Vastgesteld 18 februari 2014
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie voor Defensie hebben op 17 december 2013 overleg gevoerd met Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse zaken d.d. 15 november 2013 over de verlenging van de Patriotmissie in Turkije (Kamerstuk 32 623, nr. 117).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Eijsink
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Jasper van Dijk, Eijsink, Knops, De Roon, Servaes en Sjoerdsma,
en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.
Aanvang 20.17 uur
De voorzitter: Ik heet de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en hun medewerkers van harte welkom. Ik heet ook de mensen op de publieke tribune en de luisteraars thuis van harte welkom, evenals de leden. Er is enige vertraging ontstaan doordat de Minister van Buitenlandse Zaken wegens verkeersomstandigheden wat later was. Wij zijn blij dat hij er nu is.
De heer Voordewind van de ChristenUnie laat zich verontschuldigen, maar ik kan u wel verblijden, want namens hem mag ik melden dat de ChristenUnie instemt met het voorstel dat wij vanavond bespreken. Dat hebt u al binnen, zeg ik tegen de bewindslieden.
Tegen de leden zeg ik: u hebt zes minuten spreektijd en twee interrupties.
Het woord is aan de heer Ten Broeke van de VVD-fractie.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Het is kwart over acht. Ik vergeef het de Minister van buitenlandse Zaken dat hij door verkeersomstandigheden wat later in dit huis is aangekomen. Hij had belangrijk werk te doen en ik hoop dat hij daarin is geslaagd. Wij kunnen in ieder geval vaststellen dat aan deze kant van het Binnenhof het kabinet missionairder is dan ooit. Na het debat dat wij de afgelopen week over Mali hebben gevoerd, spreken wij nu over de verlenging van de Patriotmissie. Op het gebied van de buitenlandse politiek en de veiligheidspolitiek is het kabinet in ieder geval zeer voortvarend. Je kunt je afvragen of het misschien wel goed is dat de Eerste Kamer hierover niet hoeft te oordelen.
De burgeroorlog in Syrië, eigenlijk een regelrechte geloofsoorlog, is een drama. In de allereerste plaats voor Syrië, maar zeker ook voor de hele regio en ondertussen voor de stabiliteit in het Midden-Oosten. Sinds het uitbreken van deze oorlog hebben zich verschillende incidenten voorgedaan aan de Turks-Syrische grens. Er kwamen mortieren terecht op Turkse grensdorpjes en ook werd een Turks gevechtsvliegtuig uit de lucht geschoten. Dat gebeurde voordat wij instemden met het verzoek van bondgenoot Turkije om Patriots te stationeren. Sindsdien heeft Turkije vliegbewegingen waargenomen boven Turks grondgebied, zo bleek uit de technische briefing die wij hebben gekregen, en heeft de Turkse luchtmacht een aantal keren moeten opereren. Ook is de dreiging van ballistische rakketten nog altijd reëel, zo wordt gesteld, zij het niet acuut.
Er worden nog steeds raketten afgevuurd, en die slaan ook in op tientallen kilometers van de Turkse grens. Het NAVO-oordeel dat daarmee de dreiging feitelijk niet is gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke situatie wordt door de VVD gedeeld. Ondertussen hebben de Verenigde Staten besloten om hun Patriotmissie in Gaziantep te verlengen. In Duitsland is dat nagenoeg het geval. Er is daar een nieuwe regering aangetreden, die wij van harte gelukwensen. Ook daar zal die vraag dus voorliggen.
Ik zei het al: de onrust in Syrië heeft regionale implicaties, die bondgenootschappelijk grondgebied raken. Om die reden stond mijn fractie vorig jaar positief tegenover het verzoek van NAVO-bondgenoot Turkije om luchtafweer in de vorm van Patriotsystemen te bieden. Dit is een bijdrage die binnen de NAVO alleen de VS, Duitsland en Nederland kunnen leveren. Dat is niet onbelangrijk, omdat andere bondgenoten niet deze specifieke capaciteit kunnen bieden, die wel degelijk nodig is om bij te dragen aan de-escalatie in de regio, in het bijzonder aan het beschermen van onze bondgenoot tegen een mogelijk spillover-effect van de Syrische burgeroorlog.
De-escalatie is niet alleen in het belang van de regio, maar uiteindelijk ook in het belang van Nederland. De NAVO is de hoeksteen van onze internationale veiligheidspolitiek, dus een goede samenwerking met NAVO-bondgenoten is van vitaal belang voor Nederland, zowel voor onze veiligheid als voor onze welvaart. Nederland spant zich op verschillende vlakken in om die de-escalatie vorm te geven. Zo ondersteunen wij de Friends of the Syrian People, hebben wij 59 miljoen euro bijgedragen aan noodhulp voor Syrische vluchtelingen en ondersteunen wij de chemische ontwapening van Syrië in OPCW-verband. De missie daar wordt zelfs geleid door een Nederlandse: Sigrid Kaag. Wij leveren een brede bijdrage, waar wij in zijn totaliteit best trots op mogen zijn. Mijn fractie is daar althans zeker trots op.
De Nederlandse inspanningen binnen de NAVO kunnen niet los gezien worden van de verantwoordelijkheid die Nederland op diplomatiek en financieel vlak ten aanzien van Syrië neemt. De regering schrijft dan ook in haar brief van 15 november dat zij voornemens is om de Nederlandse bijdrage met Patriots te verlengen met twaalf maanden tot januari 2015. Mijn fractie constateert dat de noodzaak daartoe er niet minder op is geworden. Omdat wij graag onze verantwoordelijkheid nemen, zowel in het belang van onze bondgenoten als in ons eigen belang, steunt de VVD het oorspronkelijke voornemen van de regering om de Patriotmissie in Adana uit te voeren. Om de verlenging van die missie te kunnen steunen, wil ik van de regering graag antwoord op een viertal vragen.
Voor de VVD is het belangrijk dat Duitsland en de VS in Turkije aanwezig blijven. Uit de brief begrijp ik dat deze landen voornemens zijn om hun missies te verlengen. De Amerikanen hebben daartoe al besloten, geloof ik, en de Duitsers moeten dat nog doen. Hoe moeten wij ons de intensievere samenwerking met Duitsland en de VS voorstellen? Ligt die op zowel personeel als materieel gebied? Zijn er financiële consequenties verbonden aan die afspraak? Daarover krijg ik graag duidelijkheid van de Minister van Defensie.
Uit de brief blijkt voorts dat er sprake zal zijn van een langere uitzendtijd van militairen. Mijn fractie vindt het goed dat er maatregelen worden genomen om een langere uitzendduur op te vangen, maar kan de Minister van Defensie aangeven hoeveel voormalig Patriotpersoneel beschikbaar is? Hoe kort zullen de shifts zijn waarin de militairen worden uitgezonden? Is er nog sprake van vrijwilligheid bij de te sturen manschappen die niet onder de uitzendbescherming vallen? Op welke wijze wordt invulling gegeven aan het coulancebeleid ten aanzien van de repatriëring?
Mijn derde vraag gaat over het materieel. Wij hebben zelf kennis kunnen nemen van de situatie ter plekke. Het onderhoud van de generatoren was voor iedereen een zorg, niet in de laatste plaats voor de mensen ter plekke. De generatoren zijn verouderd, zoals wij allemaal weten, en vragen erg veel van het onderhoudspersoneel. Kan de Minister van Defensie aangeven of de stroomvoorziening in haar ogen goed geregeld is en of er geen personeelsproblemen ontstaan?
Ten slotte heb ik gelukkig nog een vraag voor de Minister van Buitenlandse Zaken, over de dreiging van ballistische wapens. De regering schrijft dat Syrië nog altijd beschikt over die ballistische wapens. Onduidelijk is hoeveel er nog zijn en of er nog altijd nieuwe ballistische wapens aan het regime worden geleverd. Kan hij hierover iets meer zeggen en dat wellicht ook plaatsen in het kader van de op handen zijnde onderhandelingen in het kader van Genève II?
De heer De Roon (PVV): De plaatsing van de raketten heeft tot nu toe ongeveer 42 miljoen euro gekost. Als de regering haar voornemen tot verlenging doorzet, komt daar 30 miljoen euro bij en zitten wij op 72 miljoen euro. De fractiegenoot van de heer Ten Broeke, de heer Verheijen, heeft het onlangs nog «van de gekke» genoemd dat Europa nog steeds met 1 miljard euro subsidieert. Nu is 72 miljoen niet van de dezelfde orde van grootte als 1 miljard euro, dat zie ik ook wel, maar het is wel heel veel geld uit de zakken van onze belastingbetalers. Mijn vraag aan de heer Ten Broeke is: vindt u het ook niet van de gekke dat Nederland hiervoor financieel moet opdraaien?
De heer Ten Broeke (VVD): Ik ben er trots op dat wij in het kader van de NAVO aan deze afspraken invulling kunnen geven. Ik ben er trots op dat wij – de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie – wel weten wat de prijs voor de vrijheid is. Dat u die die naam ook meent te moeten voeren, is soms bespottelijk als je hoort hoe weinig u voor de vrijheid over hebt op het moment dat het erop aankomt. Bondgenoten wier grondgebied is aangevallen en wier grondgebied onder druk staat, dienen bescherming te kunnen krijgen op het moment dat zij daarom vragen. Dat is de kern van de afspraken van ons veiligheidsverbond in de NAVO. Als een partij die «vrijheid» in haar naam voert dat ook maar op één moment serieus moet nemen, moet die partij daarvoor ook de prijs wensen te betalen. Ik ben er dus trots op.
De heer De Roon (PVV): De heer Ten Broeke is er blijkbaar trots op dat de belastingbetaler in Nederland hiervoor moet opdraaien. Ik zou mij er dood voor schamen, want Turkije is gewoon rijk genoeg om het zelf te kunnen betalen. Er is in mijn ogen helemaal geen reden waarom Nederland dit zou moeten betalen. Mijn conclusie is dat al die praatjes over vrijheid eigenlijk maar onzin zijn. Syrië is een onvrij land. Turkije is ook een onvrij land. Wij hebben dat weer kunnen zien rond het Gezipark. Komt u dus alstublieft niet aan met het verdedigen van de vrijheid, mijnheer Ten Broeke, zeker niet als het om dit geval gaat.
De voorzitter: Dit was geen vraag, maar wellicht wil de heer Ten Broeke toch een reactie geven.
De heer Ten Broeke (VVD): In het geheel niet. Ik bespeur ook geen vraag. Ik blijf bij het antwoord dat ik zo-even gaf. Het gaat om middelen die uniek zijn en binnen de NAVO maar heel schaars voorhanden zijn. Alleen de Amerikanen, de Duitsers en wij beschikken daarover. Ik ben er trots op dat wij de volledige soevereiniteit over die middelen blijven behouden. Ik zou die niet graag laten compromitteren. Voor zover de Turken kunnen meebetalen, doen zij dat ook, geloof ik. Daar waar zij kunnen meebetalen, vindt u ons aan uw zijde. Wij zijn de partij die het principe «costs lie where they fall» met enige regelmaat aan de orde stelt. Dat doen wij in het kader van internationale samenwerking, maar daar is de Partij voor de Vrijheid vervolgens ook weer tegen.
De heer Knops (CDA): Voorzitter. Wij hebben het over verlenging van de Patriotmissie. Die missie vindt plaats in een regio die helaas nog instabieler is dan een jaar geleden, toen Nederland met onze instemming besloot om Patriots te sturen; een uitstekend en zeer effectief wapensysteem. Dat was de reclamespot tussendoor. Onze militairen hebben belangrijk werk verricht in de regio daar. Ik kan het de heer Ten Broeke alleen maar nazeggen dat dit hoort bij de bondgenootschappelijke taken die wij in de NAVO kennen. De uitzenddruk is in zijn algemeenheid hoog. Ook voor deze missie bleek die behoorlijk hoog, want de bezetting was eigenlijk te krap. Ik kom daar later in mijn betoog nog op terug.
De oorlog in Syrië woedt in alle hevigheid voort, ondanks het akkoord over de chemische wapens van Assad. De humanitaire catastrofe is enorm. Er zijn 6,5 miljoen vluchtelingen en meer dan 100.000 doden. Als je dat op je laat inwerken, word je even stil. Het is een crisis van ongekende omvang, een proxy-oorlog tussen Iran en Saudi-Arabië, tussen sjiieten en soennieten. Christenen zitten in een zeer penibele situatie; zij zijn overal in de minderheid, worden bedreigd door jihadisten en kunnen zelfs moeilijk terecht in VN-vluchtelingenkampen. Syrië trekt jihadstrijders aan als een magneet, uit Europa en zelfs uit Nederland. Er zijn al meer dan 100 Nederlandse jihadgangers, onder wie mogelijk drie ex-militairen, zo antwoordde de Minister van Defensie vrijdag de 13de jongstleden. Dit is heel ernstig. De vraag is of radicalisering de volle aandacht van de MIVD heeft en of de MIVD in de huidige situatie, gegeven de taakstelling die er nu ligt, in staat is om dit in de toekomst allemaal te kunnen monitoren en om het mogelijk te maken dat wij ingrijpen.
De stroom jihadisten en wapens die naar Syrië gaan, vormt een steeds grotere bron van zorg voor onze fractie, ook in relatie tot deze Patriotmissie. Delen van Syrië zijn nu in handen van aan Al Qaida gelieerde terroristische organisaties, zoals ISIS en Al-Nusra. Op nog geen steenworp afstand van de Turkse grens hebben zij in verschillende dorpen en steden shariarechtbanken ingesteld. Afvalligen worden publiekelijk geëxecuteerd. Het Vrije Syrische Leger komt in de verdrukking. Extremisten dreigen de overhand te krijgen en de situatie is inmiddels zo ernstig dat de VS en het Verenigd Koninkrijk hun steun aan het FSA hebben opgeschort. Hoe heeft het zover kunnen komen? Waar kwamen die strijders en hun wapens vandaan? De 900 kilometer lange grens van Turkije met Syrië is zo lek als een mandje gebleken. In de media zijn voortdurend berichten verschenen over steun van Turkije aan de rebellenbewegingen tegen Assad. Ook Human Rights Watch en de International Crisis Group beschuldigden Turkije er openlijk van de jihadisten geen strobreed in de weg te leggen. Hoe kan dat, in een land met zo'n inlichtingenapparaat, waar bovendien onschuldige demonstranten en journalisten wel in groten getale worden opgepakt? De Minister van Buitenlandse Zaken heeft tot dusverre altijd gesteld van niets te weten en niet bekend te zijn met daadwerkelijke steun van Turkije aan de rebellen, vorig jaar in het debat over de Patriots en later in antwoord op vragen van collega De Roon. Het lijkt een beetje struisvogelpolitiek en dat is in de ogen van onze fractie onbevredigend. Nederland beschermt Turkije immers tegen raketaanvallen van Assad. De inzet van Patriots is bedoeld om escalatie van de oorlog te voorkomen, maar niet als beschermparaplu voor Turkije, dat vervolgens zijn grenzen wagenwijd openzet voor jihadisten met wapens uit Saudi-Arabië, Qatar en Koeweit. Het lijkt de laatste tijd of Turkije actiever gaat optreden. Zo werd vorige maand een truck vol met wapens aangehouden, bestemd voor Syrië. Dat gebeurde nota bene in Adana, waar onze militairen zijn gestationeerd. Dat roept de vraag op wat er allemaal wel is doorgekomen. Onze fractie wil dat de Minister de druk op Turkije opvoert om de grens met Syrië beter te bewaken, wapenleveranties tegen te gaan en jihadstrijders op te pakken, het land uit te zetten en voor zover mogelijk te vervolgen. Het kabinet heeft al een maand geleden een brief toegezegd waarin nader wordt ingegaan op de geïntegreerde aanpak van de crisissituatie in de regio en op de vraag hoe de Patriotmissie daarin past. De vraag is waarom deze er nog niet is en wanneer die wel gaat komen, want ons wordt vandaag gevraagd om in te stemmen.
Onze fractie maakt zich zorgen over het Turkije van Erdogan. Wij hebben onlangs een bezoek gebracht, maar wat er allemaal gebeurt rondom deze missie is niet iets om positief over te zijn. Ook het recente voornemen van Turkije om Chinese luchtverdedigingsraketten aan te schaffen getuigt daarvan. Er zijn diverse wapensystemen op de markt die interoperabel zijn met de raketverdediging, zoals onze Patriots. En dan zo'n zet... een Chinees systeem dat inhaakt op dat van de NAVO. Het is als een computervirus dat hackt voor Peking. Het is onverantwoordelijk en wij hebben dat aangegeven in onze gesprekken met de Turken. Onze fractie roept de Minister op, Turkije op deze mogelijke aanschaf – het is nog niet helemaal definitief – aan te spreken, ook in het kader van de bondgenootschappelijke taak, waarbij wij de Turken helpen.
Turkije heeft ons gevraagd om te helpen, in het kader van het NAVO-bondgenootschap. Onze fractie hecht sterk aan het nakomen van bondgenootschappelijke verplichtingen, maar de animo voor een langer verblijf begint bij mijn fractie wel danig af te nemen, juist door de opstelling van Turkije. Waarom? Welnu, dat komt door de ontwikkelingen die ik zojuist noemde, maar ook door de druk die deze verlenging zet op de Defensieorganisatie. Omdat er te veel is bezuinigd – ook door onze partij indertijd, zeg ik er meteen bij – op de Patriotbatterijen, zijn er niet genoeg militairen om de systemen te bedienen. Defensie zal daarom militairen vaker moeten inzetten. Hoe je het wendt of keert, linksom of rechtsom, dat is uiteindelijk tegen de afspraken in. De constructie om personeel van het AMRAAM-luchtverdedigingssysteem op te leiden voor de Patriots is zeer creatief, maar een schoonheidsprijs verdient het niet. Ook met «double hatting» zullen de afspraken over uitzendbescherming in 2014 niet worden nagekomen. Een voorstel van Defensie waarbij militairen vrijwillig kunnen afzien van hun uitzendbescherming, is op verzoek van het personeel van tafel. Defensie wijst nu zelf militairen aan. Hoe je het wendt of keert, dit legt een druk op mensen en op hun thuisfront. Niet voor niets zijn alle bonden tegen verlenging van de missie: de uitzendbescherming wordt immer geweld aangedaan. Dit is een uitzonderlijk maar op zich wel begrijpelijk signaal. De vraag die nu op tafel ligt, is of de Minister bereid is om te erkennen dat dit het gevolg is van bezuinigingen die achteraf gezien niet zo verstandig waren – laten wij het maar zo zeggen – en die daadwerkelijk het voortzettingsvermogen hebben aangetast. Bij de behandeling van de Defensiebegroting heeft onze fractie een motie ingediend om de vierde Patriotbatterij opnieuw op te richten. De Minister heeft de aanneming daarvan ontraden, maar niet ontkend dat er een probleem is. De vraag die ik nu aan de Minister zou willen stellen, is niet of zij die vierde Patriotbatterij alsnog gaat oprichten, want de Minister zal dan waarschijnlijk zeggen dat ik hetzelfde antwoord krijg als een maand geleden. Ik vraag de Minister wel om te bekijken wat de mogelijkheden zijn om hier iets aan te doen, want het is een serieus probleem voor een nichewapensysteem. De Minister heeft zelf eerder aangegeven dat dit systeem heel belangrijk is voor Defensie, ook in samenhang met de mogelijkheden voor samenwerking met de Duitsers.
Tot slot kom ik op de financiering. De bodem van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) lijkt in zicht te zijn, terwijl het begrotingsjaar nog maar net is begonnen. Ook voor deze missie geldt dat onze fractie de harde garantie wil hebben dat de reguliere Defensiebegroting niet wordt aangesproken.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. D66 spreekt waardering uit voor de 270 militairen die in Turkije een cruciale NAVO-taak vervullen. Zij beschermen Turkse burgers en bevorderen de stabiliteit in de regio. Mijn fractie was voorstander van de inzet van die Patriots en het kabinet vraagt nu om verlenging. Wat daarbij opvalt is dat het kabinet zegt dat de inzet van Patriots niet los kan worden gezien van de politieke, humanitaire en wederopbouwinspanningen die Nederland en de internationale gemeenschap zich in en om Syrië getroosten. Met andere woorden: wij kunnen de Patriotmissie niet los zien van de bredere context. Tegelijkertijd vraagt het kabinet de Kamer om dit verlengingsverzoek zonder die brede context te wegen. Het kabinet beloofde namelijk een additionele brief, waarin het zal ingaan op de geïntegreerde aanpak van de crisissituatie in de regio en op de vraag hoe de Patriotmissie daarin past. Misschien heb ik die brief gemist, maar volgens mij is die brief er nog niet. Ik vraag mij af hoe het kabinet een en ander met elkaar rijmt.
Als wij naar die brede context kijken – dat kunnen wij natuurlijk van onze kant wel doen – dan zien wij dat de strijd in Syrië nu al ruim 1.000 dagen duurt. D66 vraagt, net als de rest van de Kamer, maximale inzet om te komen tot een politieke oplossing en vraagt ook om ondertussen het leed te verzachten. Het kabinet schrijft in de brief ook over de vluchtelingen, dus vandaar daar dat ik deze vraag stel. De VN vroeg vorige week 4,7 miljard euro voor 2014 om vluchtelingen in de regio op te vangen. Ik vraag het kabinet vandaag om zo snel mogelijk, het liefst voor januari 2014, duidelijkheid te geven over de vraag hoeveel Nederland wil uittrekken voor 2014. Dit moet ook het liefst vroeg in het jaar worden overgemaakt, want dat draagt bij aan de voorspelbaarheid van de hulp. Nu de winter eraan komt, is de nood het hoogst. Bovendien kan het ook helpen om andere landen eindelijk over de streep te trekken.
In het kader van de verlenging van de missie zelf vraagt de fractie van D66 aandacht voor vier punten: de doelen van de missie, het financiële plaatje, de personele invulling en het bredere plaatje in de regio.
Ik ga allereerst in op de doelen. Vorig jaar leidden meerdere incidenten over de Turkse grens, die al genoemd zijn door andere Kamerleden, tot verhoogde spanningen. Een jaar geleden was de dreiging meer dan reëel. Is dat nog steeds zo? Welke incidenten hebben recentelijk plaatsgevonden? Hoe groot is de dreiging van afzwaaiende raketten op dit moment? De Patriots zijn – gelukkig, moet ik zeggen – nog niet nodig geweest. Komt dat door een sterke afschrikkende werking of is het feitelijke risico laag? Over die dreiging gesproken: is het risico op afzwaaiers in Turkije groter dan in andere buurlanden van Syrië? Ik denk dan met name aan Israël, dat ook vanuit de Sinaï en Gaza regelmatig te kampen heeft met raketaanvallen. Is er ooit vanuit Israël een verzoek gekomen om ook dergelijke bescherming van Nederland of de NAVO te krijgen?
Ik kom op de financiering. Het eerste jaar werd uit de HGIS-gelden gefinancierd. Nu zegt het kabinet: haal het maar uit het BIV-fondsje van de PvdA. Het kabinet heeft altijd gezegd dat het BIV voor ontwikkelingsrelevante missies was. Dat is mooi, maar ik vraag mij af wat er nu ontwikkelingsrelevant is aan deze missie. Ja, de missie is zinvol, nuttig en nodig, maar volgens mij niet ontwikkelingsrelevant. Deelt het kabinet die mening?
Ik kom op het personeel. Gedurende het jaar bleek uit berichten in de media dat de uitzendregels niet op de normale manier werden nageleefd. Het piepte en het kraakte, en de druk op het uitgezonden personeel was groot. Er waren kunstgrepen nodig om genoeg mensen te leveren voor deze missie. Dat zal ook in de toekomst nodig zijn. Ik vraag het kabinet: in hoeverre klopten de inschattingen van het voortzettingsvermogen en de inzetbaarheid, die de Kamer een jaar geleden kreeg? Zijn er specifieke problemen geweest voor de mensen die dit jaar in Turkije hebben gezeten, door het oprekken van de regels? Hoeveel militairen die al in Turkije hebben gezeten worden straks voor een tweede, derde of vierde keer uitgezonden? Is het houdbaar om mensen op deze manier via de draaideur op missie sturen, als de Patriots straks misschien echt moeten worden ingezet? Zijn er specifieke problemen geweest voor de mensen die dit jaar in Turkije hebben gezeten? Tot slot: kan de Minister van Defensie toezeggen dat de gevolgen voor deze militairen extra in de gaten worden gehouden en kan de Kamer hierover specifiek worden geïnformeerd tijdens en na afloop van de missie?
D66 steunde de Patriotmissie en staat hier nog steeds positief tegenover. Maar wij hebben nog wel vragen over de bredere context, de doelstellingen, de financiën en de uitzendgereedheid.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik dank de beide Ministers en hun staf, zowel voor de brief die wij gekregen hebben als voor de briefing die wij vorige week mochten ontvangen. Dat was wederom zeer nuttig.
Zo complex als de burgeroorlog in Syrië is, zo helder is de argumentatie die voorligt voor de verlenging van de Patriotmissie. Die argumentatie was aan het begin van dit jaar helder en is vandaag nog even helder. Wij moeten voorkomen dat deze uitslaande brand, die nog steeds op een vreselijke wijze voortwoedt in Syrië zelf, overslaat naar andere landen in de regio, waaronder het zuiden van Turkije. Het gaat om het de-escaleren van spanning nabij en over de grens, het voorkomen van regionalisering van het conflict en natuurlijk het verlenen van assistentie in bondgenootschappelijk verband. Verder gaat het om het beschermen van de burgerbevolking van een miljoenenstad in Turkije. Dat alles met een nichecapaciteit die slechts een paar landen bezitten, waaronder Nederland. Het zijn overtuigende en heldere argumenten, waar naar ik hoop een zeer brede Kamermeerderheid zich achter kan scharen. Wij hebben vorige week een debat gehad over een andere missie. Daar was een brede meerderheid voor en het zou mooi zijn als wij vandaag de lat nog wat hoger konden leggen, namelijk over de volle breedte van de Kamer. Als ik naar de argumenten kijk die de tegenstanders van deze missie vorig jaar hebben gebruikt, zou ik haast kunnen concluderen dat alle beren die zij toen op de weg zagen, er niet zijn. Er werd toen gesproken over «een dekmantel» en over «een oorlog ingerommeld worden». Er werd ook een verband gelegd met de Koerdische kwestie. Al die dingen zijn niet uitgekomen, dus ik ben zeer benieuwd wat de heren die direct links van mij zitten, zullen inbrengen.
De heer Jasper van Dijk (SP): De heer Servaes heeft zijn betoog mooi opgebouwd, dus ik geef graag een reactie op zijn invitatie. Laat ik er gelijk een nieuw punt bij halen, dat vorig jaar nog niet speelde. Ik ben benieuwd hoe de Partij van de Arbeid daarin staat. Ik heb het dan over het feit dat de bonden op zijn zachtst gezegd woedend zijn over de werkwijze van dit kabinet als het gaat om de uitzendbescherming. Zij voelen zich zwaar onder druk gezet. Speelt dat nog een rol voor de Partij van de Arbeid in de kwestie van de verlenging van deze missie?
De heer Servaes (PvdA): Dit was niet echt de reactie waarop ik had gerekend. Ik had het over de argumenten die vorig jaar benoemd werden. Blijkbaar is de SP alweer op zoek naar nieuwe argumenten om haar standpunt te onderbouwen. Maar goed, dit is zeker een belangrijk punt. Sterker nog, ik heb er in mijn inbreng ook tijd voor ingeruimd. Wij hebben dit vorige week ook aan de orde gesteld in de briefing. Het aantasten van de uitzendbescherming neemt mijn fractie zeer zwaar op. Wij hebben daar grote moeite mee, want wij dreigen hiermee op een hellend vlak te komen. Wij zien dat er inspanningen zijn verricht om een en ander beperkt te houden in tijd en omvang, dus wat betreft het aantal mensen op wie het betrekking heeft. Ook worden er compenserende maatregelen genomen. Wij hebben inderdaad vorige week van de Commandant der Strijdkrachten (CdS) gehoord dat er nog altijd met de bonden wordt gesproken. Hij had het over een blijvend onderwerp van overleg. Als de heer Van Dijk het goed vindt, zou ik heel graag, naar aanleiding van zijn interventie, aan de Minister van Defensie de vraag willen voorleggen hoe het overleg verloopt, wat daar ter sprake komt, of er mogelijk nog additionele compenserende maatregelen op tafel liggen en hoe zij verwacht dat dit verder gaat.
De heer Jasper van Dijk (SP): De argumenten van de SP om tegen de missie te zijn, staan nog recht overeind, maar u krijgt straks alle gelegenheid om mij daarover te bevragen. Nu ga ik even in op uw reactie op mijn vraag. Ik heb meegeschreven: u neemt het zeer zwaar op, u hebt er grote moeite mee en de uitzendbescherming bevindt zich op een hellend vlak. Dat zijn grote woorden, en toch verwacht ik dat de Partij van de Arbeid zomaar instemt met de verlenging van deze missie. Ik denk eerlijk gezegd dat het allemaal lege woorden zijn. U hoeft niet op de reactie van de minister te wachten. Wij hebben alle informatie al: de bonden zijn woedend; er wordt met hen gesold. Zij kunnen niet anders, want het kabinet legt dit besluit zomaar op. U kunt dus nu uw mind opmaken en zeggen of u dit aanvaardbaard vindt of niet. Het standpunt van de bonden is helder en de vraag is of u hier werkelijk grote moeite mee hebt, of dat het alleen maar woorden zijn.
De heer Servaes (PvdA): Volgens mij wordt er nu een karikatuur gemaakt van de discussie met de bonden, hoewel ik niet zeker weet of dit woord wel gebruikt mag worden in deze Kamer. Dat er discussie is, is zeker. Mijn vraag aan de Minister is hoe het daarmee staat. Sommige bonden hebben een positieve appreciatie gegeven van de gesprekken die hebben plaatsgevonden. Ik zie ook dat er tot het uiterste is gegaan om compenserende maatregelen voor te stellen, maar mijn vraag aan de Minister is waar wij sindsdien staan en hoe het overleg wordt voortgezet. Dat gaat over deze missie. Mijn angst zit erin dat je, als je eenmaal een uitzondering op de uitzendbescherming maakt, daarmee een precedent schept. Ik zou daarom graag de bevestiging hebben van de Minister dat het om een eenmalige uitzondering gaat, want dat vind ik van zeer groot belang.
Ik ga door met de financiering van deze missie. Collega Sjoerdsma sprak er ook al over. Financiering uit het BIV is in dit geval zeker te billijken. Bescherming van de burgerbevolking is een expliciete doelstelling van het BIV en het is wel duidelijk dat deze missie daar zo'n beetje om draait. Ik had echter wel een uitgebreidere onderbouwing van het kabinet verwacht. Eerder in de brief staat dat een en ander onderdeel uitmaakt van een geïntegreerde benadering van de hele fall-out van de vreselijke burgeroorlog in Syrië. Juist dat is een van de argumenten die je zou kunnen gebruiken om financiering uit het BIV te rechtvaardigen. Mijn fractie betrekt dit dus hierbij, maar zou aan het kabinet wel willen meegeven om dit in de onderbouwing mee te nemen. Als er andere activiteiten zijn, onder de andere D's – te weten diplomacy of development – die in ditzelfde conflict een rol zouden kunnen spelen, kan ik mij voorstellen dat de mogelijkheid bestaat om vanuit het fonds middelen vrij te maken voor zover dat nodig is.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik hoor de PvdA-woordvoerder zeggen dat deze missie gefinancierd moet kunnen worden uit het BIV. Dat roept bij mij de vraag op waarom de PvdA-fractie tegen het amendement van het CDA heeft gestemd. Dat amendement beoogde het BIV terug te sluizen naar de Defensiebegroting, waaruit deze missies dan kunnen worden betaald.
De heer Servaes (PvdA): Volgens mij is er nooit sprake van geweest dat er geen missies uit dit fonds betaald zouden kunnen worden. Vorige week hebben wij nog gezamenlijk het besluit genomen om een missie uit het BIV te financieren. Ik zie op dat punt geen probleem. Het voordeel van het BIV is dat je er ook andere activiteiten uit kunt financieren. Als er in de toekomst op het punt van de andere D's activiteiten worden ontplooid die financiering behoeven, zou dat wat mijn fractie betreft ook uit dit fonds kunnen. Mijn vraag aan de regering is wat zij daarvan vindt.
De heer Sjoerdsma (D66): Het is evident dat er missies moeten kunnen worden gefinancierd uit het BIV. In de brief van het kabinet staat echter dat het uitgangspunt is dat uit het BIV ontwikkelingsrelevante activiteiten worden gefinancierd. Ik vraag mij dan af hoe het kabinet deze Patriotmissie als ontwikkelingsrelevant ziet.
De heer Servaes (PvdA): Ontwikkelingsrelevantie is een beetje het containerbegrip waaronder een heleboel deelaspecten en -criteria kunnen worden geschaard. Bescherming van de burgerbevolking is er een die daarbij expliciet wordt genoemd. Het voorkomen of beheersen van humanitaire crises is een ander criterium. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Sjoerdsma al die criteria goed kent, want hij heeft daarover recentelijk in ander verband gediscussieerd. Feit is dat de vreselijke burgeroorlog in Syrië vraagt om een geïntegreerde aanpak. Het gaat om het bevorderen van het vredesproces en ook om het bevorderen van de deelname van vrouwen. Nederland is op dat punt zeer actief. Nederland bereidt zich ook op alle mogelijke manieren voor op het zeer wenselijke scenario dat Syrië op een gegeven moment weer gestabiliseerd en opnieuw opgebouwd wordt. Ook daarvoor zouden er mogelijkheden moeten zijn.
Tot slot vraag ik aandacht voor de bredere context. Ook mij viel het op dat er een afzonderlijke brief is aangekondigd, waarin nader wordt ingegaan op de geïntegreerde aanpak. Die brief is uiteindelijk een stuk papier, maar wat erachter zit, is heel hard nodig. Dat weten wij allemaal. In september leek een interventie aannemelijk. Deze kon worden afgewend, en het Syrische chemische wapenarsenaal werd onder controle gebracht. Ik vrees dat wij nu in een situatie terecht dreigen te komen waarbij de internationale gemeenschap achterover leunt of in ieder geval niet precies weet wat te doen. Deze week nog waren er vreselijke berichten over «barrel bombs». Dat zijn feitelijk gewoon containers die worden volgestopt met de meest vreselijke zaken, die boven dichtbevolkte wijken worden afgegooid. Eerder hebben wij berichten gehad over brandbommen. De VN heeft een nieuw appel gedaan. Tegelijkertijd zien wij dat de voorbereidingen van de vredesconferentie verre van ideaal verlopen, met een zeer gefragmenteerde oppositie. Ik sluit mij aan bij het pleidooi om die brief spoedig te ontvangen, in ieder geval voor het einde van het reces, zodat de Kamer zich daarover indien mogelijk nog in de aanloop naar de besprekingen in Genève zou kunnen buigen.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. De PVV heeft zich een jaar geleden al tegen deze missie verzet, omdat onze fractie de redenen die de regering voor de missie opgaf niet overtuigend vond. Ik constateer dat de redengeving van de kant van de regering in dat jaar niet is veranderd. Ik constateer ook dat er van een dreiging van de ballistische raketten van Assad tegen Turkije niets, maar dan ook helemaal niets, is gebleken. Toch noemt de regering die dreiging reëel. Ik vraag mij dan af: welke realiteit is dat dan? Ik vraag de bewindslieden graag om een toelichting daarop.
Klopt het dat het onwaarschijnlijk is dat Assad zelfs maar het risico zou willen nemen dat zo'n ballistische raket van hem op Turks grondgebied, en wel juist op de stad Adana, terechtkomt? Laat staan dat hij dit opzettelijk zou willen laten gebeuren. Is er eigenlijk wel een scenario denkbaar waarin hij dat zou willen doen? In welk militair-politiek scenario zou het voor Assad een goed idee zijn om de stad Adana met ballistische raketten te bestoken? Graag krijg ik hierop een reactie van de Minister van Defensie. Mij lijkt het in ieder geval buitengewoon onwaarschijnlijk. Zijn de bewindslieden dit met mij eens? Zo niet, dan hoor ik graag een gemotiveerde toelichting op dit punt.
De regering heeft ook gesproken over de mogelijkheid dat een raket afzwaait. Ik wijs er dan toch maar weer eens op dat Adana op 120 kilometer van de Turks-Syrische grens ligt. Kan dat afzwaaien van zo'n scud-raket inhouden dat die raket 120 kilometer verderop terechtkomt? Mij lijkt het onwaarschijnlijk, maar ik zou daar graag een nadere reactie op vernemen.
De heer Ten Broeke (VVD): Wij zijn met een aantal mensen daar geweest om te kijken hoe het operationeel toegaat met die Patriots. Daar was de heer De Roon bij. Ik kan mij heel goed herinneren dat de mensen ter plekke ons uitgelegd hebben, met videobeelden erbij, dat vele raketten dagelijks de Turks-Syrische grens bereiken. Vaak kwamen zij zelfs de kant van Adana op. Wij hebben dat toch met eigen ogen kunnen zien? De heer De Roon vraagt dus naar de bekende weg. Ik stel het altijd zeer op prijs dat de heer De Roon en de PVV aan dit soort werkbezoeken meedoen, maar ik vraag mij altijd wel af waarom zij dan daarna weer korte metten maken met al die inspanningen van de militairen. De heer De Roon heeft toch ook gezien wat wij hebben gezien? Of niet?
De heer De Roon (PVV): Er is mij daar uitgelegd, en ook met plaatjes getoond, dat de raketten aan de Syrische kant van de grens zijn terechtgekomen, op tientallen kilometers van die grens. Niet vlak bij de grens dus, maar op een flinke afstand daarvan. Mijn vraag aan de regering is nu: als Syrië weer zo'n raket op het eigen grondgebied afvuurt, is het dan überhaupt denkbaar dat een raket zodanig afzwaait dat deze toch bij de stad Adana in de buurt komt? Dat is mijn vraag. Misschien begrijpt de heer Ten Broeke nu beter wat ik vraag en waarom ik het vraag.
De heer Ten Broeke (VVD): Die afstand van tientallen kilometers waarop die raketten zijn neergekomen, is een fractie van het totale bereik van die raketten. Ook dat is ons uitgelegd. In die zin vind ik de vraag al vreemd. Afzwaaiers behoren ook zeker tot de mogelijkheden. De risico's voor de grote bevolkingsconcentraties die moeten worden beschermd door de drie landen die daar met Patriots aanwezig zijn, zijn ook evident. Ik vind het allemaal best, maar de heer De Roon vraagt naar de bekende weg. Wij hebben het zelf kunnen constateren. Niet alleen wij; iedereen heeft dat kunnen doen. Daar zijn die werkbezoeken voor. Ik vraag de heer De Roon om het beeld dat hij daar heeft gekregen, te koppelen aan zijn vragen, in plaats van met zijn vragen te doen alsof er een soort «ghost-missie» wordt opgetuigd.
De heer De Roon (PVV): Ik zal het nog een keer uitleggen. Die raketten zijn tot nu toe alleen maar aan de Syrische kant van de grens terechtgekomen, en wel op tientallen kilometers afstand daarvan, voor zover mij is gebleken tijdens het werkbezoek waarover de heer Ten Broeke spreekt. Vanaf de grens tussen Turkije en Syrië naar de stad Adana is het in een rechte lijn nog een afstand van 120 kilometer extra. Ik vraag de regering: als Assad weer een raket wil laten neerkomen op het grensgebied ten zuiden van die grens, dus op Syrisch grondgebied, is het dan denkbaar dat een afzwaaier zo ver afzwaait dat hij toch bij de stad Adana terechtkomt? Natuurlijk weet ik dat Assad, als hij dat zou willen, een raket op de stad Adana kan afschieten. Maar daar gaat het niet om, want ik vind het een buitengewoon onwaarschijnlijk scenario dat Assad dat opzettelijk zou doen. Mijn vraag is dus: als hij dat niet opzettelijk wil doen, maar hij wel een raket op zijn eigen grondgebied afschiet in de buurt van die grens, is het dan denkbaar dat een afzwaaier zo ver afzwaait dat die toch op de stad Adana terechtkomt?
De heer Servaes sprak er net al over dat er mensen zijn die vermoeden dat de Patriotraketten zijn geplaatst om Turkije bescherming te bieden in het geval dat Turkije, de VS of een ander land op enig moment vanuit Turkije militair zouden willen ingrijpen in Syrië. Ik moet overigens tegen de heer Servaes zeggen dat ik dit scenario een jaar geleden nooit heb gebruikt in de argumentatie voor mijn standpunt. Ik noem nu wel het feit dat er mensen zijn die dit denken. Mijn vraag aan de regering luidt: is dat ook een overweging van regering? Zou er een situatie kunnen ontstaan waarin vanuit Turkije militair wordt geïntervenieerd in Syrië en dat juist dat een aanleiding zou kunnen zijn voor Assad om terug te slaan? Was dit een overweging voor de regering om die Patriots daar te plaatsen? Is dat een overweging voor de regering om die Patriots daar nu geplaatst te willen houden? Graag krijg ik daarop een reactie.
De regering wil de missie verlengen en daar nog eens 30 miljoen euro aan besteden. Wij hadden er al 42 miljoen aan besteed en daar komt nu weer 30 miljoen bij. Bij mijn fractie rijst dan de vraag: waarom moet de Nederlandse belastingbetaler hier weer voor opdraaien? Heeft de regering, zo vraag ik de bewindslieden, ook aan Turkije gevraagd om dit voor ons te financieren? Als wij dan al die raketten en die mensen beschikbaar stellen, is het toch niet zo'n raar idee dat het rijke land Turkije, met die geweldig bloeiende economie, gewoon zelf de kosten daarvan draagt? Turkije is rijk genoeg; Nederland zit in de klem. De Nederlandse burger moet de buikriem aanhalen omdat dit vanuit Brussel wordt gedicteerd en de regering daaraan meewerkt. Toch gaan wij weer een cadeautje van 72 miljoen aan Turkije geven. Is de regering bereid, als zij de verlenging van de missie toch gaat doorzetten, aan Turkije te vragen om de kosten daarvan te dragen? Als de regering dat niet wil doen, hoor ik graag waarom zij dat niet wil doen.
De heer Ten Broeke (VVD): Volgens mij is er niemand in deze Kamer die niet graag zou zien dat er wordt meebetaald als er wordt opgetreden in internationaal verband, of het nu de NAVO of de EU betreft. Een voorwaarde voor meebetalen is dat je ook laat meebepalen. Dan moet je gezamenlijk gaan financieren. Laat de PVV in alle debatten die ik de afgelopen vijf jaar hierover heb gevoerd, nu altijd tegen die gezamenlijke financiering zijn geweest! Wat u vraagt, zeg ik tegen de heer De Roon, daar bent u zelf tegen. Kunt u dat ophelderen?
De heer De Roon (PVV): Ik wil natuurlijk helemaal niet dat onze mensen naar Turkije gaan en dat onze raketten daar komen te staan, maar als de regering dat plannetje toch doorzet, is het toch helemaal niet zo raar om tegen Turkije te zeggen: «Wij willen die raketten daar neerzetten. Dit zijn onze voorwaarden. Onder die en die omstandigheden zullen wij die raketten inzetten en anders niet. Als u met dat alles instemt, moet u ook nog de rekening betalen.» Dat is toch geen onzin?
De heer Ten Broeke (VVD): Nu begrijp ik het. De heer De Roon wil eigenlijk niet alleen dat er wordt meebetaald. Daarvoor zal hij namelijk moeten instemmen met het principe van meebetalen, namelijk meebepalen, en dat wil hij niet, want de PVV wil daarin soeverein blijven. Hij wil nu ook nog eens artikel 5 onderuit schoffelen, dat gewoon de hoeksteen is van de NAVO-samenwerking. Kan hij eens uitleggen waarom hij dat wil?
De heer De Roon (PVV): Volgens mij is deze missie gegrond op artikel 4 en niet op artikel 5, dus ik weet niet waarom de heer Ten Broeke dit aanvoert. Zelfs al zou wat de heer Ten Broeke zegt juridisch valide zijn, dan nog is er geen enkele reden om niet aan Turkije te vragen om mee te betalen. Ook al zouden de Turken daartoe juridisch niet verplicht zijn, dan nog kun je het vragen. De Nederlandse belastingbetaler moet de broekriem aanhalen, maar wij delen weer 30 miljoen uit aan Turkije. Dat is waar ik moeite mee heb.
De regering vraagt niet alleen een financieel offer van de Nederlandse belastingbetaler om sultan Erdogan te behagen, maar vraagt ook grote offers van onze militairen en hun families. Daar is zojuist al over gediscussieerd. Ik zal het niet allemaal herhalen, maar ik heb daar ook veel moeite mee. De PVV vindt dat wij dit in noodsituaties, dat wil zeggen in urgente, gevaarlijke situaties, van onze militairen mogen verlangen. Daar zijn zij militair voor. Zij moeten bereid en in staat zijn om offers te brengen. Deze situatie is echter helemaal geen urgente, acute noodsituatie. Dat is helemaal niet aan de orde. Is de hoogste staat van paraatheid wel noodzakelijk voor onze militairen bij Adana? Is het echt nodig dat onze militairen bij al die batterijen 24 uur per dag actief zijn?
De heer Servaes (PvdA): Ik krijg het idee dat wij langzamerhand aan het einde van het betoog van de heer De Roon komen, maar misschien heb ik het mis. Ik vind het fascinerend hoe hij zijn eigen risicoanalyses kan maken, blijkbaar beter dan onze eigen diensten. De kern zit toch daarin, dat hij zegt: eigenlijk wil ik het helemaal niet. Turkije vraagt in bondgenootschappelijk verband om deze missie en om onze steun, maar de heer De Roon wil dat verzoek naast zich neerleggen. Hij trekt zich er niets van aan hoe wij dit soort zaken met elkaar hebben afgesproken in de NAVO. Is dat het niet gewoon, mijnheer De Roon?
De heer De Roon (PVV): Het brengen van grote financiële offers en het brengen van grote offers door de mensen, de militairen en hun families, moet op een verantwoorde manier gebeuren. Het moet niet zo zijn dat wij, als land X aan de bel trekt, onze ogen sluiten voor alle gevolgen die dat voor ons land heeft en zonder meer zeggen: oké, wij voldoen aan wat land X vraagt. Wij moeten bezien wat het voor ons eigen land betekent. Wij moeten daarbij een risico-inschatting maken. Als u zegt «ik loop achter de regering aan als het om die risico-inschatting gaat», vind ik dat verder prima; dat moet u zelf weten. Maar ik maak een eigen inschatting van die risico's. Ik probeer vanavond opheldering te krijgen van de regering over de inschatting van die risico's. Misschien ga ik het dan anders zien, maar zo benader ik deze zaak. Dat lijkt mij heel plausibel.
De heer Servaes (PvdA): De PVV heeft zich al enige tijd geleden uit de euro teruggetrokken en heeft zich eerder dit jaar uit de EU als geheel teruggetrokken. Een paar maanden geleden heeft de PVV zich uit de VN teruggetrokken, nadat de PVV daarvoor al verschillende verdragen had opgezegd. Ik kan niet anders dan constateren dat wij voor de kerst ook het lidmaatschap van de laatste grote internationale organisatie, waar wij al jaren lid van zijn, feitelijk opzeggen. De PVV zegt het NAVO-lidmaatschap feitelijk op. Zij laat zich helemaal niets gelegen liggen aan een bondgenootschappelijke verplichting die wij hebben en verschuilt zich achter schijnargumenten.
De heer De Roon (PVV): De heer Servaes slaat nu echt door. Hij raaskalt. Dit is helemaal niet het standpunt van de PVV. Wij zeggen wel dat wij moeten kijken naar de gevolgen voor Nederland als ons op bondgenootschappelijke gronden wordt gevraagd om een inzet te plegen. Wij moeten niet aan ieder idioot verzoek voldoen. Wij hoeven niet te voldoen aan ieder verzoek dat ons geld kost en waaraan het land dat het verzoek doet en dat steenrijk is, zelf geen cent bijdraagt. Dat moeten wij nooit willen.
De heer Sjoerdsma (D66): Kennelijk begrijpen wij allen de heer De Roon verkeerd. Om misschien enige helderheid te scheppen, heb ik een aantal vragen aan hem. Klopt het dat hij Turkije een islamitisch Trojaans paard in de NAVO heeft genoemd? Klopt het dat hij Turkije graag uit de NAVO wil hebben?
De heer De Roon (PVV): Dat klopt.
De heer Sjoerdsma (D66): Dan begrijp ik het eigenlijk niet. Als Turkije een islamitisch Trojaans paard is, suggereert dat voor mij dat je op geen enkele manier met die NAVO-bondgenoot zou willen samenwerken. Toch stemt de fractie van de heer De Roon, de PVV-fractie, consequent voor de NAVO-missie Ocean Shield, waarin Nederland in 2010, 2011 en 2012 in moeilijke omstandigheden in de Somalische wateren heeft samengewerkt met Turkse NAVO-schepen. Mag ik de heer De Roon vragen of hij na Straatsburg en Mali nu in januari tegen de Operation Ocean Shield gaat stemmen?
De heer De Roon (PVV): De Operation Ocean Shield is heel wat anders. In die missie gaat het om Nederlandse belangen, die voor iedereen glashelder zijn. Het is duidelijk dat er reële dreigende gevaren waren voor de Nederlandse en andere koopvaardijvloten, voor de internationale scheepvaart. In deze zaak van de plaatsing van Patriots in Turkije gaat het om iets heel anders. Het gaat helemaal niet om iets wat een risico vormt voor Nederland en – voor zover ik het kan inschatten – ook niet om iets wat een reëel en acuut risico vormt voor Turkije. Dat maakt dat ik zeg dat ik aan deze missie niet wil deelnemen. Uiteraard nemen wij deel aan een missie als Ocean Shield. Dat er ook Turkse schepen aan deelnemen is prima. Ik zeg helemaal niet dat je in concrete situaties niet goed met Turkije kunt samenwerken. Dat kan namelijk soms wel. Dat blijkt uit Ocean Shield en dat moeten wij dan ook vooral doen. Aan deze zaak hebben wij echter totaal geen behoefte.
De heer Sjoerdsma (D66): Nu begrijp ik het echt niet meer. Turkije moet uit de NAVO: weg ermee. Maar als het ons goed uitkomt binnen het bondgenootschap, zoals in de Somalische wateren, dan kunnen wij natuurlijk wel samenwerken. Dat is een gemakzuchtige opvatting van de heer De Roon over een bondgenootschap, waarbij Nederland precies kan doen wat het zelf wil en waarbij andere landen dan maar voor de kosten moeten opdraaien. Ik vind dat simpelweg teleurstellend.
De heer De Roon (PVV): Ik zal kort nog één poging wagen om het uit te leggen. In de wateren bij Somalië werken wij ook samen met schepen van China en Rusland. Ik dacht zelfs dat wij soms samenwerken met schepen van Iran, maar dat weet ik niet heel zeker. Dat zijn allemaal geen bondgenoten van ons en zeker geen NAVO-bondgenoten. Toch kun je onder bepaalde omstandigheden voor bepaalde doelen met die landen samenwerken. Zo zouden wij ook, in diezelfde wateren, kunnen samenwerken met Turkije, niet zijnde een NAVO-bondgenoot als het aan de PVV ligt.
Ik was toegekomen aan de vraag of de hoogste staat van paraatheid voor onze Patriotmissie in Turkije wel noodzakelijk is. Ik heb het dan over het 24 uur per dag bemenst houden van al die batterijen. Dat is een concrete vraag die ik aan de regering stel. De visie van de regering is dat de dreiging wel reëel is, maar niet acuut. Dan zeg ik: de dreiging is dus eigenlijk maar heel klein. Dan zou je ook kunnen overwegen om de geldverslindende vorm waarin de missie nu wordt uitgevoerd, met die 24-uursparaatheid, terug te schroeven naar een vorm met een veel lagere bemensing. We halen dan een deel van de mensen, of misschien wel alle mensen, terug naar Nederland, terwijl we het materieel in Turkije laten staan. Als die dreiging wel acuut gaat worden, zou je alsnog binnen een paar uur onze militairen daarheen kunnen vliegen. Ik wil het niet, maar de regering zit op de koers dat de missie moet doorgaan. Daarom vraag ik aan de regering: hebt u dit wel eens overwogen en waarom doet u dit dan niet?
Ten slotte kom ik heel kort te spreken over het kwestieuze gedrag van Turkije. Ik ga het niet allemaal herhalen; de afgelopen maanden heb ik er al veelvuldig op gewezen. De heer Knops heeft het hier uitstekend samengevat; dank daarvoor. Ik noem het allemaal nog even, omdat dit natuurlijk ook een punt is waardoor je aan het nut van en de rechtvaardiging voor deze missie zou kunnen en misschien wel zou moeten twijfelen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Vorig jaar ging de Tweede Kamer akkoord met de stationering van Patriotsystemen in Turkije. Vandaag bespreken wij de verlenging van de missie tot januari 2015. Gelukkig hoefden de Patriots tot nu toe niet te worden gebruikt. De reden voor ons om destijds geen steun aan de missie te verlenen, was dat er aan Turkse zijde openlijk werd gesproken over militaire betrokkenheid bij de oorlog in Syrië. Dat bleek afgelopen zomer. Toen was Turkije zeer bereidwillig om een mogelijke militaire interventie door de Amerikanen te steunen. Gelukkig is het zover niet gekomen.
Hoe groot de verschrikkingen ook zijn, de SP blijft van mening dat er voor het conflict in Syrië geen militaire oplossing bestaat. Intussen is de vraag naar humanitaire hulp alleen maar groter geworden. In de Volkskrant las ik vandaag: mensen eten nu katten, honden en ezels, zo vertelt een Syrische vluchteling. Het is verschrikkelijk. Kan de Minister zeggen wat de Nederlandse humanitaire bijdrage is?
Een ander belangrijk argument van de SP tegen stationering van de Patriots was de indirecte Turkse betrokkenheid bij de oorlog in Syrië. Het is immers alom bekend dat veel wapens en strijders via Turkse bodem het Syrische slagveld bereiken. In een recent rapport van Human Rights Watch wordt hier nog eens op gewezen. Analisten constateren geregeld betrokkenheid van Turkse autoriteiten hierbij. Recente berichten wijzen op zogenaamde safehouses in Turkije, van waaruit Al Qaida-jihadisten naar Syrië vertrekken. Eerder waren er al berichten over tientallen vliegtuigen met wapens die vanuit Qatar en Saudi-Arabië via Turkije hun weg naar Syrië vonden. Vandaag kreeg ik nog een bericht van de Franse pers onder ogen dat Turkije sinds juni 47 ton wapens heeft geleverd aan Syrische rebellen. Graag krijg ik een reactie op die verschillende berichten.
In de brief lezen wij opnieuw dat de dreiging voor Turkije weliswaar reëel is, maar niet acuut. Dat is geruststellend. Kan de Minister mijn indruk bevestigen dat het aantal incidenten aan de grens met Syrië de afgelopen maanden eerder is afgenomen dan toegenomen?
De burgeroorlog in Syrië woedt nu alweer ruim twee jaar. Er is een vredesconferentie gepland, maar het einde van de strijd lijkt bepaald niet in zicht. Kan de Minister zeggen onder welke voorwaarden beëindiging van deze missie kan geschieden? Wordt er rekening mee gehouden dat de Patriots er over – laten wij zeggen – vijf jaar nog steeds staan? De kosten voor de missie worden betaald uit het Budget Internationale Veiligheid. Is dit potje hier werkelijk voor bedoeld, bijvoorbeeld als het gaat om ontwikkelingsrelevantie?
Dan kom ik nu op de inzet van het personeel. De regering wil een uitzondering maken op de uitzendbescherming. Het gaat om ongeveer 90 van de 270 functies. Er komen specifieke maatregelen, maar de bonden zijn hier absoluut niet blij mee. Slecht beleid koop je niet af, zegt de AFMP. Er worden afspraken geschonden. Ik heb daar ook een punt van gemaakt bij de behandeling van de begroting. Een motie om de uitzendbescherming beter vast te leggen, heb ik aangehouden. Is de regering het met mij eens dat dit geen fatsoenlijke manier van werken is, dat het probleem ontstaat door bezuinigingen en dat de regering daarom een pas op de plaats zou moeten maken als het gaat om uitzendingen? De bond zegt ook: minder ambities, of meer geld. U kunt raden waar mijn voorkeur ligt, maar de regering moet zich wat mij betreft ook realistisch opstellen. Mijn fractie zegt: leg de uitzendbescherming beter vast, bijvoorbeeld bij wet of Algemene Maatregel van Bestuur. Dat voorkomt onnodige druk op militairen en het voorkomt dat hun rechten een sluitpost vormen van de ambities van dit kabinet. De Minister van Defensie heeft bij de behandeling van de begroting een brief toegezegd waarin zij uiteen zou zetten hoe de uitzendbescherming in elkaar zit. Ik vraag haar, of die brief er al is.
De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik stel vast dat de bewindslieden behoefte hebben aan een korte schorsing.
De vergadering wordt van 21.11 uur tot 21.15 uur geschorst.
Minister Timmermans: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng in eerste termijn. Het is mij opgevallen dat een jaar later de focus van sommige Kamerleden wat is gewijzigd. De Kamerleden die vorig jaar heel kritisch waren en dit jaar weer kritisch zijn en die naar ik vermoed de missie niet zullen steunen, hebben hun werkterrein verlegd naar andere onderwerpen. Dat mag natuurlijk, maar het betekent wel dat ik mag vaststellen dat de dingen waarvan men vorig jaar vreesde dat zij allemaal mis zouden kunnen gaan, niet mis zijn gegaan. Dat is dan de eerste positieve vaststelling.
Het is in dit soort gevallen altijd erg ingewikkeld om een bewijs uit het ongerijmde te halen. Op drie verschillende plekken aan de Turks-Syrische grens staan Patriotbatterijen. Die hebben geen ballistische raketten op hun dak gehad. Als je dan zegt dat die Patriotbatterijen dus overbodig zijn, is dat een rare redenering. Je kunt de redenering ook omdraaien en zeggen: omdat die batterijen daar gestationeerd zijn, kijkt Assad wel link uit om raketten die kant uit te slingeren. Dat lijkt mij een even valide redenering, en een redenering die mij vanuit defensie-optiek – ik bedoel niet het Ministerie van Defensie, maar de verdedigingsoptiek – wat solider lijkt dan de redenering dat die dingen daar niet nodig zijn.
Bij het bezoek aan de batterijen heb ik ervaren dat je live kunt meekijken en zien wat er allemaal aan ballistische raketten binnen Syrië wordt afgeschoten waarvan het trajectorium in de richting van de Turkse grens gaat. Als zij eerder neervallen, is er in ieder geval geen directe bedreiging voor de Turkse steden. Dat zie je echter pas op het moment dat het traject helemaal kan worden berekend. Ik zie de heer Knops, die er heel veel verstand van heeft, knikken. Ik vond het zelf overtuigend dat wat men daar doet zinnig en belangrijk is voor de verdediging van het bondgenootschap. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat die dreiging er niet meer is. Sterker nog, Assad beschikt waarschijnlijk – wij weten het niet precies – nog over tientallen ballistische raketten en hij is voortdurend bereid om die in te zetten waar hij dat in zijn strijd nodig vindt.
Wij doen dit in bondgenootschappelijk verband. Een NAVO-bondgenoot voelt zich bedreigd en zegt tegen andere NAVO-bondgenoten: jullie hebben de juiste middelen, kunnen jullie ons helpen om onze burgerbevolking te beschermen? Daar gaat het hier om. Er zijn drie NAVO-bondgenoten die over het desbetreffende middel beschikken. Dan moet je toch wel van heel goeden huize komen wil je aan zo'n verzoek niet voldoen, niet alleen omdat een NAVO-bondgenoot een beroep doet op die NAVO-solidariteit – wat volgens mij al voldoende reden zou zijn – maar ook omdat wij allemaal weten dat, als er onverhoopt ballistische raketten op Turkse steden zouden vallen, dit een enorm escalerend effect zou hebben in de hele regio, waardoor ook onze veiligheid rechtstreeks wordt bedreigd. Tegen degenen die vragen «wat hebben wij eraan?», zeg ik: dat lijkt mij vrij evident. Als Turkije op die manier onverhoopt en ongewild bij het conflict betrokken zou raken, dan raakt dat ons allemaal, binnen bondgenootschappelijk verband en in de hele regio.
Mijn volgende punt betreft de vraag: moeten de Turken het niet zelf betalen en kunnen zij het niet allemaal zelf doen? Welnu, er zijn inmiddels meer dan een half miljoen vluchtelingen uit Syrië op Turkse bodem, in 21 vluchtelingenkampen. De Turken zorgen daar voor onderdak, onderwijs, medische zorg et cetera. Mijn Turkse collega heeft mij verteld dat de Turkse belastingbetaler – als wij het dan over belastingbetalers hebben – ongeveer 2 miljard dollar heeft betaald om die vluchtelingen op te vangen. Turkije heeft er niet voor gekozen om naast Syrië te liggen. Turkije heeft er niet voor gekozen dat deze burgeroorlog is uitgebroken, maar de Turken ervaren daar wel de consequenties van. Als je deze getallen op je laat inwerken, vind ik het nogal wrang om te zeggen: die Turken moeten hun eigen boontjes maar doppen, ook ten aanzien van verdediging in bondgenootschappelijk verband. Ik denk niet dat je de Turken veel kunt verwijten op het punt van wat zij proberen te doen om vluchtelingen op te vangen. Ik ben ook in vluchtelingenkampen geweest, en de opvang gebeurt op een manier waarop kritiek niet gepast is. In die kampen kunnen de kinderen naar school. Er is adequate en goede medische hulp. Er heerst veiligheid. In de kampen hebben niet de criminelen het voor het zeggen; de politie zorgt voor opvang. Inmiddels doen 300.000 Syrische vluchtelingen een beroep op medische zorg in Turkije. Dat betaalt Turkije ook allemaal. Ik hecht eraan om de zaak ook in die context te plaatsen, want ik vind dat in ieder geval de heer De Roon wel erg gemakkelijk praat in de trant van: ach, dat kunnen de Turken toch allemaal zelf.
De heer Jasper van Dijk (SP): Over de Patriots verschillen wij van mening, maar ik ben het zeer met de Minister eens dat Turkije veel inspanningen verricht rond vluchtelingen. De Minister heeft het over een half miljoen, op een totaal van 2 miljoen. Wat vindt de Minister er dan van dat Nederland slechts 250 vluchtelingen opneemt? Is dat niet wat karig?
Minister Timmermans: Dat debat kunnen wij hier ook overdoen; dat vind ik prima. Ik wijs op de inspanningen die Nederland inmiddels heeft verricht. Wij hebben 60 miljoen euro aan noodhulp verstrekt. Zeker in vergelijking met andere landen hoeven wij ons daar niet voor te schamen. Onze inspanningen richten zich met name op opvang in de regio. Wij vinden dat je met hetzelfde bedrag aan geld veel meer mensen kunt helpen door ze op te vangen in de regio. Er is een quotum van 250 aan de UNHCR aangeboden, maar het is zelfs nog niet gelukt om dat quotum te vullen. Staatssecretaris Teeven heeft vandaag overleg met de UNHCR om te bezien hoe wij de samenwerking kunnen verbeteren. Ik wacht even af wat daaruit komt. Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid op dit punt en zal ook in de komende tijd, volgend jaar, zijn verantwoordelijkheid nemen. Ik kan dan ook meteen de vraag van de heer Sjoerdsma beantwoorden. Voordat de grote conferentie in januari plaatsvindt, zullen wij de Kamer precies vertellen wat wij van plan zijn om in de aanloop naar die conferentie en daarna te gaan doen. Dan hoop ik met een bredere brief te komen over het beleid ten aanzien van Syrië en over de vraag wat wij met de vluchtelingen doen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Toch vind ik het verschil tussen een half miljoen in Turkije en 250 in Nederland wel erg groot, ook al is Turkije een buurland. Deelt u de mening van Amnesty International, dat vandaag zegt dat de Europese Unie in schaamte haar hoofd gebogen zou moeten houden?
Minister Timmermans: Gisteren hebben wij het in de Raad Buitenlandse Zaken in Brussel uitvoerig gehad over de vraag hoe de Europese Unie haar inspanning meer kan toespitsen. De verantwoordelijke Eurocommissaris Georgieva heeft aangegeven dat er geen regio in de wereld is die zich zo inspant, met financiële en humanitaire middelen, als de Europese Unie. Als je de hulpbedragen vanuit de Europese Unie bij elkaar optelt, zit je op een totaal van meer dan 2 miljard euro voor Syrië en de omgeving. Ik heb dus niet zo'n behoefte aan die zelfkastijding, in de trant van dat wij allemaal veel te weinig doen. Mede op basis van wat Amnesty International heeft gezegd, vind ik wel dat het heel belangrijk is dat collega Teeven met de UNHCR gaat praten, in de zin van: kunnen wij misschien meer doen of kunnen wij misschien iets anders doen? Ik vind dat wij de signalen van Amnesty International heel serieus moeten nemen. Die organisatie heeft het goed voor met de mensen daar. Een signaal dat zo stevig wordt gegeven door Amnesty International verdient een serieuze respons van de Nederlandse regering en de Europese Unie. Vandaar dat wij er zo over hebben gesproken in de Europese Unie. Men heeft ook kunnen zien dat het appeal van de internationale gemeenschap gigantisch is. Wij hebben te maken met misschien wel de grootste vluchtelingencrisis sinds decennia. Het menselijk lijden kent bijna geen grenzen; het is de hel op aarde in sommige delen van Syrië. Assad gebruikt uithongering als strijdmiddel, net als Stalin in de jaren dertig in Oekraïne heeft gedaan. Aan de andere kant zijn er fundamentalisten en jihadisten die naar scholen toegaan. Als er een vrouw voor de klas staat, wordt die vrouw ter plekke onthoofd omdat zij vrouw is; een vrouw behoort niet voor de klas te staan. Dit soort horror speelt zich af in Syrië. Ik heb Amnesty International niet nodig om mij daarvan te overtuigen. Wel hebben wij elkaar nodig in de Europese Unie, om te bezien hoe wij nog efficiënter, nog effectiever en met nog meer middelen kunnen proberen het lot van de Syriërs te verlichten.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vraag om een kleine opheldering. De Minister zei dat hij zijn collega Teeven gaat vragen om met de UNHCR te spreken. Hoe zit dat precies?
Minister Timmermans: Ik heb nog geen contact met hem gehad, maar als het goed is heeft de heer Teeven met de UNHCR gesproken. Ik wil graag het verslag daarvan hebben. Ik wil weten wat de afspraken zijn en wat de conclusies van collega Teeven op dat punt zijn.
De heer Ten Broeke vroeg of de Verenigde Staten en Duitsland hebben besloten om de Patriotmissie te verlengen. De Amerikanen hebben daartoe op 18 november al besloten. De Duitse regering heeft het sterke voornemen om dat te doen. Formeel zal de Bondsdag daar eind januari mee moeten instemmen, maar het is op geen enkele manier controversieel. Ik heb de indruk dat de verlenging op geen enkel bezwaar zal stuiten.
De heer Knops heeft gevraagd naar de aankoop van een Chinees luchtverdedigingssysteem door Turkije. Uiteraard is de aankoop van een wapensysteem in eerste instantie een nationale aangelegenheid, maar ik ben het eens met secretaris-generaal Rasmussen van de NAVO, die gezegd heeft: allemaal leuk en aardig, maar het moet wel interoperabel zijn met andere NAVO-systemen, want anders kunnen wij dit soort operaties niet meer uitvoeren. Daar is dus wel nadrukkelijk op gewezen. Bovendien deelt Nederland de zorgen van onder andere de Verenigde Staten voor de gevolgen van een dergelijke aanschaf voor het hele defensiebeleid van Turkije. Sinds Turkije lid is van de NAVO is het land een van de belangrijkste bondgenoten in NAVO-verband. Door de decennia heen heeft het tijdens de Koude Oorlog een ongelooflijk belangrijke rol gespeeld op de zuidflank van de NAVO. Turkije heeft die rol altijd met groot verantwoordelijkheidsgevoel vervuld, zelfs in tijden dat de relatie met Turkije heel slecht was, omdat er daar sprake was van een militaire dictatuur. Ik wil even afwachten wat de definitieve positie van Turkije is op dit punt. Daarna zullen wij Turkije erop aanspreken. Als er op dit punt nieuws te melden is, zal ik de Kamer daarover onmiddellijk inlichten, want ik geloof dat de heer Knops daar behoefte aan heeft.
De heer Knops (CDA): Met de commissie voor Europese Zaken zijn wij onlangs in Turkije geweest en daar kwam dit punt toen ook aan de orde. Wat je in Turkije ziet is dat er onder Erdogan, ook ten aanzien van de positie binnen de NAVO, een soort nieuw zelfbewustzijn is ontstaan, waarbij men zegt: wij laten ons niet door de NAVO voorschrijven wat wij moeten doen. Dat kan allemaal best; Turkije is soeverein in die besluiten. Maar het NAVO-lidmaatschap is geen vrijbrief om allerlei dingen te doen die de NAVO kunnen schaden. Dat is mijn punt. Er is nog geen besluit genomen, maar als dat dreigt te gebeuren, is het goed om dit signaal te geven, voordat Turkije een formeel besluit neemt. Ik vraag daarom aan de Minister om, in navolging van Rasmussen maar ook van anderen, die zorgen over te brengen. Volgens mij heeft Nederland nu ook recht van spreken, juist omdat wij invulling geven aan de bondgenootschappelijke taak om de Turken te helpen als zij in nood zijn. Dat is wat wij op dit moment doen. Het is toch wel een belangrijk punt.
Minister Timmermans: In de context die de heer Knops nu schetst, maar met respect voor het feit dat ieder land zelf mag kiezen welk wapensysteem het aankoopt, wil ik graag tegenover Turkije mijn zorg uitspreken over de interoperabiliteit. In algemene zin wil ik aan de orde stellen hoe wij in het bondgenootschap met dit soort kwesties omgaan. Op dit punt wil ik de heer Knops graag tegemoetkomen. Bij de eerstvolgende gelegenheid waarbij ik mijn collega Davutoğlu spreek, zal ik dit ter sprake brengen.
Er is gevraagd waarom deze missie betaald wordt uit het BIV. Ik denk dat de heer Servaes een heel precies antwoord heeft gegeven. Bescherming van de burgerbevolking kan uit het BIV gefinancierd worden; dat staat heel duidelijk in de doelstellingen. Als er één missie is waarvan je zo evident kunt laten zien dat zij draait om het beschermen van de burgerbevolking, is het deze wel. Dat wij tegelijkertijd uit het BIV 3D-activiteiten elders in de regio kunnen financieren, is evident. Waar dat van toepassing is, zullen wij dat zeker doen. Daar kom ik nog op terug in de brief die ik de Kamer heb toegezegd voor de conferentie in januari. Ik ben echter niet van de school die heel kunstmatig allerlei 3D-elementjes in deze missie gaat stoppen om maar te bewijzen dat deze missie die elementen heeft. Ik vind het zo evident dat deze Patriots bijdragen aan de bescherming van de burgerbevolking, dat ik het compleet vind passen binnen de doelstelling van het BIV.
De heer Sjoerdsma (D66): Dat het evident is dat deze missie bijdraagt aan de bescherming van de burgerbevolking, betwist niemand hier aan tafel. Het kabinet heeft echter gezegd dat ontwikkelingsrelevantie een uitgangspunt is bij financiering uit het BIV. Ontwikkelingsrelevantie wordt niet gedefinieerd als bescherming van de burgerbevolking. Dat is echt iets anders. Daarom vraag ik: definieert het kabinet deze missie als ontwikkelingsrelevant en, zo ja, waarom?
Minister Timmermans: Ik vind niet dat je bij alles wat je uit het BIV doet, geforceerd moet invullen wat ontwikkelingsrelevant is. Als je de burgerbevolking niet kunt beschermen, is zij ook niet in staat om een bestaan op te bouwen, aan het werk te gaan of te reizen in een gebied. Dan kan zo'n gebied zich niet economisch ontwikkelen en kan de veiligheid in zo'n gebied niet toenemen. De bescherming van de burgerbevolking heeft alles te maken met het kunnen voortzetten en ontplooien van economische en andere menselijke activiteiten. Ik denk niet dat je voor een land als Turkije dezelfde redenering moet gebruiken als voor bijvoorbeeld Syrië, Libanon en Jordanië. Voor die landen geldt dat wij goed moeten nadenken over de vraag hoe wij hen door deze moeilijke periode kunnen helpen. Dat kan misschien ook met een bijdrage uit het BIV; dat weet ik niet. Dat is echter een andere context dan die van Turkije. Daar wil ik niet omheen draaien.
De heer Sjoerdsma (D66): Het siert de Minister dat hij daar niet omheen draait en dat hij het zo op tafel legt. Voor deze missie betekent het misschien niets, maar voor het BIV betekent het wel degelijk iets. Het betekent namelijk, enigszins tot mijn teleurstelling, dat collega Knops het toch bij het juiste eind had: het BIV is een soort maskering van de bezuinigingen op zowel defensie als ontwikkelingssamenwerking. Het geld wordt samengevoegd in een potje waaruit Minister Hennis moet zien te grabbelen om haar missies te kunnen betalen. Ik vind het jammer dat te moeten constateren.
Minister Timmermans: Ik kan echt compleet niet volgen hoe de heer Sjoerdsma uit mijn woorden deze conclusie trekt. In de doelstelling van het BIV staat duidelijk dat voor de bescherming van de burgerbevolking middelen kunnen worden ingezet. Dat is precies wat er hier gebeurt. Ik heb geprobeerd aan te tonen op welke manier dat belangrijk is voor dat gebied en voor de burgerbevolking in dat gebied. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat de heer Sjoerdsma het met mij oneens zou zijn en dat hij zou vinden dat dit niet past binnen de doelstelling van het BIV. Hij hangt een geforceerde redenering op dat het BIV alleen te plunderen is door Defensie en die redenering begrijp ik oprecht niet. Als nu niet evident is dat deze missie gaat om de bescherming van gewone mensen die gewoon willen leven en werken, dan weet ik het ook niet meer.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik probeer het te verhelderen. De Minister en ik zijn het eens over het nut en de bedoeling van deze missie. Mijn punt betreft niet de missie, maar de communicatie van het kabinet zelf over het BIV. Het kabinet heeft gezegd – dit staat los van het feit dat bescherming van de burgerbevolking een doel kan zijn van de missies die worden gefinancierd uit het BIV – dat het uitgangspunt voor financiering uit het BIV ontwikkelingsrelevantie is. Van die ontwikkelingsrelevantie ben ik nog niet overtuigd. Ik kijk dus naar het BIV als een grabbelton waaruit eigenlijk alles gefinancierd kan worden. Dat vind ik jammer.
Minister Timmermans: Die constatering deel ik niet. Wij houden ons precies aan de met de Kamer afgesproken doelstelling voor het BIV bij deze missie. Daar laat ik het bij. Ik heb al gezegd dat we voor januari in een brief terugkomen op de ontwikkelingen in de hele regio.
De heer Sjoerdsma heeft ook gevraagd hoeveel humanitaire hulp er in 2014 zal zijn. Zoals gezegd, wil ik dat graag in een brief verder uitwerken. Dit gebeurt in nauw overleg met Europese en andere partners. Het heeft ook veel te maken met het appeal. Het meeste van wat wij het afgelopen jaar hebben geoormerkt, is naar de UNHCR en het Rode Kruis gegaan. Er is nog 7 miljoen naar Syrië gegaan voor grensoverschrijdende activiteiten, overeenkomstig het amendement-Voordewind. Het totaal bedraagt nu dus 61 miljoen. Of dat volgend jaar ook zo is, weet ik niet, maar wij zullen proberen om zo veel mogelijk inzicht te geven in de brief die wij nog zullen sturen.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb slechts een korte vraag. Ik dank de Minister voor de toegezegde brief en de verheldering. Nog los van de hoeveelheid, wil ik graag weten of het geld aan het begin van het jaar ter beschikking kan worden gesteld aan de VN. Je ziet immers dat in deze crisis veel wordt toegezegd – niet door Nederland, moet ik daarbij zeggen – maar dat het geld mondjesmaat wordt overgemaakt: nu eens 7 miljoen, dan weer 20 miljoen, dan weer 7 miljoen. Het zou de voorspelbaarheid van de hulp ten goede komen als de inventarisatie meteen voor het hele jaar wordt gemaakt en als het geld aan het begin van het jaar wordt overgemaakt.
Minister Timmermans: Ik heb de indruk, op grond van de contacten die ik heb met humanitaire organisaties, dat men geen klachten heeft over het betaalgedrag van Nederland. Wat wij «pledgen», betalen wij ook netjes. Dat doen wij met een bepaald ritme en een bepaalde systematiek. Aan ons kleven geen verwijten dat wij meer «pledgen» dan overmaken. Wij doen dat altijd netjes. Het probleem is dat veel landen meer «pledgen» dan zij uiteindelijk overmaken. Dat is veel meer een knelpunt in de systematiek. Dit geldt, helaas, met name voor heel rijke landen in de regio. Dat heeft onze blijvende aandacht.
Er is gevraagd hoe het zit met Turkse steun aan jihadisten. Vooropgesteld zij, dat Turkse collega's zeggen «dat doen wij niet» als ik hen hierop aanspreek. Voor een deel moet ik het daar gewoon mee doen.
Ter relativering voeg ik hieraan toe dat het grensgebied ook voor de Turken niet helemaal beheersbaar en inzichtelijk te krijgen is. Daar worstelen zij zelf ook mee. Zij zijn in toenemende mate bezorgd over de jihadisten die over en weer gaan aan de grens: zij trekken Turkije in als de grond hun te heet onder de voeten wordt in Syrië. Het is een erg onoverzichtelijke situatie in het grensgebied. Ik sluit niet uit dat er een tijd is geweest – dat gold overigens ook voor de Amerikanen, de Fransen en de Britten – dat de Turken met de gedachte speelden dat het goed zou zijn om de andere kant te bewapenen omdat die het anders niet zou redden. Anderen, zoals Saudiërs en Qatari's, doen dit, naar wij vermoeden. Ik denk echter dat die tijd wel voorbij is, zoals ook de Amerikanen en de Britten hebben aangegeven, omdat men inziet dat je er niet zeker van kunt zijn waar die wapens terechtkomen. Daar hebben wij altijd voor gewaarschuwd en daar heeft de Kamer altijd voor gewaarschuwd. De Turken zullen het zelf niet zo zeggen, maar ik heb de stellige indruk – ik probeer dit zelf te analyseren – dat inmiddels ook de Turkse overheid zich grote zorgen maakt over de jihadistische groeperingen en de veiligheid van Turkije. Ik denk dat men nu in dat stadium zit. Dat geldt ook voor de Britten, de Fransen en de Amerikanen. De hele internationale gemeenschap ziet zich voor een ongelooflijk ingewikkeld dilemma gesteld: hoe kun je de positieve krachten steunen, zonder het risico te lopen dat je de verkeerde krachten steunt en zonder dat je zo verkrampt raakt door de angst verkeerde krachten te steunen, dat je Assad daarmee juist in de kaart speelt? Daarmee wil ik aangeven hoe gigantisch complex de situatie is.
De heer Knops (CDA): Ik ben blij met de erkenning van de Minister dat Turkije, zeker in het verleden, weliswaar altijd negatief geantwoord heeft op zijn vraag wat er aan de hand is, maar dat die wapens niet ineens als door een soort goocheltruc de grens over komen. Er is verkeer geweest, of de Turken het nu wel of niet wisten en of zij nu wel of niet hebben meegewerkt. Ik ben blij dat de Minister bereid is om stappen te zetten richting de Turken, want als wij in het kader van onze bondgenootschappelijke verplichtingen Patriots leveren voor de luchtverdediging, mogen wij toch verwachten van Turkije, dat geen Patriots heeft, maar wel heel veel militairen – het heeft het grootste leger van Europa – dat het in ieder geval een poging, een uiterste inspanning, doet om de grensbewaking te optimaliseren. Anders is het dweilen met de kraan open. De kentering van Turkije hebben wij ook gesignaleerd, maar ik denk dat de Minister alle recht heeft om de Turken hierop aan te spreken, om hun te vragen om die inspanning daadwerkelijk te leveren, hoe moeilijk dat ook is. Ik loop daar niet voor weg, maar ik vind wel dat zij hun uiterste best daarvoor moeten doen.
Minister Timmermans: Ik heb geprobeerd een beeld in de tijd te schetsen, zo eerlijk mogelijk en voor zover het mij bekend is. Ik heb een eigen interpretatie en analyse gegeven, voor zover ik niet over harde gegevens beschik. Een ding stel ik nu vast: de Turken doen op dit moment niet alleen in woord, maar ook in daad hun stinkende best om die grens dicht te houden, omdat zij voor zichzelf een enorm veiligheidsrisico zien van jihadistische groeperingen die Turkije kunnen intrekken. Ik denk dat de Turken op dit punt doen wat de heer Knops vraagt. Dat gezegd zijnde, blijft de situatie op sommige plekken in dat heel grote gebied vrij ondoorzichtig, mede doordat de situatie in Syrië zelf heel onoverzichtelijk is, gelet op wie er allemaal actief zijn. Ook daarover hebben wij de afgelopen dagen in Brussel gesproken. Verschillende landen worstelen met hun analyse van de gebeurtenissen in Syrië. Wat is daar nu precies aan de hand? Welk aandeel heeft het Vrije Syrische Leger in het geheel? Welke jihadistische groeperingen krijgen de overhand? Van wie krijgen zij steun? Ik schrik er wel van hoe onoverzichtelijk dat allemaal geworden is in die vreselijke burgeroorlog.
De heer Ten Broeke vroeg of er recentelijk geweldsincidenten op Turks grondgebied hebben plaatsgevonden waarbij het Syrische leger betrokken was. Er zijn granaatinslagen geweest in Turkije; dat weet de Kamer. Ook zijn er schermutselingen geweest tussen gewapende groeperingen nabij de grens. Sporadisch hebben zich ook geweldsincidenten voorgedaan. Langs deze grens zijn er echter nauwelijks nog regime-eenheden. De meeste schermutselingen vinden plaats tussen het Vrije Syrische Leger en jihadisten op die plek. Dat maakt het ook niet makkelijk. Ook de Koerden roeren zich uiteraard af en toe in Koerdisch gebied. Daarnaast heeft Turkije ook een aantal vliegbewegingen van Syrische helikopters waargenomen. Toen ik mijn collega Davutoğlu daarover sprak, zei hij dat hij de indruk had dat de Syriërs gewoon hebben uitgeprobeerd tot hoever ze konden gaan. Vanaf het moment dat de Turken hebben ingegrepen, is die activiteit gestopt. Dat heeft ook te maken met het feit dat zij helikopters inzetten, zoals de heer Servaes zei, voor het gebruik van containerbommen. Daarmee gaan we bijna terug naar de Eerste Wereldoorlog; toen deden zij precies hetzelfde en gooiden zij ook met de hand bommen uit een vliegtuig op doelen. Omdat er geen luchtafweer is, lijkt dat een militaire tactiek te zijn die werkt.
Als ik mij niet vergis, heb ik daarmee de aan mij gerichte vragen beantwoord.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik dank de leden voor de gestelde vragen. Ik loop ze een voor een langs. Als ik er een over het hoofd zie, aarzelt u dan niet om dat kenbaar te maken.
De heer Ten Broeke merkte terecht op dat de Verenigde Staten hebben aangegeven de missie te zullen verlengen. Van Duitsland verwachten wij dat ieder moment. Er heeft een regeringswissel plaatsgevonden. Er is ook een nieuwe Minister van Defensie. De missie staat echter niet ter discussie. Een besluit tot verlenging wordt dan ook op korte termijn verwacht. Dat heb ik zo besproken met Thomas de Maizière, die tot voor kort Minister van Defensie was. Ik verwacht niet dat daar nog verandering in komt. De samenwerking met Duitsland en de Verenigde Staten verloopt goed. Op logistiek gebied verloopt de samenwerking goed. Waar mogelijk bieden wij elkaar over en weer ondersteuning, zonder dat wij daarvoor bij elkaar een rekening indienen. Dat mag ook weleens gezegd worden. Duitsland biedt maximale ondersteuning met luchttransport, met name voor transport van reservedelen. De Verenigde Staten steunen de levering van schaarse reservedelen voor de in Turkije aanwezige systemen. Er is geen enkele wanklank, op het gebied van personeel, materieel noch financiën.
De heer Ten Broeke en anderen vroegen naar de vrijwilligheid. Ik kom straks vanzelfsprekend uitgebreid te spreken over het personeel. Het is nadrukkelijk niet zo dat dit alles op vrijwillige basis gebeurt. Het personeel heeft aangegeven vooral duidelijkheid te willen. Men heeft gezegd: geef ons duidelijkheid en ga dan alsjeblieft niet vragen of het op vrijwillige basis kan. Eerlijk gezegd vind ik ook dat dat de wereld op zijn kop zou zijn. Het is mijn politieke verantwoordelijkheid en die neem ik ook. Dat wil ik even gezegd hebben.
Ik kom op de personele drieslag. Ik had verwacht dat de brief hierover al bij de Kamer zou liggen, zo zeg ik tegen de heer Van Dijk, maar er is kennelijk iets misgegaan bij ons. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer deze brief zo spoedig mogelijk krijgt. Ik heb die brief bij de begrotingsbehandeling toegezegd.
De voorzitter: Ik zal het even toelichten. De Minister heeft deze toezegging gedaan tijdens het notaoverleg over de toekomst van de krijgsmacht, gehouden op 6 november. Ook tijdens de begrotingsbehandeling is het aan de orde geweest. Naar die toezegging verwijst de Minister nu. Ik begrijp dat de Kamer die brief nu zo spoedig mogelijk zal ontvangen?
Minister Hennis-Plasschaert: Ja. Ik neem daar een voorschot op. Wij hebben hierover al gesproken toen wij elkaar bij de begrotingsbehandeling in de ogen keken.
De uitzendbescherming staat wat mij betreft niet ter discussie. De norm van 1:2 blijft ten principale overeind. Wel heb ik gezegd dat het, als er door de omstandigheden niet aan de norm kan worden voldaan, van belang is om individueel maatwerk toe te passen. Dat moment hebben wij nu, met deze specifieke missie, bereikt. Wordt een uitzondering dus regel? «NEE» is daarop mijn antwoord, in hoofdletters. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het is echt een uitzondering. Het is een besluit dat ik en de mensen om mij heen niet lichtzinnig hebben genomen. De ontstane situatie is onmiskenbaar een gevolg van maatregelen die eerder zijn genomen naar aanleiding van de beleidsbrief van 2011. Het wegstrepen van een batterij heeft zijn gevolgen gehad. Dat moment hebben wij nu bereikt.
Wij willen individuele maatregelen; dat hebben wij ook besproken met de bonden. Wij willen zo snel mogelijk toewerken naar een herstel van de drieslag. Dit wordt gedaan door binnen het detachement te herschikken. Daarover hebben wij eerder gesproken. Te denken valt aan het inzetten van voormalige Patriotoperators die nu elders in de organisatie werken, het opleiden en om- en bijscholen van personeel en het internationaal inlenen van enkele Patriotwapensysteemtechnici.
De heer Knops vroeg specifiek naar toekomstige samenwerking met de Duitsers op dit punt. Vergaande samenwerking is het streven; dat is onderdeel van de declaration of intent. Wellicht, als het voor beide partijen plussen oplevert, zal er straks zelfs sprake zijn van integratie. Wij moeten even goed in kaart brengen wat het ons precies brengt.
Wij moeten ook niet doen alsof voor het hele personeelsbestand van de missie de drieslag niet meer geldt in 2014. Ik heb eerder aangegeven dat de drieslag bij aanvang geldt voor ongeveer 90 functies. Dat aantal daalt erg snel, naar 60 in het eerste kwartaal van 2014 en naar ongeveer 20 medio 2014. Aan het einde van een verlengingstermijn resteert een drieslagprobleem van enkele monteurs. Dit wordt definitief opgelost in 2015. Is dit perfect? Nee, dat is het zeker niet, maar dit is wel de situatie waarvoor wij ons nu gesteld zien.
Zoals ik zei, kiezen wij voor individuele maatregelen. Wij bieden militairen een aantal compenserende maatregelen. In plaats van een lange rotatie wordt in overleg met het personeel bijvoorbeeld gekozen voor meerdere korte rotaties: in principe een maand op, een maand thuis voor personeel in tweeslag en een maand op, twee maanden thuis voor personeel in drieslag. Na de uitzendperiode van een maand wordt aan het personeel vijf werkdagen verlof verleend. Aanspraken op regulier vakantieverlof blijven uiteraard bestaan. Daarnaast blijven ook de aanspraken op ontschepingsverlof bestaan. Om het personeel langere tijd aaneengesloten met het thuisfront op adem te laten komen, wordt de militairen de mogelijkheid geboden om ten minste eenmaal drie weken aaneengesloten verlof op te nemen. Tussen de uitzendperiodes worden overwerk en zware belasting van het personeel zo veel mogelijk vermeden. Er wordt zo flexibel mogelijk omgegaan met de repatriëringsregeling als persoonlijke omstandigheden van de militair of het thuisfront daarom vragen. Er wordt ook maatwerk toegepast voor personeel dat kort na de uitzending de dienst zou verlaten.
Kortom: wij hebben hier heel veel aandacht voor. Dat is terecht. De bonden hebben ook terecht gemopperd in het publieke debat. Daar loop ik niet voor weg. Ik, de Commandant der Strijdkrachten en onze mensen hebben gezamenlijk gezocht naar een pakket maatregelen om hieraan een goede invulling te geven. Wij denken dat wij hieraan voldoen. Wij hebben het besproken met de bonden. De bonden hebben op dit punt geen instemmingsrecht, maar de zorg voor ons personeel bespreek ik graag met de bonden; dat spreekt voor zich. Ik denk dat wij op deze manier niet perfect, maar wel netjes tegemoetkomen aan de wensen en rechten van ons personeel.
De heer Knops (CDA): Ik meen oprecht dat de Minister al haar creativiteit heeft aangewend en van alles uit de hoge hoed heeft getoverd om the impossible possible te maken, om het zo maar te zeggen. De «can-do»-mentaliteit komt om de hoek kijken en dat waardeer ik. Het punt is echter – daar slaan de bonden ook op aan – dat dit een recht is. De Minister zegt nu dat het een uitzonderlijke maatregel is, maar of het uitzonderlijk is, kunnen wij nu niet beoordelen, want het is de eerste keer dat deze maatregel wordt toegepast. Dit zal in de toekomst moeten blijken. Gaat de Minister ervan uit dat deze kwestie bij nieuwe missies niet zal spelen? Als er bij de eerstvolgende missie wederom een beroep wordt gedaan op de uitzondering, wordt het wél de regel. Dat is volgens mij de dieperliggende zorg die hierover ook bij de bonden bestaat. Ik denk echter wel dat de Minister in deze situatie, praktisch gezien, een heel reëel voorstel doet. Wil de Minister hierop reageren?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik zeg in alle eerlijkheid dat dit voor mij, in mijn eerste jaar als Minister van Defensie, ook een eyeopener was. Je wordt in een keer erg geconfronteerd met de beperking van je voortzettingsvermogen. Hoe moet je dat dan invullen? Bij de missie naar Mali, waarover wij vorige week spraken, was het voor mij derhalve een nadrukkelijk punt van aandacht in het ontwerp van de missie. Het voortzettingsvermogen en het behoud van de uitzendbescherming staan voor mij echt voorop. Wat mij betreft, is dit echt een uitzondering. Daarmee zeg ik niet dat het nooit meer zal voorkomen, maar het doorbreken van de regel moet altijd gedreven worden door operationele noodzaak en moet altijd een minimumaantal militairen betreffen; bij voorkeur helemaal niemand. Bij nieuwe missies zal ik hier iedere keer weer veel aandacht aan geven. Dat lijkt mij terecht.
De heer Jasper van Dijk (SP): Volgens mij is de oorzaak van dit probleem de botsing tussen enerzijds ambities en anderzijds middelen, waarop bezuinigd wordt. Was dit ook de eerste reactie van de Minister toen het verzoek om verlenging van deze missie binnenkwam? Was haar eerste reactie «dat gaat niet gebeuren, want dat kan ik niet waarmaken in verband met de uitzendbescherming»?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik weet niet meer wat ik als eerste dacht toen het verzoek binnenkwam, maar ik wist wel degelijk dat het voortzettingsvermogen en daarmee de uitzendbescherming van onze militairen een cruciaal punt van aandacht was. Daarmee zijn wij heel zorgvuldig omgegaan. Je gaat niet zitten wachten tot er een verzoek komt om dan te zeggen: het verzoek ligt er, dus dit gaan we doen. Het moet wel mogelijk zijn. Wij denken dat wij op deze manier een redelijke invulling hebben gegeven aan een uitzonderingssituatie.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik twijfel er geen moment aan dat de Minister van mening is dat zij deze zaak op een redelijke manier heeft opgelost, maar de bonden denken daar anders over. De vraag is of het hierbij blijft. Is het een uitzondering of niet? Is het eens maar nooit weer?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik zei net al dat de bonden behoorlijk gemopperd hebben en zich ontstemd hebben getoond. Dat begrijp ik heel goed, dus daar doe ik helemaal geen afbreuk aan. Ik heb net benadrukt dat het wat mij betreft een uitzonderingssituatie is. Het is een uitzondering, maar ik kan niet toezeggen dat het nooit meer voorkomt. Bij de missie naar Mali bijvoorbeeld is het echt een punt van aandacht geweest, zowel voor mij als voor de Commandant der Strijdkrachten.
De heer Servaes (PvdA): Ik dank de Minister voor deze aanvullende informatie. De heer Knops zei het al: alle creativiteit is ingezet. Daar heb ik waardering voor. Zijn de gesprekken met de bonden nu afgelopen? Zijn er afspraken gemaakt, onder andere over de vraag hoe deze compenserende maatregelen straks ten uitvoer worden gelegd?
Minister Hennis-Plasschaert: De gesprekken met de bonden zijn nooit ten einde; die gaan gewoon door. Als zij zorgen hebben, ook in dezen, zullen zij die weer aan de orde stellen. Dat vind ik prima. Wij hebben gesproken over individueel maatwerk, zoals ik net probeerde toe te lichten. De uitvoering van dat maatwerk wordt door de hoofddirecteur personeel gemonitord. Wij zijn daarop aanspreekbaar. Als de bonden, u of ik signalen ontvangen dat het onvoldoende geregeld is, zijn wij daarop aanspreekbaar en moeten wij aanpassingen doorvoeren.
De heer Servaes (PvdA): Dat is goed om te horen. Het traject om de uitzonderingsbepalingen op te heffen of er op een andere manier invulling aan te geven, duurt in totaal ongeveer een halfjaar. Als in die periode blijkt dat het moeizamer verloopt dan wij nu denken, gaat de Minister opnieuw met de bonden om tafel zitten om dit met hen te bespreken, hun zorgen te vernemen en daaraan tegemoet te komen. Heb ik dat goed begrepen?
Minister Hennis-Plasschaert: Volgens mij kent de heer Servaes de bonden net zo goed als ik. Zij maken van hun hart echt geen moordkuil. Als zij zorgen hebben, zullen zij dat luid en duidelijk laten weten. Dat vind ik ook zeer terecht. Ik zal daar niet alleen naar willen, maar ook naar moeten luisteren. Ik herhaal dat de bonden geen formeel instemmingsrecht hebben, maar het spreekt voor zich dat de zorg voor onze militairen niet alleen voor de bonden, maar ook voor mij als Minister van Defensie van groot belang is.
De heer Knops sprak zijn zorgen uit over de vierde batterij. Hij gaf eerlijk aan dat dit is opgenomen in de beleidsbrief van 2011. Een evaluatie van de reorganisatie waarin de vierde Patriotbatterij is opgeheven en waarin landmacht- en luchtmachtluchtverdedigingseenheden zijn samengevoegd tot Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC), moet nog plaatsvinden. Hierbij wordt ook het opheffen van de vierde Patriotbatterij in relatie tot het voortzettingsvermogen betrokken. Ik ben voornemens om hieraan komend jaar aandacht te geven. Over de uitkomsten hiervan zal ik de Kamer rapporteren.
De heer Knops (CDA): Ik dank de Minister voor dit antwoord. Wij hebben zojuist gesproken over de consequenties van het gebrek aan voortzettingsvermogen, namelijk dat je dan aan de uitzendbescherming moet komen. Veel interessanter is het om te spreken over het opheffen van de oorzaken van het gebrek aan voortzettingsvermogen. Dan kom je op die vierde batterij. Dat zou je internationaal kunnen doen, in samenwerking met de Duitsers. Daarover heeft de Minister al iets gezegd. Ik ben blij dat de Minister het signaal van de Kamer serieus oppakt. Het signaal ten aanzien van deze onomstreden nichetaken – er zijn meer nichetaken, maar wij spreken nu over de Patriots – wordt immers breed gegeven en gesteund door de Kamer. Ik ben heel blij dat wij hierover volgend jaar informatie krijgen, maar een jaar is lang. Kan de Minister iets meer SMART zijn over het moment waarop wij die informatie krijgen?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik weet dat een jaar heel lang is, maar geeft u mij dat jaar. Ik denk niet dat het in de eerste helft van 2014 zal zijn. U moet echt denken aan de tweede helft van 2014.
De voorzitter: Lukt het voor de publicatie van de begroting?
Minister Hennis-Plasschaert: Ja, ik zal mijn best doen om het voor de publicatie van de begroting aan de Kamer te doen toekomen.
De heer Ten Broeke heeft gevraagd naar de stroomvoorziening. Daar waren inderdaad problemen mee, maar die zijn nu opgelost. Een groot deel van de generatoren is vervangen door ingehuurde powerplants, zoals die heten. Aggregaten die niet vervangen kunnen worden, worden tijdens het groot onderhoud gereviseerd door de leverancier. Daarmee hebben wij dat probleem opgelost. Ik hoop dat ik de vraag van de heer Ten Broeke hiermee voldoende heb beantwoord.
Mogelijke radicalisering, zeker van ons eigen personeel, is een punt van aandacht van de MIVD. Dat spreekt voor zich. De MIVD volgt de strijd in Syrië nauwgezet als het gaat om de intenties en capaciteiten van de strijdgroepen. Voor de mogelijke radicalisering van Nederlandse jihadgangers is het ook van belang om te kijken naar de verschillende rollen van de verschillende inlichtingendiensten. Wij hebben ook de AIVD en de NCTV in dezen. Daarover wordt gerapporteerd in de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie. Radicalisering heeft dus onze volle aandacht.
De heer Knops vroeg ook nog naar de financiering van dit alles. Collega Timmermans heeft daarover net duidelijk gesproken. Het gaat niet ten laste van de reguliere begroting van Defensie. Dat bevestig ik nogmaals. Ik gaf vorige week al aan dat wij onze eigen krijgsmacht zouden «opeten» als wij dat zouden doen. Het zou ten koste gaan van onze operationele capaciteit. Dat is nu niet het geval.
De heer De Roon vroeg naar het dreigingsbeeld. Collega Timmermans heeft daarover al het nodige gezegd. De dreiging vanuit Syrië is voor Turkije nog steeds reëel. Ik denk dat het gevaarlijk is als wij, politici, onze analyses daarop loslaten. Een raketaanslag dichtbij of net over de grens, bewust of onbewust, dus al dan niet met opzet – ik denk aan afzwaaiers – is simpelweg niet ondenkbaar. Het is van belang dat de druk op het bewind in Syrië aanhoudend groot is, maar daardoor is en blijft irrationeel handelen mogelijk. Bovendien is regionalisering van het conflict nog altijd mogelijk, vooral door mogelijke spillover-effecten.
De heer De Roon sprak over de 24/7-paraatheid. De Patrioteenheid staat onder bevel van de NAVO, van de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR). De SACEUR bepaalt de paraatheid van de eenheid. Nogmaals: ik denk dat het gevaarlijk is als wij hierop onze eigen politieke analyses loslaten, maar ik denk dat je voor iedere militaire missie wel kunt zeggen dat die niet bepaald in het frame van «negen tot vijf»-werktijden geduwd kan worden. Je zult net zien dat er een raket de lucht in gaat als wij ons potje staan te koken. Een militaire operatie is per definitie niet iets van kantooruren. Het bevel van de NAVO is voor ons leidend. De dreiging kan snel veranderen en het noodzakelijke personeel moet dan gewoon in Turkije aanwezig zijn.
De heer De Roon (PVV): Ik weet niet hoe de Minister nu bij kantooruren komt. Dat is in ieder geval niet wat ik heb voorgesteld. Ik heb niet voorgesteld dat de militairen bij de Patriotraketten alleen tijdens kantooruren actief zijn. Dat zou onzin zijn. Mijn vraag was de volgende. Als de dreiging nu niet acuut is, is het dan uitvoerbaar om de militairen voorlopig in Nederland te houden en hen pas in te vliegen als de dreiging van Syrië richting Turkije acuut lijkt te worden? Volgens mij moeten zij er binnen een dag kunnen zijn. Is dat een denkbaar scenario?
Minister Hennis-Plasschaert: Nee, dat is geen denkbaar scenario. De eenheid is samengesteld op basis van de noodzakelijke paraatheid. Die wijzigt naar aanleiding van de door de NAVO ingeschatte dreiging. Nogmaals: ik denk dat het gevaarlijk is als wij hierop onze eigen analyses loslaten. Dat moeten wij overlaten aan de professionals. Het noodzakelijke personeel moet in Turkije zijn. De dreiging kan heel snel veranderen. Dan is ook Turkije simpelweg te ver weg.
Is het aantal incidenten aan de Turks-Syrische grens afgenomen? Ik heb elke dag ochtendberaad. Daarin krijg ik de stand van zaken in de missiegebieden, ook van schermutselingen nabij de grens. Die zijn nog volop gaande. Ik kan echt niet vaststellen dat het aantal incidenten is afgenomen. Ik had al tegen de heer Van Dijk gezegd dat de brief snel komt. Ik kan niet beloven dat de Kamer hem deze week ontvangt, maar …
De heer Jasper van Dijk (SP): Krijgen wij hem wel voor de kerst?
Minister Hennis-Plasschaert: Dat weet ik niet, maar ik doe mijn best. Volgens mij is het een kleine moeite om het even onder elkaar te zetten.
Volgens mij heb ik hiermee de vragen beantwoord.
De heer De Roon (PVV): Ik mis nog een antwoord op een vraag van mij: als Assad een raket afvuurt op het gebied in het noordwesten van Syrië, is het dan reëel denkbaar dat zo'n raket afzwaait, waardoor hij 120 km verderop terechtkomt? Is dat bij het type raketten waarover Assad beschikt, een reële mogelijkheid?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik denk dat ik daar wel antwoord op heb gegeven. Ik heb de woorden gebruikt: bewust of niet bewust, al dan niet opzettelijk. Het is reëel.
De voorzitter: Dan gaan wij over naar de tweede termijn. De spreektijd bedraagt drie minuten per woordvoerder.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik had in eerste termijn een aantal vragen gesteld. De antwoorden daarop hebben mij tevredengesteld.
Ik denk dat de formulering van collega Knops over de uitzendbescherming – een aantal collega's heeft die al aangehaald – de meest treffende is geweest: het Ministerie van Defensie heeft al haar creativiteit ingezet om hiervoor een oplossing te vinden. Op een ander moment moeten wij dan nog maar eens nadenken over deze cruciale nichetaak, die ook in het kader van de Lissabonafspraak nog wel iets betekent. Antiballistisch kunnen opereren in NAVO-verband is van groot belang. Dat vindt ook mijn fractie. Een perfecte oplossing is het wellicht niet, zo zei de Minister, maar het is wel opgelost. Dat is tekenend voor de krijgsmacht. Die maakt van elke missie een mission possible. De zorgen van mijn fractie op dit vlak zijn weggenomen.
Het is gebruikelijk om te kijken naar het lerend vermogen van het kabinet en van de Kamer bij de uitzending van militairen. Ik vind dat de Minister van Buitenlandse Zaken daar terecht op wees in zijn inleiding. Vorige week hebben wij een debat gevoerd over een nieuwe missie in een nieuw gebied. De missie waarover wij nu spreken, wordt vandaag wellicht verlengd; daar ga ik wel van uit. Vorig jaar heb ik het debat mogen voeren met een aantal fracties die zelfs van mening waren dat Turkije bij wijze van spreken onder de vlag van onze Patriots veel gemakkelijker in staat zou zijn om zelf aanvallend op te treden tegen Syrië. Dat hoor je vandaag niet meer en dat viel mij op. Nu hoor je weer heel andere argumenten.
De realiteit is dat Turkije – dat heeft de Minister van Buitenlandse Zaken terecht opgemerkt – 500.000 Syrische vluchtelingen heeft opgevangen en daar 2 miljard dollar aan heeft besteed. Turkije kiest er niet voor om naast Syrië te liggen, net zo min als wij ervoor kiezen om onder de zeespiegel te liggen, waardoor wij enorme Deltawerken moeten bouwen. Soms is solidariteit ook in ons eigen belang, zo zeg ik tegen de mogelijke neezeggers van vandaag. De realiteit is dat Syrië wel degelijk in staat is, zo bleek het afgelopen jaar, om chemische wapens tegen nota bene de eigen bevolking in te zetten en dat het nog steeds een gruwelijke oorlog voert. Misschien zijn aanvallen op Damascus voorkomen. De Nederlandse, Duitse en Amerikaanse Patriots vervullen nog altijd een reële rol om een reële dreiging te kunnen afwenden.
Om die reden stemt mijn fractie in met een verlenging van deze missie. Wederom wens ik de mannen en vrouwen die daar keihard moeten werken, soms in barre omstandigheden, alle goeds toe. Vanzelfsprekend wens ik hun ook een behouden thuiskomst. Ik hoop dat zij de uitzenddruk – daarvan is hier toch wel sprake – aan blijven kunnen.
De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor hun beantwoording. Daaruit blijkt dat zij de opmerkingen en vragen van de Kamer buitengewoon serieus nemen, met name betreffende de rol die Turkije zelf moet spelen. Wij zijn geen partij die afspraken maakt in het kader van bondgenootschappelijke verplichtingen om daarna te kunnen zeggen: het komt ons nu niet uit. Als de Turken hulp nodig hebben in het kader van de NAVO, horen wij daar te staan. Dat betekent echter ook dat wij ook van de Turken dingen mogen vragen. Ik ben blij met de antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken, die heeft gezegd: ik zal mijn ambtsgenoot aanspreken, met respect voor ieders soevereiniteit, op deze zorgpunten, die breed leven, niet alleen binnen Nederland, maar ook binnen de NAVO. Wil Turkije een betrouwbare bondgenoot zijn, zoals ook van ons verwacht wordt, dan mogen wij hen daar ook op aanspreken.
Het afgelopen jaar heeft bewezen dat juist de inzet van de Nederlandse Patriots ertoe geleid heeft dat Turkije daadwerkelijk beschermd is. Je kunt met Patriots niet af en toe wel en af en toe niet beschermen: of je biedt bescherming, of je doet het niet, maar je kunt niet 's nachts de luiken dichtdoen en zeggen dat je vanavond geen dreiging verwacht. Zo werkt dat meestal niet.
Ik heb de Minister van Defensie goed verstaan in haar antwoord over de uitzendbescherming. Ik begrijp zowel de bonden als de Minister. Wij zullen bijzonder nauwgezet volgen dat deze uitzondering niet de regel wordt, want dan hebben wij een ander probleem. Ik ben heel blij met de toezegging van de Minister om de voortzettingsproblematiek voor met name deze nichecapaciteit te bekijken. Ik ben blij dat zij wil nagaan welke mogelijkheden daarvoor zijn.
Onze fractie heeft buitengewoon veel respect voor de militairen die zich de afgelopen periode daar hebben ingezet. Er is niet altijd actie, zeiden militairen in een interview in de krant, maar je moet toch alert blijven en dat is vaak makkelijker als er actie is. Het gaat niet alleen om de militairen, maar ook en vooral om de mensen thuis. Een militair zei zaterdag in De Limburger: daar, thuis in Nederland, zitten de echte helden; dat zijn de mensen die het alleen moeten rooien als hun partners in het buitenland zitten.
Met inachtneming van de opmerkingen en toezeggingen van beide ministers stemt onze fractie in met de verlenging van deze belangrijke missie in Turkije.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank beide ministers voor de uitgebreide beantwoording. De context van deze missie is de grote ellende in Syrië en de spillover naar de buurlanden. Het is belangrijk dat wij de brief die Minister Timmermans heeft toegezegd, in januari ontvangen. Ik kijk daar zeer naar uit, want het structurele karakter van dit probleem vraagt om structurele langetermijnantwoorden.
D66 heeft vandaag aandacht gevraagd voor de aanleiding voor deze missie. Is de missie nog steeds nodig? Het kabinet heeft gezegd dat zij nog steeds nodig is. Het risico dat zo'n raket afzwaait en in Turkije terechtkomt, is weliswaar klein, maar de impact daarvan zou overweldigend groot zijn.
D66 heeft ook aandacht gevraagd voor de financiering. Dat de missie gefinancierd moet worden, staat buiten kijf. Mijn fractie vindt het wel jammer dat er OS-stickertjes op Patriots moeten worden geplakt.
Ik kom op de uitzendbescherming. Mijn fractie heeft, net als alle andere fracties, ook hiervoor aandacht gevraagd. Ik heb veel respect voor het creatieve reken- en schuifwerk van de Minister, maar ik hoop dat het eenmalig is. Zij wil dat hier niet toezeggen; je kunt nu eenmaal weinig uitsluiten in het leven, maar toch. Wij hopen echt dat dit eenmalig is. Wij zouden graag gedurende de missie informatie blijven ontvangen over de werking van die creatieve maatregelen.
Als puntje bij paaltje komt, is het duidelijk. Het betreft een verzoek om bijstand van NAVO-bondgenoot Turkije vanwege dreiging op het eigen grondgebied. Dat de PVV juist op dit moment Turkije uit de NAVO wil laten zetten, juist nu actief gevaar dreigt, en dat de PVV Turkije juist op dit moment bondgenootschappelijke steun wil onthouden, is natuurlijk extreem cynisch. Ik denk dat de PVV vanavond heeft laten zien dat zij bepaald geen vriend is van het NAVO-bondgenootschap, noch van veiligheid en vrijheid in de wereld.
Voor D66 staat vanavond als een paal boven water dat deze missie wenselijk en nodig is. Mijn fractie stemt daarom in met de missie en wenst alle uit te zenden mannen en vrouwen alle goeds en een behouden thuiskomst.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen voor hun antwoorden in eerste termijn. De argumentatie voor verlenging van deze missie is zonneklaar. Wie zich daaraan wil onttrekken, is ofwel op zoek naar argumenten om een bepaalde positie te onderbouwen, ofwel begrijpt het principe van een bondgenootschap niet helemaal.
Mijn fractie heeft veel nadruk gelegd op de personele kwesties en dat was niet zonder reden. De inspanningen die Defensie verricht heeft, waardeer ik zeer. Ik waardeer het ook zeer dat de Minister van Defensie heeft gezegd dat zij in gesprek zal blijven met de bonden bij de tenuitvoerlegging van zowel de compenserende maatregelen in de komende maanden als het realiseren van een structurele oplossing voor het probleem dat hier aan de orde is. Wij moeten deze problemen uiterst serieus nemen. Ik waardeer het zeer dat de Minister zegt dat zij dit als een uitzondering beschouwt. Mijn fractie doet dat in ieder geval zonder meer en zal de Minister daar ook aan houden.
Over de financiering is veel gezegd. Wij hadden nog kunnen proberen om het woord «BIV-ability» tot woord van het jaar te maken, maar die eer schijnt vandaag al aan een ander woord gegund te zijn. Laten wij het daar maar bij houden.
Mijn fractie stemt in met de verlenging van deze missie. Wij denken dat het een belangrijke missie is voor het grootste probleem in de wereld op het gebied van vrede en veiligheid waar wij nu mee te maken hebben. Het is belangrijk dat zowel het kabinet als de Kamer zich op alle mogelijke manieren blijft inzetten voor een politieke oplossing en voor het adresseren van de enorme humanitaire problemen die de burgeroorlog in Syrië met zich brengt.
Wij hebben het grootste respect voor de Nederlandse mannen en vrouwen die het afgelopen jaar de missie draaiende hebben weten te houden. Wij wensen de mensen die het komende jaar de missie draaiende zullen houden, sterkte, succes, veiligheid en een behouden thuiskomst toe.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. In de ogen van mijn fractie heeft Turkije tonnen boter op het hoofd als het gaat om de escalatie van de strijd in Syrië. Ik wijs er nog maar eens op dat het vliegveld van Hatay – dat ligt in het puntje van Turkije, waar Turkije grenst aan Syrië en aan de Middellandse Zee; dat puntje wijst vanuit Turkije naar beneden – door de mensen die in die omgeving wonen, de talibanairport wordt genoemd. Daarmee geven zij aan dat zij allemaal waarnemen dat via dat vliegveld heel veel strijders naar Syrië zijn gegaan. Ik heb het betoog van de Minister van Buitenlandse Zaken gehoord. Hij zei: het is voor Turkije misschien een beetje lastig om de hele grens dicht te houden. Dat moge zo zijn, maar als de hele bevolking in die regio ziet wat er gebeurt, maak je mij niet wijs dat de Turkse overheid niet in de gaten heeft wat er gebeurt. Zij heeft dat gewoon laten gebeuren. Er zijn ook ooggetuigenverslagen. Mensen hebben gewoon gezien dat busladingen jihadstrijders van Turkse vliegvelden naar de Syrische grens werden gereden, begeleid door nota bene de politie van Turkije. The Wall Street Journal heeft het aantal vliegbewegingen vanuit Saudi-Arabië en Qatar richting Turkije uitvoerig geanalyseerd. Op dit moment is dat aantal inderdaad weer laag, maar er is een periode van een paar maanden geweest, waarin dat gigantisch en onverklaarbaar piekte. Dan maak je mij niet wijs – ik begrijp niet dat onze regering zich dat laat wijsmaken – dat Turkije niet in de gaten had wat daar aan de hand was: dat daar op dat moment enorme hoeveelheden wapens Turkije binnenkwamen met bestemming Syrië.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd dat hij het wat wrang vindt dat nu wordt geopperd dat Turkije voor de Patriotservice misschien toch zelf zou moeten betalen, omdat Turkije al zo veel betaalt voor de vluchtelingen die vanuit Syrië in Turkije moeten worden ondergebracht. Ik wijs erop dat Turkije zelf gigantisch aan dit zelfrijzend bakmeel heeft bijgedragen – ik heb net de manieren geschetst – door op zijn minst te gedogen dat de strijd in Syrië werd opgeklopt en escaleerde. Op zijn minst heeft Turkije ervoor gezorgd dat er gist in Syrië werd gestopt; dat gist heeft ervoor gezorgd dat de vluchtelingenstromen op gang kwamen en dus ook over de grens, in Turkije, terechtkwamen. Dat Turkije nu financieel voor die vluchtelingen moet opdraaien, is een koekje van eigen islamitisch deeg. Ik vind het dus helemaal niet wrang om te zeggen dat Turkije voor die Patriotservice zelf de kosten zou moeten betalen. Ik vind het wel wrang dat nu aan de Nederlandse belastingbetaler wordt gevraagd om voor al dat wanbeleid van Turkije, van de heer Erdogan, de financiële gevolgen te dragen.
Mijn fractie zal dus de verlenging van deze missie niet steunen. Ik heb wel in de gaten dat de missie voldoende steun van de Kamer krijgt en dat deze dus wel verlengd zal worden. Met het oog daarop zeg ik natuurlijk dat ik al onze mensen die aan de missie deelnemen, veel succes in hun werkzaamheden en een behouden terugkeer naar Nederland toewens.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Mijn fractie is kritisch over de verlenging van deze missie. De argumenten daarvoor heb ik genoemd. Als andere partijen een beroep doen op solidariteit, frons ik toch wel even de wenkbrauwen. Wij hebben gesproken over de humanitaire ramp die plaatsvindt: er zijn 2 miljoen vluchtelingen, van wie Nederland er slechts 250 opneemt. Dan denk ik: begin dan niet over solidariteit. Ik ben het helemaal eens met Amnesty International dat de EU in schaamte haar hoofd gebogen moet houden.
De heer Knops (CDA): Nu komt voor de zoveelste keer de wedstrijd «wie biedt het meest». Of het er nu 250 of 2.500 zijn, het zijn er nog steeds te weinig om die 2 miljoen mensen op te vangen. Wij zijn in de vluchtelingenkampen geweest. Ik zeg de Minister van Buitenlandse Zaken na dat het allemaal perfect geregeld is en dat de Turken er veel inspanningen leveren, maar dat het echt geen oplossing kan zijn – als de heer Van Dijk denkt van wel, hoor ik dat graag – om 2 miljoen mensen hiernaartoe te halen omdat wij dan onze taak goed vervuld zouden hebben.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik pleit er helemaal niet voor om hier 2 miljoen mensen naartoe te halen. Ik constateer alleen dat wat wij nu doen, een schijntje is. Er zit nog heel veel tussen 2 miljoen en 250. Het is opmerkelijk dat de heer Knops mij nu interrumpeert, want hij sprak mij niet aan op solidariteit; dat deed zijn buurman, de heer Ten Broeke.
De heer Knops (CDA): Ik spreek de heer Van Dijk zelfstandig aan – ik kan hem ook aanspreken zonder dat hij mij aanspreekt; dat doe ik nu ook – op het feit dat hij oneigenlijke argumenten gebruikt. Ik zeg andere leden na dat het heel opvallend is dat er nu allerlei argumenten op tafel worden gelegd als een soort alibi om maar niet voor verlenging van deze missie te hoeven stemmen. Dat is het punt.
De heer Jasper van Dijk (SP): Nee, iemand anders valt mij aan op het feit dat ik niet solidair zou zijn. Dan denk ik: begin niet over solidariteit zonder te kijken naar de humanitaire rol die Nederland wat mij betreft verzuimt hierin te spelen. Wij verschillen van mening – dat blijkt – over het aantal vluchtelingen dat je kunt opnemen. Daarover kun je heel lang discussiëren, maar 250 in Nederland tegenover 500.000 in Turkije is werkelijk buiten alle verhoudingen. Over de Patriots verschillen wij van mening. Dat was volgens mij al duidelijk.
De heer Servaes (PvdA): Ik heb hier bezwaar tegen, want de heer Van Dijk vermengt een andere discussie met de discussie die wij vandaag voeren. De reden waarom hij dat doet, laat zich raden: hij heeft de argumenten voor het vraagstuk waarover wij vandaag spreken niet op een rijtje. Zijn collega Van Bommel nam vorig jaar deel aan dit debat. Hij gaf drie argumenten waarom de SP niet kon instemmen met de missie. Ten eerste vond de SP de besluitvorming destijds niet zorgvuldig. Ten tweede meende de SP dat we een oorlog in gerommeld werden; je hoort het de heer Van Bommel bijna zeggen. Ten derde zou Turkije de missie gebruiken voor offensieve acties tegen de Koerden in Noord-Syrië. Kan de heer Van Dijk mij vertellen welke van deze drie argumenten werkelijkheid is geworden en dus nog overeind staat?
De heer Jasper van Dijk (SP): De heer Servaes heeft een aardige poging gedaan om de inbreng van de SP samen te vatten, maar die samenvatting is niet helemaal correct. Ik heb de inbreng van collega Van Bommel van destijds voor me liggen. Hij heeft nog meer argumenten gebruikt. Er is geen acute dreiging; dat argument heb ik in mijn eerste termijn ook gegeven. Een aanval vanuit Syrië op Turkije is zelfmoord. Rebellen kunnen het zien als een aanmoediging om meer geweld te gebruiken; dat argument heeft de heer Van Bommel ook genoemd. De samenvatting van de heer Servaes is dus onvolledig. De Turkse betrokkenheid bij wapenleveranties heb ik uitgebreid genoemd in mijn eerste termijn. Daar is de heer Servaes niet op ingegaan. Er is een punt bij gekomen: de uitzendbescherming. Daarover heeft de heer Servaes grote woorden gesproken, maar zoals ik voorspelde, gaat hij gewoon akkoord met verlenging van de missie; het niet voldoen aan de uitzendbescherming mag een uitzondering zijn. Zowel de argumenten die collega Van Bommel destijds heeft gebruikt, waarvan de heer Servaes er een aantal heeft uitgevist die hem nu goed uitkomen, als de argumenten die ik nu gebruik, staan nog steeds recht overeind.
De heer Servaes (PvdA): Ik constateer dat de heer Van Dijk op geen van de argumenten die ik net noemde, is ingegaan. Daarmee zegt hij eigenlijk dat die drie hoofdargumenten niet meer gelden. Hij haalt er allerlei andere woorden bij; daarover hebben wij het net gehad. Het feit dat er niets gebeurd is in het afgelopen jaar, kun je net zo goed opvoeren als bewijs dat de missie gewerkt heeft, om te laten zien dat we uitbreiding van deze oorlog niet zullen accepteren. De SP noemde vorig jaar drie hoofdargumenten. De heer Van Dijk gaat daar niet op in omdat hij zich donders goed realiseert dat daar niets van is uitgekomen. Hij is nu opnieuw op zoek naar argumenten voor een standpunt.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik constateer dat antwoord geven aan de heer Servaes geen zin heeft, want hij luistert helemaal niet naar mijn antwoord. Ik heb gezegd dat hij er drie argumenten uitvist die hem goed uitkomen. Misschien mag mijn eigen fractie kiezen wat haar argumenten voor of tegen een missie zijn; de heer Servaes houdt echter stug vol dat hij wel zou weten wat onze argumenten zijn. Ik heb vijf punten genoemd waarom wij bezwaar maken tegen deze missie. Daar zou hij op in moeten gaan, maar dat doet hij niet.
De heer Ten Broeke (VVD): De heer Van Dijk verwees ook naar mij omdat ik hem gebrek aan solidariteit verweet. Een van de redenen waarom ik dat deed, is gelegen in de inbreng van de SP van vorig jaar, die mij nog helder voor de geest staat. Het is voor mij niet noodzakelijk dat alle argumenten van vorig jaar nog overeind staan, maar is de heer Van Dijk in elk geval zo fair om te erkennen dat een van die argumenten niet terecht was? Van het argument dat toen prominent door zijn collega Van Bommel werd genoemd, namelijk dat de Nederlandse Patriots zouden kunnen bijdragen aan een Turkse aanval op Syrisch grondgebied, is immers niets gebleken. Kan de heer Van Dijk ook ingaan op het punt dat de Minister van Buitenlandse Zaken heeft genoemd? Hij maakte het verschil tussen een acute en een reële dreiging. Zou dit misschien te maken kunnen hebben met juist de aanwezigheid van die raketten in Turkije? Zou de acute dreiging van een regime dat zijn hand er niet voor omdraait om zijn eigen bevolking te vergassen, misschien zijn toegenomen als er geen raketten hadden gestaan?
De heer Jasper van Dijk (SP): Naar dat laatste punt kunnen wij slechts gissen: dat weet de heer Ten Broeke niet, dat weet ik niet. Het eerste punt is heel actueel geweest in de zomer, toen er sprake was van een interventie door de Verenigde Staten, waar Turkije zeer gewillig tegenover stond. De heer Ten Broeke kiest, net als de heer Servaes, steeds punten die hem goed uitkomen, maar er spelen nog meer punten een rol bij onze bezwaren tegen deze missie. Ik erken dat je altijd een afweging moet maken tussen voors en tegens: de ene keer geef je wel steun, de andere keer niet. Het punt van de directe en indirecte Turkse betrokkenheid bij de oorlog in Syrië is ook heel belangrijk. Er spelen dus allerlei factoren een rol.
De heer Ten Broeke (VVD): Het verschil tussen mijn vraag en die van de heer Servaes is dat ik de heer Van Dijk de gelegenheid gaf om met de meest zwakke argumenten nog weg te komen. Die gelegenheid had hij kunnen omarmen. De heer Van Dijk is het toch met mij eens dat niets is gebleken van wapenleveranties, het argument dat volgens hem overeind blijft? Dat kan in ieder geval niet worden hard gemaakt. Een Turkse interventie in Syrië, wat ook een argument van de heer Van Dijk is, is niet voorgekomen. Hij koppelt dit aan het niet doorgaan van de Amerikaanse aanval op Damascus. Dit had toch alles te maken met die gifgasaanval? Of wil hij dat element uit de geschiedenis even wegpoetsen?
De heer Jasper van Dijk (SP): Zegt de heer Ten Broeke nu werkelijk dat er geen wapenleveranties hebben plaatsgevonden? Dat kan hij niet menen. Daar zijn zo veel aanwijzingen voor. Denk bijvoorbeeld aan Human Rights Watch. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven. Vanochtend nog schreef de Franse pers over een bedrag van 47 ton voor wapens. De Minister van Buitenlandse Zaken noemt het zelf! Hij sprak over wapens die vanuit Qatar en Saudi-Arabië via Turkije aan Syrië worden geleverd. Er zijn zo veel aanwijzingen voor. De heer Ten Broeke moet dat nu niet ontkennen.
Ik ben dolgelukkig dat er geen Amerikaanse interventie en geen oorlog is gekomen. Het is fantastisch dat daarvoor in de plaats het opruimen van chemische wapens is gekomen. Je moet jezelf echter de vraag stellen welke rol de Patriots daarbij spelen. Die vraag is buitengewoon lastig te beantwoorden.
Voorzitter. Ik kom op het Budget Internationale Veiligheid. Ik ben het eens met de mensen die zeggen dat het een grabbelton is. Het is een potje van Defensie dat zogenaamd naar Ontwikkelingssamenwerking is gegaan: doelen waaraan geld wordt gegeven, moeten ontwikkelingsrelevant zijn. In de praktijk kan echter elke missie eruit betaald worden. Daarmee stel ik vast dat het niet-aangenomen amendement-Knops de facto wel materieel wordt uitgevoerd. Het is gewoon een potje van Defensie; gefeliciteerd daarmee.
Het is niet fraai wat er met de uitzendbescherming is gebeurd. Afspraken worden geschonden. De Minister van Defensie zegt dat het een uitzondering is, maar zij kan niet garanderen dat het niet opnieuw zal gebeuren. Het kan dus alle kanten op. Wat mij betreft is het een bewijs of illustratie van het feit dat ambities en budget knellen. Om hieruit te komen, moet je aan een van de twee iets doen. Naar mijn mening moet je kijken naar de regels voor uitzendbescherming, bijvoorbeeld naar het instemmingsrecht. Dit zullen wij nog bespreken naar aanleiding van de brief van de Minister van Defensie, die wij nu heel snel zullen ontvangen.
Alles afwegende, stemt de SP niet in met verlenging van de missie. Zij wenst wel alle militairen alle goeds en een behouden thuiskomst.
Minister Timmermans: Voorzitter. Vanwege de rookgordijnen die de laatste twee sprekers hebben opgeworpen, wil ik terug naar de essentie van waar het vandaag eigenlijk om gaat. Een NAVO-bondgenoot doet een beroep op andere bondgenoten. Er zijn drie NAVO-bondgenoten – drie en niet meer – die beschikken over middelen waarmee Turkije zichzelf en zijn steden kan verdedigen tegen de dreiging van ballistische raketten: de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland. Die drie landen hebben tegen NAVO-bondgenoot Turkije gezegd: jullie hebben een dreiging, jullie doen een beroep op ons en wij antwoorden met «ja» op dat beroep. Dat is de essentie. Ik vind dat die missie een jaar lang heeft bewezen nuttig en belangrijk te zijn om escalatie in het grensgebied van Turkije en Syrië te voorkomen. Er heeft geen escalatie plaatsgevonden.
Vorige week spraken wij over een missie naar Mali. Sinds vorige week weet ik dat de SP nee zegt, zelfs als een missie voldoet aan alles wat de SP altijd gevraagd heeft. Dat stelde mij toen teleur van de SP. Als zelfs tegen zo'n missie nee wordt gezegd, weet ik dat deze week ook een nee volgt voor de missie naar Turkije, al heeft dit nee weer andere kleuren dan het nee van vorig jaar. Dat is in het debat genoeg aangetoond. Er moet en zal een nee komen, wat er ook gebeurt en wat de argumenten ook zijn. Men is dan in staat om 40 verschillende kleuren nee te laten zien, wat op zichzelf een prestatie is.
Ik blijf er echter bij dat wij met «ja» moeten antwoorden op het beroep dat NAVO-bondgenoot Turkije op ons doet om een middel ter beschikking te stellen waar maar heel weinig NAVO-bondgenoten over beschikken en dat een directe bijdrage levert aan het voorkomen van escalatie in een gebied met grote veiligheidsdreigingen. Daarom ben ik blij dat een grote meerderheid van de Kamer dit kabinetsvoornemen steunt en dat, ongeacht of men steun verleent aan de missie of niet, alle fracties hier aanwezig hun steun hebben toegezegd aan de Nederlandse militairen die dit namens ons moeten uitvoeren. Daar dank ik alle fracties voor, maar ik moet niet voor mijn beurt spreken, voordat de Minister van Defensie hierover het woord heeft gevoerd.
De heer Jasper van Dijk (SP): Met dat laatste ben ik het helemaal eens, maar met dat eerste natuurlijk niet. De Minister mag heel kleurrijk en bloemrijk vertellen hoe hij de inbreng van de Kamer interpreteert – dat kan hij ook heel goed – maar hij kan niet bepalen of missies voor 100% voldoen aan eisen van de SP. Hij heeft vorige week een uitgebreid debat gevoerd over Mali waarin hij de afwegingen van de SP heeft gehoord. Hij kan dus niet volhouden dat het allemaal voldoet aan de standpunten van de SP. Dat is onjuist.
Minister Timmermans: Uiteraard gaat de SP daar helemaal zelf over, maar ik heb de afgelopen vijftien jaar enige ervaring opgedaan. Ik kan mij heel goed de kritiek van de SP herinneren: het moest VN-gemandateerd zijn et cetera. Naar mijn stellige overtuiging voldeed de missie naar Mali daaraan, maar de SP was het daar niet mee eens. Vandaag heb ik van de heer Van Dijk echt andere argumenten gehoord dan de hoofdargumenten van de heer Van Bommel vorig jaar. Ik had gehoopt dat de SP zou zeggen: wij hebben het toen zo ingezet, maar op die punten zijn onze angsten niet uitgekomen, misschien dankzij de inzet van deze missie. Dat had de SP gesierd. Dat laat onverlet dat het geheel aan de SP is of zij de verlenging van deze missie wil steunen of niet. Ik ben in ieder geval blij dat een grote meerderheid van de Kamer het met het kabinet eens is dat het in ons veiligheidsbelang is en dat het in het collectieve veiligheidsbelang van het bondgenootschap is dat Nederlandse middelen en militairen worden ingezet om de stabiliteit in die regio te dienen.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ook ik dank de leden voor hun bevlogen woorden over onze militairen. De uitzenddruk is begrijpelijkerwijs voor allen een punt van aandacht; dat is het voor mij ook. De heer Sjoerdsma vroeg concreet of wij ook tussentijds willen aangeven wat de stand van zaken is. Ik zeg dat graag toe. Ik denk dat wij er wel een halfjaar voor moeten uittrekken. In de zomer zal ik de Kamer dus een overzicht doen toekomen met het aantal militairen waarover het gaat, met een terugblik en een vooruitblik. Dat doe ik graag. Ik heb ook aangegeven dat de uitzendbescherming, de norm 1:2, niet ter discussie staat. Het is echt een uitzondering. Kan ik daarmee tot in de eeuwigheid iets uitsluiten en garanties geven dat het nooit meer zal voorkomen in een bepaald geval? Nee, dat kan ik niet, maar ik zeg wel dat ook voor mij de uitzendbescherming vooropstaat.
Over de zorg voor ons personeel, voor onze militairen, ben ik te allen tijde bereid om met de bonden te praten. Dat heb ik aangegeven. Dat zal ik blijven doen. Ik wil echter niet – dit zeg ik naar aanleiding van het debat dat nog volgt op de brief die ik nog moet sturen – dat wij een veranderende rol krijgen voor de bonden in het kader van uitzending of operationele noodzaak en dat soort dingen. Daarover moeten wij naar aanleiding van de brief heel heldere afspraken maken. De zorg voor militairen is een terecht aandachtspunt voor de bonden, maar dat is iets anders dan het verkrijgen van instemmingsrecht voor uitzendingen en daarmee het oordelen over de operationele noodzaak. Dat wil ik alvast aangeven.
De PVV sprak over tonnen boter op het hoofd en een koekje van eigen islamitisch deeg. De bondgenootschappelijke solidariteit is er een om te koesteren. Wat mij betreft is cherry picking uit den boze. «Costs lie where they fall» is een belangrijk uitgangspunt geweest binnen de NAVO; dat zal zo blijven. De inzet van Patriots is een belangrijke nichecapaciteit voor Nederland om internationaal een bijdrage te kunnen blijven leveren. Nogmaals: het is iets om te koesteren, niet iets om op af te geven. Daarmee rond ik mijn antwoord af. Ik dank iedereen nogmaals voor de vriendelijke woorden over onze militairen.
De voorzitter: Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording in tweede termijn. Ik vraag de leden nog even aandacht voor een aantal afrondende opmerkingen. Er zijn vier toezeggingen gedaan. De eerste is dat de Kamer een bredere brief ontvangt over Syrië, inclusief de inzet van Nederland voor humanitaire hulp; deze brief wordt voor het begin van de vredesconferentie aan de Kamer gestuurd. Dit zijn de letterlijke woorden van de Minister van Buitenlandse Zaken: voor het begin van de conferentie. De conferentie is op 22 januari 2014. Ik kan mij zo voorstellen dat de Kamer daarover voordien wil spreken. Ik laat het aan de Minister om ervoor te zorgen dat de Kamer de brief tijdig ontvangt. Ik denk bijvoorbeeld aan een week van tevoren.
De heer Servaes (PvdA): Ik wil niet op de dag af afspraken maken, maar ik zou het waarderen als de brief voor het einde van het reces bij de Kamer zou zijn, zodat wij erover kunnen spreken als daar aanleiding toe is.
De voorzitter: Dan verzoek ik de Minister om die brief maandag 13 januari, de laatste dag van het reces, naar de Kamer te sturen. Dan heeft de Kamer voldoende tijd om hierover voor de conferentie te spreken.
De tweede toezegging luidt: de Kamer wordt ingelicht als meer bekend wordt over de aankoop van een Chinees wapensysteem door Turkije. De Minister zal zijn ambtsgenoot hierover spreken.
De derde toezegging betreft een brief van de Minister van Defensie over de uitzendbescherming. Deze is toegezegd bij de begrotingsbehandeling van Defensie voor 2014. Deze brief wordt zo spoedig mogelijk aan de Kamer gestuurd.
De vierde en laatste toezegging is dat de Kamer voor de begrotingsbehandeling van Defensie voor 2015 de uitkomst ontvangt van de evaluatie over het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando waarbij de mogelijkheden worden betrokken om het voortzettingsvermogen van de Patriots te vergroten.
Ik zie dat iedereen akkoord gaat met de weergave van de toezeggingen. Als ik het goed heb, is dit het laatste Kamerdebat van dit jaar voor de Minister van Defensie. Wij zien haar dit jaar niet meer plenair noch in een algemeen overleg, al is er nog van alles mogelijk omdat er nog twee regelingen van werkzaamheden komen. De Minister van Buitenlandse Zaken zien wij nog terug, zowel plenair als in een algemeen overleg.
Alvorens af te ronden, wil ook ik de militairen en eenieder die betrokken is bij deze missie, succes wensen. Wij weten ook dat militairen veel plezier hebben in hun werk. Ik wens hun veel succes en een behouden thuiskomst. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoord in tweede termijn. Ik dank ook de medewerkers en de belangstellenden op de publieke tribune en thuis, evenals de Kamerleden en hun ondersteuning. Voordat ik de hamer laat vallen, wil de Minister van Defensie nog iets zeggen.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik dank u voor uw vriendelijke woorden. U bent altijd zeer volledig, dus misschien had ik net even een probleem met mijn oren. Ik had nog een toezegging gedaan aan de heer Sjoerdsma over een terugblik en vooruitblik betreffende de uitzendbescherming.
De voorzitter: Dank u wel, Minister. Die toezegging was ons niet ontgaan. Die hebben wij samengenomen met de brief over de uitzendbescherming. U hebt een terugblik gedaan. De brief over de uitzendbescherming komt, zo neem ik aan, terecht bij de commissie voor Defensie. Ik begrijp nu dat de Minister twee verschillende brieven zal sturen. Dan stel ik vast dat er een vijfde toezegging is: er komt een brief over de uitzendbescherming, waarin de Minister een terugblik zal geven; zij zal de Kamer hierover in de zomer informeren. Ik dank de Minister voor deze aanvulling en wens iedereen nog een fijne avond.
Sluiting 22.39 uur.