Vastgesteld 1 maart 2012
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 1 februari 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 6 januari 2011 inzake de glastuinbouw, situatie na EHEC crisis (32 801, nr. 10);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 juni 2010 houdende het adviesrapport «Vitaal Tuinbouwcluster 2040» van adviesgroep-Nijkamp (32 123 XIV, nr. 214);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 1 februari 2011 houdende een reactie op het visiedocument toekomst van de glastuinbouw en over importcontroles op hoogrisicoproducten (32 627, nr. 1);
– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 30 maart 2010 inzake de schriftelijke reactie van de NMa op hoorzittingen over prijsvorming in de agri-nutriketen (32 266, nr. 3);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 24 mei 2011 houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake de visie op prijsvorming in agro-nutriketen en de positie van de NMa (32 266, nr. 6);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 oktober 2011 houdende een reactie op verzoek van de commissie over de Europese regelgeving inzake biologische teelt in de glastuinbouw (32 627, nr. 3);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 november 2011 inzake onevenwichtigheden in de schaderegeling EHEC (32 801, nr. 11);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 december 2001 houdende de beantwoording van toezeggingen gedaan tijdens het AO EHEC op 9 juni 2011 (32 801, nr. 12);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 januari 2012 houdende een reactie op een brief m.b.t. tot de besluitvorming van het Productschap Tuinbouw inzake de promotie van kiemgroenten (28 625, nr. 143).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke
Voorzitter: Paulus Jansen
Griffier: Schüssel
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Van Gerven, Houwers, Jacobi, Paulus Jansen, Koopmans, De Mos, Van Veldhoven en Wiegman-van Meppelen Scheppink,
en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Dames en heren, ik open de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de tuinbouw. Het is redelijk uniek dat we het alleen over dat onderwerp hebben en het is goed dat dat een keer de aandacht heeft.
Ik heet de staatssecretaris en zijn ambtenaren welkom, evenals de belangstellenden op de publieke tribune en de collega's. Ik stel een spreektijd voor van maximaal zeven minuten en sta geen interrupties toe.
De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Ik ben nu ongeveer twee maanden eerste woordvoerder ten aanzien van een schitterend dossier, namelijk dat van de tuinbouw. Nog niet zo lang geleden trok ik de Westlandse kassen in om tomaten te plukken en peen te bossen. Dat ging niet altijd zonder slag of stoot. Na een avond flink doorhalen en het sponsoren van een bekend biermerk, gingen de groene tomaten in plaats van de rode wel eens naar de veiling. Het is daarom goed voor de tuinbouwsector dat ik de politiek in ben gegaan. Wat ik van de tuinders geleerd heb, is dat je hard moet werken en dat je niet moet zeuren. Maar juist de tuinders hebben heel wat om over te zeuren. Zij hebben redenen om massaal naar het Malieveld te trekken met als doel, eens even flink te demonstreren. Dus Occupy-vrienden, creëer alvast wat ruimte! De laatste jaren is het kommer en kwel. Volgens het kwartaalblad De Helling exporteert Spanje steeds meer groenten, omdat het dan een lagere energierekening krijgt en het meer Europese GMO-subsidie ontvangt dan onze tuinders.
Hoe staat het met die Europese droom? Waarom komen de Spanjolen er beter van af dan onze jongens? Gaat de staatssecretaris in Europa over tot een nieuw Brielsch Beleg – in naam van Oranje, doe open die poort! – met als doel, dat wat wij Europees afdragen ten minste terug te krijgen? Ondanks dat staatssecretaris Bleker met zijn kenmerkende leeuwenmanen de EHEC-crisis met het snel opheffen van bijvoorbeeld het Russische importverbod kordaat heeft aangepakt, is de PVV-fractie niet tevreden met de hoogte van het EHEC-noodfonds. De totale schade van de EHEC-crisis is geraamd op ruim 300 mln., bestaande uit 230 mln. voor de teelbedrijven en 85 mln. voor de handelsbedrijven. Slechts 10%, namelijk 30 mln. is uiteindelijk uitgekeerd om de klappen van de EHEC-crisis op te vangen. Stelt u zich eens voor dat uw huis afbrandt en dat de uitgekeerde schadevergoeding uiteindelijk net genoeg is om een garagebox te kopen. Ik vraag dan ook of de leeuw Bleker nog eens gaat brullen in Brussel. Hij laat het toch niet over zijn kant gaan dat bijvoorbeeld de Spaanse stier 71 mln. krijgt, terwijl de leeuwenklauw slechts met 30 mln. wordt gevuld?
Er zijn nog meer zorgen. LTO Nederland is in de tuinbouw jarenlang markleider geweest, maar nu geldt deze dominantie alleen nog in de zomermaanden. Hoe komt dat en hoe lossen we dit probleem op?
Gisteren kon iedereen in de Volkskrant lezen dat ik mijzelf geweldig vind. In dat kader wil ik het graag hebben over de aangenomen motie-De Mos over de herstructurering in de tuinbouwsector. Uit gesprekken met de sector is gebleken dat veel tuinders wilden stoppen, maar dat zij dat simpelweg niet konden doen omdat de verkoop te weinig zou opleveren om de lening af te betalen. De staatssecretaris heeft tijdens de behandeling van de begroting van ELI gezegd dat de herstructurering in volle gang is. Daarom vraag ik hem of het klopt dat het Garantiefonds zodanig is uitgekleed dat glastuinders die willen stoppen, dat niet kunnen vanwege hun schuldpositie en het ontbreken van een koper van hun bedrijf. Zo ja, hoe wil de staatssecretaris de door hem omarmde herstructurering dan gestalte geven?
Nu we toch bezig zijn met het oplossen van problemen, stel ik voor dat we ook het probleem van de versplintering even bij de horens vatten. Als gevolg van deze versplintering wordt er vaak geen reële prijs betaald voor goede Hollandse waar. Hoe staat het met de realisatie van clustervorming van kleinere glastuinbouwbedrijven en de mogelijkheid om tot beperkte kartelvorming te komen, opdat tuinders die elkaar omarmen niet direct op de vingers worden getikt door de waakhond NMa?
Er wordt in analyseland weer geanalyseerd alsof het een lieve lust is. Nu vindt discussie plaats over de vraag of natuurlijk substraat biologische teelt is of niet. Natuurlijk is dat het geval. Er wordt immers geen gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Het enige verschil is dat er niet in de grond wordt geteeld maar dat dit anderhalve meter boven de grond gebeurt. Dat heeft een snellere oogst tot gevolg. Het is een kwestie van even het boerenverstand gebruiken, stoppen met onnodig analyseren en natuurlijk substraat aanmerken als biologische teelt.
Ik ontving nog meer berichten van zorg waarvan ik spontaan hoofdpijn kreeg. De Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland vreest voor lastenverhogingen, onder andere voor een hogere energierekening. De bloembollen- en bomensector ontvangt geen GMO-subsidie en banken financieren nog nauwelijks risicovolle toepassingen. Vindt de staatssecretaris het een idee om deze sector gebruik te laten maken van het MKB Innovatiefonds?
Over bloemen gesproken: in De Telegraaf van 27 januari jl. stond het bericht dat ministeries verdorren: geen verse bloemen en planten meer voor ambtenaren. De flora en fauna in het gebouw van de Tweede Kamer is vervangen door kunststofbloemen. Men heeft dus liever «made in China»-producten dan heerlijk fris ruikende Hollandse bloemen. Kan de staatssecretaris dat nog terugdraaien om daarmee te laten zien dat we voor exportsector nummer 1 gaan? Zo nee, is er dan ten minste de bereidheid om een oproep te doen aan alle leden van het kabinet, alle hoge ambtenaren in de diverse ministeries en aan alle Kamerleden om in ieder geval wekelijks een secretaresse van een mooie, verse bos bloemen te voorzien? De staatssecretaris kan het goede voorbeeld geven door zijn charmante steun en toeverlaat wekelijks op iets moois te trakteren. Om een jaloers gezicht van zijn net zo mooie en charmante vriendin te voorkomen, zou de staatssecretaris ook haar minimaal één bos bloemen per week kunnen geven. Tegen mijn secretaresse zeg ik: Cyndie, als je kijkt, weet je waar je mij aan kunt houden.
De heer Houwers (VVD): Voorzitter. De tuinbouw is volop in beweging. Een aantal ontwikkelingen geeft reden tot zorg, zoals de financiële positie van tuinbouwbedrijven na de EHEC-crisis. Er zijn echter ook goede ontwikkelingen en mooie initiatieven. Enkele partijen verkennen de mogelijkheid om in Limburg een westland te creëren. En we maken de staatssecretarissen en de tuinbouwsector een compliment voor het feit dat er een CO2-convenant is gesloten. Dat geeft naar mijn idee aan hoe wij met elkaar tot goede zaken kunnen komen. Waarschijnlijk zal daarover de komende tijd vaker worden gesproken, maar het geeft de burger moed dat betrokkenen en twee staatssecretarissen het met elkaar eens zijn geworden.
De bijdrage van de VVD-fractie zal gericht zijn op drie zaken, namelijk op de biologische teelt, het budget voor de schaderegeling EHEC-crisis en de mededingingswetgeving.
Allereerst ga ik in op de substraatteelt versus de volle grondteelt. Eind 2012 zal de Commissie spreken over de biologische glastuinbouw. Een van de onderwerpen op de agenda is de biologische teeltwijze. Conform de huidige Europese verplichting dient die in volle grond plaats te vinden. De VVD-fractie is er een voorstander van dat de natuurlijke substraatteelt ook als biologische teeltwijze wordt toegelaten. Er lopen enkele onderzoeken naar de duurzaamheid van de natuurlijke substraatteelt ten opzichte van telen in de volle grond. De VVD-fractie vraagt zich af hoe het met deze onderzoeken staat. Zij verzoekt de staatssecretaris om er in Europees verband voor te pleiten dat die natuurlijke substraatteelt wordt toegestaan als biologische teeltwijze, mits de onderzoeken aan het licht brengen dat er geen grote bezwaren zijn. De belangen van de Nederlandse sector zijn immers heel groot. Wij zien meer in een heel duurzame aanpak. Naar ons idee biedt die vele mogelijkheden en is die goed voor de voedselveiligheid.
In de tweede plaats ga ik in op de budgetschaderegeling van de EU. In Nederland is de afwikkeling van de schade door de bank genomen goed verlopen. Er zijn wel enkele onevenwichtigheden in de regeling naar boven gekomen, maar al met al kunnen we redelijk tevreden zijn over de gang der dingen. De VVD-fractie stelt voor om de regeling te evalueren met als doel toch lessen te kunnen trekken uit de opgedane ervaringen. Deze evaluatie zou aangewend kunnen worden om een soort kaderregeling op te stellen. Die zou kunnen worden ingezet voor een volgende crisis. Wij hopen uiteraard dat er nooit meer een crisis komt maar mocht dat wel het geval zijn, dan is er een soort format. Graag willen we hierop een reactie van de staatssecretaris.
Het budget dat beschikbaar is gesteld voor de schaderegeling zal niet geheel uitgekeerd worden aan de getroffen tuinders. Om dat budget toch voor het bestemde doel te kunnen aanwenden, stelt de VVD-fractie voor om het restant van dat geld te reserveren voor specifieke regelingen ten behoeve van de groentesector die getroffen is door de EHEC-crisis. Ik denk onder andere aan steun voor het project Facebility. Ook daarop willen wij graag een reactie van de staatssecretaris. Wij verwachten dat de gehele sector daarbij baat kan hebben en dat op deze manier de gevolgen van de EHEC-crisis, waarvan de mensen in die sector veel last hebben ondervonden, minder groot zullen zijn.
Ik kom op de mededingingswetgeving. De versnippering in de afzet is een belangrijke beperkende factor voor de marktpositie van tuindersbedrijven. Een brede groep glasgroentetelers heeft zich verenigd in STAP om zijn afzetpositie te verbeteren. De VVD-fractie juicht een dergelijke ondernemerszin toe. Het is een goed voorbeeld van het nemen van eigen verantwoordelijkheid door de sector met als doel, problemen op te lossen. Het is aan de overheid om de belemmeringen voor deze ondernemers weg te nemen. De NMa speelt een belangrijke rol bij het bepalen van de ruimte voor ondernemers om samen te werken in de keten en op het gebied van de afzet. De VVD-fractie vindt het van belang dat de ondernemers in de glastuinbouw een financieel gezond bedrijf kunnen opbouwen, maar zij wil ook de consument beschermen tegen te hoge prijzen voor de producten. Zij vraagt zich dan ook af wat de rol van de NMa in dezen naar het oordeel van de staatssecretaris is. Verandert de opstelling van de NMa ingeval van crisis? Hoe staat de staatssecretaris er tegenover om in navolging van de High Level Group Zuivel een high level group tuinbouw in te stellen?
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik begin met het geven van een compliment aan de heer Koopmans, die kort geleden een pracht van een debat aanvroeg. We debatteren altijd over dingen die fout gaan, maar de heer Koopmans vroeg een debat aan over het leren door andere sectoren van het fantastische ondernemerschap en de verdiencapaciteit van de landbouwsector. Ik vond dat een hele goede. De Grieken hebben ons geleerd – dat hadden we natuurlijk al lang kunnen weten en dat wisten we in Nederland ook wel, bijvoorbeeld in de jaren zestig – dat, als je een structureel «verkeerde» betalingsbalans hebt, je fors in de problemen zit. Een positieve betalingsbalans en een goede export zijn cruciaal. Als de landbouw ergens goed in is, is dit het wel. En ook die tuinbouwsector is wat dat betreft vitaal met een exportwaarde van maar liefst 17 mld., maar helaas is er in die sector wel sprake van een aantal problemen: de EHEC-crisis en de kredietcrisis hebben hun sporen nagelaten. Veel ondernemers hadden geen buffers meer en moeten stoppen.
Helaas speelt er meer. Naast die schitterende voorbeelden van ondernemerschap en goedlopende bedrijven – we moeten die vooral niet vergeten, maar we dienen die juist aan te halen om daarvan te leren – hebben beide crises structurele knelpunten blootgelegd. In het eindrapport van STAP op grond van het onderzoek naar samenwerking tussen afzetorganisaties, zijn deze knelpunten haarscherp benoemd. 80% van de sector is kostprijs- en aanbodgestuurd. Wij schrokken daarvan. Gebrek aan samenwerking wordt genoemd, evenals machtsdenken, overproductie enzovoorts. Het productschap schreef dat veel ondernemingen hun belangrijkste risico's niet scherp voor ogen hebben. Is de staatssecretaris met mij verontrust over dat beeld? De overheid zou een en ander toch niet moeten sturen? Sommigen in dit huis denken wel eens dat als wij dit of dat doen, het goed gaat met Nederland, maar het moet primair van die ondernemers zelf komen. Het bewustzijn moet bij hen vooropstaan. Ik heb er vertrouwen in dat ze dat weer oppakken, maar de zorgen zijn best groot, gezien de omstandigheden waaronder ze het nu moeten doen. Het is, als dat nodig is, heel lastig om de slag naar voren te maken.
De sector vraagt om herstructurering en garantstelling voor een opkoopregeling. Eerlijk gezegd, aarzel ik daarover. Ondernemerschap moet immers ondernemerschap blijven, ook ingeval van bedrijfsbeëindiging, wat pijnlijk is. Ik wijs ook op de net aangehaalde knelpunten, de problemen in bijvoorbeeld de varkenssector en op een ongewenste precedentwerking. De commissie-Nijkamp wees al in 2010 op de noodzaak van een offensieve en een innovatieve herstructurering van een vitale tuinbouwsector. Dat behelst echter veel meer dan een opkoopregeling. Ik vind dat er minstens een goed plan moet zijn voor genoemde offensieve en innovatieve herstructurering en de rol die de betrokken marktpartijen, banken, lagere overheden en regionale ontwikkelingsmaatschappijen daarin kunnen en moeten spelen. Volgens mij wordt pas dan duidelijk welke rol een opkoopregeling zou kunnen spelen en wat het belang en de noodzaak zijn van een rijksgarantstelling. Is de staatssecretaris het met die analyse eens?
De staatssecretaris heeft tijdens de begrotingsbehandeling gezegd dat hij samen met de sector en het topteam werkt aan een toekomstvisie voor de tuinbouw en dat concrete voorstellen niet lang op zich laten wachten. Kan hij inmiddels een tipje van de sluier oplichten?
Onder meer voor tuinders is het onduidelijk wat wel mag en wat niet is toegestaan bij de uitwisseling van markt- en prijsinformatie. De Nederlandse Fruittelers Organisatie is bijvoorbeeld «uit een prijsinformatiesysteem gestapt» vanwege het «grijze» mededingingsbeleid. Het LEI stelt voor om via een wettelijk kader de onzekerheid terug te dringen. De SGP-fractie wil maximale ruimte voor uitwisseling van markt- en prijsinformatie. Daarover heeft zij ook een motie ingediend, die tot mijn verbazing door sommigen niet werd gesteund. De staatssecretaris pakte dat goed op door tijdens de begrotingsbehandeling dat algemene probleem neer te leggen bij de ketenregisseur en de commissie die daar «omheen zit». Ik stel daarom twee vragen. Staat de tuinbouw ook serieus op het netvlies van de ketenregisseur? Gaat de ketenregisseur concrete voorstellen doen voor maximale ruimte voor ontwikkeling van markt- en prijsinformatie?
Tijdens de EHEC-crisis wilden telersverenigingen samenwerken om marktafspraken te maken. Dat is een uitstekend initiatief, maar dat is helaas afgeketst op de mededingingsregels van Brussel. Dat zou te maken hebben met strijdigheid tussen de GMO-verordening en mededingingsregels. Samenwerking tussen telersverenigingen blijkt niet mogelijk te zijn zonder dat deze de regie op verkoop afstaan. Wij vragen om dit in ieder geval in crisissituaties toe te staan. Kan de staatssecretaris aangeven, met het oog op de ervaring die we in deze crisis hebben opgedaan, wat dat betekent voor toekomstige crises?
Het LEI heeft een aantal aanbevelingen gedaan voor de hervorming van de GMO-verordening voor groenten en fruit. Een van die aanbevelingen is een stevigere regie voor de telersverenigingen over het productaanbod in combinatie met meer flexibiliteit, dus het toestaan van het op eenvoudigere wijze wisselen van telersvereniging of van afzetorganisatie. Wil de staatssecretaris hiervan werk maken in overleg met de sector en het topteam?
Tot slot kom ik op de Wet ketenaansprakelijkheid (WKA). Verschillende tuinders hebben problemen met malafide uitzendbureaus en forse naheffingen op grond van de WKA, terwijl ze hun best hebben gedaan. Dat hakt erin. Zij hebben een vrijwaring nodig voor degelijke, gecertificeerde uitzendbureaus. Soms is er echt sprake van een probleem in de vorm van tonnen aan boetes. Ten aanzien daarvan kun je zeggen dat de wetgever uit wettelijk oogpunt gelijk heeft maar je zou willen dat, als ze van goede uitzendbureaus gebruik hebben gemaakt, dit niet zo'n hoge boete opleverde.
De heer De Mos heeft het een en ander gezegd over natuurlijk substraat. Ik sta er iets ruimer in, maar dat is vaker het geval bij de SGP. Ja toch? Ik hoor graag wat de visie van de staatssecretaris op dat punt is. Wat ons betreft is het namelijk ook niet in beton gegoten: wij zien daar enerzijds aanknopingspunten, maar anderzijds zien wij bedreigingen. Een biologische teler zei: we moeten niet tornen aan principes. Dat ondergraaft verwachtingspatronen en het imago van een zorgvuldig opgebouwde markt. Is de staatssecretaris in ieder geval bereid om een zorgvuldige afweging te maken tussen de voor- en de nadelen?
De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Van de jaarlijkse nettobijdrage aan de betalingsbalans van 40 mld. aan export levert de agrarische sector 60%. Dat zei staatssecretaris Weekers gisterenavond bij het LTO Café. Het is dus van belang dat ook deze Kamer nadenkt over de wijze waarop de overheid een rol zou kunnen spelen om dat in stand te houden, te vergroten en antwoorden te geven ingeval van problemen. En er zijn problemen in de glastuinbouw. De EHEC-crisis heeft vorig jaar het structurele probleem binnen de tuinbouw op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt, namelijk dat binnen een heleboel teelten sprake is van onvoldoende afstemming tussen de productie, de «vermarkting» en de afzet. Er is dus veel te doen en dat is heel pijnlijk. Vorig jaar heeft 80% van de bedrijven verlies geleden, gemiddeld € 340 000 per bedrijf. Bijna alle bedrijven zijn gezinsbedrijven. Beeld je eens in dat een gezin € 350 000 verlies lijdt. In dit huis wordt veelvuldig gedebatteerd over het feit dat mensen wel eens minder meer krijgen. Als dat gebeurt, is dat buitengewoon pijnlijk. Ik vind dat we ons dat moeten realiseren, nu we tegelijkertijd terecht lovende woorden over die sector uitspreken.
Ik ga eerst in op de «vermarkting». Het lijkt mij van groot belang dat de rijksoverheid op een aantal terreinen stappen zet. Is ons attachénetwerk voldoende op orde, ook met het oog op de ontwikkelingen in de markt? In nieuwe landen moet er soms meer gebeuren. Met een aantal bestaande landen in de buurt waarnaar we veel exporteren, hebben we regelmatig problemen, zoals met Rusland. Is dat netwerk op orde, of moeten we nieuwe prioriteiten stellen? Zouden we in het kader van de herstructurering binnen de overheid niet moeten nadenken over de vraag of het goed zou zijn om op het departement hier en daar een regelaar minder te laten werken en om diegenen met positieve bagage bij een ambassade te laten functioneren? Dat is misschien ook veel leuker voor die personen, maar dat terzijde.
Het is ook van belang om na te denken over de positie van mededinging. Ik vind het prachtig dat de heer De Mos en de heer Houwers weer warme woorden spreken over de NMa, maar ik zeg nogmaals: neem de motie van de heer Dijkgraaf nog eens voor u en steun die. Dat hebben uw fracties immers niet gedaan. In die motie is buitengewoon minutieus aangegeven welke stappen de overheid zou moeten zetten.
Ik geloof er ook in dat de sector zelf met de overheid, met de staatssecretaris als karduwer, een aantal stippen op de horizon moet zetten. Dat is van belang als het gaat over die markt, de veranderingen in de keten en de rol van de overheid in de keten. Laat ik de communicatie als voorbeeld nemen. We hebben tijdens de EHEC-crisis gezien dat communicatie ingewikkeld en zelfs problematisch is. Twitter en andere sociale media spelen voor veel mensen bij wijze van spreken een belangrijkere rol dan de overheid. De staatssecretaris heeft al eerder een evaluatie daarover toegezegd. Wanneer zal er worden geëvalueerd? Klopt het dat het Voedingscentrum in de ogen van de staatssecretaris daarin een wat meer flexibele en belangrijke rol zou moeten hebben? Ik merk hierbij terzijde op dat ik meen dat ik de vorige keer kritiek had op het Voedingscentrum, maar ik uit nu lof voor het feit dat het recent onderzoek heeft gedaan naar de hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen op groenten. Daaruit bleek duidelijk dat die hoeveelheden volstrekt onder de norm lagen. Het Voedingscentrum heeft dat onderzoek gedaan, twee weken voordat Milieudefensie weer met haar achterlijke actie kwam. Daarvoor neem ik mijn petje af. Die actie kreeg daardoor gelukkig veel minder aandacht. Milieudefensie treft altijd veel minder aan dan dat wat op grond van de normen is toegestaan, maar toch zegt zij vervolgens dat er te veel gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt. Dat is natuurlijk een onhoudbare stelling, maar die is elke keer weer problematisch voor de sector. Als het dus gaat om die keten, denk ik dat het noodzakelijk is dat de sector over de gehele breedte en de diverse sectoren binnen de glastuinbouw nagaan hoe dat met de overheid erbij beter gedaan kan worden.
Verder hebben we te kampen met het zeer grote probleem van de herstructurering. Er leven heel veel zorgen bij heel veel bedrijven. Een aantal bedrijven denkt na of wordt gedwongen om na te denken over stoppen. De grote vraag van de financier en eigenlijk ook die van de samenleving is hoe we het doen met al die hectares glas. Hoe gaat dat lopen? Hier en daar zijn er ideeën over een garantstellingsregeling. Ik verzoek de staatssecretaris om een dergelijke regeling uit te werken in plaats van daar meteen nee op te zeggen. Het laatste lijkt mij niet verstandig. Ik verzoek hem wel om terughoudend te zijn, want het Rijk hoeft dit niet meteen allemaal op te lossen. Ga eens samen met de provincies na wat er mogelijk is, eventueel met behulp van instrumenten zoals het Borgstellingsfonds en misschien zelfs het Groenfonds – we geven elk jaar heel veel geld uit om grond te kopen voor natuur en dat vinden we allemaal normaal – en denk eens na over het inzetten van vergelijkbare systematieken. Als we moeten nadenken over het in de benen houden van een relevante exportsector, zouden we immers ook daarover moeten nadenken.
Chapeau voor het convenant. Het belangrijkste daarvan is dat daarin wordt gekozen voor het niet inzetten in rechte maar voor het daadwerkelijk verminderen van de CO2-uitstoot. Klopt het dat de financiering hiervan inhoudt dat de glastuinbouw onder het verlaagde energietarief blijft en dat dit voor de sector jaarlijks 90 mln. oplevert? Als dat klopt, is dat een pluim op de hoed van de bewindspersonen Bleker, Atsma en Weekers. Als dat klopt, zeg ik: goed gedaan jochies!
Ik kom op de veredeling en de beschikbaarheid van genen. Recent werd ik benaderd door een club die sprak over het feit dat genen bij Staatsbosbeheer niet in de breedte ter beschikking komen. Het gaat uiteraard met name over bomen en planten. Ik heb te weinig tijd om de tekst precies voor te lezen, maar misschien moeten we daarop terugkomen. Er is ergens een genenbank die publiek gefinancierd is, maar die is niet voor het publiek beschikbaar.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Het wordt tijd dat de vrouwen aan het woord komen. Sorry, maar ik ben ook voor humor in het parlement.
De hele tuinbouwsector is van groot economisch belang. Het is een grote sector waarin heel veel gebeurt op de terreinen innovatie en duurzaamheid, maar hij is ook heel kwetsbaar. Dat konden we zien op het moment dat de EHEC-crisis er was. Ik denk dat wij ons vooral op de toekomst moeten richten. Er is al gesproken over de aspecten van de ketenbenadering. Het is belangrijk om na te denken over de vraag hoe we precies de innovatie moeten blijven sturen. Wanneer kunnen wij, de overheid samen met de tuinbouwsector, naar verwachting van de staatssecretaris het debat voeren over het op alle genoemde aspecten sterker maken van de infrastructuur voor de toekomst? In ieder geval moet heel duidelijk zijn dat die toppositie overeind dient te blijven. De positie van de Wageningen University – ik denk dat die in dit geval bijzonder is – wil ik nader onder de loep nemen. Daarin wordt veel geld gestoken, maar ik hoor wel eens van onder anderen de tuinders dat zij zich afvragen hoe het staat met de effectiviteit daarvan. Hoe gaat de staatssecretaris daarmee om? Een van de kritische punten is naar mijn idee dat er te weinig vanuit de praktijk gewerkt wordt. Het is belangrijk om daar heel scherp op te zijn en die kritiek heel serieus te nemen. Blijkbaar is de sector zelf moeilijk in staat om daar de vinger achter te krijgen. Ook in het kader van het opheffen van het productschap, met dank aan onze coalitiegrappenmakers, zeg ik het volgende. Ik ben er altijd wel voorstander van om datgene wat niet functioneert, bij te slijpen maar een productschap is in dezen wel heel erg belangrijk voor de innovatie. Dat opheffen mag iedereen zich aantrekken. Hoe gaan we een en ander aan de vork steken? Zou het niet verstandig zijn om onder andere condities te werken met een eerlijke bijdrage voor kleinere en grotere tuinders? Die eigen bijdrage was naar mijn idee namelijk altijd wel een beetje de bottleneck. Gaan we met expertisecentra aan het werk? Ik maak me in dit kader vooral heel veel zorgen over de innovatie. Graag wil ik enige reflectie hierop van de staatssecretaris. Ik heb niemand iets hierover horen zeggen, maar ik meen dat in dat geval de middenpartijen toch wel vinden dat de goede dingen van de productschappen boven water moeten blijven. Kritiek is niet altijd leuk, maar het gaat om de tuinbouwsector. Misschien kan het kabinet aangeven of het al dan niet uitvoering geeft aan die motie. Dat zou toch wel eens duidelijk moeten worden.
Ik maak een sprongetje naar de breinlozingen. In het kader van de agrarische activiteiten is er opnieuw ruimte gemaakt – staatssecretaris Atsma is wat dat betreft toch wel weer een beetje omgegaan – om de breinlozingen te gedogen, wat we al tien jaar doen. De provincie Zuid-Holland – daar zit de grote concentratie aan tuinbouw – was bijvoorbeeld al van plan om per 2013 die breinlozingen te verbieden. Er wordt gedaan alsof er geen alternatieven zijn, maar ik hoor in de praktijk van velen dat er juist heel goede alternatieven zijn. Als de breinlozingen toch gedoogd worden, ben ik van plan om een motie daarover in te dienen. Er zijn namelijk voldoende alternatieven, zoals waterbassins, binnenbassins met ondergrondse opslag en wateropslag. Die alternatieven moeten we omarmen in plaats van dat we opnieuw gaan gedogen. Graag wil ik hierop een reactie van de staatssecretaris.
Ik kom op de EHEC-crisis. Samen met de heer Koopmans hebben we een motie ingediend voor tegemoetkoming. Wij weten dat het lang niet genoeg is maar dat het het meest haalbare was op dat moment, dus tel je zegeningen. De kiemgroentetelers hebben uiteindelijk echter geen vergoeding gekregen. Bij navraag is gebleken dat zij geen GN hebben. Kunnen de kiemgroentetelers niet een eigenstandige erkenning krijgen en loopt de regelgeving wat dit betreft niet wat achter op de werkelijkheid? Bovendien denk ik dat in noodsituaties, zoals ingeval van de EHEC-crisis, producentenorganisaties de mogelijkheid moeten hebben voor volumemanagement. Daarom lijkt het mij verstandig om hieruit lessen te trekken en toekenning te regelen.
Ik denk dat het goed zou zijn als de overheid zich samen met de sector – als samenwerken meerwaarde heeft, moet je dat doen en de sector verwacht ook steun van de overheid – inzette voor een betere matching. In de kaartenbakken staan heel veel kaarten met namen van mensen die werkloos zijn. Misschien kunnen zij op de een of andere manier onze tuinbouwsector dienen. Elke tuinder die ik daarover spreek, zegt dat hij niet voor niets zo veel mensen uit andere landen, de Oostbloklanden, aan het werk heeft. Hun mentaliteit bevalt de tuinders beter, ze kunnen met die mensen betere afspraken maken. Naar mijn idee is het belangrijk dat ook de glastuinbouwsector de verantwoordelijkheid neemt om samen met de overheid na te gaan of het mogelijk is om elkaar te helpen. Daarvoor moeten we de tijd nemen. Daarop wil ik graag een reactie van de staatssecretaris.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. De tuinbouwsector heeft een moeilijk jaar achter de rug. De EHEC-crisis ligt veel bedrijven heel zwaar op de maag. Dat blijkt ook uit de voorlopige ramingen van het LEI: de cijfers waren diep rood. Gemiddeld was er sprake van een negatief rendement van 20% voor glasgroentebedrijven en 80% van de bedrijven heeft verlies geleden. Dat is niet niets. Ik hoop dat 2012 een beter jaar wordt voor deze sector. Als hij dit namelijk nog een of twee keer meemaakt, zal dat waarschijnlijk heel ernstige gevolgen hebben.
Als we het hebben over de EHEC-crisis, is één van de raarste aspecten de rol van de mededinging. Ook andere fracties hebben daarover gesproken. Hoe gek kan het zijn? Hoe is het mogelijk dat in een land de mededingingsregels een goede respons op een dergelijke crisis in de weg staan? Dat wordt immers door partijen, inclusief de SP, geconstateerd. Er wordt bijvoorbeeld verhinderd dat telersverenigingen volumemanagementafspraken maken. Er zou in nood toch ook een noodscenario moeten zijn? Graag wil ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Zijn de neoliberale mededingingsmaniakken toch niet te veel doorgeschoten? Zijn de regels te strikt? Is de uitvoering te strikt, of is sprake van zowel het een als het ander?
Ik kom op de toekomstbestendige tuinbouwsector, de verduurzaming en noem een paar aspecten. De bestrijdingsmiddelen vormen daarvan een belangrijk onderdeel. Ik heb over dit onderwerp mondelinge vragen aangemeld, maar die zijn niet aan de orde gekomen. Ik stel die daarom hier aan de orde. Er is een nieuw, schokkend wetenschappelijk onderzoek gedaan door de groep PATS. Daaruit blijkt dat de kans voor bijen die worden blootgesteld aan neonicotinoïden drie keer groter is om een schadelijke, vaak dodelijke, parasiet op te lopen. Welk bewijs heeft de staatssecretaris nog nodig om te zeggen dat er moet worden gestopt met imidacloprid en andere neonicotinoïden? Ik verzoek de staatssecretaris om echt een verbod af te kondigen en alle agrariërs en burgers op te roepen om die middelen niet meer te gebruiken. Dat is dus een dringende oproep aan eenieder.
Een ander duurzaamheidsaspect is het energieverbruik. Er is veel bereikt en er wordt veelvuldig geïnnoveerd, maar we gebruiken nog steeds heel veel fossiele brandstoffen. Die worden gesubsidieerd met een lager tarief, wat vreemd is. Als je voorstander bent van het terughoudend omgaan met het gebruiken van energie, dan moet het tarief worden verhoogd voor het geval dat er meer wordt verbruikt. Als we het energieverbruik willen terugdringen, ligt dat voor de hand. Er is sprake van een omgekeerde situatie. Ik verzoek de staatssecretaris zijn visie daarop te geven, ook voor de langere termijn. Ik begrijp dat hij voor die korting voor grootverbruikers wil gaan. Dat is echter in strijd met het duurzaamheidsstreven voor de lange termijn.
Graag wil ik een reactie van de staatssecretaris op de kritiek van de sector zelf op de voorgenomen afbouw van de groenbeleggingsregeling, die de sector 30 mln. kost. Wij pleiten ervoor om die regeling niet af te schaffen. Er ligt een alternatief budgetneutraal voorstel voor van de Nederlandse Vereniging van Banken dat ook door LTO is omarmd. Het is toch raar dat, als je € 1 inzet, dit leidt tot € 50 extra aan investeringen. Ik ken geen grotere vermenigvuldiger, verdubbellaar of vijftiger dan dit en verzoek de staatssecretaris daarom, dat alternatief te omarmen. Het kan budgettair neutraal, dus dat is mooi meegenomen en het leidt tot mega-inversteringen.
Graag wil ik een reactie op het verzoek van de sector om meer verduurzaming via subsidies te stimuleren in plaats van dat te doen via fiscale maatregelen. Bedrijven die verlies draaien, hebben daarvan namelijk geen profijt. Dat is het grote probleem als je alleen maar via de fiscaliteit werkt.
De SP-fractie wil graag teelt op volle grond als voorwaarde voor het certificaat handhaven. De sector vraagt daar zelf om. Biologisch telen is gewoon op de volle grond telen. Dat is iets anders dan dat anderen niet duurzaam kunnen zijn. Je moet die discussies niet met elkaar vermengen. Ik vind dat we die sector geen recht doen als wij met dat keurmerk marchanderen. Ik heb begrepen dat in ieder geval het CDA, een middenpartij, het daarmee eens is. We zijn dus al een eind op weg. Graag verneem ik van de staatssecretaris dat zijn inzet in Europa is, die lijn te volgen.
Nu we toch een beetje aan het beschouwen zijn, zeg ik dat ik er niets van begrijp dat onze staatssecretaris de inkomensstabilisatieverzekering als instrument afwijst. De SP is wel geporteerd van een dergelijk instrument. De staatssecretaris doet een en ander heel kort af in een brief. Graag wil ik een nadere toelichting daarop en ik wil horen of het toch niet zou kunnen.
Hoe staat het met de beschikbaarheid van kredieten voor de sector? Dat is voor bedrijven immers een heel belangrijke voorwaarde. Dat geldt met name voor kleinere bedrijven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. De komkommercrisis, die uiteindelijk geen komkommercrisis bleek te zijn, dwong ons om scherp te kijken naar het hier en nu van de tuinbouw. Ook dit debat biedt ons de kans om vooruit te kijken.
Eerst blik ik vooruit op de korte termijn. De EHEC-crisis is al uit het nieuws verdwenen, maar dreunt bij heel veel telers nog na. Er was sprake van een tegenvallende vraag, een groot marktaanbod en een laag consumentenvertrouwen. Op het moment dat er sprake is van een vertrouwenscrisis, zoals tijdens de EHEC-crisis, is het niet mogelijk om daar in een seizoen tegenop te innoveren en het is waarschijnlijk ook heel lastig om zich daarvoor te verzekeren. Het ligt dan ook voor de hand dat de overheid een rol vervult, net als bij natuurrampen. Als de lente warm is, met overproductie tot gevolg, of de zomer te koud is en er daardoor minder salades worden gegeten, is er wat de D66-fractie betreft echter geen sprake van een noodsituatie maar van ondernemersrisico. Als de prijs te laag is, kunnen we dan de Europese marktprijs überhaupt beïnvloeden met het sluiten of het opkopen van een paar Nederlandse bedrijven? Ik durf dat te betwijfelen. Terecht verwijst de staatssecretaris wat ons betreft dus naar de verantwoordelijkheid van de ondernemer. Maar de initiatiefgroep van telers, waaraan hij dit vervolgens in zijn brief koppelt, kijkt eigenlijk vooral naar afzetbevordering. Wat D66 betreft is dat wat eenzijdig. Wordt er tevens gekeken naar meer marktinstrumenten waarmee ook de financiële gevolgen van schommelingen in de vraag kunnen worden opgevangen? Misschien is dat een weg waar we nader naar kunnen kijken. Onderstreept dit ook niet de noodzaak om nieuwe markten op te zoeken? Ik kom daarop later in mijn betoog kort terug. Los van de financiële kwestie, zeg ik dat voor dit soort vraagstukken geldt dat voorkomen vele malen beter is dan genezen. Het vroegtijdig opsporen van voedselproblemen is een Europese kwestie op een Europese interne markt. Ook dat heeft de EHEC-crisis duidelijk onderstreept. In Europa hebben we het Rapid Alert System for Food and Feed (RASFF). Ik begrijp dat dit systeem erg succesvol is maar dat het nog wat effectiever kan. Wil de staatssecretaris zich in Brussel inzetten voor het nog verder verbeteren van dit systeem, zodat we problemen snel kunnen opsporen en aanpakken.
Ik kom op de mensen die de handen uit de mouwen steken. Arbeidskosten wegen immers zwaar mee voor de concurrentiepositie. Doordat dit kabinet van de PVV een angstbeleid moet voeren aan de grens, mochten Roemenen en Bulgaren vorig jaar niet meer aan de slag in de kassen. Wat is het gevolg? Ze krijgen geen tewerkstellingsvergunning meer, maar ze schijnen via de een of andere onnavolgbare detacheringsdiscussie toch aan het werk te zijn. Die Rotterdamse werklozen die het gat zouden opvangen, zijn daarvan ook niet veel beter geworden. Ongeveer de gehele champignonoogst wordt via allerlei constructies alsnog door Bulgaren binnengehaald tegen het Bulgaars minimumloon. Zo wordt fort Nederland toch meer een luchtkasteel. De facto verandert het namelijk niet. Stoer doen aan de poort in plaats van reguleren, leidt dus tot een stormloop via de achterdeur en dat vinden wij heel erg onwenselijk, zeker omdat wij in 2014 toch naar een andere situatie toe moeten. Volgens mij ergeren de ondernemers in de glastuinbouw zich hier ook groen en geel aan. Kan de staatssecretaris zich ervoor inzetten dat, als het klopt dat dit kabinetsbeleid in 2011 alleen maar contraproductief uitpakte, de Roemenen en Bulgaren dit jaar alsnog via de voordeur worden toegelaten? Reguleren en controleren in plaats van wegkijken. Graag wil ik hierop een reactie van de staatssecretaris.
Ik kom op de lange termijn. D66 wil dat er perspectief is voor ondernemers die doorgaan. Waar liggen kansen? Die liggen in nieuwe producten en technologische snufjes. In een race op de punten schaal en kostprijs, zouden we immers toch van Spanje kunnen verliezen, zeker als de energiekosten oplopen. Het rapport van de commissie-Nijkamp ligt er al ruim een jaar en uiteraard beschikken we nu ook over de topsectorenaanpak van het kabinet. Zijn alle aanbevelingen van de commissie-Nijkamp opgenomen in de topsectorenaanpak? Hoe bouwt het topsectorenbeleid daarop voort en zetten we ook in op de export van tuinbouwtechnologie? Het laatste was enige tijd geleden ook goed voor 1 mld. aan hoogwaardige technologische export. Bovendien was die iets minder gevoelig voor de temperatuursschommelingen.
Het is mooi dat de staatssecretaris inzet op en de sector aanmoedigt om meer onderscheidende producten te ontwikkelen. Ik denk dat deze commissie daarvan laatst ook een paar mooie producten kon testen. De honingtomaten gingen hier gretig rond en dat gold ook voor de plantjes van Koppert Cress. Nederland kan zich ook daar meer richten op echt onderscheidende producten die minder kwetsbaar zijn. Ik hoor van de sector wel dat hij soms tegen problemen aanloopt, bijvoorbeeld daar waar het gaat om de Novel Food Directive. Ik zou van de staatssecretaris graag een update willen van die richtlijn. Hoe staat het daarmee? Wat is zijn inzet wat dat betreft en hoe kunnen we sneller tot een afronding daarvan komen?
Ik kom op het biologisch substraat. Net is al gezegd dat biologisch zeker duurzaam is. Duurzaam is echter meer dan biologisch. Laten we dus niet proberen om dat één op één met elkaar te vergelijken. Dat onderscheid is dus van belang en je moet ook oppassen voor vermenging daarvan. Elk heeft zijn eigen waarde. Ik kan mij dus vinden in de lijn van de staatssecretaris dat eerst goed moet worden onderzocht waarom er in geval van biologische teelt gekozen is voor grondgebonden teelt. Wat is de essentie daarvan en wordt die ook gevangen in het telen op substraat?
Mijn volgende punt betreft de gewasbestrijdingsmiddelen. Ik ben blij met het voornemen van de Gezondheidsraad om ook het effect van omwonenden te onderzoeken en ik sluit mij tevens aan bij een aantal vragen van de SP. Kan het college voor de toelating van bestrijdingsmiddelen ook het indirecte effect beter betrekken bij zijn beoordeling over het toestaan van bepaalde middelen en de mate waarin die zijn toegestaan?
Ten aanzien van de oproep van het CDA om wat meer mensen naar de ambassades te sturen, roep ik in herinnering dat dit kabinet 300 fte's op de ambassades heeft bezuinigd. Wellicht kan de heer Koopmans daar eerst iets aan doen.
Kort kom ik op het CO2-convenant voor de glastuinbouw. We hebben dat net gekregen, dus ik kan daarover nog niet heel veel zeggen. Volgens de CDA-fractie hebben die jochies goed werk geleverd, maar dat convenant komt in de plaats van deelname aan het ETS. Voor zover ik het kon beoordelen, wordt het in dit stuk ook gekoppeld aan een lager tarief in de glastuinbouw. Dat is echter iets waarover dit kabinet niet zelfstandig kan beslissen. Daarover moet ook de Europese Commissie haar goedkeuring geven, want het is een vorm van staatssteun. Ik denk dat we van de staatssecretaris moeten horen of hij die goedkeuring heeft, voordat we hier de champagne ontkurken.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Vorige week kwam het prachtige bericht naar buiten dat de Nederlandse tuinbouw een belangrijke groene energieproducent is geworden. Aan het begin van de middag heeft de Kamer het convenant CO2-emissieruimte ontvangen. Voor mij was het ook te kort dag om dat volledig te bestuderen. Het lijkt mij iets om te behandelen in een commissievergadering over energie, met daarbij de kanttekening die zojuist is gemaakt door mijn collega van D66. Dat er nagedacht wordt over milieu en energie, is echter wel toe te juichen. Niet alleen op het gebied van energie is er veel goeds te melden over de tuinbouwsector, maar ook op de terreinen innovatie en voedselkwaliteit. De kassen lijken in niets meer op die van Siebelink en zijn «Knielen op een bed violen». En ook de tijd waarin we nog spraken over de Nederlandse Wasserbomben, ligt achter ons.
Ik wil mijn spreektijd vooral gebruiken voor die dingen die nadere aandacht en actie behoeven, namelijk de problemen. Ik denk dat we alleen maar met elkaar kunnen constateren dat er heel harde klappen zijn gevallen in de tuinbouw, met name als gevolg van de EHEC-crisis. Vandaag vind ik het belangrijk om met elkaar te formuleren wat er nodig is om de tuinbouw er verder bovenop te helpen.
De sector vraagt om herstructurering, maar het probleem is dat banken terughoudend zijn met het verstrekken van kredieten. Mijn vraag is welke mogelijkheden de staatssecretaris ziet om wat dat betreft iets te betekenen, bijvoorbeeld het met een overheidsgarantstelling mogelijk maken van stalling van tuinbouwgronden. Ik denk dat het belangrijk is, ook als het gaat om tuinbouw, dat er vanuit de ruimtelijke ordening door de overheid instrumenten worden ingezet. Door de voorgenomen afbouw van fiscale voordelen van groen beleggen, loopt de belangstelling voor deze vorm van groensparen terug en daardoor zal ook de lopende groenfinanciering in de verdrukking komen. Zodoende zullen nieuwe financieringen geweigerd worden. Voelt de staatssecretaris voor een alternatief budgetneutraal voorstel van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), eventueel gecombineerd met vereenvoudiging van de EIA, de Selectie MIA/VAMiL? Ik ben erg benieuwd naar die mogelijkheden. In de tuinbouw en in de glastuinbouw gaat het vaak ook om het mkb. Zou een Agro Innovatiefonds binnen het MKB Innovatiefonds een plek kunnen krijgen?
LTO Glaskracht vraagt om financiële steun voor het project Facebility. Dat zorgt voor consumentenvoorlichting met betrouwbare informatie, direct bij het schap. Als er sprake is van risico's voor de volksgezondheid, is het van het grootste belang dat snel kan worden aangetoond dat het Nederlandse product volledig veilig is. Ik denk dat dat een belangrijke les is die wij geleerd hebben van de EHEC-crisis. Dit project van Tracebility en Facebility maakt de sector weerbaar tegen allerlei incidenten die zich voordoen op het terrein van de voedselveiligheid. Graag wil ik hierop een reactie.
Het Productschap Tuinbouw vervult een belangrijke rol op de gebieden plantgezondheid, crisisbeheer en duurzame ketens. Het is voor de tuinbouwsector onduidelijk wat de gevolgen zullen zijn van het afschaffen van de productschappen. Met name de onderzoekstaak van het Productschap Tuinbouw komt in de knel. Gevreesd wordt dat bepaalde teelten stil komen te liggen omdat er geen onderzoek meer zal worden gedaan. Het productschap was misschien een ietwat bureaucratisch orgaan, maar het zorgde er wel voor dat er onderzoek werd gedaan. Nu moet er met de pet worden rondgegaan en het is maar de vraag of dat zal werken.
Ook ten aanzien van energie-initiatieven is de toekomst onduidelijk. Nu wordt alles nog gebundeld via het productschap. Dat is heel handig voor de aanvragers die daar minder werk aan hebben. Het is ook handig voor de overheid, die niet met «tig» aanvraagjes te maken heeft. Ik ben bang dat het afschaffen van het productschap zal zorgen voor een toename van werk voor de aanvragers en de overheid en dat er meer sprake zal zijn van bureaucratie. Graag verneem ik van de staatssecretaris hoe we dit kunnen voorkomen.
Het is goed dat er veel aandacht is voor duurzaamheid in de tuinbouwsector. Bedrijven specialiseren zich echter vaak in bepaalde aspecten, bijvoorbeeld in uitspoeling of energie. Daar is op zichzelf uiteraard niets mis mee, maar het is wel iets om in het achterhoofd te houden tijdens discussies over de vraag wat duurzaamheid precies betekent. De ChristenUnie-fractie pleit voor voldoende ruimte voor de biologische sector in de tuinbouw. De biologische tuinbouw verstaat onder duurzaamheid een integraal systeem. Dat is nog niet volmaakt, wat hij zelf ook toegeeft. De tuinbouw werkt echter wel met een richtinggevend raamwerk. De ChristenUnie-fractie vraagt om keuzevrijheid en vrijheid voor de biologische sector om eigen randvoorwaarden te kunnen blijven hanteren. Dat mag niet sneuvelen in allerlei mooie duurzaamheidsinitiatieven. De Europese regels ten aanzien van de biologische glastuinbouw zijn nog onduidelijk. Telen in de volle grond als randvoorwaarde voor de biologische tuinbouw, is echter een concreet voorbeeld van wat ik onder vrijheid voor de biologische sector versta. Dat hoort volgens de visie van de sector bij een duurzaam natuurlijk systeem waar grondgebondenheid ook als basisuitgangspunt voor de glastuinbouw geldt.
Bedrijven van biologische tuinders die gevestigd zijn in of grenzen aan natuurgebieden, moeten voor de staatssecretaris en de provincies een heel interessante optie zijn, gezien de bezuinigingen op natuur en de verkleining van de Ecologische Hoofdstructuur.
Ik kom op het topsectorenbeleid. Ik roep de motie van oud-collega Waalkens nog maar eens in herinnering. Daarin werd uitgegaan van een vastgesteld percentage aan biologische producten en Ariel*, maar ook voor het onderzoeksbudget. Dat heeft jarenlang goed gewerkt, maar dat principe is nu losgelaten. Ik weet dat er vanuit de biologische sector ook publiek-private initiatieven voortkomen, maar ik heb ook gehoord dat het overzicht weg is en dat men het spoor bijster is. De ChristenUnie-fractie wil graag inzicht in de besteding in de biologische sector. Als er wordt gezegd dat onderzoek ten behoeve van de biologische sector wordt gedaan, moet er op z'n minst afstemming zijn met die sector en er moet terugkoppeling aan hem plaatsvinden. Daarover mag geen onduidelijkheid bestaan. Ik denk dat de organisatie Bionext daarin als een prima centraal aanspreekpunt kan functioneren. Als het om onderzoek gaat, vind ik het ook belangrijk om niet alleen te kijken naar de Wageningen University, hoe goed het werk ook is dat daar verricht wordt, maar ik vind het ook belangrijk om na te gaan wat het Louis Bolk Instituut kan betekenen.
Vandaag voer ik namens de ChristenUnie-fractie maar weer eens een pleidooi voor de volledige vrijstelling voor kwekers en vraag ik aandacht voor het belang van het kwekersrecht. Dat is niet alleen voor de biologische sector belangrijk. Tuinbouwbedrijven moeten met innovaties, nieuwe gewassen en rassen verder kunnen gaan.
Ik ben benieuwd hoe het staat met de status van Agriboard in Noord-Holland. De Kamer heeft daarover gezegd dat het geen satellietstatus moet hebben maar dat het ook als een greenport bestempeld zou moeten worden. Ik noem ook het prachtige werk dat iets zuidelijker van Agriboard wordt verricht bij Seed Valley. Daar klinkt eveneens het geluid dat het onderwijs nu te veel gefocust is op de Wageningen University. Het onderwijs zou je ook in die omgeving verder moeten versterken. Verder is ontzettend belangrijk dat men binnen het onderwijs direct aan de slag gaat met nieuwe, actuele thema's in de tuinbouw.
De voorzitter: De staatssecretaris heeft gevraagd om een korte schorsing. Voor de beantwoording van de vragen door de staatssecretaris wil ik even bij de collega's informeren wat voor strategie wij kiezen om echt voor 17.00 uur klaar te zijn. Als wij kiezen voor één termijn, hebt u twee interrupties, die dan ook overigens kort moeten zijn, want tweemaal acht is zestien interrupties, dat is behoorlijk veel. Of wij kiezen voor een tweede termijn, maar dan moeten wij het heel kort houden tijdens de beantwoording. Heeft één termijn met twee interrupties de voorkeur? Goed. Wij gaan in tempo beginnen en de staatssecretaris geeft even de opbouw van zijn betoog aan.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik zal proberen om een hoog tempo aan te houden. Eerst houd ik een korte algemene beschouwing over de toekomst van de glastuinbouw. Dan is er een reeks vragen gesteld door leden van de Kamer, met name over duurzaamheid, toekomstige ontwikkelingen, het verdienmodel, mededinging, de ketenregie enzovoort. Ten slotte kom ik bij een blok overige onderwerpen, met punten als biologische teelt en gecertificeerde uitzendbureaus, gewasbescherming, breinlozing, productschappen, garantiefonds, Roemenen en Bulgaren, groen beleggen en het Agro-innovatiefonds.
Zoals ook door de leden van uw Kamer is aangegeven, kunnen wij de tuinbouwsector beschouwen als een topsector. Dat zit ook in ons innovatiebeleid, waarin deze sector goed is vertegenwoordigd: innovatief, kennisintensief, exportgericht en concurrerend op de wereldmarkt. Het is ook een heel grote sector als je kijkt naar de werkgelegenheid die daarmee gemoeid is, ook de indirecte werkgelegenheid, bijvoorbeeld in de transport, de distributie enzovoort.
Desalniettemin hebben meerdere leden van uw Kamer terecht geconstateerd dat ook de kwetsbaarheid van de sector vorig jaar goed zichtbaar is geworden tijdens de EHEC-crisis, met zaken als overaanbod, problemen met marktbenadering en een verdienmodel dat kwetsbaar blijkt te zijn.
Ondanks dat slechte jaar, ziet ook de meerderheid van de ondernemers toekomst voor de sector in de komende jaren. Maar er is absoluut een omslag nodig en het begin daarvan moet ook snel geëffectueerd worden.
Op twee punten wil ik nader ingaan, namelijk het ontwikkelen van een nieuw, op de markt georiënteerd verdienmodel. De heer Dijkgraaf refereerde er terecht aan dat 80% van de sector aanbodgestuurd opereert en dat zaken van belang zijn als het sluiten van ketens, de traceerbaarheid, de certificering, de garantie van de veiligheid van producten, het consumentenvertrouwen enzovoort.
Waar het gaat om het verdienmodel is er niet aan te ontkomen om dat ook in internationaal perspectief te bezien. Dat is niet iets wat wij alleen in Nederland kunnen doen. Het gaat om internationaal ondernemerschap, zowel binnen Europa alsook bij de opkomende markten, het vergroten van de afzetmarkt en het versterken van de internationale marktpositie.
Het is om die reden dat in de regiegroep verduurzaming waarover wij eerder hebben gesproken, als het gaat om de veehouderij en de vleesproductie ook de glastuinbouwproductie als een aparte keten wordt meegenomen. Er komt dus in dat verband ook een ketenregisseur die onderdeel uitmaakt van de bredere groep die onder mijn leiding en onder anderen met inzet van de heer Van Doorn gaat opereren.
Wat doen wij waar het gaat om met name de internationale marktoriëntatie? Wij ondersteunen, zoals u weet zeer gerichte handelsmissies, ook voor de glastuinbouw. Recent hebben wij bijvoorbeeld onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om meer afzet te genereren in Zuid-Duitsland, een van de dingen die ik tijdens de Grüne Woche met mijn Duitse, Beierse collega heb besproken. Wij faciliteren bedrijven die internationaal investeren. Er komt onder andere, zo is vooralsnog de gedachte, dit voorjaar een handelsmissie met tuinbouwbedrijven die eventueel willen investeren in Zuid-Afrika. Wij gaan echt via de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid mogelijkheden in de toekomst bieden voor promotie van glastuinbouwproducten, voor crisispreventie en voor een vangnet waarbij in het geval van een extreme crisis als het ware kan worden geïntervenieerd.
Dat doen we ook met de ervaringen van de EHEC-crisis. Er is veel goed gegaan bij de aanpak van de crisis maar er is ook nog veel uit te leren. De Europese Commissie pleegt een evaluatie. Ik zeg u toe dat wij zo rond mei, juni mede op basis van datgene wat hierover in Europa aan inzichten naar boven is gekomen, zullen aangeven wat dat voor ons kan betekenen en wat wij kunnen doen ingeval van toekomstige crises van deze aard.
Dan heb ik het niet – dat vind ik een terecht punt van mevrouw Van Veldhoven – over sterke marktfluctuaties en prijsfluctuaties die inherent zijn aan een marktgeoriënteerde sector en aan ondernemerschap. Het gaat dan om crises in de vorm van vraaguitval en een extreme daling van prijzen die door exogene incidenten zijn bepaald.
In de vijfde plaats gaan wij ons sterk richten op opkomende markten, bijvoorbeeld Brazilië, China en India. Zowel in de onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden als waar het gaat om het wegnemen van fysosanitaire belemmeringen en waar het gaat om het actief betrekken van de glastuinbouw in handelsmissies, richten wij ons ook zeer sterk op die opkomende markten. Dat is trouwens niet alleen heel ver weg, dan gaat het bijvoorbeeld ook om Turkije. Maar het kan ook Brazilië zijn, India of China. Vaak gaat het om een combinatie waarbij je niet alleen exportgeoriënteerd moet zijn, maar waarbij je ook bereid moet zijn om in die landen te investeren. Vaak is er dan sprake van een tweesporenbeleid.
Er zijn de afgelopen tijd succesvolle internationale initiatieven geweest in de glastuinbouw. De Nederlandse telersvereniging heeft een vestiging geopend in Groot-Brittannie. Er is ook een internationale unie van producentenorganisaties die in een Nederlandse, een Belgische en een Duitse telersvereniging samenwerken. Dus wij zien ook vanuit de sector zelf initiatieven. Deze successen zijn door ons ministerie gefaciliteerd door afspraken te maken met de collega-bewindspersonen in die landen en de autoriteiten aldaar, over het uitwisselen van informatie ten behoeve van het uitvoeren van controles, zodat ook het opereren in die markten wordt vergemakkelijkt en bij controles niet alles dubbelop hoeft te gebeuren.
Investeringen in internationale samenwerkingsverbanden tussen ondernemers leiden ook tot een betere prijsvorming via vergroting van de afzetmarkten en het ontwikkelen van een sterkere positie in de keten.
Dus er zijn twee dingen te doen: er is iets doen in Nederland, wat we ook doen via de regiegroep verduurzaming met een aparte tak tuinbouw en een aparte regisseur, en door samenwerking en zeer offensief internationaal opereren.
De heer Houwers heeft gevraagd om een high level group voor de glastuinbouw. De relaties in de keten komen ook op Europees niveau in het High Level Forum voor de voedselketen, dus dat kan daar aan de orde komen. Dat hoeft wat mij betreft niet in een aparte high level group. Een van de thema's die daar aandacht krijgt is de transparantie in de keten in het kader van de food price monitor.
Dan kom ik bij de topsectorenaanpak. Laten wij daar helder over zijn. De land- en tuinbouwsector heeft een behoorlijk bedrag op tafel gelegd vanuit de private kant als bijdrage in de sector innovatie, ik meen een bedrag van om en nabij de 150 mln. In combinatie met de inzet van onderzoeksinstellingen en het overheidsgeld, zijn nu de topteams bezig om te komen tot concrete innovatiecontracten. Daar zal dus ook blijken – dit is het punt van mevrouw Wiegman en enkele anderen – dat de vraag naar onderzoek vanuit het bedrijfsleven goed zal worden afgestemd op het leveren van onderzoek door onderzoeksinstituten die wij hebben. Het kan dus niet zo zijn dat we alleen maar heel trots zijn op Wageningen in het buitenland, we moeten ook hier trots zijn op Wageningen omdat het goed gematcht met de onderzoeksverzoeken vanuit de sector in de innovatieagenda zijn werk doet.
Waar het gaat om de GMO groente en fruit, wij zetten ons in dat verband met acht gelijkgezinde landen in voor twee dingen, namelijk voor continuering van de GMO groente en fruit en meer ruimte, ook in Europees verband, voor samenwerking tussen primaire producenten. De kern van de zaak willen wij met acht gelijkgezinde landen doen. Wij willen bij de Europese Commissie en in een nieuwe verordening meer samenwerkingsmogelijkheden voor primaire producenten zien te realiseren.
Dat als algemene aanpak. Er is nog een vraag gesteld over de Grüne Woche, die ik niet ben vergeten. Degenen die daar zijn geweest, zijn de Grüne Woche zelf ook niet vergeten. Om u een voorbeeld te geven, ik heb daar met diverse collega-bewindspersonen kunnen spreken, zoals de Russische collega, de Duitse collega en de Beierse collega. Daar zijn meerdere punten aan de orde geweest. Dat zijn geen overleggen waar direct zaken worden gedaan maar waar als het ware vervolgafspraken worden gemaakt. Een van die vervolgafspraken is dat ik op korte termijn naar Beieren ga. De Beierse minister voor Landbouw heeft ook als ik kijk naar onze opvattingen over kwekersrecht, een goede opstelling. Wij zullen kijken wat wij daar gezamenlijk kunnen doen.
In de tweede plaats ga ik naar Beieren om te kijken hoe wij ons bereik van de markt voor de Nederlandse agrarische sector kunnen versterken, want uit onderzoek blijkt dat wij heel goed zitten in het westen en het noorden van Duitsland, terwijl wij het zuiden van Duitsland relatief slecht bereiken met onze exportproducten. Als je met de mensen daar praat, zeggen zij: voor ons is Italië en Oostenrijk dichterbij, Nederland komt bij ons helemaal niet zo direct op het netvlies. Het tweede wat ze zeggen is: als je zaken wilt doen en wilt exporteren, moet je zaken doen samen met bedrijven in Beieren, mede onder het keurmerk dat in Beieren wordt gehanteerd. Eind februari ga ik er opnieuw naartoe. Dat soort zaken probeer ik met de sector samen op te pakken.
Dan een reeks van concrete punten.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik vind het een goed idee dat de staatssecretaris naar Beieren gaat, zeker waar het de export betreft. Mijn vraag betrof even precies hoe het in die discussie zit met de kwekersvrijstelling. Wat zijn de bewegingen in Europa en wat zijn voor de staatssecretaris belangrijke momenten om dit ook aan de orde te stellen? Tijdens een Grüne Woche worden geen dingen besloten maar het is wel heel belangrijk om te kijken hoe de verhoudingen liggen en met wie wij goede coalities kunnen vormen om op deze manier ook het Nederlandse belang dat hiermee samenhangt, goed te borgen in Europa.
Staatssecretaris Bleker: Zoals eerder gezegd, ook in diverse brieven, gaan wij voor een ruime kwekersvrijstelling onder de voorwaarde dat die niet, in het kader van de discussie over octrooien, gelegitimeerde belangen van andere sectoren ernstig zou beperken. Dat is de aanpak. Daarvoor vinden wij onder andere steun bij de Duitsers en ook bij enkele andere landen. Dan zijn er de verbanden – ik noem niet voor niets de Beierse minister omdat die heel invloedrijk is in Duitsland – waarmee wij coalities sluiten. Dit onderwerp komt aan de orde in de Raad voor Concurrentievermogen. Ik heb niet precies een beeld van wanneer dat zal zijn maar het kan zijn dat ik daarop in mijn latere beantwoording toch nog terugkom.
De heer Koopmans vroeg of ons attachénetwerk voldoende is. Wij hebben inderdaad een bezuinigingsoperatie doorgevoerd, maar wij hebben ook focus aangebracht. Ik meen dat vorige week in het Financieele Dagblad stond dat onze ambassades in toenemende mate makelaars zijn geworden. Misschien is dat een beetje overdreven, maar er zit wel een kern van waarheid in. De economische afdelingen van onze ambassades, waaronder ook de landbouwattachés, hebben wij niet gekort. Wij hebben daar op een aantal punten zelfs meer prioriteit aan gegeven. Mijn ervaring tot nu toe is ook dat op onze ambassades de belangen van de land- en tuinbouw belangen en op het terrein van voedsel in de meest ruime zin goed worden behartigd en goed bezet zijn. Daar moeten wij ook zuinig op zijn. Zij zijn dus niet het slachtoffer geworden van de bezuinigingsoperatie.
Overigens is het ook zo dat in het topsectorenbeleid het belang van goede posten in het buitenland wordt onderstreept. Het bedrijfsleven waardeert dat ook zeer.
Zetten wij in op export van tuinbouwtechnologie? Dat is een zeer goed punt. Dit is inderdaad een van de dingen die ik pas ook benoemde. Het gaat niet alleen om export van producten, dus van groenten, fruit enzovoort, maar ook van technologie. Daarmee is op jaarbasis al een behoorlijk bedrag gemoeid. We hebben ook heel mooie bedrijven in Nederland die schitterende en zeer duurzaam producerende glastuinbouwtechnologie verkopen. Daar is ook vraag naar, bijvoorbeeld in Zuid-Afrika, China en India. Dat zijn bedrijven die ook met enige regelmaat in handelsmissies participeren.
Binnen het initiatief STAP wordt gekeken naar andere verdienmodellen, dus ook naar methoden om prijsschommelingen op te vangen. Mevrouw Van Veldhoven zei mij: staatssecretaris, wijs een inkomensstabilisatieverzekering af. Ik vind het reëel om met elkaar te kijken hoe je bij extreme schommelingen in de markt als gevolg van exogene factoren de nood kunt lenigen. Ik vind het ook reëel om de positie van de producentenorganisaties te versterken om het verdienmodel op zichzelf stabieler te maken, maar ik vind het niet reëel om een soort inkomensstabilisatieverzekering, mede door de overheid gefinancierd, te introduceren. Dat zei mevrouw Van Veldhoven ook niet, maar haar buurman wel van de Socialistische Partij, de heer van Gerven. Ik kon mij ook niet voorstellen dat dit uit de mond van een moderne sociaalliberaal zou komen. Voortschrijdend inzicht, ja!
Dan het verzoek van de heer van Gerven om verduurzaming via subsidies te stimuleren en dit niet alleen te doen via fiscale middelen. Daarin heeft hij op zichzelf gelijk. Als je alleen fiscale instrumenten gebruikt, zijn er ondernemingen die daar relatief weinig van zouden kunnen profiteren, maar wij hebben het in de glastuinbouw over een mix van instrumenten: subsidie, fiscale instrumenten en onderzoekscapaciteit; dat is een combinatie van mogelijkheden.
Er is een oproep door het CDA gedaan om iets te doen met de motie-Dijkgraaf. Ik heb toegezegd dat wij die zullen meenemen in de regiegroep verduurzaming en dat dit een van de prioriteiten is. Het verdienmodel is van belang, evenals verduurzaming, technologie en de kwestie van de mededinging.
De heer De Mos vroeg naar mogelijkheden voor samenwerking tussen ondernemers zonder dat de NMa hen meteen op de vingers tikt. Er zijn mogelijkheden om samen de afzet te regelen. Die zijn er nu ook: coöperaties en producentenverenigingen. Marktmacht vormen kan tot op zekere hoogte, alleen mag de concurrentie niet worden uitgesloten. Dat is het principe.
Dan de vraag van de heer Houwers over mededinging: hoe ziet de staatssecretaris de rol van de NMa op het initiatief van STAP? De NMa kan plannen beoordelen als het gaat om een fusievoornemen. Ik zou haast denken dat het meer een omgangsvorm is en ik hoop dat de NMa en de relevante sectoren daar de komende jaren een nieuwe gewoonte van kunnen maken. Dus als de sector iets van plan is met het oog op een belangrijk publiek belang, bijvoorbeeld verduurzaming, en als men vragen heeft of dat verantwoord is binnen de huidige mededingingswetgeving en de wijze waarop de NMa daarnaar kijkt, dan moeten wij daarbij zorgen voor omgangsvormen waarbij men zich veilig voelt door dit in een soort preconsultatie bij de NMa op tafel te leggen. Die kan dan ook al zeggen: zoals u het voorstelt, staat het op gespannen voet met de mededingingswetgeving, maar ik zou u aanraden om het op die-en-die manier te doen, dan lijkt het verantwoord. In die preconsultatie kan dan al een beetje afstemming plaatsvinden. Het lijkt nu zo: of men durft niets aan omdat men bang is en als men het wel doet, is het al helemaal uitgekristalliseerd en valt op enig moment de bijl: dit is een overtreding van deze of gene mededingingsbepaling. Wij moeten daarin een andere manier van werken zien te vinden. Ik heb begrepen dat de NMa daartoe op zichzelf bereid is.
De heer Houwers (VVD): Ik ben blij met die opstelling van de staatssecretaris en van de NMa, maar betekent dit dan ook dat het in de praktijk nu eveneens uitvoering krijgt, of hoe gaan wij dit vormgeven? Zult u daarin wegbereider zijn of hoe doen we dat?
Staatssecretaris Bleker: Het antwoord is ja. Dat is ook een van de punten die in de regiegroep aan de orde zal zijn, maar wat mij betreft is dit een werkwijze waarvan de sector er vanaf nu van op aan moet kunnen dat we dat zo gaan doen. Er ligt ook geen veto van de NMa om dat soort preconsultaties te plegen.
Verandert de opstelling van de NMa als er crisis is? Nee, wel kan de NMa een crisiskartel beoordelen. Dus als er in het kader van een crisis bijvoorbeeld sprake is van de noodzaak tot volumemanagement – mevrouw Jacobi sprak daarover – dan is de NMa op zichzelf nu ook bevoegd en verantwoordelijk om dat in ieder geval te beoordelen, ook gelet op de aard van de crisis.
De heer Dijkgraaf vroeg hoe het zit met samenwerking als kartel, zoals tijdens de EHEC-crisis is voorgesteld. Dat is in Brussel wel gevraagd, maar dat is afgewezen. De marktmacht wordt dan te groot. De mededingingsregels blijven van toepassing, behoudens dat er in crisissituaties overleg mogelijk is over hoe dan te handelen. Maar het kan niet te ver gaan.
De heer Dijkgraaf (SGP): De staatssecretaris heeft aangegeven om in mei, juni nog met een brief te komen. Ik neem aan dat hij ook met een analyse komt van wat nu wel en niet mogelijk is in het kader van die brief.
Staatssecretaris Bleker: Ingeval van crisis, zoals de EHEC? Ja.
Het LEI heeft een aantal aanbevelingen gedaan voor hervorming van de GMO groente en fruit, zoals door de SGP is aangegeven. Een daarvan is een stevige regie van de telersvereniging op het productaanbod. Ik ben er pas op ingegaan. De nationale strategie voor groente en fruit is onlangs herzien. Daarin zijn ook eisen opgenomen waaraan een telersvereniging moet voldoen, waaronder regie voeren op het productaanbod. Ook is er meer flexibiliteit aangebracht voor telers om te kunnen overstappen naar een andere telersvereniging. De aanpassingen zijn in overleg met de sector tot stand gekomen.
Over de Spanjolen vroeg de heer De Mos: kent Spanje een hoger subsidiepercentage? Spanje heeft wel een hoger subsidiebedrag, maar de GMO-subsidie is 50%. Wel kunnen bepaalde gebieden in Spanje voor 60% vergoed krijgen. Dat zit nu ook in de verordening. Ik heb toegezegd dat wij in mei, juni komen met een soort evaluatie van hoe alles heeft gefunctioneerd rond de EHEC-crisis en wat wij daarvan leren ingeval van een nieuwe, soortgelijke crisis. Wat doen we er in Europa aan en wat leren wij ervan voor Nederland? Dan komt dit punt ook aan de orde. Een van de dingen die de Nederlandse sector heeft gedaan is, ondanks een extreem lage prijs, verkopen. Er zijn vrachtauto's naar de Russische grens gegaan. Die mochten het land niet in, maar ze zijn toch leeg teruggekomen, want de lading is vervolgens voor een lagere prijs verkocht, bijvoorbeeld in Polen. Alleen, dat komt natuurlijk niet voor een crisisvergoeding in aanmerking. Dus de Nederlandse sector heeft ook tijdens de crisis eigenlijk heel ondernemend geopereerd. Voor een deel is het gevolg daarvan dat je dat productverlies, dat inkomensverlies, niet via een crisisfonds kunt laten compenseren. In de evaluatie in de brief van mei, juni komt dit soort zaken aan de orde en de vraag wat dit dan betekent voor de benutting van crisisfondsen.
Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris voor fiscale maatregelen of garantstellingen, bijvoorbeeld een overheidsgarantstelling voor de stalling van tuinbouwgronden? De grote herstructurering, of de grote innovatie, zit wat mij betreft op drie fronten. Ten eerste komt de product- en procesinnovatie ook aan de orde in het kader van de sectoren. Ten tweede gaat het om innovatie bij nieuwe markten en nieuwe marktbenadering in het buitenland. Ten derde gaat het om ons aanbod: zijn wij te zeer aanbodgeoriënteerd en is er misschien in sommige sectoren sprake van vormen van structurele overcapaciteit, overaanbod?
Het spoor dat hieruit kan voortvloeien – maar ik schets ook even de relatieve betekenis ervan – is het management van de gevolgen van de herstructurering, namelijk glas dat leegstaat. Dat is primair een zaak van de provincies. Veel provincies voeren daarin ook een actieve rol. Mevrouw Wiegman geeft aan dat daar ook vooral de ruimtelijke ordening aan bod is. In de eerste drie sporen zijn wij en de sector, of beter: de sector en wij, aan zet.
Waar het gaat om het management van de ruimtelijke gevolgen is het de provincie die aan zet is. Met decentrale overheden, bedrijfsleven en banken onderzoeken wij wel wat de gevolgen van de herstructurering van de eerste drie sporen zouden kunnen zijn. Mogelijkheden om de stalling van bedrijven voor herstructurering te bevorderen, moeten natuurlijk wel EU-proof zijn. Ik ben daar helder in: dat zal niet gemakkelijk zijn als het gaat om overheidssteun, staatsteun. Ik wil mij ervoor inzetten om voor de sector landelijke eenduidigheid over de stalling van tuinbouwbedrijven in clustergebieden te geven. Voor alle helderheid zeg ik dat onze mogelijkheden op dat punt beperkt zijn en dat de ruimtelijke ordening hier leidend is.
Er is een vraag gesteld over de uitwisseling van prijsinformatie.
De heer Koopmans (CDA): Ik roep de staatssecretaris op om creatiever te zijn en om in de komende periode met een aantal mensen te bezien of die creativiteit in handelen kan worden omgezet. Ik heb net al het ONS FONDS, het borgstellingsfonds en het Groenfonds genoemd. Ik denk dat dergelijke constructies zouden moeten worden meegenomen in een mogelijk antwoord van rijksoverheid en provincies op de noodzaak om te herstructureren. Anders blijft de innovatie ook in de komende jaren waarschijnlijk achter. Dus ik doe die oproep aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Bleker: Ik pak dat graag op, maar ik geef ook even de relatieve betekenis aan. De drie punten die ik noemde, zijn echte innovatiesporen. Deze herstructurering heeft met name betrekking op de ruimtelijke gevolgen. Ik geef aan de heer Koopmans wel toe dat het, als dat blokkeert, ook kan blokkeren voor het tweede spoor. Dus ik wil er wel creatief naar kijken. Ik geef wel aan dat de primaire ruimtelijke verantwoordelijkheid ligt bij de provincies en dat er grenzen zijn aan mogelijkheden op het gebied van staatssteun. Binnen die grenzen ben ik bereid om er ook met andere partijen goed naar te kijken. Dat nemen we mee in de meibrief waarover ik het eerder had.
De voorzitter: De staatssecretaris heeft nog twee thema's te behandelen, dus ik stel voor dat hij overgaat naar het volgende thema.
Staatssecretaris Bleker: Voor mijn gevoel gaat het goed, maar natuurlijk is alles betrekkelijk!
Ik kom bij het uitwisselen van prijsinformatie. Het verzamelen en verspreiden van informatie over vraag en aanbod van prijzen is nu al mogelijk binnen de regels voor mededinging. Er zijn wel grenzen. Als het leidt tot afgestemd gedrag tussen aanbieders is het niet toegestaan. Binnen coöperaties en producentenverenigingen, waarin leden gezamenlijk hun productie afzetten, kan prijsinformatie worden uitgewisseld.
Ik ben ook ingegaan op de vragen van de VVD en de PVV over de EHEC-crisis en de evaluatie daarvan. Dit komt dus later aan de orde. Dat geldt ook voor de communicatie over de EHEC-crisis. Wij communiceren, maar andere landen doen dat ook. Wij zien dat nu ook op andere terreinen. Brussel heeft alle aanvragen van Nederland gehonoreerd. Nederland heeft 27 mln. aangevraagd, toegezegd en gekregen.
Dan kom ik op het punt van de GM-code voor kiemgroentetelers, die inderdaad onduidelijk is. Deze telers vallen onder een grotere groep. Ik zal dit in Brussel nog eens onder de aandacht brengen, op de manier zoals mevrouw Jacobi het zegt. Bij alles wat ik daar onder de aandacht breng, maak ik het gebaar dat mevrouw Jacobi ook maakt en anders komt zij zelf! Het is wel zo dat als je dat gebaar te vaak maakt, het niet meer selectief werkt, dus je moet er wel enige selectiviteit in betrachten. Dat valt wel mee naar de ervaring van mevrouw Jacobi, zo begrijp ik!
De Europese Commissie heeft destijds het EHEC-fonds beperkt tot vijf producten. Dat was een nadrukkelijk besluit.
Zijn alle aanbevelingen van Nijkamp in de topsectoren meegenomen? Het antwoord is ja. In ieder geval zijn zij beschouwd en voor een deel overgenomen.
Wat de status van Noord-Holland betreft, heeft collega Schultz van Haegen een zesde greenport toegezegd.
Dan kom ik bij een aantal specifieke vragen, om te beginnen over natuurlijk substraat als biologisch aanmerken. In Nederland is net als in de rest van de Europese Unie telen in de volle grond de norm. Begin 2013 zal de Europese Commissie de biologische teelt op de agenda zetten en naar verwachting zal zij eind dit jaar met een voorstel komen over teelt, al dan niet in de volle grond. Ik bepaal mijn standpunt pas na het voorstel van de Europese Commissie. Er wordt op dit moment onderzoek uitgevoerd naar de duurzaamheid van natuurlijk substraat ten opzichte van het telen in de volle grond. Ik kijk ook even naar mevrouw Van Veldhoven, die heeft bepleit dat wij nu niet te snel een oordeel vellen, mede ter bepaling en onderbouwing van dat standpunt. Het genoemde onderzoek is het komend najaar gereed, voordat de Commissie met haar standpunt komt. Zodra er een commissiestandpunt is, hebben wij ook dat onderzoek hier afgerond. Voor de eerste de beste Landbouwraad of andere raad van ministers waar dit wordt besproken is dit dan geagendeerd. Dan kunnen wij er hier ook over spreken op basis van het Commissiestandpunt, het onderzoek en het standpunt van de regering.
De heer Koopmans (CDA): Ik geef de staatssecretaris mee dat het niet alleen gaat om duurzaamheid maar ook om beeldvorming. Ik voorspel één ding: hier trapt de consument niet in. Biologisch dient in de grond te zijn. Als wij hier andere fratsen gaan toestaan, draaien we deze topsector, namelijk biologisch telen in de grond, echt de nek om. Dus ik geef u in overweging om het punt van de beeldvorming mee te nemen in het onderzoek.
Staatssecretaris Bleker: Oké.
De heer Houwers (VVD): Toch ook even een tegengeluid, want ik denk ...
De heer Koopmans (CDA): De staatssecretaris heeft ja gezegd.
Staatssecretaris Bleker: Nee, ik neem het mee!
De heer Houwers (VVD): Het is ook heel goed dat hij dit meeneemt. Ik vind het ook heel verstandig dat hij alles meeneemt, maar dan wil ik ook graag dat hij de veiligheid in de voedselvoorziening meeneemt en de betrouwbaarheid van de kwaliteit. Ik kan mij toch echt niet voorstellen dat grond wanneer je die een meter verhoogt dan in één keer geen grond meer is. Dus ook in die zin denk ik dat er veel voor te zeggen is om daar toch goed naar te kijken. Het zou goed zijn als we daarvoor onze invloed aanwendden, want we hebben grote belangen, dus als de staatssecretaris dit allemaal meeneemt, spreken wij er nog vaker over.
Staatssecretaris Bleker: Zo is het!
Ik moet wel zeggen dat ik het standpunt van D66 in dezen toch wel het meest genuanceerd en het meest gefundeerd vind, samen met dat van de VVD.
De heer Houwers (VVD): Zo radicaal in het midden kunnen wij niet komen!
Staatssecretaris Bleker: Laten wij het vooral goed en degelijk onderzoeken en niet bij voorbaat zeggen: het is uitgesloten.
Ik neem de beeldvorming altijd mee, ook in dit geval.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik pleit ervoor om gewoon alle relevante aspecten mee te nemen, want het zou dom zijn om een goede afweging te maken waarbij je die aspecten niet meeneemt. In de richting van de collega's zou ik zeggen: ik sluit mij dan ook aan bij D66. Wij vinden elkaar heel vaak op tal van onderwerpen. Kijk nu gewoon naar de feiten en kom met een afgewogen oordeel op basis van die feiten. Laten wij niet vooringenomen al een standpunt innemen.
Staatssecretaris Bleker: Zo is het!
De voorzitter: Zo te horen zijn wij het eens. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Bleker: Ik heb het idee dat de Kamer het helemaal eens is, en ik met de Kamer.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Als het gaat om dingen meenemen – in hoeverre wij het met elkaar eens zijn moet straks blijken – is een van de belangrijkste zaken om hier vandaag wel een hardop ja van de staatssecretaris te krijgen dat er, met wat voor voorstellen en ideeën hij ook komt voor Europa, wel borging moet zijn van de keuzevrijheid, ook voor de biologische sector, om zelf de randvoorwaarden te stellen. Het moet niet zo zijn dat wij op een gegeven moment met ons allen constateren: wij vinden hier iets van het kweken op substraat, en dat iedereen dan maar alles heeft te slikken. Waar het mij dus echt om gaat is die keuzevrijheid. Het is prachtig als het kweken op substraat mogelijk is en als dat sectorbreed past in de verduurzaming, maar op die keuzevrijheid voor de biologische sector zou ik toch vandaag ook wel een hardop ja van de staatssecretaris willen horen.
Staatssecretaris Bleker: Als het gaat om private certificaten en keurmerken, dan is dat aan de sector. Wij bepalen niet welke eisen aan een certificaat en aan een privaat keurmerk worden gesteld. Alleen is de vraag gesteld, ook vanuit de Europese Commissie, die daarmee bezig is, wanneer wel en wanneer niet. Dat is het verhaal. Daarom zeg ik: het is heel goed om dat eens degelijk te laten onderzoeken, ook om vooronderstellingen bij voorbaat als gegevenheden te beschouwen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Over het onderscheid tussen wat biologisch is en wat duurzaam, zei ik al: biologisch is per definitie duurzaam, maar duurzaam is niet per definitie biologisch.
Staatssecretaris Bleker: Zo is het.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Daar zit ook nog een hele marge in. Nu ik toch eenmaal mijn interrupties aan het verbruiken ben, vind ik het op het punt van het kwekersrecht waar wij het al eerder over hadden goed dat de staatssecretaris een ruime toepassing daarvan gaat stimuleren. Ik neem aan dat hij daar ook zijn uitgebreide netwerk in Europa voor kan gebruiken. Enige betaling voor innovatie is natuurlijk prima, maar het moet niet zo zijn dat er een monopolie gaat ontstaan op de voedselproductie van het ene of het andere gewas. Daarin moet wel een balans worden gevonden, dus ik hoop dat de staatssecretaris dat zal meenemen. Mogelijk kan hij daarvoor nog een interessante coalitie vinden bij de partijen die wat moeite hebben met genetisch gemodificeerde organismen. Daar ben ik er niet een van in de meest extreme vorm, maar hier ligt wel een gedeeld belang.
Staatssecretaris Bleker: Daar heb ik kennis van genomen.
Dan het innovatiefonds. De heer De Mos en mevrouw Wiegman hebben gevraagd: kan de agrosector gebruikmaken van het innovatiefonds MKB+? Dat fonds staat op het onderdeel innovatiekrediet open voor de primaire sector, dus ook voor de glastuinbouw. Daarnaast wil ik onderzoeken of ik de koplopers via de garantstelling landbouw, een bestaande regeling, extra kan motiveren om te investeren in risicovolle innovaties en nieuwe technieken. Eventuele plannen en mogelijkheden hierover zal ik voorafgaand met de collega's van Financiën kortsluiten.
Dan de discussie over een aantal stoffen waarin gewasbeschermingsmiddelen zitten, een vraag van de heer Van Gerven. Deze discussie heeft al tweemaal of driemaal in de Kamer plaatsgevonden. Onlangs heeft de herbeoordeling plaatsgevonden door het Ctgb. Er is geen aanleiding om de middelen waar deze stoffen in zitten in te trekken. In september 2011 is daarover nog uitgebreid gedebatteerd. Ik zal het Ctgb vragen of de onderzoeken waaraan de heer Van Gerven refereert, nieuwe informatie bevatten die zouden moeten leiden tot een herziening van de eerder uitgevoerde herbeoordeling. Wij hebben het Ctgb niet voor niets, dat die herbeoordeling heeft gedaan.
De heer Van Gerven (SP): Natuurlijk hebben wij hierover uitgebreid gesproken, maar er is ook veel wetenschappelijke controverse over de vraag hoe schadelijk nu bijvoorbeeld de neonicotinoïden zijn, maar je kunt ook het voorzorgsprincipe hanteren. Ik wil toch meegeven dat de sector ook naar zichzelf kan kijken en kan zeggen: wij nemen geen risico, want er zijn natuurlijk best alternatieven denkbaar. Daar moeten wij sowieso naartoe opdat wij niet een DDT revisited krijgen. Nogmaals doe ik het verzoek aan de staatssecretaris om toch nog eens met de sector te overleggen: kunnen wij niet kappen met die categorie middelen? Er zijn grote financiële belangen mee gemoeid, bij Bayer, dat dit middel maar zit te pushen. Als er weer nieuw bewijs is van een mogelijke relatie tussen bijensterfte of -immuniteit of tussen de weerbaarheid van bijen en dat middel, waardoor het hele ecosysteem in gevaar komt, dan moet dat toch reden zijn om actie te ondernemen en niet afzijdig te blijven?
Staatssecretaris Bleker: Als het nieuw bewijs is, van een zodanig gewicht dat het tot een aanpassing van de herbeoordeling leidt, dan wil ik dat graag zo spoedig mogelijk van het Ctgb weten, dus ik zal doen wat u mij hebt gevraagd, namelijk het Ctgb vragen om opnieuw te kijken op basis van het onderzoek dat u hebt aangegeven. Als het geen nieuw bewijs is en er geen nieuwe feiten zijn, is het ook duidelijk. Als het nieuw bewijs en nieuwe feiten zijn maar niet overtuigend, is het ook duidelijk, maar het ligt bij het Ctgb en nergens anders.
Ik ben ingegaan op de vragen over het Agro-innovatiefonds van mevrouw Wiegman.
De feasability, een belangrijk punt van de heer Houwers, is een onderdeel van de Uitvoeringsagenda 2012–2016 Tuinbouw en Uitgangsmaterialen. Begin april is de ondertekening van het innovatiecontract. Het is nu aan de sector om te bepalen of dit een van de prioriteiten is in dat innovatiecontract. Dit is wel een heel belangrijk punt. Ik heb er ook even bij de Grüne Woche met mijn Noorse collega over gesproken, waar verregaande initiatieven worden genomen en ook technologie wordt ontwikkeld om dit mogelijk te maken. De Noorse collega's komen ook naar Nederland om hierover met de Nederlandse sector van gedachten te wisselen.
Dan de vraag of het klopt dat het verlaagde energietarief 90 mln. oplevert voor de glastuinbouw. Ja, voor het jaar 2012 is dat verzekerd. Er is een aanvrage naar Brussel gegaan voor 2013, omdat wij dan duidelijkheid moeten hebben van de zijde van Brussel dat dit acceptabel is en het moet niet als ongeoorloofde staatssteun worden aangemerkt. Overigens ook alle hulde voor collega Weekers.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Even een vraag aan de staatssecretaris. Hij zei dat het voor 2012 verzekerd is, terwijl wij voor 2013 nog duidelijkheid moeten krijgen van de Europese Commissie. Maar ik zie ook net in een van de grote landelijke kranten dat zowel het afschaffen van de lage energiebelasting glastuinbouw als het afschaffen van de rode diesel op de longlist met extra bezuinigingen staat. Ik zou hierop toch graag een reactie krijgen van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Bleker: In welke krant het ook gestaan zou hebben – deze keer stond het in De Telegraaf – ik reageer er niet op.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat is natuurlijk een te verwachten reactie van de staatssecretaris, maar ik wilde dit toch even genoemd hebben. Dit soort dingen komt toch niet zomaar op. Er staat ook een aantal dingen niet op de longlist, dus dat lijstje is natuurlijk niet verzonnen.
Staatssecretaris Bleker: Soms staat de natuur er ook op. Of staat die er niet op?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Nee, die staat er niet op. Dat viel mij meteen op. Dat heb ik meteen even bekeken.
Staatssecretaris Bleker: Uw reactie zal wel zijn: Dat kan toch niet meer.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Nee, die is al weg, er is niets meer!
Staatssecretaris Bleker: Dat had ik al gedacht, dus laat ik u voor zijn.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het is natuurlijk wel relevant, omdat wij net vandaag...
De voorzitter: Mevrouw Van Veldhoven, ik stel voor dat de staatssecretaris zijn betoog vervolgt.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Heel kort, wat wij wel moeten markeren met elkaar, is dat wij hier een CO2-vereveningsinstrument glastuinbouw hebben gekregen, waarvoor de heer Koopmans al bijna de champagne had opengetrokken, waarin wel degelijk een relatie wordt gelegd met de verlenging van het tarief. Mijn vraag aan de staatssecretaris: hoe cruciaal is dat tarief voor het doorgaan van dat vereveningsinstrument? Staat dat op losse schroeven als blijkt dat die lagere energiebelasting glastuinbouw er niet meer doorkomt?
De voorzitter: ik wijs er wel op dat dit onderwerp nog twee keer aan de orde komt, bij twee andere gelegenheden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het was op verzoek van het CDA dat dit expliciet bij de agenda van vandaag werd betrokken, dus ik maak er alsnog graag gebruik van.
De voorzitter: Jazeker, maar u wilt ook antwoord op de andere vragen, ik kijk even naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Bleker: Als het ook op twee andere plekken aan de orde komt, lijkt mij dat heel goed.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik maak een punt van orde: dit is bewust op de agenda gezet door het CDA. Nu is dit een CDA-bewindspersoon. Ik vraag hem: hoe essentieel is dat onderdeel voor dat hele convenant? Als de staatssecretaris, die inderdaad geen CDA bewindspersoon is maar een bewindspersoon van het kabinet, zegt: ook zonder dat onderdeel staat het convenant nog steeds, dan vind ik dat wel relevant. Als hij zegt: dat staat op losse schroeven, dan is dat ook relevant voor ons.
Staatssecretaris Bleker: Er wordt apart gesproken over het convenant. Ik wil daar alleen dit over zeggen. Het lage tuinbouwtarief is een correctie op de tarievenstructuur waardoor de glastuinbouw een gelijke energiebelastingdruk heeft als andere energie-intensieve sectoren. Dat is het doel ervan. Daarnaast heeft het iets te maken – hier zijn ook andere landen genoemd – met het bieden van level playing field-mogelijkheden, ook voor de sector. Ik vind dan ook niet dat het op gespannen voet staat met de duurzaamheidsambities. Als je ziet wat er in de glastuinbouw wordt gepresteerd op het punt van duurzaamheid, dan is dat boven gemiddeld, ook waar het gaat om energieverbruik, hertoepassing, de kas als energiebron enzovoort. Waar het gaat om de relatie met het CO2-akkoord, zou ik zeggen: komt u daarover spreken als dat convenant uitgebreid wordt besproken met de collega's.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dan maken wij de champagne nog maar even niet open!
Staatssecretaris Bleker: Heeft de staatssecretaris al goedkeuring voor een verlaagd tarief, zo is gevraagd Dat heb ik aangegeven, namelijk in 2012, 21013.
Een van onze middenpartijen, de PvdA, heeft de kwestie van de productschappen aan de orde gesteld. Ik kan er heel duidelijk over zijn. Het kabinet bekijkt de motie en komt binnenkort met een reactie daarop. Aan de andere kant, u benoemt wel een aantal problemen dat moet worden opgevangen als bijvoorbeeld de productschappen voor de land- en tuinbouwsector geheel verdwijnen. Die problemen doen zich bijvoorbeeld voor als je privaat geld in meerjarige innovatieprogramma's wilt hebben. Tot nu toe is gebleken dat de formule van een productschap een aantrekkelijk instrument is om vrij snel dat geld uit een sector die bestaat uit heel veel kleine en middelgrote bedrijven, op tafel te krijgen. Dat soort problemen zal dan op een andere manier moeten worden opgelost. Hetzelfde geldt in de periode van de EHEC-crisis, waarin ook het productschap een bepaalde rol heeft vervuld. Ik neem aan dat, als het zover komt dat het geheel wordt afgeschaft, wij met elkaar naar wegen moeten zoeken, ook de sector zelf, om het soort functies dat nu wordt vervuld door de productschappen op een andere wijze georganiseerd te krijgen, want anders verliezen we wel iets. Dan gaat het niet om de structuur, of iets wat schap heet of niet. Dat maakt mij allemaal niets uit, maar die functies, die taken moeten op de een of andere manier ook in het publieke belang op een andere wijze worden geborgd.
De voorzitter: Kan de staatssecretaris aangeven op welke termijn hij denkt dat er een reactie komt op de invulling van de motie?
Staatssecretaris Bleker: Nee dat kan ik niet aangeven. Alternatieven voor de breinlozing omarmen, is een zaak van de provincies en van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. 2013 was beoogd voor een verbod maar wordt gezien als te vroeg. De sector werkt wel hard aan alternatieven.
Ik kom bij een publiek gefinancierde genenbank, niet voor publiek beschikbaar.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter ...
De voorzitter: ik stel voor dat wij nu de beantwoording afronden en dat wij daarna kijken wat er nog openstaat om schriftelijk te beantwoorden.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter, ik heb nog geen enkele keer geïnterrumpeerd.
De voorzitter: Dat is waar, maar ik constateer wel dat wij het debat dan gewoon moeten afbreken omdat 17.00 uur de eindtijd is. Dan kunnen wij net zo goed nu zeggen: laten wij dan verzoeken om de resterende vragen op papier te krijgen. Dat lijkt mij dan eerlijk gezegd een betere conclusie.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb problemen met het antwoord over de breinlozingen. Er wordt wat dat betreft verwezen naar het ministerie van I & M, maar dit speelt zich af in de tuinbouw. Dat is op zijn minst een gezamenlijke verantwoordelijkheid van deze twee ministeries.
De voorzitter: Mag ik een punt van orde maken? Het is 17.00 uur. Ik stel vast dat wij toch niet in staat zijn om de vrij dikke stapel die er ligt, helemaal weg te werken. Mijn voorstel is dat leden die nog geen antwoord hebben gekregen en die prijs stellen op beantwoording dat even aangeven bij de Griffie, dat dat wordt gecommuniceerd, dat die vragen schriftelijk worden beantwoord, en dat wij nu afronden met het samenvatten van de toezeggingen van de staatssecretaris.
De heer Koopmans (CDA): Alle vragen die gesteld zijn, moet de staatssecretaris schriftelijk beantwoorden.
De voorzitter: De staatssecretaris heeft waarschijnlijk het gevoel dat hij meer vragen heeft beantwoord dan u. Het is zaak dat wij even met elkaar vaststellen welke vragen nog openstaan.
De heer Koopmans (CDA): En dat wij in een procedurevergadering besluiten dat er nog een aparte tweede termijn komt.
De voorzitter: Dat is aan u. We kunnen nagaan of daar nu al behoefte aan is, maar ik denk dat het verstandiger is ... Dat is het geval? Dat gevoelen wordt dan vastgesteld.
De heer Van Gerven (SP): Ik wil er nog een ander gevoel naast leggen, namelijk dat wij na de schriftelijke beantwoording ook kunnen nagaan of wij direct een VAO houden. Uiteraard beslist de meerderheid.
De heer Houwers (VVD): Ik stel voor dat wij dan toch eerst gewoon een tweede termijn houden. Dat lijkt mij wel zorgvuldiger.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter, ik denk dat ik echt in vijf minuten klaar ben.
De voorzitter: Het probleem is dat uw voorzitter u moet verlaten. Dat is overigens helemaal niet doorslaggevend. Ik kijk even naar de andere leden of zij mogelijkheden hebben voor uitloop. ik constateer dat dat niet het geval is. Dan denk ik dat we inderdaad de vragen schriftelijk moeten afdoen.
Dan wil ik wel even de toezeggingen die tot nu toe zijn gedaan, samenvatten.
– De staatssecretaris zal in mei of juni een brief aan de Kamer sturen over de tuinbouw, waarin hij onder meer ingaat op de mogelijkheden om in crisissituaties vanuit de regering te sturen en waarin de evaluatie van de EHEC-crisis wordt meegenomen.
– de staatssecretaris zal de onderzoeken die het lid Van Gerven aanhaalt bij het Ctgb onder de aandacht brengen om te kijken of deze effect hebben op de herbeoordeling van neonicotinoiden.
– de staatssecretaris zal als de Europese Commissie zich eind dit jaar uitspreekt over biologische teelt, zijn standpunt bepalen inzake substraatteelt en teelt in volle grond.
– het kabinet komt binnenkort, op een niet nader omschreven moment, met een reactie op de aangenomen motie over het opheffen van de productschappen.