Vastgesteld 20 januari 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 28 november 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:
− de beleidsbrief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 21 oktober 2013 over tuinbouw (Kamerstuk 32 627, nr. 14).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: De Liefde
Griffier: Van Bree
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Dik-Faber, Dikkers, Geurts, De Liefde en Smaling,
en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 18.00 uur
De voorzitter: Goedenavond. Ik heet de Staatssecretaris van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune en iedereen die ons via de digitale weg volgt. Wij spreken vandaag over het onderwerp tuinbouw. Er staat een brief op de agenda. Gezien het aantal collega's dat aanwezig is, stel ik een spreektijd van zes minuten voor. Ik hanteer geen maximumaantal interrupties, want ik houd van het debat. Mochten wij door het enthousiasme de tijdslimiet dreigen te overschrijden, dan zal ik ingrijpen. Dat geldt ook voor de beantwoording in eerste termijn door de Staatssecretaris. Gebruik uw interrupties dus nuttig en goed, dan kunnen wij er een dynamisch debat van maken.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Vorige week was er op verzoek van de CDA-fractie een rondetafelgesprek tuinbouw. Ik wil meteen van de gelegenheid gebruikmaken om de collega's te danken voor hun aanwezigheid en hun steun. Uit dit rondetafelgesprek, maar ook uit mijn werkbezoeken heb ik veel inspiratie gehaald voor dit overleg. Ik haal ook inspiratie uit het feit dat Nederland het beste scoort op verwaarloosbare hoeveelheden residuen op groente en fruit; ik wilde het maar een keer gezegd hebben.
Het CDA zet zich vol in voor de tuinbouw en zijn familiebedrijven, niet alleen in het westen van Nederland maar ook in de andere provincies, zoals Gelderland en Limburg. Daar zijn ook tuinbouwgebieden. Voor het CDA staat centraal dat tuinders een eerlijke boterham moeten kunnen verdienen in een gelijk Europees speelveld. Om toekomstperspectief te kunnen bieden aan de sector is ondersteuning van duurzame innovatie en herstructurering van verouderde kaspercelen noodzakelijk.
Het CDA mist in de brief van de Staatssecretaris het besef dat het woord «tuinbouw» een containerbegrip is waaronder totaal verschillende takken van sport vallen. De bloemen- en plantensector wordt even genoemd onder de kop «wereldspeler», maar verdwijnt daarna totaal uit beeld. Het zogenaamde tuinbouwverhaal wordt vervolgens een uitgangsmateriaalverhaal, aangevuld met herstructurering. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, mits het kabinet én de Kamer hiermee goed rekening houden. Je kunt uitgangsmateriaal niet een-op-een vergelijken met de sierteelt.
Vandaag moet ik ook de conclusie trekken dat de sector op slot zit. Herstructurering en modernisering van het teeltareaal en de spanningen rondom de gemeenschappelijke marktordening tussen telers en de overheid verdienen een oplossing. Ook rondom vervoerstromen zijn serieuze problemen op te lossen. Verder werkt de Garantstelling landbouw onvoldoende en, last but not least, komen de tuinbouwondernemers moeilijk aan financiering. De tuinbouw is een banenmotor in onze economie gebleken. De geschetste problemen mogen en kunnen niet alleen op het bordje van ondernemers, provincies en gemeenten worden afgeschoven. Het tuinbouwcluster is van nationaal economisch belang, gelijk aan de mainport Schiphol en de Rotterdamse haven. De geschetste problemen vragen om een gezamenlijke aanpak van Rijk, provincies, gemeenten en ondernemers in de tuinbouw. Het CDA roept het kabinet serieus op om een coördinerende rol op zich te nemen. Coördinatie op landelijke schaal is nodig. De vraag is dan ook: is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Ik kom op de opmerking in de brief van het kabinet dat groeiende markten buiten Europa zijn te vinden. De Staatssecretaris slaat de plank volledig mis op dit punt. Dat geldt niet alleen voor de groente- maar ook voor de bloemen- en plantensector. Dit bleek wel uit opmerkingen van deelnemers aan het rondetafelgesprek. «Buiten Europa» slaat hoogstens op Rusland, Scandinavië en Zwitserland. Veel verder gaat het voorlopig niet. Dit heeft onder andere te maken met kosten voor transport en met bijvoorbeeld de bewaartechniek, die nog onvoldoende is. De bloemen- en plantensector kent geen Europese landbouwsubsidies, maar profiteert wel van het Europese promotiefonds. Juist dit wordt hervormd, in de zin dat je eerder voor promotieondersteuning in aanmerking komt als je buiten Europa exporteert, en dat is nadelig voor de Nederlandse sector. De Staatssecretaris zou dit in het achterhoofd moeten houden als deze hervorming wordt afgetikt in de Europese Raad van Landbouwministers. Is de Staatssecretaris bereid export zowel binnen als buiten Europa gelijkwaardig te houden?
De passage onder het kopje «Producenten- en brancheorganisatie in nieuwe GLB» wordt in het veld niet begrepen en levert vragen op, zoals: mag Flora Holland als leidende organisatie in de sierteelt haar marktmacht versterken door onder bepaalde voorwaarden regels vast te stellen die algemeen verbindend verklaard kunnen worden? Mijn motie over de blauwdruk producenten en inter-brancheorganisaties mag versneld worden uitgevoerd. Wanneer voert de Staatssecretaris deze CDA-motie uit?
In de sector leven zorgen over Nederland als fytosanitaire inklaringsplaats. Behoudt Nederland dit recht binnen Europa of mag er alleen bij de buitengrenzen van de Europese Unie gekeurd worden? De bloemensector ondervindt bij de handel met nieuwe groeimarkten veelvuldig problemen van fytosanitaire aard. Dat geldt niet alleen voor de bloembollensector, maar ook voor andere tuinbouwsectoren. Dat heeft te maken met de stringente eis die landen stellen ten aanzien van de plantgezondheid van het product. Gesignaleerd wordt dat de NVWA af en toe met capaciteitsproblemen wordt geconfronteerd. Ik weet dat wij binnenkort nog een discussie gaan voeren over de NVWA, maar ik wil dit punt alvast kwijt. Hoe gaat de Staatssecretaris zekerstellen dat er genoeg capaciteit, kennis en kunde beschikbaar blijven? Er moet blijvende aandacht zijn voor de fytosanitaire agenda. Die wordt voor de tuinbouwsector immers steeds belangrijker voor het uitbreiden van de afzetmarkt voor onze producten.
Ik kom op geothermie. Om geothermie te bevorderen zullen wij toe moeten naar een industriestandaard. Het werd door LTO Glaskracht omschreven als een «opsporingsvergunning light». Is de Staatssecretaris bereid dit in het belang van de tuinbouw op te nemen met Minister Kamp?
Gezien de spreektijd benoem ik kort nog een aantal punten waarvoor ik de aandacht van de Staatssecretaris vraag. Wat het CDA betreft moet het kabinet verder inzetten op een internationaal gelijk speelveld en oog hebben voor bedreigingen van mededingers. Denk aan importbloemen uit landen rond de evenaar en groente en fruit uit Zuid-Europa. Een ander belangrijk punt is een CO2-transportleiding voor de tuinbouw. Dit punt kwam tijdens het rondetafelgesprek ook naar voren. De energieprijs lijkt mij duidelijk. Last but not least vraag ik aandacht voor het onderwijs in de tuinbouw. Tijdens mijn werkbezoeken word ik hierop veelvuldig aangesproken.
Tot slot vraag ik nogmaals aandacht voor het opheffen van het Productschap Tuinbouw. Dit is een historische fout van de VVD, die een zware wissel zal trekken op de onderlinge solidariteit en collectiviteit. Bovendien is het een vernietiging van kapitaal en kennis.
De heer Smaling (SP): Voorzitter. Leuk om te praten over zo'n mooie sector die, zoals de heer Geurts al zei, heel breed is. Veel mensen weten eigenlijk niet wat er allemaal onder valt. Het is heel veel en daarmee is de sector ook een belangrijke tak van sport binnen de export. Denk aan bedragen tussen 16 miljard en 20 miljard euro. De sector is dus aanzienlijk en betreft voor een groot deel mkb. De SP draagt het mkb een warm hart toe en wil graag meedenken om de tuinbouw een toekomst te bieden die er florissant uitziet.
De brief van de Staatssecretaris heb ik met plezier gelezen. Het is een intelligente brief. Dat sluit ook aan bij het beeld dat wij van de Staatssecretaris hebben. Ongetwijfeld zal zij niet zelf van de eerst tot de laatste letter de pen hebben gehanteerd, maar het is een mooie, inhoudelijke brief geworden.
Ik hanteer een indeling van vijf k's: kwantiteit, kwaliteit, ketens, kringloop en kennis. Dat wil overigens niet zeggen dat de indeling van de Staatssecretaris niet goed zou zijn. Dit zijn de zaken waar het om draait.
Kwantiteit is van belang. Sinds de kwantitatieve halvering in 2000 van de glastuinbouw is er toch een behoorlijke toename van werkgelegenheid ontstaan. Voor een deel betreft dat echter wel Oost-Europese werkgelegenheid, en daar zitten ook wel weer haken en ogen aan. Qua kwantiteit zijn er problemen met inpassing in verschillende delen van het land en met herstructurering. Van alle kanten wordt gevraagd om te herstructureren. 15% van het areaal moet geherstructureerd worden. Veel oude tuinders kunnen niet innoveren. Ze kunnen ook niet verkopen in deze tijden. Ze zetten caravans in kassen, en dat schiet natuurlijk niet op. De essentie van het kwantiteitsverhaal – dat komt in de brief ook tot uiting – is het verdienmodel dat anders moet. Hoe ver wil de Staatssecretaris hierin gaan? Dat betekent ook dat je het uitgangspunt loslaat dat je hier de productie moet opvoeren. Je moet pioniers buiten Nederland zetten en in plaats van spullen, diensten en kennis exporteren. Via dochters of wat dan ook buiten het beperkte Nederlandse areaal geef je deze hoogwaardige sector verder vorm. Dat brengt een hele discussie met zich mee. Over welke markten heb je het? Eigenlijk zijn er drie: een binnenlandse, een Europese en een niet-Europese buitenlandse markt. Dat zijn drie relevante schaalniveaus. Tussen Europa en daarbuiten doen zich allerlei zaken voor op het gebied van wetgeving die ofwel bespoedigend ofwel blokkerend zijn.
De kwaliteitskant heeft verschillende aspecten. Pas was er een uitzending van ZEMBLA over het bespuiten van lelievelden. Lelies zijn erg populair. Wij komen hierover nog te spreken en ik weet niet in hoeverre de Staatssecretaris hierover al iets wil zeggen. Helaas is er weer een middel – sinds de jaren vijftig wordt het al in Nederland gebruikt – dat problemen oplevert. Dat is jammer. We zien ook een overstap van het gebruik van traditionele landbouwgiffen naar het zogenoemde integrated pest management. Ik vraag de Staatssecretaris om een appreciatie van de kwaliteit. Op het terrein van zaadtechnologie en plantenveredeling zijn er echt stappen gezet. Denk aan ziekteresistentie of smaakdifferentiatie. Het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water blijft een opgave. 85% terug is goed, maar het behalen van die resterende 15% wordt relatief steeds zwaarder. Misschien kan de Staatssecretaris hierover wat zeggen.
De efficiency van ketens is volgens mij een sterk punt van ons. Er moet wel een balans zitten in de marktmacht. Producenten moeten voldoende kunnen blijven verdienen aan een product. Dat speelt ook buiten de tuinbouw. Is 1 miljoen voor keteninnovatie genoeg? Is de Staatssecretaris in staat om via green deals wat flexibeler middelen in te zetten als er goede ideeën zijn? In de brief wordt ook gesproken over koplopers. Hoe bepaal je wie koploper is? Ik vind dat wel interessant om te weten.
Ik kom op kringloop. Qua post harvest losses en weggooien valt er nog een wereld te winnen. Wat de energie- en de CO2-agenda betreft, zit er echter wel schot in. Biovergisters worden genoemd. Dat weet ik niet, dat is een discussie die wij op dit moment voeren. Er moet co-vergistingsmateriaal bij. Voorlopig is het nog niet rendabel. Ik denk dan meer aan associaties van BMC Moerdijk en Amsterdam of het samenbrengen van zuivering en afvalverbranding. Hoe kun je dat doen? Wat is de positie van biologische productie? Tijdens het rondetafelgesprek waren vertegenwoordigers aan het woord. Dit is een sector die momenteel gelukkig een groot marktaandeel verwerft.
Ik kom op kennis. Wageningen behoeft geen betoog. Wat is voor het mbo de toekomst in de tuinbouw? Vrijwel Oost-Europese arbeid is concurrerend. Pas was ik op het aoc in Meppel. De studenten daar maken zich zorgen over de vraag of er voor hen straks nog wel een baan is. Als je meer optrekt met het bedrijfsleven, moet je via stages die leiden tot een positie op de arbeidsmarkt, de studenten wat bieden. Voor het hbo vraag ik mij af of er voor Venlo wel een mogelijkheid is, als Den Bosch al zo dichtbij is.
Tot slot iets over de ruimtelijke inpassing. «Mainport, brainport, greenport» is oké. De structuurvisie van Minister Schultz is een landelijk instrument. Wat kan er landelijk en wat moet er provinciaal en gemeentelijk gebeuren?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Fijn dat wij hier over de tuinbouw spreken. Op alle werkbezoeken die ik heb afgelegd, ben ik aangenaam getroffen door de innovatiekracht en het enthousiasme van de ondernemers, die heel veel mogelijkheden zien. Het is een heel brede sector. Verduurzaming is van belang, al was het maar omdat die een besparing kan opleveren voor de ondernemer. Ik zou het fijn vinden als wij hierop nog meer inzetten. De inzet op duurzame productie steunen wij dan ook volledig.
Nederland is koploper op het gebied van plantenveredeling. In de brief lees ik dat de Staatssecretaris in Brussel inzet op een uitgebreide kwekersvrijstelling; hulde daarvoor, wij steunen dat van harte. Ik heb begrepen dat het wetsvoorstel over een beperkte kwekersvrijstelling wel gewoon geagendeerd wordt, maar dat onze agenda bepalend is. Wat ons betreft, maken wij hier wel een beetje vaart mee. Ondernemers zitten er immers op te wachten. Volgens mij kan het prima behandeld worden.
In de brief van de Staatssecretaris mis ik nog een onderdeel op het gebied van duurzaamheid, namelijk duurzame arbeid. Bij duurzaam produceren horen wat ons betreft ook goede arbeidsvoorwaarden. Ik heb daar al voor gepleit bij de begrotingsbehandeling. Veel agrarische ondernemers zijn van goede wil, maar geregeld gaat er iets mis, met name bij de arbeidsintensieve sector. De PvdA vindt het hard nodig dat er een cultuuromslag komt bij agrarische ondernemers op het gebied van arbo. De inspectie heeft vorig jaar 421 onaangekondigde inspecties uitgevoerd in kassen. In 51% van de gevallen – ik schrok zelf ook wel van het aantal – werden overtredingen geconstateerd. Het baart mij zorgen om tijdens de hoorzitting van LTO Glaskracht desgevraagd te horen antwoorden dat er niets aan het handje is. Blijkbaar wordt in de sector de noodzaak tot verandering niet onderkend. Naast slechte arbeidsomstandigheden troffen de inspecteurs ook zaken aan die weliswaar nog net binnen de wettelijke kaders vallen, maar die wel onwenselijk zijn. Denk aan een arbeidscontract, gekoppeld aan een woning. Als je klachten hebt over je werkgever, ben je ook je huis kwijt. Of denk aan de mogelijkheid om te verlonen via een zogenaamde A1-regeling. Premies worden afgedragen in de lidstaat waar de lasten het laagst zijn. Ik meen dat het Slowakije betreft. Het gaat vaak om gecertificeerde arbeidsbureaus die overal worden ingezet, niet alleen in sectoren met seizoensarbeid. Wettelijk is het in orde, maar er is veel mis. Wellicht moet de wetgeving met betrekking tot arbeidsbureaus op de schop, maar het is niet aan onze commissie om dat te doen. Het is mij erom te doen de Staatssecretaris te vragen om met de ondernemers zelf in gesprek te gaan. Ik vind dat de sector hierin zelf ook een verantwoordelijkheid draagt. Je kunt niet naast elke werknemer iemand van de Arbeidsinspectie zetten. Initiatieven als Fair Produce gaan uit van regulering door de sector zelf. Wij zien dat als een mooie eerste stap. Om de situatie werkelijk te veranderen is er echter meer nodig.
In een artikel in De Groene Amsterdammer wordt de Nederlandse tuinbouw vergeleken met de textielindustrie, die het na de Tweede Wereldoorlog nog een tijdje heeft gered dankzij Turkse en Marokkaanse arbeiders, maar uiteindelijk het loodje moest leggen. Dat gaat ons toch niet ook gebeuren met deze sector? Als ik tuinders hoor over de positie van hun arbeiders, zeggen ze: wij zitten op het randje; het staat ons aan de lippen, want wij kunnen niet produceren voor lagere kosten, aangezien wij dan niets meer overhouden. Als dat de businesscase is, hebben wij wel een probleem met zijn allen.
Bij de begrotingsbehandeling is de motie-Dikkers/Van Tongeren aangenomen. Hierin vragen wij de regering om de supermarkten aan te spreken. Die hebben immers, net als andere inkooporganisaties, een belangrijke taak. Bij de behandeling van de motie deed de Staatssecretaris een beetje lacherig of plagerig. Misschien was ze ook geïrriteerd, dat weet ik niet meer. Ze zei: die gesprekken heb ik al gevoerd, maar als mevrouw Dikkers hiervan een verslag wenst, wil ik dat wel binnen zes maanden naar de Kamer sturen. Het gaat mij niet specifiek om het verslag. Het gaat mij ook niet om Fair Produce, het gaat mij om een verandering in de sector zelf. Dat gaat verder dan het verslag van een gesprek dat de Staatssecretaris heeft gevoerd.
Supers letten op de kwaliteit en in sommige gevallen zelfs op residuen en bacteriën. Zou het niet eens goed zijn om te bekijken of wij de supermarkten of de retail ook verantwoordelijk kunnen maken voor de arbeidsomstandigheden? Ik verzin dit niet helemaal zelf, want de Staatssecretaris biedt in haar brief al mooie handvatten hiertoe, onder het kopje «Samenwerking waardeketens». Bij de actiepunten zet zij in op ketenborging. Er zijn ketenkwaliteitssystemen nodig die duurzaamheid en veiligheid borgen, zo lezen wij. Kan de Staatssecretaris ook arbeid toevoegen aan die ketenborging? Kan zij samen met de sector tot een plan komen waarin arbeidsomstandigheden en -voorwaarden worden meegenomen? Als je toch met de sector aan de gang gaat, integraal kijkt naar de keten en een aantal belangrijke aspecten noemt, zoals duurzaamheid en veiligheid, dan kun je ook het aspect arbeid meenemen. Ik hoor graag of de Staatssecretaris hiervoor openstaat.
Ik vind dit niet een zaak van SZW alleen. De Inspectie SZW maakt de tuinbouw tot een van de speerpunten van dit jaar. Dat doet zij niet omdat zij het idee heeft dat het allemaal wel goed zit. Hier moet worden opgetrokken met de retail, het Ministerie van EZ, de sector en LTO Glaskracht. Het komend jaar moeten er echt stappen worden gezet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. De tuinbouwsector is een sector om trots op te zijn. De sector zorgt voor veel werkgelegenheid, levert een belangrijke bijdrage aan ons handelsoverschot en loopt voorop als het gaat om innovatie. Er zijn echter ook zorgen. Er zijn veel bedrijven met oude kassen die geherstructureerd moeten worden. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zorgt voor problemen en de energietransitie lijkt te stagneren. Het is goed om hierover het debat te voeren met elkaar en te bezien hoe de Staatssecretaris, gesteund door de Kamer, ervoor kan zorgen dat de tuinbouwsector een topsector kan blijven. Er ligt met de tuinbouwvisie in ieder geval een mooie basis. Ik ga hierna in op enkele specifieke punten, te beginnen met verduurzaming.
Ik ben blij dat de Staatssecretaris verduurzaming ziet als een belangrijke opgave voor de sector en dat zij met deze in gesprek gaat om te bezien hoe de gmo-middelen hiertoe efficiënter kunnen worden ingezet. Wij hebben niet alleen technische vernieuwingen nodig om onze concurrentiepositie te behouden, maar zeker ook een duurzamere productiewijze. Ik mis in de brief concrete maatregelen om de reststromen te verminderen, terwijl ik het idee heb dat juist in de tuinbouwsector verbetering mogelijk is. De supermarkten accepteren alleen ronde tomaten en rechte komkommers. Wat is de inzet van de Staatssecretaris op dit punt?
Ik vraag ook aandacht voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw. Volgens LEI-onderzoek moeten alle glastuinbouwbedrijven hun spuiwater gaan zuiveren om aan alle doelstellingen van de tweede nota duurzame gewasbescherming te kunnen voldoen. Wellicht kan dit efficiënter via centrale waterzuiveringen. Hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat ook de glastuinbouw de taakstellingen voor 2018 en 2013 haalt?
Uit cijfers van het LEI blijkt dat de energietransitie in de glastuinbouw stagneert. Sinds 2008 is de CO2-emissie toegenomen en de energie-efficiëntie afgenomen. Het aandeel duurzame energie zou in 2020 20% moeten bedragen, maar bedroeg in 2011 slechts 1,8%. Hier ligt voor de komende zeven jaar dus nog een grote opgave. Het gebruik van aardwarmte kan een belangrijke bijdrage leveren aan de verduurzaming. Is de Staatssecretaris bereid om een deel van de SDE-plus-innovatiegelden in te zetten voor geothermie om zo het gebruik van aardwarmte te stimuleren? Kansrijk is ook de inzet van wkk-installaties. Die hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het verbeteren van de energie-efficiëntie. De vraag is echter of de elektriciteitsverkoop door de wkk-installaties de komende jaren op peil kan blijven. Door de bouw van nieuwe kolencentrales zal het aanbod van elektriciteit toenemen, waardoor de prijs zal dalen. Dat is niet goed voor de wkk-installaties en ook niet goed voor het investeren in energie-efficiëntie. Mijn fractie vindt dit een zorgelijke ontwikkeling. Ik vraag de Staatssecretaris om op korte termijn met een visie te komen op de flexibele inzet van wkk-installaties in de glastuinbouw. Juist bij een toename van wind- en zonne-energie hebben wij deze installaties straks hard nodig om de balans op het net te houden.
De ChristenUnie is van mening dat de Nederlandse tuinbouwsector zich veel meer moet richten op kwaliteit en duurzaamheid. Alleen zo kunnen wij onze internationale concurrentiepositie behouden. Het groene onderwijs moet dan ook meer aandacht besteden aan duurzaamheid. Is de Staatssecretaris bereid om hierover in overleg te treden met de onderwijsinstellingen?
Ik vind het belangrijk dat wij een omslag maken van een land dat vooral producten exporteert naar een land dat ook kennis en innovatie exporteert. Voor onze internationale concurrentiepositie is het van belang dat er verdere stappen worden gezet richting een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Nederland moet hierbij het voortouw nemen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat precies haar inzet is bij het gezamenlijk optrekken met Duitsland op het gebied van de bio-octrooirichtlijn? Nu een expert committee aan de slag gaat met een rapport over het functioneren van de richtlijn, is dit het moment om actie te ondernemen. Hoe zit het met de contacten met andere lidstaten, zoals Frankrijk? Onlangs was in het nieuws dat Frankrijk Nederland gepasseerd zou hebben als belangrijkste zaadexporteur ter wereld. Als dat bericht klopt, is het logisch om ook met Frankrijk het gesprek over dit onderwerp te voeren. Graag een reactie.
Een zorgpunt dat ook aan de orde kwam tijdens het rondetafelgesprek, is de lage organisatiegraad van de sector, die vele submarkten kent. Dit maakt het voor de telers lastig om een vuist te maken naar de supermarkten in het streven naar eerlijke marges. Daarnaast is de afschaffing van het Productschap Tuinbouw een aderlating. Waar in andere sectoren druk wordt gewerkt aan nieuwe organisaties, lijkt dit in de tuinbouw niet van de grond te komen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat het onderzoek op het gebied van plantgezondheid, ook belangrijk voor onze exportpositie, op peil blijft? Welke partij neemt de organisatie over van het programma Kas als Energiebron? Kan de Staatssecretaris garanderen dat de voortgang van de energietransitie geen vertraging oploopt?
Tot slot de ruimtelijke herstructurering. De Staatssecretaris legt de bal neer bij de decentrale overheden. Maar als wij daadwerkelijk concentratie in de zes greenports en de landbouwontwikkelingsgebieden willen stimuleren, is coördinatie op rijksniveau noodzakelijk. Daarnaast kan samenwerking met institutionele beleggers in een nieuw grondmodel worden opgezet, waarbij gronden worden verworven en in erfpacht worden uitgegeven. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover dit idee? Is zij bereid dit in te brengen in de discussie over de Nederlandse investeringsinstelling?
Ik heb geen mooie slotzinnen, dus dit was mijn bijdrage.
Voorzitter: Geurts
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Nederland is na de VS het tweede exportland van agrarische producten in de wereld. De topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen is op het gebied van zowel productietechnieken als werkgelegenheid, inkomen en export een wereldspeler. Wat de VVD betreft kunnen wij nummer één worden. Qua bloembollen, bloemen en uitgangsmateriaal is Nederland op dit moment zelfs al wereldleider. Over de hele wereld worden Nederlandse orchideeën verkocht, tot in Japan.
Zoals ik in eerdere overleggen al zei en de komende jaren zal blijven herhalen, is de Nederlandse tuinbouw een wereldspeler waar wij trots op mogen zijn. De VVD is dat in ieder geval. De tuinbouwsector is een voorbeeld voor andere landen op het gebied van ondernemerschap, duurzaamheid en werkgelegenheid. De tuinbouwsector is bij uitstek een ondernemende en zelfstandige sector. De successen die ik net noemde zijn veelal zonder overheidsbemoeienis tot stand gekomen, op eigen kracht dus. Een sector om trots op te zijn en een sector die de ruimte moet krijgen om te kunnen blijven ondernemen. De VVD denkt dan ook graag met de Staatssecretaris mee over de vraag hoe wij belemmerende, onnodige of verouderde wet- en regelgeving kunnen voorkomen, afschaffen of aanpassen.
Ik kom op het punt duurzaamheid. Volgens de VVD legt de Staatssecretaris het accent te veel op het verduurzamen van de keten. De Nederlandse land- en tuinbouw is als sector al zeer hoogproductief, efficiënt en innovatief, bovendien het duurzaamste systeem ter wereld. De VVD is dan ook van mening dat verduurzaming allereerst een taak van de markt is en dat de tuinbouw bij uitstek de sector is die deze taak al lang geleden heeft opgepakt en het goede voorbeeld geeft. In dit huis vergeten te veel fracties te vaak dat het geld eerst moet worden verdiend voordat het kan worden geïnvesteerd in bijvoorbeeld verduurzaming. In de tuinbouwsector gebeurt dat al veelvuldig. Denk aan het hergebruik van energie, water en CO2.
Wat geothermie betreft ziet de VVD kansen door gebruik te maken van het energieakkoord in de tuinbouwsector. Wij horen graag of een versnellingsplan aardwarmte/geothermie mogelijk is. Er is een stuwmeer aan serieuze plannen en initiatieven van tuinders. Die lopen nu vast door vergunningsvoorwaarden, de SDE-plus-regeling of gebrek aan kennis of financiering. Met name het laatste hangt als een donkere wolk boven de kas. Neem de gmo-gelden die worden teruggevorderd: een reële dreiging voor de groentesector. Het kabinet kan wat ons betreft meer doen om deze knelpunten op te lossen, bijvoorbeeld door een deel van de SDE-plus-financiering naar voren te halen. Mocht dat niet kunnen, dan liggen er wat ons betreft nog andere kansen, bijvoorbeeld optimalisatie van geothermie bij vergunningverlening en ruimtelijke-ordeningsvraagstukken. Ook kan gedacht worden aan het betrekken van Energie Beheer Nederland bij de realisatie van geothermie. Is de Staatssecretaris bereid de aanpak van dit soort knelpunten samen met haar Minister op te pakken?
Ik kom op herstructurering. Die komt slecht op gang, zoals een aantal collega's al zei. Ondernemers die eigenlijk willen stoppen, kunnen hun bedrijf niet kwijt en blijven dus produceren. Deze bedrijven belemmeren daarmee ook andere ondernemers die willen herstructureren en daartoe financiering zoeken. In de brief schuift de Staatssecretaris de verantwoordelijkheid voor herstructurering volledig af op provincies, gemeenten en het bedrijfsleven. De VVD is van mening dat de Staatssecretaris met alle betrokkenen om de tuinbouwtafel moet gaan zitten om tot een oplossing te komen, inclusief een tijdpad, voor al dit oude glas. De Staatssecretaris kan een voorbeeld nemen aan haar buurman op de EZ-gang, Minister Kamp. Die heeft zich al meerdere malen succesvol ingezet als facilitator of bemiddelaar in de supermarktoorlog, in de modebranche en binnenkort de horeca. Ik stel de Staatssecretaris dan ook voor om het initiatief te nemen. Ga aan het hoofd van de tuinbouwtafel zitten en zorg ervoor dat ze eruit komen.
Wij ontvingen vanmiddag een rapport van Sjaak van der Tak, als vertegenwoordiger van Greenport Holland. Hieruit blijkt dat de samenwerking tussen greenports en mainports kan verbeteren. Wat ons betreft hoeft er niet met belastinggeld te worden gesmeten. Door op slimme wijze en met gezag mensen aan tafel te krijgen, kan er beweging komen in dit moeilijke dossier. Pakt de Staatssecretaris deze tuinhandschoen op?
Een andere mogelijkheid is de onderuitputting van de garantstelling landbouw. Kan die eventueel worden ingezet voor de herstructurering van de tuinbouw? Die wordt niet volledig benut. Met het oog op een betere invulling kan de VVD zich voorstelling dat deze regeling niet alleen voor individuele bedrijven gaat gelden maar ook te gebruiken is voor een gebiedsaanpak. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik kan instemmen met de woorden over trots op onze tuinbouwsector. Die trots deel ik. Tegelijkertijd hoor ik de VVD-fractie heel negatief spreken over duurzaamheid, als iets wat nu aan de orde is maar verder geen ontwikkeling behoeft, want «wij zijn toch al nummer één in de wereld». Moeten wij niet blijven inzetten op productdifferentiatie, op verdere verduurzaming, op kwaliteit? In ons relatief kleine Nederland kunnen wij onze concurrentiekracht alleen maar overeind houden door daarin te investeren.
De heer De Liefde (VVD): Als vertegenwoordiger van een ondernemerspartij zeg ik: dat moeten wij nu juist de ondernemers laten doen. Wij moeten niet vanachter deze tafel of vanuit de blauwe bankjes in de plenaire zaal gaan bedenken wat de ondernemers moeten doen om tot de efficiëntste vorm van verduurzaming te komen. Dat is een klassieke fout die helaas al decennialang wordt gemaakt in dit huis. Wij als politici zouden wel beter weten hoe je moet verduurzamen, soms zelfs tot op detailniveau. Dat willen wij niet. Aansporing mag. De VVD is van mening dat verduurzaming in de tuinbouw al een enorme vlucht heeft genomen. Daar profiteren wij als tweede wereldspeler ook van.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben niet van plan de tuinbouwsector te dicteren hoe men moet verduurzamen. Ik denk dat niemand aan deze tafel dat van plan is. De overheid moet wel samen met de sector dat pad opgaan. Wij kunnen bekijken welke instrumenten er zijn om de sector te stimuleren en de helpende hand te bieden. Ik hoor de VVD zeggen: wij willen toe naar de eerste positie als exportland wereldwijd. Ik vraag mij af in hoeverre de VVD gevoel heeft bij de tuinbouwsector. Afgelopen maandag was ik op een bijeenkomst van jonge landbouwers. Op de vraag of Nederland exportland nummer één moet worden, gingen er van de 50 vingers 1,5 omhoog. Voor mij is dat een teken dat er enige vervreemding is, om het zachtjes uit te drukken, tussen de ambities van de VVD en de visie van de landbouwers en van andere Kamerfracties op de tuinbouwsector.
De heer De Liefde (VVD): De VVD-fractie spreekt met jong én oud. Voor ons is glashelder dat onder zowel jonge als oude ondernemers in de tuinbouwsector heel veel creativiteit, innovatie en ambitie is om hun product nog mooier, aantrekkelijker en smaakvoller te maken en daarmee de boer op te gaan in Europa en de rest van de wereld. Ik wil hen absoluut niet in de weg zitten. Als wij de juiste randvoorwaarden creëren, komt die nummer één-plek vanzelf, daarvan ben ik overtuigd.
De heer Smaling (SP): Ik bespeur enige inconsistentie als ik met VVD'ers debatteer over de vraag wat centraal en wat decentraal geregeld moet worden. De heer De Liefde vraagt de Minister om dingen nationaal te regelen als het gaat om herstructurering. Kort geleden zat ik in een debat met de Minister van Infrastructuur en Milieu. Over de aanleg van de Buitenring Parkstad antwoordde zij: nee, daar gaat de provincie over. Op mijn vraag om de problemen met het illegaal bewonen van recreatiehuisjes op te lossen, was het antwoord: nee, daar gaan de gemeenten over. Waar staat de VVD? Is het decentraal, tenzij? Of is het centraal, mits? Waar is de liberale visie dat je zo min mogelijk stuurt?
De heer De Liefde (VVD): Ik snap dat het voor een socialist wat eenvoudiger is. Van een socialist moet immers haast alles centraal geregeld worden. Dat u soms weleens een worsteling bij VVD'ers ervaart ten aanzien van de vraag welk onderwerp op welk niveau georganiseerd moet worden, kan ik mij goed voorstellen. Dat is het dilemma van een liberaal. Waar leg je de verantwoordelijkheid en de vrijheid neer? U zult dat nog wel vaker ervaren, maar ik kan mij voorstellen dat voor iemand van de Socialistische Partij de ideologie en de inrichting van Nederland wat eenvoudiger zijn.
De heer Smaling (SP): Wij gaan nu naar een ideologisch niveau. Ik wil hierover graag eens een avondje vullen met de heer De Liefde. Stel dat een sector via de markt zijn zaken moet regelen. De biologische teelt begint een groot marktaandeel te krijgen. Als de Duitsers zeggen dat de tomaten «wasserbomben» zijn, dan grijpt de sector zelf wel in om ervoor te zorgen dat de Duitse exportmarkt bereikt wordt. Ik zie niet in wat de overheid dan nog nationaal zou moeten doen.
De heer De Liefde (VVD): Mijn oproep aan de Staatssecretaris om aan het hoofd van de tuinbouwtafel te gaan zitten, heeft specifiek betrekking op de herstructurering. Door een combinatie van factoren blijft de noodzakelijke beweging uit die iedere partij in de keten ziet en onderkent. De Staatssecretaris kan met haar gezag en haar positie aan het hoofd van die tafel wellicht wel wat in beweging krijgen. Ik vraag haar dat te doen.
Voorzitter: De Liefde
De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Wij schorsen even zodat de Staatssecretaris haar beantwoording kan voorbereiden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording in eerste termijn.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik heb mijn beantwoording opgedeeld in maar liefst zeven blokken, dus niet vijf, zeg ik tegen de heer Smaling, hoewel zijn indeling mij wel beviel. Ik wil iets zeggen over herstructurering, marktoegang, duurzaamheid en gewasbescherming, arbeid, energie en verdienmodellen. Tot slot heb ik nog een aantal opmerkingen van verschillende aard, een blokje varia dus.
Ik sluit mij aan bij degenen die zich met trots hebben uitgesproken over de tuinbouwsector. Ik onderschrijf dit van harte. Zeker op het gebied van uitgangsmaterialen laat Nederland zien dat het niet alleen een wereldspeler is met een heel hoge positie als het gaat om de export van agrarische producten, maar dat het zelfs nummer één van de wereld is. Er was even een debat over de vraag hoe dat komt. Niet doordat de overheid verduurzaming als concept neerlegt, maar doordat de sector zelf voor dit uitgangspunt heeft gekozen. Als wij een visie op de tuinbouwsector formuleren, kunnen wij zelf niet achteraanlopen. Ik voel mij zeer gesterkt om het onderwerp verduurzaming zo nadrukkelijk neer te zetten, zo zeg ik tegen de heer De Liefde. Dit is immers uit de sector zelf naar voren gekomen.
Waar staan wij nu met onze producten en onze uitgangsmaterialen? We merken dat er in toenemende mate interesse is voor de kennis op dit terrein. Vorige week was ik samen met de premier en Minister Ploumen in Indonesië. Daar heb ik het bedrijf East West Seed Indonesia (Ewindo) bezocht. Nederlanders werken daar met Indonesiërs samen aan het verbouwen van groente. De heer Smaling heeft volstrekt gelijk dat de kwantiteit niet altijd betrekking hoeft te hebben op ons areaal. Het feit dat van één zaadje van een tomatenplant misschien wel drie kilo tomaten geoogst kan worden, heeft zijn oorsprong in de Nederlandse kennis. Ons concept van de tuinbouw, met een samenhang tussen kwalitatief hoogwaardige producten en extreem veel kennis door de hele keten heen, ook wat de kringloop betreft, is het marktconcept, zo zeg ik tegen de liberaal naast mij, dat een ongelooflijk goed verdienmodel kan opleveren. Daaraan moeten wij de komende tijd werken.
Zijn er dan geen zorgen? Natuurlijk wel. Dat zijn de onderwerpen die wij in de blokjes moeten langslopen. Wel degelijk moet een aantal zaken worden opgepakt, niet altijd met de overheid in de driver's seat. Vanzelfsprekend moet de overheid wel altijd ondersteuning bieden. Mij is alles eraan gelegen om de fantastische positie die wij hebben, te behouden. Ik zal zo nog iets zeggen over de nieuwtjes van het front. Ik ga het inderdaad over de peer hebben, mijnheer Geurts, maar dat doe ik straks; de sappige conferencepeer. Er zijn ongelooflijk veel kansen en die zullen wij zeker moeten benutten.
Veel leden hebben gesproken over de herstructurering van de glastuinbouw. Ik onderken het belang van de ruimtelijke aanpassing van tuinbouwgebieden opdat de innovatie- en productieketen mogelijk en maatschappelijk geaccepteerd blijven. Daarbij moet rekening worden gehouden met de duurzaamheidsopgave op het gebied van waterkwaliteit – mevrouw Dik-Faber zei er al iets over – duurzame energie en CO2-voorzieningen. Dat dit proces stokt, geeft aan dat bedrijven door een financieel moeilijke periode gaan vanwege de economische crisis die wij, hoop ik, achter ons aan het laten zijn. En ja, provincies en gemeenten hebben hierin een cruciale rol. Vanuit de regio kunnen zij immers maatwerk leveren. Zeker na de decentralisatie van het ruimtelijk beleid zijn zij ook leidend. Alle betrokkenen moeten gezamenlijk werken aan de modernisering van het teeltareaal. De topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen heeft het PPS-project Duurzame Modernisering Teeltareaal opgezet. EZ draagt daaraan bij. In dat project worden allerlei instrumenten voor de herstructurering ontwikkeld. Er worden pilots gestart. Er wordt nagedacht over de vraag hoe wij het proces kunnen vlottrekken. Het initiatief voor een ruimtelijke ontwikkeling moet uitgaan van de investerende bedrijven, maar de overheid kan wel faciliteren. Dat heeft ook het LEI geconcludeerd in zijn rapport Elkaar een toekomst gunnen. Om die reden hebben wij gezegd geld beschikbaar te stellen voor bedrijven die investeren in ontwikkeling en verduurzaming via diverse bestaande regelingen en de nieuwe Garantieregeling Marktintroductie Innovaties.
Onder anderen de heer Geurts en de heer De Liefde hebben gevraagd welke rol wij kunnen spelen. Zoals gezegd, kunnen overheden dit hele proces steunen. Ik ben bereid om ook een faciliterende rol te spelen. Ik ben ook bereid om partijen aan tafel te brengen. Dat is iets anders dan financieren. Dat zijn twee verschillende rollen. Ik ben net te veel liberaal om te denken dat een herstructurering van een sector op kosten van de rijksoverheid kan plaatsvinden. Dat gaan wij niet doen. De heer De Liefde is het daarmee eens, dus dat is alvast grote winst. Ik vind het prima om in dit proces partijen aan tafel te krijgen, maar ik vraag vervolgens wel van de partijen die aan tafel zitten, om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Wij kunnen slimme ideeën naast elkaar zetten en wij kunnen bezien hoe wij in het samenspel tussen provincies en gemeenten dingen kunnen doen op het terrein van greenports en mainports. Het is echter niet de bedoeling dat de rijksoverheid het allemaal regelt en dat anderen kunnen afwachten.
Mevrouw Dik-Faber sprak over een ander grondmodel met erfpacht en dergelijke. Het tuinbouwbedrijfsleven moet zelf in overleg gaan met institutionele beleggers en banken over erfpacht. Soms is dat voor de glastuinbouw overigens wel lastig. Eigen grond is immers ook vermogen dat meetelt bij de kredietverstrekking door banken. Voor vollegrondtuinbouwbedrijven kan erfpacht een oplossing zijn als ze daarmee een bedrijfsvergroting kunnen realiseren, maar dat is niet voor iedereen een oplossing.
De heer De Liefde vroeg of onderuitputting van de garantstelling landbouw kan worden ingezet voor herstructurering. Want, zo zegt hij, de garantstelling landbouw wordt niet volledig benut. De belangrijkste motor achter de herstructurering zijn de investeringen van individuele toekomstgerichte bedrijven. Om die reden hebben wij gezegd dat wij helpen via verduurzaming. Wij zien immers dat dat een goede titel is om te ondersteunen. Via een andere route zouden wij te veel op de stoel gaan zitten van het bedrijfsleven zelf. Ik zeg dus «ja» op het verzoek, maar met inachtneming van de context die ik zojuist heb beschreven. Ik hoop dat men dat begrijpt en steunt.
Het volgende blokje is markttoegang. De heer Geurts sprak hierover. Dit interesseert mij zeer, want dit onderwerp is mij een lief ding waard. De heer Geurts vroeg hoe wij ervoor kunnen zorgen dat er voldoende capaciteit is voor markttoegang naar derde landen. Wij hebben een specifiek team van medewerkers in Den Haag en verder ook medewerkers op onze Nederlandse ambassades die in derde landen actief inzetten op markttoegang fytosanitair. Een goed voorbeeld is de opening van de Indonesische markt voor Nederlandse uien. Eind vorige week hebben we dat voor elkaar gekregen, waarbij we ook afspraken hebben gemaakt over de fytosanitaire eisen waaraan onze uien moeten voldoen om de Indonesische markt op te kunnen. U moet zich voorstellen dat dat potentieel tot maar liefst 35 miljoen extra aan export zou kunnen opleveren. Vandaag meld ik graag dat wij het ook voor elkaar hebben gekregen dat ook onze peer weer naar China kan, wat potentieel leidt tot een winst van maar liefst 15 miljoen euro voor de exporterende bedrijven. Kortom, in één week is in totaal 50 miljoen potentieel mogelijk gemaakt. Dat is van heel groot belang, ook voor de sector in een tijd waarin iedereen de tering naar de nering moet zetten.
Het is dus van groot belang dat er capaciteit beschikbaar is, zowel bij mijn departement alsook bij de NVWA, die de afgelopen jaren is uitgebreid en waarop ik niet ga bezuinigen. Ik denk dat het goed is om dat alvast te zeggen. Over de NVWA krijgen wij verder nog een heel boeiend debat, maar dan kent u op dit onderwerp alvast mijn inzet.
De heer Geurts heeft iets gezegd over promotie en export binnen en buiten Europa en het behoud van gelijkwaardigheid hierbij. Ik vind dat wij moeten gaan zitten op een en-en-strategie. Vanzelfsprekend kunnen wij binnen Europa heel goed onze producten kwijt. Daarvoor gebruiken wij natuurlijk ook onze promotiecampagnes, bijvoorbeeld bij de Grüne Woche. Tegelijkertijd ziet u dat mijn inzet er wereldwijd op gericht is om hier in ieder geval bij stil te staan, want ik zie heel veel kansen voor Nederland, ook buiten de Europese grenzen. Het lijkt mij goed dat wij die kansen ook blijven grijpen.
De heer Geurts heeft gevraagd hoe het nu precies zit met kosten voor transport en bewaren. Daarbij zijn nog wel efficiëncyvoordelen te behalen. Uiteraard is het ook hier aan de ondernemer zelf om kosten zodanig te drukken dat er efficiënt gewerkt wordt. Wat wij kunnen doen is, zoals ik net verteld heb, met overheden in derde landen ervoor zorgen dat er niets meer in de weg staat zodat export kan plaatsvinden. Dus wij helpen om markten te openen en vervolgens is het aan ondernemers zelf om daar dan ook hun slag te slaan. Zij laten zien dat ze daar ook uitermate goed toe in staat zijn.
De heer De Liefde heeft gevraagd hoe het specifiek zit met de importheffing op orchideeën. De classificatie van gewassen in verband met importheffingen is op Europees niveau vastgelegd. Dat betekent dat ik daar niet zomaar zelfstandig doorheen kan gaan wandelen en er wijzigingen in kan aanbrengen. Ik kan wel in het kader van de maatwerkaanpak regeldruk bekijken of wij nog iets kunnen doen, dus dat zeg ik u toe.
Dan kom ik bij de duurzaamheid. Ik denk dat ik heel dicht bij de heer Smaling sta als ik zijn beschrijving hoor hoe de sector kansen pakt en hoe belangrijk dat onderwerp is. Tegelijkertijd zien wij dat wij nog voor een aantal lastige uitdagingen staan. De effecten van gewasbeschermingsmiddelen zijn daarvan een belangrijk onderdeel. In principe is het gewasbeschermingsmiddelenbeleid via de verordening volledig geharmoniseerd, zo zeg ik tegen de heer De Liefde. Alleen merk je dat de Nederlandse omstandigheden, met meer water en wind dan in sommige andere landen, ertoe leiden dat er soms ook sprake is van strengere eisen, vanwege risico's voor mens, dier en milieu. Die risico's moeten altijd op een aanvaardbaar niveau blijven. Dat is in lijn met de verordening, wat ook belangrijk is, omdat wij anders weer heel andere debatten zouden krijgen, die wij natuurlijk niet willen.
De heer De Liefde heeft gevraagd naar de potentie van gewasbeschermingsmiddelen met een natuurlijke oorsprong. Ik denk dat die potentie heel groot kan zijn. Ik ben het dan ook met de heer De Liefde eens dat laagrisicomiddelen en basisstoffen een hoge potentie hebben. De toelating daarvan moet heel gemakkelijk zijn. Daarvoor moeten wij ons in Europa inzetten. Dat doe ik al, maar ik zeg er eerlijk bij dat dat niet altijd gemakkelijk is. We hebben al eerder aangegeven open te staan voor een green deal voor groene gewasbeschermingsmiddelen, waarin wij de kansen van deze middelen beter kunnen benutten. Ik zal uiteraard ook binnen het Europese spoor blijven inbrengen of wij het draagvlak bij andere landen voor dit onderwerp kunnen vergroten.
Verdere harmonisatie van het gewasbeschermingsmiddelenbeleid en de toelating waarom de heer De Liefde vraagt, is de lijn van het kabinet. Hij heeft ook de nota Duurzame gewasbescherming gezien, waarin het gaat om een verordening die de toelating regelt, dus daar speelt al maximale harmonisatie. Beoordelingsmethodieken daarbinnen moeten naar mijn mening ook zo veel mogelijk geharmoniseerd worden toegepast.
Mevrouw Dik-Faber heeft specifiek gevraagd naar de doelstellingen rondom de glastuinbouw, de zuivering van water en de verplichtingen die daarvoor op ondernemers rusten. Met ingang van 2016 wordt inderdaad het zuiveren van spuiwater uit kassen verplicht. Dat staat ook in de nota Duurzame gewasbescherming die u op 1 juli met mij hebt besproken. Die verplichting wordt opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, dat begin 2014 in procedure is. Dat regelt Staatssecretaris Mansveld. Dat betekent dat de ondernemers dus ook nog een tijdje hebben om zich hierop voor te bereiden.
De heer Smaling heeft gesproken over gewasbeschermingsmiddelen, specifiek in relatie tot lelies. Daarover is afgelopen dinsdag bij het vragenuur een hele reeks Kamervragen gesteld. Lelies hebben, net als andere planten, gewasbeschermingsmiddelen nodig. Inderdaad is het uitgangspunt dat de teelt op een zo duurzaam mogelijke manier gebeurt. De heer Smaling heeft gevraagd of daarbij nog stappen kunnen en moeten worden gezet. Dit betekent dat met name ook naar resistentere gewassen en naar biologische bestrijding moet worden gekeken. Ik heb dinsdag in het vragenuur al gezegd dat de sector wat mij betreft hier aan zet is. Wij gaan het Ctgb vragen om ons nog op een aantal punten te adviseren. Een eerder voorstel was om in januari op basis van stukken met uw Kamer dit debat te voeren. Ik wil dat niet heel lang vooruitschuiven maar ik wil dit debat wel graag voeren op basis van een aantal adviezen. Die krijgt u. Ik zal uiteraard ook de vragen die inmiddels door de Kamer schriftelijk gesteld zijn beantwoorden. Ik hoop dat wij dat in één keer kunnen doen. Dat zou het beste zijn.
Vervolgens heeft mevrouw Dik-Faber gevraagd om wij de gmo-middelen niet efficiënter kunnen inzetten voor duurzaamheid. In principe zijn die Europese middelen bedoeld om de positie van de primaire producent in de markt te versterken. Zij kunnen voor een gedeelte voor duurzaamheid worden gebruikt, maar wel in combinatie met het neerzetten van een goede marktpositie.
Ik ga over naar het blok arbeid. Volgens mij hebben mevrouw Dikkers en ik er echt geen verschil van mening over dat ondernemers in de agrosector, net als in elke andere sector, zich aan de wetten en regels moeten houden, ook op het gebied van arbeidsomstandigheden. Helaas zijn er soms nog incidenten, die dan inderdaad moeten worden aangepakt. Minister Asscher is bezig met de aanscherping van het beleid inzake schijnconstructies. Hij heeft in april 2013 een brede aanpak gelanceerd met acties als de uitbreiding van de inspectiecapaciteit en de uitbreiding van de ketenaansprakelijkheid voor betaling van het cao-loon. Hij trekt hierin samen op met EZ en met de Ministeries van Financiën, Veiligheid en Justitie en I en M. Zij staan hier aan de lat. Afgelopen dinsdag heeft de Kamer een brief over de stand van zaken ontvangen.
Ik kijk natuurlijk ook met interesse naar het advies van de Stichting van de Arbeid over het verbeteren van de cao-handhaving en -naleving, met name voor de vraag hoe wij kunnen komen tot een algemene code voor verantwoord aanbesteden. Dat is relevant voor arbeid als onderdeel voor de inkoopvoorwaarden van de retail. Die aanpak zal ook zijn werking hebben in de tuinbouwsector. Er is dan ook geen aanleiding om voor de tuinbouw een andere lijn te trekken.
In het kader van goed werkgeverschap zijn initiatieven als het Fair Produce-keurmerk in de champignonketen belangrijk. Een dergelijk keurmerk gaan wij verder uitrollen bij open teelten. Ik heb de Kamer daarover bij de begrotingsbehandeling ook de toezegging gedaan om daarvoor € 150.000 beschikbaar te stellen. Mijn collega's van SZW en ik voeren hierover al overleg met de sector en wij blijven dat ook doen. Dat zeg ik nu heel rustig en zonder emotie.
De cijfers die zijn genoemd over overtredingen geven aan dat er iets te bespreken is. Dat doen wij dan ook.
Vanochtend werd ik blij wakker, wat te maken had met het minimumloon in Duitsland. Niet iedereen wordt daar blij wakker van, zeg ik tegen de voorzitter, maar ik wel. Overigens zag ik dat bijvoorbeeld LTO Nederland het minimumloon in Duitsland ook onderschrijft. Dat is natuurlijk in het kader van het level playing field van belang, ook als het om arbeidsvoorwaarden gaat. Wij zien dat in andere landen deze discussie vanuit een andere route ook wordt gevoerd. LTO vermoedde dat er wel eens wat positieve effecten zouden kunnen uitgaan van wat er nu gaande is in de brede landbouwsector in Nederland.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Hierover heb ik wel een vraag. Ik heb namelijk specifiek aan de Staatssecretaris gevraagd om bij het kopje «Samenwerkende waardeketens» het punt arbo op te nemen. Zij neemt hierin wel andere aspecten op, die ook onder andere ministeries worden belegd, zoals de voedselveiligheid. Als je dan toch met elkaar rond de tafel zit, waarom neem je daarbij niet ook het punt arbo op?
Staatssecretaris Dijksma: Wij zijn sowieso met de keten in gesprek over dat hele onderwerp, dus ik zal eens kijken hoe wij dat eventueel kunnen beleggen. Maar het is niet per se nodig om het daar te bespreken. Ik heb net al omstandig uitgelegd dat dit onderwerp zeker op de agenda staat van het kabinet als geheel, maar ook van mij, wel voor ieder van ons vanuit onze eigen verantwoordelijkheid. Daar hecht ik aan, want ik heb hierbij een andere verantwoordelijkheid dan de Minister van SZW. Wij werken heel goed samen om ieder vanuit die eigen verantwoordelijkheid de juiste energie naar voren te brengen bij dit onderwerp.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik zou het fijn vinden om te horen wat er uit dat overleg komt en of het in de samenwerkende waardeketens geïntegreerd kan worden. Het gaat namelijk ook om zaken als veiligheid, die ook niet per definitie bij de Staatssecretaris van EZ worden belegd maar bijvoorbeeld bij het departement van VWS. Ik zie dus uit naar de uitkomst.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is helder.
Dan kom ik bij het blok energie. De glastuinbouw is al kampioen energiebesparing. Dat moeten wij om te beginnen even vastleggen, maar er mag en kan nog veel meer gebeuren, want er wordt nog wel relatief veel aardgas gebruikt. Sommige tuinders overwegen dan ook alternatieve groene energie. Aardwarmte is daarvan een belangrijk voorbeeld.
Wij willen als kabinet heel graag de inzet en vernieuwingslust van de tuinders om meer alternatieve energievormen te gebruiken steunen en versterken. Ik wil samen met de sector nieuwe meerjarenafspraken maken om de energietransitie te versnellen in het kader van het innovatie- en actieprogramma Kas als Energiebron. Dat zeg ik toe aan uw Kamer. Mevrouw Dik-Faber vroeg hoe het hiermee gaat. Wat ons betreft gaan wij hiermee verder met extra energie, maar dan groene energie.
Daarnaast werk ik samen met de sector aan een versnellingsplan aardwarmte in de glastuinbouw. Een onderdeel hiervan is de kennisagenda, waarbij ook alle andere partijen zijn en worden betrokken, omdat aardwarmte breder speelt dan alleen in de glastuinbouw. Om het belang dat ik aan aardwarmte hecht te onderstrepen zal ik samen met het bedrijfsleven in de glastuinbouw op fiftyfiftybasis een half miljoen euro extra beschikbaar stellen voor de kennisagenda aardwarmte. Wij willen daarmee ook tegenover de Kamer aangeven dat het belangrijk is en dat wij niet op onze handen blijven zitten maar hiermee aan de slag gaan, door ieder vanuit onze eigen verantwoordelijkheid ook een half miljoen extra beschikbaar stellen voor het ontwikkelen van de kennis die nodig is om die versnelling te realiseren.
De heer Geurts heeft gesproken over geothermie. Hij vroeg net als de heer De Liefde of wij niet toe moeten naar een vergunning-light en of ik dat met Minister Kamp wil bespreken. Dat zal ik doen. De industriestandaard is onderdeel van de versnellingsplannen, dus ook de eisen die wij aan de initiatiefnemers zullen stellen. Minister Kamp bereidt nu een soort vergunning-light voor via een aanpassing van de Mijnbouwwet.
De heer Smaling heeft gesproken over vergisten, waarover hij wel wat zorgen heeft uitgesproken. Ik begrijp wat hij zegt, maar tegelijkertijd moeten wij wel op zoek gaan naar alternatieve vormen van verwerking, opwekking en afvalverwerking. Innovaties op het terrein van energievergisting en afvalverwerking zijn echt van heel groot belang. Wij proberen via de topsector daarin een beetje vaart te krijgen. Dat is niet altijd gemakkelijk maar het is natuurlijk wel het uitgangspunt.
De heer Smaling heeft terecht gezegd hoe belangrijk de keteninnovatie is en hoe goed wij daarin zijn. Dat is absoluut waar; het is een van onze unique selling points, doordat wij door de hele keten heen een enorm goede aanpak hebben. Hij heeft gevraagd of 1 miljoen voldoende is om de innovatie te stimuleren. Ja, want uiteindelijk hoeft die natuurlijk niet alleen van de overheid te komen, maar het is wel een goede zet op dit thema. Bij de uitwerking gaan wij ook zeker kijken naar koplopers. Ik hoop en verwacht dat dit een spin-off zal bewerkstelligen, ook in de sector zelf. Wij willen, zoals de heer Smaling suggereert, bijvoorbeeld via green deals ook koplopers met duurzaamheidsinitiatieven gaan ondersteunen, die wij bijvoorbeeld via de CO2-voorziening in Noord Holland blijven stimuleren. Dus het gaat niet alleen om dit ene miljoen; ook op allerlei andere terreinen, bijvoorbeeld via green deals, kleine incentives en positieve prikkels, proberen wij die beweging op gang te krijgen.
Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd of ik bereid ben om SDE-plusgeld in te zetten voor geothermie. Los van het feit dat dit geld valt onder de verantwoordelijkheid van mijn Minister, is het ook van belang dat wij eerst in algemene zin kijken wat bij de financiering van aardwarmteprojecten echt de knelpunten zijn. Een van de aandachtspunten in het versnellingsplan aardwarmte is dat wij natuurlijk kijken naar het benutten van het potentieel in de glastuinbouw. Dat moeten wij samen met het bedrijfsleven doen, dus dat is een gezamenlijke zorg.
Verder heeft mevrouw Dik-Faber gevraagd hoe het onderzoek op peil blijft. Zij noemde in dit verband het programma Kas als Energiebron, waarover ik net al iets heb gezegd. Wij willen daar natuurlijk ook graag mee verder.
Dan kom ik bij de andere verdienmodellen. Om koploper te blijven is het voor de Nederlandse sector van groot belang dat die andere verdienmodellen er komen. Dit heeft nu juist te maken met investeren in kennis en met verduurzaming, want Nederland kan met meer toegevoegde waarde hoogwaardige, innovatieve en duurzame producten creëren, waarbij wij ons dan ook nog kunnen richten op nichemarkten. Het is echt aan de ondernemers zelf om die kansen te pakken en die samenwerking in de hele keten steviger vorm te geven. Dat steunen wij, onder andere door het bedrag voor het Programma keteninnovatie en doordat er vanaf 2014 producentenorganisaties kunnen worden gevormd waarmee wij ook marktmacht kunnen organiseren. Verder kijken we natuurlijk ook in onderzoeken van het CBS en het LEI naar de ontwikkeling van prijzen. Dus ook daarbij houden wij een vinger aan de pols.
Ik ben het met de heer Smaling eens dat wij langzamerhand een omslag zullen gaan zien in de wijze waarop Nederland zijn exportmodel op orde heeft en hoe het verdienmodel eruit ziet. Daarbij zullen steeds meer de waarde van producten, hoogwaardige kennis, technologie, innovatie en kwaliteit een rol gaan spelen. Wij exporteren nog steeds ongelofelijk veel producten, zoals tomaten naar Mexico. Ik zag een prachtige poster van een tomaat met een hoed op en daarbij de tekst «caramba». Nederland is ook daar nu nummer één in de wereld. Die tomaat is inderdaad geëvolueerd tot een product dat zo goed is dat het niet alleen in hoeveelheid maar ook in kwaliteit gewoon koploper is. Dat is wat wij doen met onze kennis.
Ik ben het dan ook van harte met uw Kamer eens dat er heel veel aandacht moet zijn voor het onderwijs. Om die reden hebben wij gezegd dat wij een human capital agenda moeten hebben, die de tuinbouwsector dan ook heeft. Daarmee willen wij de modernisering van het onderwijs ondersteunen en de samenwerking tussen het bedrijfsleven en het groene onderwijs versterken. Afgelopen maandag heb ik in Groningen juist hierover met partijen rond de tafel gezeten. Het gaat dan inderdaad, zo zeg ik tegen de heer Smaling, niet alleen om het hoger onderwijs. Ik heb daar ook een lans gebroken voor het middelbaar beroepsonderwijs, wat door iedereen werd ondersteund. Het is van groot belang dat we dat er ook bijhouden. In het onderwijs moet die betrokkenheid er door de hele keten heen zijn. Daarover is geen verschil van mening.
De voorzitter: Toch maakten uw woorden over tomaten wel iets los bij de Socialistische Partij!
De heer Smaling (SP): Dat heeft de voorzitter heel goed gezien. Ik wil de Staatssecretaris toch een beetje tot een uitspraak proberen te dwingen, want wij zitten sterk op één lijn en dat waardeer ik natuurlijk zeer.
Staatssecretaris Dijksma: U schrikt daar toch niet van, hoop ik?
De heer Smaling (SP): Toen zij zei dat zij blij wakker was geworden, dacht ik dat dat kwam doordat zij aan mij dacht, maar zo ver ging het dan ook weer toch niet! Waar houdt die kwantiteit op een gegeven moment op? Mijn makkers ter rechterzijde staan pal voor de producent. Dat siert hen. De provincie Zuid-Holland zegt «glas voor glas», net als Limburg. De Bommelerwaard kent een inpassingsplan van de provincie, maar veel inwoners lopen er te hoop tegen de afmetingen van de kassen. Dan gaat het gewoon om de leefbaarheid. Is er een plafond aan onze productie waarboven wij zeggen dat we echt moeten overstappen op export van kennis buiten Europa, omdat daar zo veel mogelijkheden liggen? De Staatssecretaris gaf zelf al het voorbeeld van Indonesië.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zou zeggen dat dit een organische verandering is die plaatsvindt. De grenzen worden altijd bepaald door onze milieuwetgeving, door onze ruimtelijke ordening en soms ook door onze maatschappelijke spankracht, want op lokaal niveau worden natuurlijk ook heel veel beslissingen genomen. Tegelijkertijd zie je – ik noemde net al het tomatenzaadje in Indonesië – dat wij door de jaren heen in staat zijn geweest om dankzij onze techniek en innovatie diezelfde tomatenplant echt een aanmerkelijk grotere oogst te laten krijgen, zonder dat die meer grond nodig heeft. Innovatie is de sleutel in dit hele verhaal.
U zult inderdaad zien dat in toenemende mate ook elders in de wereld met gebruikmaking van Nederlandse kennis en techniek productie zal plaatsvinden. Daar ben ik van overtuigd, want wij zijn een klein land en wij hebben niet oneindig veel grond in de aanbieding, zoals u ook weet. Dus natuurlijk is er ergens wel een grens. Alleen, wij bepalen die hier niet met elkaar. Die grens wordt wel bepaald door de omstandigheden, dus ook door wet- en regelgeving op het terrein van het milieu of van gewasbeschermingsmiddelen, of door de Kaderrichtlijn Water. Het bijzondere van deze sector is dat die juist vanwege de geringe hoeveelheid grond iets voor elkaar krijgt door innovatie en techniek. Dat is wat ons zo interessant maakt voor de rest van de wereld.
Eén opmerking nog, want ik word hier echt enthousiast van. Met onze kennis zijn wij in staat om ook in landen waar het klimaat niet meezit producten en gewassen te verbouwen. Ik noem als voorbeeld een aardappelgewas in Afrika dat echt veel voedzamer is dan rijst en dat zorgt dat oogsten overeind blijven. Die planten zijn resistenter en gebruiken ook nog eens minder water. Het is die omslag van klimaatslimme landbouw waarvan met name in de tuinbouw zulke goede voorbeelden te vinden zijn. In ben daar heel trots op en volgens mij is er nog oneindig veel mogelijk, maar niet altijd alleen maar op onze eigen grond.
De heer Smaling (SP): Ik kan onderschrijven wat de Staatssecretaris zegt maar ik probeer toch een parallel te trekken, bijvoorbeeld met de varkenssector, al is die natuurlijk niet helemaal vergelijkbaar. Daarbij is het ook de vraag of je moet blijven gaan voor bulkproductie of moet gaan voor de allerbeste hammen. De Hollandse hammen zijn de hammen die je moet hebben voor een bepaalde nichemarkt. Dat zou kunnen. Daarmee kun je dan het productievolume terugbrengen zonder dat je minder geld verdient. Dit speelt in sommige streken. Ik noem Venlo. Grubbenvorst loopt te hoop tegen de enorme kassen die daar onder de naam «Californië» worden neergezet. In Emmen speelt dit dan weer niet, waar van het Rundedal niets is terechtgekomen. Maar wij zien toch de overstap van bulkproductie naar een nichemarkt, terwijl er wel een proeftuin blijft, waardoor je dus de vernieuwing binnen de grenzen houdt maar de productie over die grenzen heen tilt. Zegt de Staatssecretaris: er is een plafond dat zij wil vaststellen, en daarboven moet je in het buitenland zijn? Begrijp ik dat goed zo?
Staatssecretaris Dijksma: Zelfs als u op mijn stoel zou zitten en dit zou willen, dan kreeg u dit niet voor elkaar. Dit is echt een theoretische exercitie. Waar het volgens mij om gaat is dat je dit ook niet zo tegenover elkaar moet zetten. Het gaat aan de ene kant om producten waarvan wij echt heel veel produceren. Ik noemde net de tomaat. Dat moet u toch echt aanspreken. Ik dacht dat u helemaal los zou gaan, omdat de tomaat uw symbool is. Aan de andere kant zien wij dat we bij heel veel producten vooral met zaden en veredeling ons geld verdienen. Zoals ik al zei, is dit een organische verandering. We zullen ook steeds meer buiten onze landsgrenzen gaan produceren, maar wel met onze kennis. De sector neemt daar zelf de leiding in.
De voorzitter: De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Dijksma: Ik kom bij het laatste blokje, de afdeling varia.
De heer Geurts heeft gevraagd wat het vervallen van de productschappen betekent en hoe wij daarmee aan de slag gaan. De Kamer heeft van mijn Minister en van ondergetekende op 1 mei jl. een brief gekregen over opheffing van de productschappen. Daarin hebben wij ook laten zien dat wij, bijvoorbeeld over alternatieven voor kennis en innovatie, met de sector in gesprek zijn. Het initiatief ligt bij de sector. De producenten en de brancheorganisaties die wij ook binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid als mogelijkheid hebben opgenomen kunnen ook echt perspectief bieden. Er worden op dit moment ook concrete voorstellen gedaan, bijvoorbeeld op het punt van kennis en innovatie. De motie-Geurts over een blauwdruk voor producenten- en brancheorganisaties voeren wij uit. Ik verwacht dat ik begin 2014 aan uw Kamer kan berichten op welke wijze wij dat doen.
De heer De Liefde heeft gevraagd om nog eens goed te kijken naar onnodige wet- en regelgeving voor de tuinbouwsector. Ik ben gestart met een maatwerkaanpak regeldruk. Daarbij zullen wij ook de partijen in de agrosector uitnodigen om knelpunten aan te dragen waarop zij regeldruk ervaren. Wij willen met elkaar bespreken hoe wij daarvoor nu oplossingen kunnen bieden. Ik zal daarbij ook de zorg die de heer De Liefde heeft over de importheffing op planten meenemen.
Het laatste punt betreft de kwekersvrijstelling, een belangwekkend onderwerp, dat zoals ik heb begrepen overigens geagendeerd is in week 51, zo zeg ik tegen mevrouw Dikkers. Dat is de laatste vergadering van dit jaar en dit is daarvoor een heel mooi onderwerp. U weet dat het wetsvoorstel voorligt om alvast tot een beperkte kwekersvrijstelling te komen maar dat het mijn agenda is om tot een uitgebreide kwekersvrijstelling te komen. Duitsland en Frankrijk zijn gelijkgestemd. Daarmee gaan wij gezamenlijk optrekken om inderdaad maximale druk te zetten op de biotechrichtlijn, want die moet worden herzien. Mevrouw Dik-Faber, mevrouw Dikkers en anderen die daarover hebben gesproken hebben op dit punt gelijk. Ja, wij gaan heel graag met gelijkgestemde landen optrekken om hier fundamentele stappen te zetten. Ook dit zal een zaak van lange adem zijn, want sommige zaken verander je niet zomaar. Maar laat ik het zo zeggen: ik heb heel veel energie over om op dit onderwerp echt te gaan trekken, want ik ben ervan overtuigd dat hier iets moet gebeuren.
De voorzitter: Ik dank de Staatssecretaris voor haar beantwoording in eerste termijn en ik kijk naar de collega's of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Dat is bij een aantal het geval. Ik stel een spreektijd van twee minuten voor.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik had geconcludeerd dat de Minister van Landbouw en buitenlandse agrohandel complimenten verdient voor het openbreken van diverse markten. Bij dezen!
Ook dank voor de toezegging over de coördinerende rol. Het gaat ook vandaag steeds beter met de toezeggingen. Ik vind het jammer dat wij niet nog een AO hebben! Maar dat is even een persoonlijke noot.
Ik snap ook dat de Staatssecretaris de nadruk legt op de verantwoordelijkheden van de diverse partijen. Uit de rondetafelbijeenkomst en uit brieven blijkt ook dat partijen hun verantwoordelijkheid moeten nemen, dus dit lijkt mij een zeer goed uitgangspunt om mee van start te gaan en om de Staatssecretaris aan het hoofd van die coördinerende tafel neer te zetten, zoals de heer De Liefde het noemde.
Mijn vragen zijn beantwoord, een heel aantal tot tevredenheid, dus ik heb ook geen aanleiding om dit maal een VAO aan te vragen.
De voorzitter: Daar wordt de Griffie plenair ook blij van!
De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik ben ook heel blij met de beantwoording door de Staatssecretaris. Zij geeft altijd lekker concreet antwoord.
De Staatssecretaris zegt dat wij niet gaan bezuinigen op de NVWA. Dat is fijn, nadat die fusie toch niet zo goed is verlopen. Ik denk nog met heimwee terug aan het Rijksproefstation voor Zaadcontrole in Wageningen, waar ik nog op een zwart-witfoto sta. Zo lang is dat al geleden! Dat functioneerde destijds ook best goed.
In het verband van Europa maar ook van de WTO hebben wij straks een vrijhandelsakkoord met Amerika. Dan zitten wij met die smerige vette pinda's uit Alabama of waar ze ook vandaan komen, terwijl uit Senegal heerlijke pinda's komen, waarin echter een picogram aflatoxine of zo zit. Dat leidt dan tot een niet-tarifaire handelsbarrière, waardoor het systeem dat wij in Europa hebben van vrije toegang tot de Europese markt voor Everything But Arms eigenlijk wordt getorpedeerd. In die zin vraag ik mij wel af wat de Staatssecretaris daaraan op haar niveau kan doen. Waar moet zij dan kietelen? Is dat in Brussel of in Genève?
Met name geldt dit ook voor de controleurs, zoals een van de mensen tijdens de rondetafelbijeenkomst zei. Die controleurs worden te vaak gerouleerd, terwijl zij toch heel specifieke expertise hebben. Ook als wij het hebben over onderwijs gaat het niet alleen om het begrip hoe je een plant veredelt of een inhoudsstof beïnvloedt. Dan gaat het ook over het hele vak van controle, toezicht, handhaving en dergelijke, zowel op nationaal, op Europees als op WTO-niveau. Daar is volgens mij nog wel iets aan te doen. Ik was eigenlijk een beetje vergeten om hiernaar te vragen. Ik vraag mij af in hoeverre die expertise, die ook geldt voor de landbouwattachés, op orde is.
Ik heb wel zin om nog vijf minuten door te praten maar dat zal ik niet doen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de Staatssecretaris dat zij gaat kijken of het punt arbo kan worden opgenomen in de samenwerkende waardeketens. Ik hoor graag van haar wanneer wij daarover informatie kunnen ontvangen en ook als het niet kan, zie ik graag beargumenteerd of dit op een andere plek wel gebeurt en wat er dan gebeurt. De Staatssecretaris heeft het over incidenten maar volgens mij gaat het een stapje verder. De afgelopen jaren heb ik bij mijn rondgang door de agrarische sector gezien dat het ook een kwestie van cultuur is. Agrariërs werken zelf allemaal snoeihard. Zij verwachten hetzelfde arbeidsethos van hun medewerkers, die het werk tegen een laag salaris doen, vaak in omstandigheden die voor Nederlandse werklozen niet altijd aantrekkelijk zijn. Wil je die twee wat beter op elkaar laten aansluiten – de tuinbouwsector is terecht een banenmotor – dan zou je toch moeten kijken naar deze arbeidscultuur. In dat kader zal ik dit onderwerp vasthouden en laat ik het de komende tijd niet meer los.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil ook de Staatssecretaris bedanken voor de beantwoording van alle vragen. Ik ben blij met de vele toezeggingen, net als de vorige sprekers.
Ik haal er een toezegging uit die voor mijn fractie heel belangrijk is, namelijk dat de Staatssecretaris nieuwe meerjarenafspraken met de tuinbouwsector gaat maken om de energiedoelstelling te halen.
De Staatssecretaris refereerde nog even aan het programma Kas als Energiebron, maar dat was nu net een programma dat onder regie van het Productschap Tuinbouw viel, dat daarin in ieder geval een belangrijke rol had. Misschien heb ik het even gemist en heeft de Staatssecretaris het wel genoemd, maar hoe wordt dit programma nu precies georganiseerd en wanneer horen wij meer over de meerjarenafspraken met de tuinbouwsector? Lopen de gesprekken al of moeten zij nog worden opgestart? Duurt dit een halfjaar of een jaar? Zomaar even wat vragen.
Mijn tweede vraag gaat over de warmte-krachtkoppeling, waarover ik een halfjaar geleden ook schriftelijke vragen heb gesteld. Ik zie namelijk bij mijn werkbezoeken dat daarin veel is geïnvesteerd en dat veel wkk-installaties stilstaan vanwege de energieprijzen en het overaanbod aan fossiele energie. Daardoor zijn de prijzen gekelderd en is het financieel niet meer rendabel om de wkk-installaties te laten draaien. Is de Staatssecretaris bereid om met een visie te komen hoe we deze wkk-installaties toch kunnen inzetten? Ze kunnen immers flexibel worden ingezet en zijn denk ik ook heel belangrijk in de periode van energietransitie omdat immers wind en zon niet heel stabiel zijn.
Voorzitter: Geurts
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ook ik dank de Staatssecretaris voor de heldere toezeggingen die zij heeft gedaan. Ik moet zeggen dat ik met een andere blik achter de krant zat toen ik las over het minimumloon. Wij hadden dat voor het level playing field wellicht ook in Nederland kunnen afschaffen, maar dat is misschien een discussie die hier niet thuishoort.
De Staatssecretaris heeft een antwoord gegeven op mijn vraag over de onderuitputting bij de garantstelling landbouw. Kan zij dit in tweede termijn nog iets nader toelichten? Ik begreep het antwoord niet helemaal.
Tot slot vraag ik de Staatssecretaris in hoeverre het nuttig is om Energie Beheer Nederland, dat ik als voorbeeld noemde, te betrekken bij de versnelling in de geothermie.
Voorzitter: De Liefde
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Allereerst dank aan de Kamer, ook voor alle steun, vooral voor de sector en voor de goede dingen die daar gebeuren.
Wat de vragen van de heer Smaling over de markttoegang betreft, hij noemde als concreet voorbeeld Senegal. Hij houdt van lekker concreet, dus dat zal ik proberen. De rolverdeling is zo dat mijn collega Ploumen zich bezighoudt met de WTO en alles wat met vrijhandelsakkoorden te maken heeft, maar wij kunnen landen natuurlijk wel helpen, bijvoorbeeld ook in Afrika, om er in hun productie voor te zorgen dat hun zaak op orde is. Als concreet voorbeeld noem ik Rwanda, een land waar wij ook helpen om de wet- en regelgeving op fytosanitair terrein op te laten zetten, zodat men ook voldoet aan de eisen die Europa stelt. Dus in plaats van dat wij onze volksgezondheidseisen bijstellen om producten een kans te geven, kun je ook andersom landen helpen om op het niveau te komen dat nodig is om hun producten hier te kunnen verkopen. Dat is de bijdrage die ik heel graag lever. Dat doen wij ook, op heel verschillende plekken in de wereld, in Azië maar ook in Afrika. Dat doen wij dan ook nog op een klimaatslimme manier, dus hier slaan wij weer twee vliegen in één klap, met Nederlandse bedrijven, die daarin een heel mooie rol spelen.
Hierbij is de expertise van onze landbouwattachés heel belangrijk, dus die koesteren wij en wij zorgen ervoor dat die mensen er zijn. Dit is een onderwerp dat wij natuurlijk samen met het departement van Buitenlandse Zaken ook proberen te regelen.
Mevrouw Dikkers vroeg naar informatie op het punt van arbeid in de waardeketens. Die krijgt zij en dan voeren wij ook graag verder de discussie.
Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd hoe het verdergaat met de energieversnelling. De producentenorganisaties en wij gaan daar samen mee aan de slag, dus met hen maak ik afspraken. Dat betekent dat daarop de komende tijd de aandacht gericht zal zijn.
Zij vroeg verder naar wkk-installaties. Ik kan niet in algemene zin ondernemersrisico's overnemen. Ook Minister Kamp, voor zover hij dat al zou willen, zal dat waarschijnlijk niet doen, dus hier speelt wel dat dit een breder debat is in het kader van het energieakkoord. Ik vraag mevrouw Dik-Faber in dit geval toch om het daarbij te bespreken, maar alvast te bedenken dat, als dingen niet lopen omdat men daarin kennelijk toch niet heel veel fiducie heeft, het niet voor de hand ligt dat vanuit de rijksoverheid dan maar bepaalde risico's worden opgevangen. Dat snapt zij denk ik ook.
Wat de vragen van de heer De Liefde betreft, naar die onderuitputting kunnen we kijken. Hij vond mij niet heel duidelijk. Waar het op neerkomt is dat het niet zo voor de hand ligt dat financiering van herstructurering vanuit het Rijk plaatsvindt. Als wij daaraan beginnen, dan hebben wij nog wel een paar sectoren! Ik kijk even naar de heer Geurts. Wij hadden vanmiddag ook een visserijdebat. Voor je het weet schep je dan een precedent. Vandaar dat ik probeerde om via de regelingen die ik verder nog heb wel een steun in de rug te bieden maar wel altijd langs de lijn van de inhoud. Dat neemt niet weg dat als er middelen zouden overblijven, we vanzelfsprekend goed bekijken hoe we die dan toch ook ten gunste van dit soort thema's zouden kunnen inzetten.
Mogelijke betrokkenheid van Energie Beheer Nederland kan ik nu niet overzien. Dit is ook een onderdeel van een breder verhaal rondom een energieakkoord. Daarbij zullen verschillende partijen betrokken zijn. Ik wil dat wel neerleggen bij de Minister om te zien hoe wij daarmee verder kunnen. Mevrouw Dik-Faber wil daarop graag een schriftelijke reactie. Dat regelen wij.
Ten slotte dank ik de heer Geurts voor zijn bijdrage en ook voor het feit dat hij nu geen VAO aanvraagt.
De voorzitter: Mevrouw Dik wellicht? Of een vraag naar aanleiding van?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De Staatssecretaris zegt terecht dat je als rijksoverheid geen ondernemersrisico's kunt overnemen bij wkk-installaties. Ik heb uiteraard dit debat ook al met Minister Kamp gevoerd. Ik vind het wel belangrijk om dit vandaag ook genoemd te hebben omdat het kan bijdragen aan de verduurzamingsslag van de sector en aan onze hele energietransitie. In dit opzicht vind ik het jammer dat al die wkk-installaties nu uit staan terwijl daar echt kansen liggen, zowel voor de sector zelf als voor de opgave van Nederland op weg naar duurzame energie.
Ik heb nog een concrete vraag. De Staatssecretaris gaf aan dat zij in gesprek gaat met producentenorganisaties om als tuinbouw de transitie te maken naar nieuwe duurzame energie. Maar ik kreeg juist de indruk dat in de tuinbouw producentenorganisaties moeilijk van de grond komen en dat dat verschilt met andere sectoren. De productschappen vallen weg. Dat geldt voor alle sectoren. Daar zie je dat men zich verenigt en dat er organisaties ontstaan. Bij de tuinbouw kreeg ik de indruk dat dat wat minder het geval is. Deelt de Staatssecretaris die zorgen of ziet zij juist dat er allemaal mooie zaken gebeuren?
De voorzitter: Mevrouw Dik heeft heel creatief een derde termijn uit haar interruptie weten te slepen. Complimenten daarvoor! Ik geef het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijksma: Laat ik het voorzichtig zeggen. Volgens mij is men er in de tuinbouw nu wel mee bezig, maar je ziet dat in sommige andere sectoren een aantal zaken wel heel wat sneller gaan. Laat dit ook een aansporing zijn voor alle mensen die ons nu ongetwijfeld volgen om zich inderdaad te verenigen, want dat is voor de sector als geheel wel van groot belang. Laat ik uw derde termijn dan maar in die zin omarmen dat wij daarmee nu gezamenlijk nog even wat zendingswerk verrichten. Dat is misschien ook iets wat op vruchtbare bodem valt. Ik hoop het dan maar weer!
De voorzitter: Ik kijk naar anderen of zij behoefte hebben aan aan derde termijn. Dat is niet het geval. Dan dank ik de Staatssecretaris en de collega's voor hun bijdragen aan dit debat en alle mensen op de publieke tribune en de mensen die met ons mee hebben gekeken langs digitale weg.
Ik noem u even de toezeggingen die zijn gedaan en ik verzoek de Staatssecretaris en de collega's om goed te luisteren of zij juist verwoord zijn, dan wel of er iets ontbreekt.
− De Staatssecretaris zal het Ctgb om advies vragen en dit advies naar de Kamer sturen in januari 2014.
− Begin 2014 zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de wijze waarop zij uitvoering zal geven aan de motie-Geurts over de blauwdruk voor producenten- en brancheorganisaties.
− De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over arbeid in waardeketens.
− De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de mogelijkheden voor het betrekken van Energie Beheer Nederland bij geothermie.
Sluiting 19.47 uur.