Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2011
In het plenaire debat over het wetsvoorstel Verhoging collegegeld langstudeerders (32 618) op 14 april jl. heb ik u toegezegd in een brief de redenen aan te geven waarom ik het wenselijk vind, dat het wetsvoorstel vóór 1 september 2011 tot wet wordt verheven en in het Staatsblad wordt bekendgemaakt. Ook heb ik toegezegd de procentuele verdeling van het aantal langstudeerders in het hbo en wo en de wijze waarop de percentages berekend zijn aan u te doen toekomen.
Het is belangrijk dat het wetsvoorstel vóór 1 september 2011 tot wet wordt verheven en wordt gepubliceerd in het Staatsblad opdat er voor studenten en instellingen helderheid bestaat over de omvang van het verhoogde collegegeld en een tweetal reparaties doorgevoerd is. Door de wet vóór 1 september te publiceren is er een overgangstermijn van een volledig jaar.
Vanwege de discussie in het parlement, heb ik aangegeven sympathiek te staan tegenover het amendement dat door het lid Dijkgraaf is ingediend. Dit amendement beoogt studenten en instellingen een jaar extra te bieden om zich op het verhoogde tarief voor te bereiden. Om die reden acht ik het van belang, dat er ook daadwerkelijk een volledig studiejaar ligt tussen de vaststelling en publicatie van de wet en het moment dat de verhoging ingaat. Daarom vind ik het wenselijk het verhoogde tarief in de wet te regelen, en niet, zoals het lid van uw Kamer Rouvoet in amendement nr. 31 voorstelt, in een algemene maatregel van bestuur. Bovendien vind ik het belangrijk dat het parlement bij de introductie van de nieuwe maatregel instemt met de hoogte van de opslag van € 3000. Hierdoor wordt een betere juridische borging bewerkstelligd.
In het wetsvoorstel zijn twee reparaties opgenomen. In artikel 7.45a, zevende en achtste lid, wordt de gelijkstelling van afsluitende examens van vóór de introductie van de bachelor- masterstructuur geregeld. Het uitgangspunt van de Wet Versterking besturing, dat een tweede achtereenvolgende studie alleen tegen instellingscollegegeld gevolgd kan worden, zou, ingeval de reparatie niet wordt doorgevoerd, worden verlaten.
Een andere reparatie betreft studenten die een tweede (achtereenvolgende) opleiding volgen op het gebied van de gezondheidszorg of onderwijs. Voor deze opleidingsgebieden heeft de regering een bijzondere verantwoordelijkheid. Om deze reden mogen studenten een dergelijke opleiding volgen tegen wettelijk collegegeld. Een eventuele parallelle studie die naast deze opleiding gevolgd wordt, dient echter niet vrijgesteld te worden van de verplichting collegegeld te betalen. Voor een dergelijke opleiding dient instellingscollegegeld te worden gerekend. In dit wetsvoorstel is dat door middel van een reparatie alsnog gewaarborgd.
Ook het lid van uw Kamer Rouvoet onderkent, blijkens het door hem ingediende amendement, de noodzaak van snelle bekendmaking van de wet. De verschillen tussen zijn amendement en het amendement Dijkgraaf betreffen de wijze waarop de verhoging vastgesteld wordt en de reparatie die als tweede genoemd is in deze brief. In verband met hierboven genoemde redenen, ontraad ik amendement 31. Daarnaast wijs ik de leden van uw Kamer erop dat amendement 10 de mogelijkheid biedt aan instellingsbesturen om bij decentrale selectie ook rekening te houden met de hoogte van cijfers. Het amendement lijkt voldoende steun te hebben in uw Kamer, en is ook door mij omarmd tijdens de eerste termijn. Indien amendement 31 aangenomen wordt, zal de mogelijkheid die amendement 10 biedt, een jaar later in werking treden. Daarmee loopt de invoering van het amendement uit de pas met de beoogde invoering van het wetsvoorstel Ruim baan voor talent (32 253).
Tenslotte wil ik u meegeven dat van het aantal langstudeerders 52,8% bij het hbo is ingeschreven en 47,2% bij het wo. Deze verdeling is gebaseerd op het aantal inschrijvingen op 30 september 2010.
De staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra