelf regelhulpen voor opzetten die tot het Ondernemingsdossier kunnen worden toegelaten. Daarnaast wil ik nagaan of er, iedere keer als er een nieuwe wet is die betrekking heeft op ondernemers, standaard een regelhulp bij gemaakt kan worden die in het Ondernemingsdossier wordt ingebracht. Wij gaan proberen dat voor elkaar te krijgen. Ik denk dat wij met het Ondernemingsdossier en de regelhulpen iets heel goeds bij de kop hebben en dat wij daarmee moeten doorgaan.
Mevrouw Mulder sprak ook over brancheoverstijgende regelhulpen. Die regelhulpen moeten inderdaad juist ook dat soort dingen doen. Een ondernemer kan zich niet helemaal tot één bepaalde branche beperken. Er zijn ook regels die andere branches of misschien wel alle branches betreffen. Daar moeten de regelhulpen ook op zien.
Mevrouw Mulder en anderen – bijna alle woordvoerders hebben dat gedaan – hebben ook gesproken over de eenmalige kosten die gemaakt worden door de regeldruk. Als er een nieuwe regel komt, moet een bedrijf kosten maken om daaraan te voldoen. De Kamer wil dat die kosten in beeld worden gebracht. Ik zal hierover een aantal dingen zeggen. Ik vind regels geen vies woord; dat weet de Kamer van mij. Ondernemers vragen ons heel vaak om regels. Dat is verstandig. We leven in een goed georganiseerd land, waar heel veel mensen dicht bij elkaar allerlei belangen hebben. Om dat in goede banen te leiden, is het nuttig om daar goede regels voor te hebben. Die regels blijven echter vaak te lang bestaan en worden vaak niet snel genoeg aangepast. Soms zijn ze ook niet voldoende effectief. Daar moet je iets aan doen. Dat doen we op twee manieren.
De eerste manier is de aanpak hiervan door het kabinet zelf. Wij lichten alle regels door. Ik ben degene die daar voor de ministeries druk op zet. De ministeries moeten dan voorstellen doen om regels te schrappen. Op die manier willen we tot minder lasten en kosten voor ondernemers komen. Onze ambitie is 2,5 miljard. Ik zal dit in deze kabinetsperiode invullen. We zitten nu op ongeveer 2,3 miljard voor de invulling; voor de realisatie zitten we onder of rond het miljard. Er wordt niet bevestigend gekeken door mijn ambtenaren, dus ik moet het op eigen houtje doen. Wij zitten op 1,3 miljard voor de invulling. Ik denk dat wij de ambitie van 2,5 miljard gaan halen. Daarvoor zal ik de hele periode druk blijven uitoefenen. De heer Verhoeven zei: je moet als een soort waakhond naar je collega's blaffen als die weer nieuwe regels voorstellen. Dat is niet de manier waarop ik in het kabinet functioneer. Het is volgens mij ook niet de meest effectieve manier. Het kabinet heeft afspraken gemaakt. Namens het kabinet ben ik aangewezen om ervoor te zorgen dat die afspraken worden nagekomen. Daar ben ik op een constructieve manier mee bezig. Ik doe dat op mijn eigen manier en ik denk dat dat wel goed werkt.
De tweede manier is de aanpak hiervan door de ondernemers. Vanmorgen ben ik bijvoorbeeld langs geweest bij de organisaties van de slagers, bakkers, schoenmakers en de kappers; ik vergeet nog een groep. Dat zijn de winkelambachten. Zij hebben de hele sector doorgelicht en hebben vastgesteld dat de regels op dertien punten niet goed zijn voor de sector. Zij zouden die regels graag anders zien. Ik heb tegen de sector gezegd dat ik ermee aan de slag zou gaan. In juni komen we dan met een gezamenlijke publiek-private aanpak, de sector en wij. Gezamenlijk zullen wij dan nagaan hoe we verbeteringen kunnen realiseren op de punten die de sector naar voren heeft gebracht. Dat is maatwerk per sector. Ik heb één voorbeeld gegeven, maar we doen dit in een heleboel sectoren. Met iedere sector die daarvoor belangstelling heeft – dat geldt ook voor de gastvrijheidseconomie – ga ik aan het werk om te proberen om, vanuit de sector geredeneerd, de regels aan te pakken.
Ik vind de eenmalige kosten van groot belang. Die moeten bij iedere nieuwe wet in beeld worden gebracht. Die mogen niet versluierd worden. Ik zal in de gaten houden dat dit inderdaad gebeurt. Ik wil dat echter niet betrekken bij het volgen van de kosten van de regeldruk, omdat wij tien jaar geleden al een bepaalde definitie hebben gekozen voor de regeldruk. Daar zit Europa niet bij en daar zitten ook de eenmalige kosten niet bij. Als we nu tijdens het proces waarin wij bezig zijn om de regeldruk te verminderen, de definitie veranderen, zijn de cijfers niet meer vergelijkbaar. Ik wil het proces dat we hebben ingezet met die regeldrukbewaking vasthouden. Daarnaast wil ik ervoor zorgen dat de eenmalige kosten bij nieuwe wetgeving goed in beeld worden gebracht.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik kan me voorstellen dat de Minister zegt: we werken met bepaalde definities, dus als je het vergelijkbaar wilt houden, moet je niet de eenmalige kosten bij dat bedrag van 2,5 miljard betrekken. Kan de Minister, voor het overzicht voor ondernemers, in zijn rapportage wel de eenmalige kosten weergeven in een aparte tabel? Dan hebben we het allemaal in een keer inzichtelijk. Anders moet je per wetsvoorstel alles nagaan en dat is best wat werk voor ondernemers. Zij moeten dan nagaan wat het voor hen betekent. Als zij dat inzichtelijk hebben, helpt hun dat waarschijnlijk verder. Dat hoeft dus niet op basis van dezelfde criteria als de rest van die 2,5 miljard, maar dan is het wel inzichtelijk.
Minister Kamp: Ik geloof niet dat dit meerwaarde heeft voor ondernemers. Het gaat om heel verschillende wetten voor heel verschillende groepen. Op een gegeven moment worden dan al die dingen bij elkaar geharkt en onder elkaar gezet in een lijstje, maar ik geloof niet dat er één ondernemer is die daar voor het functioneren van zijn bedrijf iets aan heeft. Het lijkt mij beter dat we, als er een nieuwe wet komt, de eenmalige kosten goed in beeld brengen bij de consultatie – die wetten worden allemaal geconsulteerd tegenwoordig – en dat de ondernemers die het betreft daarop kunnen reageren. Dat lijkt mij nuttiger dan het op één hoop te gooien. Wat mevrouw Mulder vraagt, wil ik dus niet doen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik ga even kijken of ik een VAO zal aanvragen op dit punt. Ik ga er nog even op kauwen, Minister.
De heer Verhoeven (D66): Als mevrouw Mulder er geen VAO over aanvraagt, zal ik het doen. Het beeld dat de Minister nu schetst, is het niet goed overbrengen van de werkelijke resultaten van de vermindering van de administratievelastendruk. Ik hoor uit de mond van de Minister voortdurend dat een vermindering van 2,5 miljard de doelstelling van het kabinet is. Daar zijn wij het dan over eens. Ik heb gehoord dat de realisatie pas 800 miljoen is: geen 1,3 miljard maar 800 miljoen. De Minister zegt dat hij de eenmalige kosten niet op dezelfde hoop wil gooien, terwijl het daar nu juist om gaat. Die eenmalige kosten zouden ook weleens 800 miljoen kunnen zijn. Ik durf hier wel te stellen dat de realisatie van de administratievelastendrukvermindering weleens 0 miljard zou kunnen zijn. Als dat zo is, draaien we ondernemers een rad voor ogen. Ik vind dat dat niet kan. Ik zou graag zien dat de Minister heel duidelijk is over de echte resultaten, ook betreffende de eenmalige kosten. Die horen natuurlijk gewoon op dezelfde hoop als de structurele kosten.
Minister Kamp: Waarom moet er nou gezegd worden dat ik daar niet duidelijk over ben? Ik ben er heel duidelijk over. Wij hebben een najaarsrapportage over de regeldruk aan de Kamer gestuurd. Toen hebben we gezegd dat het 875 miljoen was. Nu is het geen najaar meer; het is april. Op dit moment zeg ik dat het 1,3 miljard is. Dat is zo helder als het maar kan zijn. Daarmee zitten we op koers om in deze kabinetsperiode 2,5 miljard te halen. Ik heb ook al gezegd dat we 2,35 miljard hebben ingevuld vanuit de ministeries. Wij zullen ook het restant invullen en realiseren; althans, ik zal daar zeer mijn best voor doen.
Ik vind de eenmalige kosten helemaal geen onzin. Destijds hebben wij daar echter niet toe besloten. Ik vind het heel belangrijk dat je cijfers door de jaren heen kunt vergelijken om na te gaan of je je ambities waarmaakt. De eenmalige kosten zijn belangrijk. Ik zal er dus op toezien dat die bij elk nieuw wetsvoorstel in beeld worden gebracht. Ik zal ze ook laten betrekken bij de internetconsultatie, zodat de betrokken ondernemers er dan al kennis van kunnen nemen en kunnen reageren op de inhoud van het wetsvoorstel, mede in het licht van de kosten die het voor hen met zich meebrengt. Ik denk dat we dan helder en logisch bezig zijn. Dan kan er wel een VAO komen, maar dat neemt niet weg dat dit een logische en consequente aanpak is.
De heer Verhoeven (D66): De Minister zegt dat hij zich liever verplaatst in de ondernemer. Hij gelooft niet zo in totaaloverzichtjes. Volgens hem zit geen enkele ondernemer daar op te wachten. Hij wil dat de ondernemers per wet en per situatie kunnen reageren. Dat vind ik prima, maar ik ben geen ondernemer; ik ben Tweede Kamerlid en ik moet de regering kunnen controleren. De regering zegt bijna elke week wel dat er 2,5 miljard aan lastenverlichting is. Als Kamerlid wil ik kunnen controleren of dat daadwerkelijk zo is. Als er eenmalige kosten zijn die het totaalbeeld van de administratievelastenverlichting versluieren en als de Minister die niet op dezelfde plek in beeld wil brengen als de structurele lasten, terwijl de eenmalige lasten wel degelijk een heel grote post zijn voor ondernemers, kan ik de Minister niet goed controleren. Ik vind het dus een heel normale vraag van mevrouw Mulder, en dus ook van mij, of de Minister die kosten in dat ene duidelijke overzicht van 2,5 miljard kan onderbrengen. Anders kan de Kamer niet controleren of de Minister de doelstellingen haalt waar hij zelf voortdurend melding van maakt.
Minister Kamp: Het is volstrekt onmogelijk om de eenmalige kosten in het overzicht van 2,5 miljard onder te brengen, omdat we voor die 2,5 miljard al tien jaar een bepaalde definitie gebruiken. Daar zitten die eenmalige kosten niet bij en daar zitten ook de kosten van de Europese regelgeving niet bij. Dat hebben wij destijds heel bewust gedaan. Als er in Europa extra regels komen die in plaats komen van de regels in 28 Europese landen, heb je misschien wel extra Europese regels, maar zijn de ondernemers daar verschrikkelijk blij mee. Anders hebben ze namelijk in 28 landen met 28 verschillende situaties te maken, terwijl dat nu dan vervangen is door een eenheidssituatie. Dat is heel gunstig voor hen. Destijds is ervoor gekozen om de Europese kosten en eenmalige kosten er niet bij te betrekken. Wil de vergelijking, die invulling van die 2,5 miljard, waarde hebben, dan moet ik de definitie die we al jaren hanteren, blijven hanteren. Ik wil helemaal niet geheimzinnig doen over de eenmalige kosten. Daarom zullen die bij ieder wetsvoorstel bij de internetconsultatie in beeld worden gebracht.
Verschillende woordvoerders, onder wie de leden Verhoeven, Vos, Gesthuizen en Mulder, hebben gesproken over de ondernemersfinanciering. Ik heb al aangegeven dat er in de financiering van het bedrijfsleven in een jaar tijd een verbetering is gerealiseerd, geheel en/of gedeeltelijk gehonoreerd, van 62% naar 72%. Er is ook enige verbetering bij de kleine ondernemers, maar dat gaat niet goed genoeg. Daar moet dus zeker nog veel gebeuren. Vandaar dat er bij twee achtereenvolgende begrotingsbehandelingen forse pakketten zijn gemaakt om met extra faciliteiten te komen voor de financiering van het mkb in het bijzonder. De laatste keer is dat vooral gebeurd in de vorm van garantstellingen die beschikbaar zijn gekomen. Dat waren garantstellingen van 500 miljoen hier en 400 miljoen daar, met als bedoeling dat er fondsen beschikbaar komen voor financiering van het mkb.
In het bijzonder richten we ons daarbij op het eigen vermogen. Daar zijn we twee jaar geleden mee begonnen en we hebben het een jaar geleden doorgezet. We hadden al veel garantstellingsregelingen, maar er zijn ondernemers die geen gebruik kunnen maken van een garantstellingsregeling, omdat een bank zelfs met een garantstelling van de overheid geen geld beschikbaar wil stellen als hij van mening is dat een bedrijf onvoldoende eigen vermogen heeft. We hebben dus regelingen ontworpen en bestaande regelingen versterkt, om ervoor te zorgen dat bedrijven tegemoetgekomen worden in het eigen vermogen. Ik denk dat het heel goed is dat we deze beweging in gang hebben gezet. We moeten deze ook vasthouden.
Dan kom ik op de toegankelijkheid van alle voorzieningen en faciliteiten die we inmiddels hebben opgetuigd, in het bijzonder voor de financiering van het mkb. Een ondernemer heeft hiervoor verschillende invalshoeken. Hij kan naar de Kamer van Koophandel of naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland gaan. Hij kan ook naar MKB-Nederland gaan, die samenwerkt met de Nederlandse Vereniging van Banken. Ik heb met deze organisaties overeenstemming bereikt over het idee om er één platform van te maken, waar iedereen naar zal doorverwijzen. De banken zullen dat doen, evenals MKB-Nederland, de Kamer van Koophandel en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. In deze wijzer voor financiering komt alles beschikbaar. Het platform zal in juni in werking treden. Tot die tijd hebben we Ondernemersplein.nl. Dat werkt ook prima. De ondernemer kan ook terecht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De voorziening van MKB-Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken is ook prima. Tot juni functioneren de drie verschillende voorzieningen dus nog. Deze zijn alle drie goed. Daarna hebben we er één. In de loop van dit jaar zullen we die nog verder verbeteren en in december moet die helemaal perfect draaien. Daarmee hebben we een goede voorziening tot onze beschikking.
Mevrouw Mulder zei dat je een en ander ook mobiel, in de vorm van apps, beschikbaar moet stellen. Daar heeft zij gelijk in. Voor de moderne ondernemer, die gewend is om veel te doen via zijn tablet of mobiele telefoon, moet je het ook op die manier beschikbaar hebben. We gaan het dus ook in de vorm van apps beschikbaar stellen. Dat is een onderdeel van de service die we zullen bieden.
De heer Jan Vos (PvdA): Ten eerste complimenteer ik de Minister met het gedane werk. Ten tweede zie ik een marginale verbetering. Ten derde constateer ik echter dat het verreweg niet genoeg is, vooral als ik het in Europees verband bekijk. De Minister presenteerde een aantal cijfers. Ik heb het zelf nog even nagekeken in de ECB Bank Lending Survey. Dat is een verslag van de leningen die banken in Europa uitzetten aan bedrijven. Hierin staat dat er sprake is van een verslechterende kredietverlening aan Nederlandse bedrijven. 14% van alle Nederlandse banken rapporteert dat er minder krediet wordt verleend aan bedrijven. Ik heb vorig jaar aandacht gevraagd voor het jaarlijkse ECB-rapport waarin staat hoe wij scoren in Europa op het gebied van kredietverlening aan bedrijven. Nederland ...
De voorzitter: En uw vraag is?
De heer Jan Vos (PvdA): Sorry, de Minister noemde heel veel getallen, maar ik wil toch even aangeven dat die niet kloppen. In Nederland krijgt 12% van alle bedrijven een lening, terwijl in de rest van Europa een percentage van 25 geldt. We scoren slechter dan Griekenland. Tussen Duitsland en Nederland is er zelfs een verschil van 40%. Het gaat dus niet goed met de kredietverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven en dat komt door ons systeem. Dat blijkt keer op keer. Eind april komt er een nieuw verslag. Dan kunnen we het weer zien. Ik ben er gewoon niet tevreden over en ik wil dat de Minister meer actie onderneemt. In dit licht vraag ik hem om nog eens heel goed te kijken naar het plan voor een fonds dat ik zojuist lanceerde. Dat schoof hij wel heel gemakkelijk terzijde. Ik ben echt niet tevreden.
Minister Kamp: De heer Vos zei in een bijzin dat het niet klopt wat ik zeg. Ik hoop dat hij dat niet meent, want het klopt wel. Mijn belangrijkste taak hier is om ervoor te zorgen dat hetgeen ik tegen de Kamer zeg, klopt. De heer Vos komt ook met informatie. Ik zal niet beweren dat zijn informatie niet klopt. Het gaat inderdaad helemaal niet goed met de financiering van het mkb, met name van het kleinere bedrijfsleven. Daar gaat het gewoon niet goed. Als er minder krediet wordt verstrekt, wil dat echter niet zeggen dat het probleem meteen groter is geworden. Het kan ook zijn dat er minder krediet wordt gevraagd. Dat kan ook een reden zijn waarom er minder krediet wordt verleend. Het percentage van het aantal kredietaanvragen dat geheel of gedeeltelijk aan het bedrijfsleven is verleend, is in een jaar tijd verhoogd van 62 naar 72.
Het gaat met de Nederlandse economie de goede kant op. De bestedingen nemen toe en met de export gaat het ook goed. Er gaan in Nederland dus een heleboel dingen goed, ook bij het kleinere bedrijfsleven. De retail trekt op dit moment weer aan. De heer Vos is niet tevreden over de financiering. Ik ben er ook niet tevreden over. Daarom heb ik samen met mijn collega van Financiën en met steun van de heer Vos een plan uitgewerkt. We hebben twee keer achter elkaar een uitgebreid pakket gemaakt om de financiering van het mkb te versterken. Het eerste pakket is toegepast en we zijn nu volop bezig om het tweede pakket toegepast te krijgen. In het tweede pakket zit bijvoorbeeld een garantiebudget voor het opstarten van een achtergestelde-leningenfonds voor het mkb. De heer Vos wil een fonds hebben en dat komt er dus ook. Wij ondersteunen dat door er voor een deel garant voor te staan. Vanuit dat fonds worden achtergestelde leningen verstrekt.
Daarnaast kom ik met een tweede fonds. In dat fonds worden nieuwe initiatieven genomen om van partijen die dat nu niet doen, in een vorm waarin dat nu nog niet gebeurt, geld voor het mkb beschikbaar te stellen. Ook daar zullen we een garantie voor geven. Er is een garantie van 400 miljoen beschikbaar. Er zijn van alle kanten voorstellen gekomen. Ik meen dat het er 27 zijn. We gaan deze maand een keuze maken en dan zullen die garanties worden toegekend. Dan komt zo'n fonds dus beschikbaar.
De heer Vos vraagt om een verbetering. Die moet er komen. Hij zegt dat het ernstig is. Daar ben ik het mee eens. Hij zegt dat het moet gebeuren in de vorm van het versterken van het eigen vermogen. Ook daar ben ik het mee eens. Hij wil er fondsen voor hebben. Er zijn twee fondsen in oprichting waarmee dit gedaan kan worden. Nadat we erover gepraat hebben, staan de heer Vos en ik dus niet zo ver van elkaar af.
De heer Jan Vos (PvdA): Ik wil één ding rechtzetten. Ik heb niet willen stellen dat de informatie die de Minister aan de Kamer geeft, onjuist is. Laten we dat meteen van tafel krijgen. Ik constateer dat we in Nederland vooruitgang boeken dankzij de inspanningen van deze Minister. Dat heb ik ook al eerder gezegd. Als je het eindresultaat van die inspanningen echter afzet tegen de situatie in andere Europese landen, zie je dat we nog steeds heel laag scoren. Als eind april, wanneer we de nieuwe lijstjes krijgen, blijkt dat we nog steeds niet ver genoeg zijn opgeschoven, zal ik dus opnieuw aan de bel trekken. Ik zal deze problematiek dan opnieuw bij de Minister onder de aandacht brengen. Het schot voor de boeg is gegeven. We blijven deze zaak nauwlettend volgen. Dat is ook mijn verantwoordelijkheid als Kamerlid.
Minister Kamp: Ik accepteer dat volkomen. Ik heb ook met de heer Vos te maken in het energiedossier over Groningen. Ik praat me de tong blauw, maar daar koopt Groningen niks voor. Het gaat om resultaten. Daar word ik op afgerekend. Voor kredietverlening geldt precies hetzelfde. We zijn twee jaar achter elkaar met pakketten gekomen. Dat is allemaal prachtig, maar als het eindresultaat is dat wij de op een na slechtste van de EU zijn, is dat niet goed. Ik begrijp dat de heer Vos ongedurig is op dit punt en mij voortdurend aanspoort. Dat is volkomen terecht. Ik accepteer dat ook. Ik zit erbovenop. Het is belangrijk dat dit gebeurt. Ik doe alles wat ik kan. Suggesties om meer te doen, worden gewaardeerd.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik stel vast dat het kauwen wat heeft opgeleverd. Er komt namelijk een app voor ondernemers. Is die app gereed als dat ene loket tot stand is gekomen?
Minister Kamp: Het lijkt me heel goed om vanaf juni al ervaring op te doen met die app. Het lijkt me logisch dat we het zo gaan doen. Zonder tegenbericht aan de Kamer zullen we in juni die informatie ook beschikbaar krijgen voor mobiel gebruik.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): De Minister zegt terecht dat we vooruitgang hebben geboekt in de kredietverlening. Er zijn heel veel maatregelen genomen. Het fundament van het probleem ligt echter bij de banken. Dat weet de Minister ook. Hij neemt allerlei maatregelen. Er zijn voorzieningen en garantstellingen. Dat zijn leuke dingen. Ik hoor hem echter niet over de rol van de banken. Ondernemers betalen belasting. Met die belasting worden banken gered. Wat doen de banken op dit moment? In plaats van kredieten te verlenen aan kleine ondernemers geven de bestuurders zichzelf bonussen van tonnen. Dat is moeilijk te verteren voor de ondernemer. De Minister spreekt echter niet over de rol van de banken. Hij heeft het over maatregelen hier en maatregelen daar. De heer Vos heeft het al gezegd: na Griekenland bungelen we onderaan als laagste kredietverlener van Europa. Daar schamen we ons voor. Ik denk dat de Kamer zich daarvoor schaamt. Hebben we het lef niet om de banken daarop aan te spreken? Als het slecht gaat, komen de banken bij ons en helpen wij hen. Als het vervolgens goed gaat, kiezen ze voor hun eigen portemonnee. Waarom spreekt de Minister hier geen duidelijke taal over?
Minister Kamp: Het is prima om iedere keer te vertellen dat het niet goed gaat met de kredietverlening aan het mkb – dat weet ik al en ik ben er dus ook mee bezig – maar het is ook niet verstandig om jezelf de put in te praten. Nederland is een klein land, dat er toch in slaagt om de vijfde exporteur van de wereld te zijn, zowel op het gebied van hightech als op het gebied van agrarische producten. In beide sectoren zijn er kleine bedrijven, zeker in de agrarische sector. Ook in de hightechsector zit heel veel innovatie bij het mkb. Die bedrijven worden allemaal op de een of andere manier gefinancierd. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft een heel sterke exportpositie in de wereld. Negen sectoren draaien op het hoogste niveau in de wereld mee. Er gaat dus ook een heleboel goed. Er wordt dus in Nederland heel veel ook wel gefinancierd.
Ik vind «banken» overigens echt geen vies woord. Ik ben blij met onze goede banken. We hebben vier grotere banken in Nederland. Eén bank is zelf door de crisis gekomen. Een andere bank is met grote hulp van ons door de crisis gekomen. We hebben twee andere banken moeten overnemen en die zullen we weer in de markt zetten. We willen heel graag een goede bankensector overeind houden. Deze is namelijk van cruciaal belang voor het bedrijfsleven. Onze Nederlandse bankensector is groter dan de Nederlandse economie. Ook dat is op zichzelf positief. Die banken hebben enkele tientallen miljarden verloren aan ondernemerskredieten. Ze hebben kredieten verleend aan ondernemers. Dat geld zijn ze gewoon kwijt. Dat gebeurt nog iedere dag. Ik heb al verteld dat we vorig jaar 140 tot 150 miljoen zijn kwijtgeraakt op onze eigen garantstellingen voor ondernemerskredieten. Bij de banken gaat dat bedrag nog een aantal keren over de kop.
De banken hebben dus met een heel reëel probleem te maken. Daar gaan wij vervolgens weer oplossingen voor zoeken. Dat houdt onder andere in dat ze van ons garanties voor kredieten kunnen krijgen. De banken hebben samen Qredits opgericht. Deze neemt de afgewezen kredietaanvragen alsnog in behandeling. Een deel daarvan wordt alsnog gehonoreerd. De banken hebben dit mogelijk gemaakt. Ze hebben toegestaan dat Qredits gaat tot kredieten van € 250.000. De rol van de banken in de kredietverlening in Nederland is heel groot. Die willen we graag wat kleiner maken. We willen echter wel dat de banken hun positieve rol in de toekomst blijven vervullen. Dat proberen we op een constructieve en positieve manier te bewerkstelligen.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Ik vind het jammer dat de Minister de banken er niet keihard op wil aanspreken. Andere Europese banken hebben ook verloren op hun mkb-kredieten en hebben ook heel veel faillissementen meegemaakt. Ze hebben miljoenen of miljarden aan mkb-kredieten verloren, maar dan nog staan ze hoger dan wij. Laten we eerlijk zijn: de banken willen geen kredieten verlenen aan de kleine ondernemers, omdat ze daar geen geld aan kunnen verdienen. Misschien moeten we daar iets aan doen. Misschien moeten we de kredietverleningsprocessen op een andere manier laten verlopen. De banken kunnen er niks aan verdienen en daarom willen ze geen kredieten verlenen. Ze willen geen risico nemen. Daardoor gaan heel veel kleine ondernemers ten onder. Dat laat de Minister toe door de banken niet keihard hierop aan te spreken en door hen niet aan te pakken.
Minister Kamp: Misschien zou dat de aanpak zijn van de heer Öztürk, maar die aanpak leidt nergens toe. De banken zijn best bereid om te financieren. Dat doen ze ook. De banken snappen heel goed dat er voortdurend vernieuwing plaatsvindt in het bedrijfsleven. Een bank kan zich niet alleen maar concentreren op de middelgrote en grote bedrijven, want dan raakt hij in de toekomst zijn markt kwijt. De kleine bedrijven van nu zijn de grote bedrijven van de toekomst. De banken zijn dus ook uit eigenbelang wel degelijk bereid om kleine bedrijven te financieren. Als de financieringsaanvraag wordt afgewezen, is er ook nog, met belangrijke steun van de banken, Qredits. Een reëel probleem voor banken kan zijn dat ze heel veel moeite moeten doen voor kredietaanvragen voor kleine bedragen. Die zijn voor hen dus minder aantrekkelijk. We bekijken met brancheorganisaties en ondernemersorganisaties hoe we voor een standaardaanpak kunnen zorgen, zodat de informatie voor banken heel makkelijk toegankelijk is. We kunnen bijvoorbeeld allerlei dingen doen in de voorbereiding van die kredietbeoordelingen. Daar zijn we mee bezig. Automatisering biedt hier mogelijkheden voor. Zo pakken we het aan. Dat is constructief. Deze aanpak wordt niet gekenmerkt door wantrouwen tegen banken of door de wens om de banken keihard aan te pakken. We willen graag een constructieve rol vervullen. Zo'n houding richting de banken zal uiteindelijk tot de beste resultaten leiden.
De voorzitter: De Minister gaat verder, maar niet voordat ik het voorzitterschap heel kort overdraag aan de heer Ziengs.
Voorzitter: Ziengs
Minister Kamp: Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Gesthuizen. Mevrouw Gesthuizen noemde de bedrijfsoverdracht een probleem. De heer Öztürk deed dat ook. Heel veel bedrijfsoverdrachten gaan goed. Er spelen vaak bijzondere dingen, die bijzondere aandacht vergen. Daarom hebben we op Ondernemersplein.nl, die voor iedereen toegankelijk is, een aparte portal voor bedrijfsoverdrachten. Zo kunnen bedrijven geholpen worden bij bedrijfsoverdrachten. De Kamer van Koophandel is er ook mee bezig. Ik vind de overdracht van bedrijven van belang. De hele sector van familiebedrijven is van belang. In Duitsland zie je dat het nog beter kan dan in Nederland, maar ook in ons land zijn de meeste bedrijven familiebedrijven. Er moet aandacht blijven voor een overdracht binnen of buiten de familie. Ondernemersplein.nl is beschikbaar om daar een rol in te spelen.
Mevrouw Gesthuizen heeft vragen gesteld over de standaardregelhulpen en het ondernemingsdossier. Daar heb ik al over gesproken.
Zij heeft ook gesproken over PIANOo. Die naam heb ik niet bedacht. Ik zou het gewoon «Kenniscentrum Aanbestedingen» hebben genoemd, maar goed, het heet nu eenmaal PIANOo. Dit kenniscentrum wordt zeer gewaardeerd. Het werkt ook goed. 80% van de kleine gemeenten is erbij ingeschreven. 50% van de kleine gemeenten maakt er ook gebruik van en heeft een aanvraag gedaan bij PIANOo. Dat een klein deel van de respondenten afkomstig is uit de kleine gemeenten, komt ook omdat er bij die kleine gemeenten geen professionals zijn die zich alleen maar hiermee bezighouden. Het gaat vaak om mensen die veel taken hebben. Daarom heb ik er begrip voor dat ze niet meedoen aan een enquête. Die kleine gemeenten sluiten zich steeds vaker aan bij inkoopsamenwerkingen. PIANOo faciliteert dit ook en biedt hiervoor een handleiding. Hierin staat hoe gemeenten zo'n inkoopsamenwerking kunnen opzetten. Dit kenniscentrum vervult dus ook voor de kleine gemeenten een nuttige rol.
Mevrouw Gesthuizen sprak heel kort over aanbestedingsadviseurs. Dat onderwerp laat ik even liggen. Ik wacht af of ze daar in de tweede termijn op terugkomt.
Zij vroeg zich af waarom de Garantiefaciliteit Ondernemingsfinanciering (GO-regeling) beter bekend is bij banken dan bij ondernemers. Deze faciliteit is gericht op grote bedrijven. De banken hebben heel veel knowhow in huis om de grote kredietaanvragen van grote bedrijven te beoordelen. De banken zijn er dus mee bezig en hebben de deskundigheid. Zij moeten dus ook weten dat de Staat bereid is om onder voorwaarden een deel van het risico af te dekken. Dat weten zij ook heel goed. Op die manier komt de informatie bij de ondernemers terecht. We kunnen de ondernemers er wel op attenderen. Ze kunnen er ook kennis van nemen via de mogelijkheden die ik net heb genoemd: via Ondernemersplein.nl, de RVO, MKB-Nederland, de Nederlandse Vereniging van Banken en straks via dat ene gezamenlijke portal. Het is echter van het grootste belang dat de banken goed weten wat de mogelijkheden zijn en daar optimaal gebruik van maken.
Voorzitter: Vermeij
Minister Kamp: Ik meen dat we de laatste vijf jaar in totaal voor 9 miljard aan GO-garanties – daar sprak mevrouw Gesthuizen over – en BMKB hebben weggezet. Dat is dus een grote bijdrage aan de financiering van het bedrijfsleven.
Dan kom ik op de vragen van de heer Öztürk. Ik heb al over de regeldruk gesproken. Ik heb over de banken en de bedrijfsoverdrachten gesproken. Qredits en de Retailagenda zijn met name op het kleinste bedrijfsleven gericht. De economie draait eigenlijk voor een heel groot deel op het kleinste bedrijfsleven in de retail, in de agrarische sector en in de dienstverlening. Het kleinste bedrijfsleven is van het grootste belang. Daarom hebben we de Retailagenda. Daarom hebben we Qredits opgezet en hebben we een maatwerkaanpak voor de regeldruk. We zijn zeer gericht op met name het kleinere bedrijfsleven. Het is bepaald niet zo dat op het ministerie de aandacht vooral uitgaat naar de grote bedrijven. Ik heb de indruk dat wij meer dan evenredig, terecht, aandacht geven aan het kleine bedrijfsleven.
De heer Vos sprak over de betaaltermijnen. Hij zei dat men het in het bedrijfsleven elkaar moeilijk maakt. Vooral de grote bedrijven maken het de kleine bedrijven moeilijk. Volgens de heer Vos moet daar meer aan gedaan worden. Het is niet zo gemakkelijk om daar meer aan te doen. We hebben het in de wet al geregeld. Er is een bepaalde betaaltermijn en als je daaroverheen gaat, ben je wettelijk rente verschuldigd. Het is dus niet zo aantrekkelijk om dat te doen. De leveranciers maken daar echter vaak geen gebruik van, omdat ze hun klant niet kwijt willen raken. De overheid heeft het dus wel geregeld, maar de bedrijven maken er geen gebruik van.
De steeds langer wordende betaaltermijnen en de gevolgen daarvan voor de kleine bedrijven vormen een serieus probleem. Dat pakken we op verschillende manieren aan. We bekijken bijvoorbeeld met het grote bedrijfsleven hoe het meteen vanaf de levering duidelijkheid kan geven dat het geld inderdaad binnenkomt. Dat is voor de kredietwaardigheid van de kleine bedrijven van grote betekenis. Daarnaast stellen we op verzoek van het bedrijfsleven een onderzoek in om de aard en de omvang van de problematiek vast te stellen. Er wordt terecht veel over gepraat, ook door de heer Vos. Die oplopende betaaltermijnen zijn volgens mij ook een probleem. Het bedrijfsleven wil graag dat we eerst onderzoek doen naar de vragen waar het hem precies in zit, wat de omvang ervan is en wat de oorzaak ervan is, voordat we met maatregelen komen. Ik ben bezig met het onderzoek uit te zetten. Dat moet voor de zomer worden afgerond. Op dat punt zal ik dan conclusies trekken. Ik zal het hele palet van betalingen nog een keer schetsen. Van de betalingen door het Rijk gebeurt inmiddels 93% op tijd. Voor de betalingen door gemeenten maken we een openbare monitor. Zo kan iedere gemeenteraad zien welke gemeente niet op tijd betaalt. Ook de ketenfinanciering komt aan bod. Daar sprak ik net al over. Grote bedrijven zouden in een heel vroeg stadium zekerheid moeten geven. Verder bekijken we wat het probleem is met de lange betaaltermijnen en wat daaraan gedaan kan worden. Voor de zomer ronden we het onderzoek af. Direct na de zomer zal ik, nog voor de begrotingsbehandeling, dit inzicht aan de Kamer geven.
De heer Vos heeft gevraagd wat ik wil doen aan de verlaging van de lasten op arbeid. Dat is van groot belang. Je kunt het op twee manieren doen. Je kunt de belastingdruk bij de werknemer verlagen of je kunt die verlagen bij de werkgever. Die zaken heeft het kabinet in beeld bij de voorbereiding van een nieuw belastingstelsel. Het belastingstelsel moet altijd eens in de zoveel jaar vereenvoudigd worden, omdat de Kamer en het kabinet allerlei dingetjes verbeteren en verfijnen, waardoor het op een gegeven moment te ingewikkeld wordt. Dan moet opnieuw bezien worden hoe het vereenvoudigd kan worden. We moeten ook bekijken hoe we, in het belang van de werkgelegenheid, de lastendruk op arbeid kunnen verlichten. Daar zijn we in de herziening van het belastingstelsel mee bezig. Ik draai in de voorbereidingen mee, onder leiding van de Staatssecretaris van Financiën. Het kabinet heeft de ambitie om tijdig met een resultaat te komen, zoals al met de Kamer is gewisseld in andere gremia.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Verhoeven. Ik heb al over verschillende zaken gesproken, zoals de aanpassingskosten, mijn rol als waakhond, het toerisme en de eHerkenning. Ik heb nog niks gezegd over de start-ups en de start-up-bv. Het onderwerp van de start-ups is destijds met name door de VVD-fractie geagendeerd. Mevrouw Lucassen is met een nota gekomen die ik van een reactie heb voorzien. Ik ben erg enthousiast over start-ups. Dat is ook een hobby van mij. Ik kom er bijna iedere week een keer. In de afgelopen week was ik bij start-ups van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Het is fantastisch wat die universiteit allemaal faciliteert voor start-ups en wat daar uitkomt. Ze hebben een geweldige incubator opgezet. Ik was in de week daarvoor in Arnhem. Daar hebben ze een omgeving gemaakt voor industriële start-ups. Ik was ook nog in Amersfoort. In elke grote stad zijn wel uitstekende start-upfaciliteiten.
Ik heb mevrouw Kroes overgehaald – ik moest haar echt overhalen – om na haar periode bij de Europese Commissie, vanuit haar achtergrond, de Nederlandse start-upwereld te trekken, om verbanden te leggen tussen alle activiteiten in Nederland en om Nederland op de wereldkaart te zetten. Mevrouw Kroes heeft samen met mij de ambitie geformuleerd om in Nederland de nummer-drie-start-upomgeving van Europa te creëren. Londen en Parijs zullen we niet inhalen, maar nummer drie moet haalbaar zijn. Daar zijn we nu hard mee aan de gang. Er is heel veel enthousiasme voor in de wereld. Men heeft er erg veel belangstelling voor om in Nederland te investeren. Start-ups hebben ook belangstelling voor Nederland. Er is een goede samenwerking met Amsterdam, met wethouder Ollongren en burgemeester Van der Laan. Zij stellen zich zeer ondersteunend op. We hebben aan mevrouw Kroes een heel goede om dit vooruit te trekken. Daar zijn we nu volop mee bezig. Onlangs was ze nog in Groningen. Ook daar zijn allerlei uitstekende initiatieven op het gebied van start-ups. Die zullen wij ook ondersteunen.
De heer Verhoeven sprak in het bijzonder over een aparte rechtsvorm voor start-ups, de start-up-bv. Dat is iets nieuws van zijn kant. Ik ben er niet enthousiast over. Een aparte rechtsvorm voor start-ups is volgens mij niet nodig. Vanaf 1 oktober 2012 hebben we het al veel gemakkelijker gemaakt om een bv op te richten. Daar kunnen de start-ups ook gebruik van maken. Een aparte rechtsvorm voor start-ups met bepaalde faciliteiten kan ook heel gemakkelijk tot misbruik leiden. Je begint bijvoorbeeld als start-up-bv. Na een paar jaar mag dat niet meer, want dan ben je al een bedrijf aan het worden. Vervolgens duw je die activiteit in een nieuwe start-up-bv, die er vervolgens weer mee doorgaat. Zo kun je er misbruik van maken en daar schieten we niks mee op. Als je er geen misbruik van maakt, maar er gewoon gebruik van maakt, begin je met een start-up-bv en moet je bedrijf, als het groeit, overgaan in een gewone bv. Volgens mij zijn daar geen voordelen uit te halen, zeker ook gelet op de vergemakkelijking voor bv's per 1 oktober 2012 die ik net al heb genoemd.
In plaats daarvan hebben we een heel pakket gemaakt van allerlei faciliteiten voor start-ups. Er zijn in Nederland heel veel faciliteiten voor start-ups. We hebben nu bijvoorbeeld ook een start-upvisum. Als je uit een ander land komt en in Nederland een start-up wilt beginnen, kun je daar een apart visum voor krijgen. Daar zijn de start-ups heel enthousiast over. Het is een mooi instrument. We verzamelen alle instrumenten in een start-uptoolbox, om deze gemakkelijk toegankelijk te maken voor de start-ups. Wij zijn dus met groot enthousiasme bezig met de start-ups en wij boeken ook goede resultaten. Dat de suggestie van de heer Verhoeven niet mijn steun krijgt, wil dus niet zeggen dat zijn steun en de steun van zijn partijgenoten in Amsterdam niet zeer gewaardeerd worden. Ik zal verdere voorstellen van zijn kant dan ook met belangstelling bezien.
De heer Verhoeven heeft ook gevraagd naar de evaluatie van de Wet markt en overheid. Die evaluatie loopt op dit moment. Uiterlijk 1 juli zullen we die afronden. Ik zal dan een beleidsreactie schrijven en deze nog in de zomer naar de Kamer sturen.
Ik denk dat ik, gezien de woorden van de voorzitter over de tijd, nog even kan wachten met mijn laatste punt. Ik wacht de tweede termijn af.
De voorzitter: Volgens mij kunnen we meteen beginnen met de tweede termijn, met een spreektijd van twee minuten. Ik verzoek u om het zo kort en krachtig mogelijk te houden.
De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Ik kreeg tussentijds een mailtje van mijn collega Betty de Boer. Zij heeft het debat over de speciale kaart die we willen, natuurlijk gevolgd. Zij laat weten dat de Nederlandse Spoorwegen al aan het rondbellen zijn om alle vervoerders zo ver te krijgen. Men is erg enthousiast. We hebben dus voortgang geboekt in dit debat.
Het is fijn dat de Minister, na enig aandringen van mijn kant, met zijn collega om de tafel gaat zitten om de afschrijvingsproblematiek nader te bezien.
Dan kom ik op de mengformules. Mijn fractie vindt dat een bepaling in de Drank- en Horecawet echt beperkend werkt, met name als we kijken naar het gelijke speelveld tussen de horeca en de retail. Ik blijf daarop drukken. De Minister moet hier echt op sturen. Ik heb in het debat gemerkt dat hij die ruimte ook enigszins biedt en ik dank hem daarvoor. Ik heb kort iets gezegd over de Wet markt en overheid, maar toen had ik geen tijd meer. Het Ministerie van Minister Bussemaker heeft een aanbesteding uitgeschreven voor scanstraten. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld, zeg ik tegen de woordvoerder van de D66-fractie, die kennelijk dacht dat ik nog geen actie had ondernomen. De Commissie van Aanbestedingsexperts, die we in samenwerking destijds ertussen gedrukt hebben bij de Aanbestedingswet, is tot de conclusie gekomen dat deze aanbesteding volstrekt onjuist is. Wil de Minister dat even tussen de oren houden als voorbeeld van hoe het niet moet?
Een jaar geleden heb ik een punt gemaakt van de gevolgen voor de ondernemer als er loonbeslag wordt gelegd op het loon van een werknemer. De Minister heeft toen gezegd dat Europa zich in deze materie verdiept en mogelijk met plannen komt. Ik hoor graag wat de stand van zaken is.
Gelukkig hebben de collega's het puntje van de financiering opgepakt. Ik sluit me vooral aan bij de opmerkingen van de D66-fractie. Vorige keer heb ik al gevraagd wat de stand is van de informatievoorziening over kredieten aan ondernemers. Wat de VVD betreft wordt versnippering in de informatievoorziening zo snel mogelijk teruggedrongen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Het is goed om te horen dat de Minister brood ziet in een nieuwe vervoerspas voor buitenlandse toeristen. De Minister zei al dat ik in mijn tweede termijn altijd vraag wanneer iets er dan is, dus bij dezen: wanneer kan deze pas in werking treden?
Ik heb er nog even op gekauwd en ik wil toch graag een VAO aanvragen over de aanpassingskosten.
De Minister heeft gezegd dat hij de Bedrijfseffectentoets zal meenemen in de consultatieronde. Ik dank hem voor deze toezegging. Hij zal ook bekijken hoe deze verder kan worden verbeterd en zal daar voor de zomer op terugkomen. Dat is goed om te horen. Ik vraag me wel af in hoeveel procent van de wetgeving die Bedrijfseffectentoets wordt toegepast. Kan ik die in elke memorie van toelichting terugvinden? Of staat die in een gedeelte van de wetgeving? Nu voeren de ministeries de Bedrijfseffectentoets uit. Wil de Minister overwegen of dit ook door een onafhankelijke partij kan worden gedaan, zoals in Europa het geval is?
Ik dank de Minister voor zijn toezegging dat de financieringsapp al in juni naar buiten komt. Dat is voor ondernemers echt geweldig nieuws. Ik zei in mijn eerste termijn al dat de BMKB-regeling slecht bekend is. De banken kennen die wel, maar opperen deze niet aan hun klanten. Klanten weten niet dat die regeling er is en vragen er dus niet om. Zo blijven we met een probleem zitten. Die app kan hierbij helpen.
De Minister neemt de aanbevelingen over de bedrijfsoverdrachten over. Heeft de Minister ook bekeken wat men in andere landen doet om familiebedrijven te behouden? Wat zijn daar de pluspunten van? Ik denk aan Duitsland, maar er zijn ook andere voorbeelden. Is de Minister bereid om daarnaar te kijken? Hij zegt namelijk dat hij op basis van empirisch onderzoek op dit moment niet kan inschatten of ons beleid werkt en effectief is. We weten wel dat als je de fiscale regelingen voor bedrijfsoverdrachten niet overeind houdt, je met name de agrarische bedrijven om zeep helpt. Dan hebben we het over bedrijven die misschien al sinds de zestiende eeuw bestaan. Als er over het onroerend goed moet worden afgerekend, gaat zo'n bedrijf kapot. Dat wil het CDA echt voorkomen. Houd de werkgelegenheid bij de familiebedrijven in stand en wees er voorzichtig mee.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Volgens mij moeten we als commissie meenemen dat we onze agenda voor de algemeen overleggen iets minder vol plannen met zo veel uiteenlopende onderwerpen.
Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ik ben blij dat hij het punt van de regeldruk met nog meer energie gaat oppakken dan hij tot nu toe heeft gedaan. Ik ben blij dat hij zal bekijken wat we kunnen leren van de Bedrijfseffectentoets en dat het Ondernemingsdossier met extra energie wordt opgepakt.
Ik maak me wel zorgen over PIANOo. Ik begrijp de uitleg van de Minister over de redenen waarom mensen minder snel aan een enquête meedoen. Eigenlijk zegt de Minister dat de kleine gemeenten geen professionals in dienst hebben die zich alleen maar bezighouden met aanbesteding. Ze doen het erbij. Dat klopt. Dat is echter ook de kern van het probleem dat ik vaak tegenkom als ik het land in ga en met ondernemers praat. Als aanbestedingen niet goed lopen, komt dat vaak omdat aanbestedende diensten onvoldoende duidelijk maken wat ze precies willen. Achteraf is dan niet duidelijk waarom iemand is afgewezen. Dat zit met name bij de kleinere diensten en dus ook bij de kleinere gemeenten. Die moeten steeds opnieuw het wiel uitvinden. Hoe kunnen we PIANOo zo evalueren dat duidelijk wordt dat het ook op dat vlak voldoende bereikt? Hoe kunnen we zien dat PIANOo ook komt op die plekken waar de pijn het grootst is?
De Minister en ik worden het niet eens over TenderNed. Dat is jammer.
Ik sluit me aan bij hetgeen de collega's al hebben gezegd over het NBTC. Het departement van Economische Zaken en de Kamerleden die zich hiermee bezighouden, doen bij uitstek hun best om te doen wat goed is voor de economie van Nederland. Toerisme zorgt toch voor gratis winst. Als je veel toeristen trekt, zorgt dat voor extra inkomsten en dus extra export. Als je het op dat vlak goed doet, sta je al met 2–0 voor. Het zou dus hartstikke zonde zijn als we daarop geen tandje bij zetten. Ik sluit me aan bij de kritiek die ik net hoorde van de D66-fractie. Als er een VAO komt, zal ik bekijken wat wij op dat punt willen doen.
De voorzitter: Er is inmiddels een VAO aangevraagd.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Voorzitter. De Minister heeft een aantal vragen beantwoord, maar ook een aantal vragen niet. Ik zal in tweede termijn dus de niet-beantwoorde vragen moeten herhalen. Ik heb een vraag gesteld over de anbi-status van zwembaden. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Ik heb ook gevraagd of de Minister de actieagenda's van Gastvrij Nederland wil ondersteunen, monitoren en bijsturen. Daar heb ik ook geen antwoord op gekregen.
De Minister zegt dat hij het punt van de bedrijfsoverdrachten heel belangrijk vindt. Volgens hem moeten de ondernemers naar Ondernemersplein.nl of naar de KvK. Daar redden ze het echter niet mee. Op dit moment gaan er per jaar 50.000 banen verloren en is er sprake van 3 miljard euro kapitaalvernietiging. Ik heb geprobeerd om de Minister in eerste termijn uit te dagen om zichzelf een target te stellen om deze cijfers omlaag te krijgen. Dat doet hij niet en dat vind ik jammer. Als je het belangrijk vindt, kun je ook een target stellen voor de komende twee jaar. Daarom daag ik hem nogmaals uit om voor zichzelf een target te stellen en om middelen in te zetten om die kapitaalvernietiging te stoppen.
De Minister zegt ook dat hij kleine bedrijven heel belangrijk vindt en dat hij daar in zijn beleid rekening mee houdt. Dat is goed, maar hij redt het niet alleen met Qredits of de Retailagenda. Hij moet met meer komen. Daar zullen we de Minister de komende maanden en jaren op aanspreken.
De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide beantwoording van de vragen in eerste termijn. Ik dank hem ook voor de toezegging dat er een onderzoek komt naar de betalingstermijnen en dat dit voor de zomer zal worden gepresenteerd. Wordt hierin ook meegenomen dat onze economie verandert? Steeds meer mensen zijn zzp'er of hebben een kleine onderneming. Steeds minder mensen zijn in vaste loondienst. De verhouding tussen bedrijven verandert dus. De voedselketen, om het zo maar even te zeggen, heeft een andere dynamiek gekregen.
Overheden zijn op dit moment verplicht om binnen 30 dagen hun rekening te betalen. Dat gaat ook heel vaak goed, hoewel er nog wel wat puntjes op de i gezet moeten worden. Bedrijven mogen 60 dagen aanhouden en mogen ook afspraken maken om daarvan af te wijken. Volgens mij heeft de wetgever dat toch wat soepeltjes vormgegeven. We moeten terug naar een vaste termijn waarbinnen bedrijven moeten betalen, zonder mogelijkheid om daarvan af te wijken. Hiermee wordt het probleem adequaat geadresseerd. We zullen er ongetwijfeld op terugkomen als het rapport in de zomer naar de Kamer komt.
De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister. Ik las dat de Nationale Bioscoopbon sinds vandaag ter ziele is gegaan. Pathé gaat ermee stoppen. Gelukkig komt er wel een nationale toeristenpas. Ik ben blij dat alle seinen volledig op groen staan en dat dit idee, dat door de hele Tweede Kamer en het kabinet als positief wordt gezien, de vervoerders in beweging zet. Laten we ervoor zorgen dat we deze zomer de eerste pas kunnen uitreiken. Volgens mij is er niet zo heel veel voor nodig. Het is mooi dat dit zo snel kan gaan.
Ik vind het jammer dat de Minister niets wil met eHerkenning. Dat is een gemiste kans. Met € 30 kun je wat verlichting geven, maar de Minister wil daar eigenlijk geen initiatief toe nemen. Dat is teleurstellend.
De manier waarop we nu de administratieve lasten in beeld brengen, vind ik zorgelijk. Ik ben blij dat mevrouw Mulder een VAO heeft aangevraagd. Misschien kan de Kamer een voorstel doen om de eenmalige kosten heel scherp in beeld te krijgen, zodat de rekensom die het kabinet elke keer presenteert, echt klopt en aansluit bij de praktijk van bedrijven.
Dan kom ik op de regelwaakhond. De Minister zei heel terecht dat hij het op zijn eigen manier doet. Dat is niet meer dan logisch. Hij zei: ik wil niet naar mijn collega's blaffen. Ik wil ook niet dat de Minister blaft, ik wil dat hij bijt. Ik wil dat hij bijt als zijn collega's met wetten komen die te veel regeldruk opleveren. Dat doet de heer Timmermans ook. Dat zou dus goed zijn.
Mevrouw Mulder schreef in haar motie dat elk ministerie verantwoordelijk moet zijn voor de regeldruk. Dat wil D66 juist niet. We willen dat een en ander centraal wordt aangepakt door deze Minister. Daarom hebben wij tegen haar motie gestemd. Als zij deze nu zou indienen, zouden wij dat weer doen.
Ik ben blij dat de Minister onze inzet voor de start-ups waardeert, hoewel hij het idee voor een start-up-bv overbodig vindt. Ik vraag hem wel om een aantal voordelen die wij start-ups willen geven, te overwegen, maar dat zal ik op een later moment met hem bespreken. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid van meer dan twee flexibele contracten binnen een periode van twee jaar. Daar hebben start-ups namelijk heel veel behoefte aan.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vragen over de pensioenfondsen en het DVI, dus die krijg ik graag nog.
Minister Kamp: Voorzitter. De heer Ziengs sprak over de kwestie van het scannen. Bij het Nationaal Archief is een nieuw project opgezet, waarin met grote boekscanners een bestand op een digitaal bestand wordt overgezet. Het is een nieuw project, dat dus niet bij de markt wordt weggehaald. Het gaat om een overheidsorganisatie die een bepaalde klus gaat doen. Het Nationaal Archief heeft ervoor gekozen om dit niet extern te laten doen, maar om dit met eigen mensen te doen. Dat mag. Een ministerie mag daarvoor kiezen en het Nationaal Archief mag daar, wat mij betreft, ook voor kiezen. In dit geval is het ook afgedekt door het Ministerie van OCW. De Aanbestedingswet is er niet op van toepassing. De overheid doet gewoon met ambtenaren overheidswerk. De Wet markt en overheid is dus niet van toepassing. De Commissie van Aanbestedingsexperts heeft er een advies over gegeven, maar de Minister van OCW heeft gezegd dat het naar haar overtuiging zo is zoals ik het net heb verwoord en zoals het ook naar mijn overtuiging is. Ik ben dus niet van plan om er iets aan te doen. Ik ben wel van plan om bij de evaluatie van de Wet markt en overheid alle voor de Kamer relevante zaken in beeld te brengen. Ik zal ook dit aspect, dat aangereikt is door de heer Ziengs, in beeld brengen. Volgens mij is er echter niets bijzonders aan de hand, maar we zullen dit punt betrekken bij de vele punten die in de evaluatie aan de orde komen.
De heer Ziengs heeft een vraag gesteld over loonbeslag. Hij verwees daarbij naar een vorig overleg dat we hierover gehad hebben. Een werkgever heeft de wettelijke verplichting om medewerking te verlenen aan loonbeslag. Er is in de wet geen regeling opgenomen voor een vergoeding voor de kosten van de werkgever. Zo'n bepaling is denkbaar, maar die is er niet. Wij gaan de Europese verordening over bankbeslag implementeren. Die moet uiterlijk in januari 2017 geïmplementeerd zijn. Daar zit deze bepaling echter ook niet in. Op dit punt heb ik dus geen positief nieuws voor de heer Ziengs.
Mevrouw Mulder vroeg wanneer de toeristen-ov-kaart komt. Dat weet ik niet. Ik weet niet of die er komt, in welke vorm die dan komt en wanneer die komt. Ik weet wel dat het een goed idee is, waar Kamerbreed op is aangedrongen. Mijn collega van I en M is er al mee bezig. Ik zal ook zeker de dingen die zijn besproken in dit overleg, met haar wisselen. Dat zal hopelijk bijdragen aan het realiseren van de breed gewenste uitkomst.
We hebben al gesproken over de aanpassingskosten. Daar heb ik geen nieuws over te melden.
Dan kom ik op de Bedrijfseffectentoets. Niet in iedere wet zit een deel over de bedrijfseffecten, want er zijn ook wetten waarbij geen bedrijfseffecten zijn. Denk aan een nieuwe wet over euthanasie. Dan denk je niet als eerste aan een Bedrijfseffectentoets. Alle wetten die van invloed zijn op bedrijven, moeten een Bedrijfseffectentoets bevatten. Ik zal erop toezien dat dit nog beter dan nu gebeurt. Ik zal er ook op toezien dat dit volop betrokken wordt bij de evaluatie. Ik vind het namelijk een belangrijk element voor ondernemers. Als ze wetgeving volgen, moeten ze ook weten welke kosten voor hen zijn, inclusief de eenmalige aanpassingskosten.
Mevrouw Mulder vroeg of die Bedrijfseffectentoets door onafhankelijke partijen gedaan kan worden. Dan heeft zij aan mij een slechte. Ik vind de overheid namelijk een onafhankelijke partij. Wij streven niet een bepaald belang na. Wij komen op voor het algemeen belang. Daar staat het kabinet voor en daar staat de Kamer voor. Onze ambtenaren staan daarvoor. Als je een onafhankelijk verhaal wilt hebben, krijg je dat van ons.
Dan kom ik op de familiebedrijven. In Duitsland zijn familiebedrijven zeer belangrijk. Die passen echt in de Duitse cultuur. Ik meen ook dat de Duitse samenleving daarvan profiteert. Ook in Nederland zijn familiebedrijven belangrijk. De meeste bedrijven zijn familiebedrijven. Je ziet ook dat er juist door deze bedrijven gebruik wordt gemaakt van de garantieregeling, de BMKB, bij bedrijfsoverdrachten, zeg ik meteen in antwoord op de vraag van de heer Öztürk. De bedrijfsoverdrachten van familiebedrijven zijn dus in beeld, evenals bedrijfsoverdrachten aan derden. De wettelijke regelingen en de aanvullende faciliteiten hiervoor zijn goed. Er wordt ook goed gebruik van gemaakt.
Mevrouw Mulder sprak in dit verband in het bijzonder over de agrarische sector. Ik ben het van harte met haar eens. De ondernemers in de agrarische sector werken in de regel bijzonder hard, voor een bescheiden winst, en leveren een grote bijdrage aan het Nederlandse economische product. We hebben dus ook extra aandacht voor de faciliteiten die voor hen van groot belang zijn. Daar denken we niet gemakkelijk over. Dat deel ik met mevrouw Mulder.
Mevrouw Gesthuizen heeft gesproken over de aanbestedingen voor kleine gemeenten. Ik ben het met haar eens. Voor de kleine gemeenten is zo'n kenniscentrum van belang, want juist daar kunnen aanbestedingen misgaan. We moeten ons daar dus goed op richten. Het is heel goed dat PIANOo de samenwerkingsmogelijkheden ondersteunt en daar modellen voor heeft. Daar moeten we zeker mee doorgaan. Ik zal de aandacht waar mevrouw Gesthuizen om vraagt, blijven geven.
Mevrouw Gesthuizen hoeft mij wat het toerisme betreft niet aan te sporen. Ik weet hoe belangrijk toerisme is. Het is heel mooi dat Nederland steeds meer op de kaart staat. Het toerisme vanuit alle buurlanden is in een jaar tijd gegroeid met meer dan 10%. Het toerisme uit China is in een jaar tijd met 18% gegroeid. In twee jaar tijd is het aantal toeristen gegroeid van 12,2 miljoen naar 14 miljoen. De vaart zit er dus echt in. Dat komt omdat het bedrijfsleven en de overheden er heel hard aan trekken. Ook het NBTC en mijn ministerie zetten zich daarvoor in. Ik doe dat zelf ook, met veel overtuiging.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Het is natuurlijk fantastisch dat het toerisme in Nederland enorm in de lift zit, maar de Minister weet ook dat er signalen zijn dat we in de hoofdstad wel aan een bepaalde taks raken. Het is dus misschien niet meer nodig om over de grens veel reclame te maken. Het is meer zaak om te investeren in een goede spreiding van de toeristen. Volgens mij hebben anderen dat punt vandaag ook gemaakt. Daar moet je in durven investeren.
Minister Kamp: Absoluut. Dat gebeurt ook. De Kamer doet dat door veel aandacht te geven aan de mogelijkheden voor het openbaar vervoer. Als je als toerist Nederland binnenkomt, weet je niet wat wij allemaal bedacht hebben. Je wilt gewoon met de trein, bus of metro ergens naartoe. Dan moet je daar ook een gemakkelijke faciliteit voor hebben, zegt de Kamer. Dat kan ik me heel goed voorstellen. Als ik naar China ga en met Chinese reisagenten spreek, praat ik niet over Amsterdam. Ik zeg wel dat ze groot gelijk hebben dat ze via Amsterdam naar Nederland komen, maar dat ze vervolgens moeten kijken wat Nederland nog meer te bieden heeft. Dat doet het NBTC ook. Daar zetten we echt op in. Mevrouw Gesthuizen en de andere woordvoerders wijzen hier terecht op. Het is de kunst om de toeristenstroom naar Nederland door te leiden vanuit Amsterdam. Er is heel veel meer in Nederland dat bijzonder interessant is voor de toerist. We zijn dus zeer gemotiveerd om te doen wat mevrouw Gesthuizen bepleit. Ik heb daar geen negatieve kwalificatie over.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Wat doet de Minister dan met het signaal van het NBTC? Hij heeft ongetwijfeld ook opgevangen dat het NBTC heeft gezegd: we weten niet of we dit nog kunnen blijven doen met het beperktere budget.
Minister Kamp: Iedereen vraagt mij om meer geld. In de bijna tien jaar dat ik Minister ben, is nog nooit iemand bij mij geweest die om minder geld heeft gevraagd. Ze komen altijd bij mij voor meer geld. Dat geldt ook voor het NBTC. Ondertussen krijg ik ieder jaar minder geld. Ik heb al verteld dat het aantal beleidsambtenaren in vier jaar tijd daalt met 35%. Met die werkelijkheid heb ik te maken. Als er een begroting is en alle bedragen zijn vastgesteld, ga ik echt niet tijdens een AO'tje zeggen dat we aan een bepaald onderwerp meer zullen uitgeven. Dat soort afwegingen wordt bij de begroting gemaakt. Ik zeg nu maar vast dat ik niet van plan ben om voor dit doel meer geld te vragen in de begroting. Het is heel goed dat anderen er ook aan bijdragen. Dat gebeurt op dit moment ook. Wat mij betreft zouden ze nog meer kunnen doen.
De heer Verhoeven (D66): Wat zijn de meeuwen buiten druk bezig.
Minister Kamp: Meeuwen? Ik dacht dat het mevrouw Mulder was.
De voorzitter: Gelukkig heeft mevrouw Mulder een VAO aangevraagd.
Minister Kamp: Sorry mevrouw Mulder, ik bedoelde het niet zo, neem me niet kwalijk.
De heer Öztürk had een vraag over de anbi. «Anbi» is een fiscaal begrip, waar ruime faciliteiten aan zijn gekoppeld. Een organisatie wordt als anbi aangemerkt als zij statutair en feitelijk het algemeen nut beoogt. De zwembaden hebben gezegd dat ze daarom anbi's zijn, maar daar wordt verschillend over gedacht. Er zijn rechtszaken over gevoerd. Iedere keer is geoordeeld dat zwembaden qua fiscale faciliteiten niet als een anbi kunnen worden aangemerkt. In uitzonderlijke gevallen kan een zwembad wel als een anbi worden aangemerkt, bijvoorbeeld als het is opgezet voor gehandicapten. Dan zijn de anbi-faciliteiten ook van toepassing.
De heer Öztürk heeft gevraagd of de actieagenda van Gastvrij Nederland gemonitord kan worden. We hebben op ons verzoek een actieagenda gekregen van Gastvrij Nederland. De organisaties hebben zich wat dit betreft georganiseerd. We hebben dit vanuit het ministerie zeer ondersteund. Die agenda is van het grootste belang. De voortgang daarvan moeten we dus ook volgen. De volgende keer dat we met de Kamer contact hebben over de gastvrijheidseconomie, zal ik aangeven op welke wijze we die volgen, of dat voldoende is en of er nog verbeteringen mogelijk zijn.
De heer Vos heeft gesproken over de financiering van het midden- en kleinbedrijf. Hij vindt het punt van de betalingstermijnen heel belangrijk, net als ik trouwens. Hij zal er nader op ingaan als we in de zomer naar aanleiding van het rapport met een reactie naar de Kamer komen. Dat lijkt me heel nuttig.
De heer Verhoeven zei dat ik niet moest blaffen maar bijten. De heer Timmermans zou dan het grote voorbeeld moeten zijn. Ik spiegel me altijd graag aan Timmermans, dus ik zal zeker bekijken wat ik van mijn oud-collega kan leren.
De heer Verhoeven zei dat men twee keer een flexcontract kan aanbieden en dat het daarna is afgelopen. Dat is een vergissing. De nieuwe Wet werk en zekerheid houdt in dat je in een periode van twee jaar drie flexcontracten mag aanbieden. Mijn collega van SZW heeft gezegd dat er een bepaald evenwicht moet zijn tussen flex en vast. Daar heeft hij ook voldoende steun voor gekregen in de Kamer. Op een gegeven moment moet het ook afgelopen zijn met flex. De heer Verhoeven en ik hebben daar als liberalen misschien onze eigen gedachten over, maar het gaat om de vraag wat het kabinet en de verantwoordelijke Minister ervan denken en wat uiteindelijk in de wet terechtkomt. In de wet staat dat er in twee jaar tijd maximaal drie flexcontracten mogen worden gegeven. Daarna wordt het, als je van dezelfde persoon en zijn kwaliteiten gebruik wilt maken, een vast contract.
Dan kom ik op het DVI en de institutionele beleggers. Ik ben heel graag bereid om met de institutionele beleggers te blijven spreken over het DVI. We zijn daar ook mee bezig, met name via de NLII (Nederlandse Investeringsinstelling). Het is de vraag of het DVI op dit moment niet aantrekkelijk genoeg is voor de pensioenfondsen. Wij denken dat het DVI wel aantrekkelijk is voor de pensioenfondsen. Het is niet zo dat de pensioenfondsen er niet bij betrokken willen worden en dat we daar geen kansen voor zien. Het EIF (European Investment Fund) is er ook bij betrokken. Ik wil dat er ook graag bij houden. Banken zijn wat terughoudend. Zij vinden de betrokkenheid van het EIF bij het Dutch Venture Initiative niet zo voor de hand liggen. Ik denk echter dat er in overleg met het EIF en de banken bredere steun is te krijgen voor het Dutch Venture Initiative. Het eerste Dutch Venture Initiative was al een succes. In het kader van het aanvullende financieringspakket dat bij de begroting voor 2015 zat, komen we nu met een tweede fonds. Ik zal proberen om de pensioenfondsen er beter bij te betrekken.
Mevrouw de voorzitter, ik dank u voor de gelegenheid om de vele onderwerpen die op de agenda stonden, met de Kamer te mogen bespreken.
De heer Verhoeven (D66): De Minister heeft het over de Wet werk en zekerheid. Er is één uitzondering gemaakt, namelijk voor het profvoetbal. Binnen het profvoetbal zijn meer contracten mogelijk dan drie binnen twee jaar. Ons punt is dat dit ook mogelijk moet zijn voor de start-ups, een heel kleine, specifieke groep, die eigenlijk ook topsport bedrijft. Daarom heb ik dat idee geopperd. Ik hoop dat de Minister daar ooit nog op wil reageren. Het hoeft niet nu.
De voorzitter: Punt gemaakt. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Er is veel aan de orde geweest. Ik moet nog melden – dat had ik eerder kunnen doen – dat de heer Graus zich heeft verontschuldigd in verband met een debat in de plenaire zaal. Mevrouw Mulder heeft een VAO aangevraagd. Wij zijn benieuwd naar haar moties, maar ik zal er verder geen grappen over maken. Het is overigens wel 1 april.
De Minister heeft drie toezeggingen gedaan. Ik vraag de leden en de Minister om goed op te letten.
– De Minister van Economische Zaken gaat in overleg met de Minister van Financiën over de afschrijvingsmogelijkheden voor innovatieve recreatiebedrijven ten aanzien van onroerend goed. Hij zal de Kamer hierover een brief sturen.
Wanneer komt die brief?
Minister Kamp: Hoe we die informatie naar de Kamer brengen, zal ik eerst met mijn collega bespreken. We moeten even bekijken of die brief van hem of van mij zal komen. De brief komt voor de zomer.
De voorzitter: Ik vervolg met de rest van de toezeggingen.
− De Minister stuurt voor de zomer een evaluatie van de effectiviteit van de Bedrijfseffectentoets.
− De Minister stuurt de Kamer voor de begrotingsbehandeling van Economische Zaken de resultaten van het onderzoek naar de aard en omvang van de problematiek van de oplopende betaaltermijnen.
Dan rest mij niets anders dan de Minister en zijn ambtenaren heel hartelijk te danken, evenals de mensen op de publieke tribune, de mensen die meegeluisterd hebben en de leden.
Sluiting 16.04 uur.