Ontvangen 5 april 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
II
Na onderdeel F wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa
Na artikel 7.51 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Het wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, is met ingang van 1 september 2012 verschuldigd door een student die voldoet aan de voorwaarden die in artikel 7.45a worden gesteld om in aanmerking te komen voor het wettelijke collegegeld en die blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52, sedert 1991 langer voor een masteropleiding ingeschreven is geweest dan twee studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 60 studiepunten betreft.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de peildatum voor de berekeningswijze van het aantal studiejaren dat een student is ingeschreven, vastgesteld en kunnen overige aspecten van die berekening worden geregeld.
3. Een student die, nadat hij een bachelorgraad of een mastergraad heeft behaald, voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt en op grond van artikel 7.45a in aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, is voor die opleiding gedurende het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend het wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd.
4. Indien een student op grond van artikel 5.6, tiende lid, van de Wet studiefinanciering 2000 een jaar verlenging van de duur van de prestatiebeurs wordt verleend, wordt eenmalig het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, vermeerderd met een jaar.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de categorieën studenten, bedoeld in het derde en vierde lid, worden uitgebreid.
6. Dit artikel vervalt met ingang van 1 september 2013.
1. Het wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, is met ingang van 1 september 2013 verschuldigd door een student die voldoet aan de voorwaarden die in artikel 7.45a worden gesteld om in aanmerking te komen voor het wettelijke collegegeld en die blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52, sedert 1991 langer voor een masteropleiding ingeschreven is geweest dan:
a. drie studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 120 studiepunten betreft,
b. twee studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 60 studiepunten betreft.
2. Voor de berekening van de studielast wordt het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b naar boven afgerond tot 120 studiepunten.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de peildatum voor de berekeningswijze van het aantal studiejaren dat een student is ingeschreven, vastgesteld en kunnen overige aspecten van die berekening worden geregeld.
4. Een student die, nadat hij een bachelorgraad of een mastergraad heeft behaald, voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt en op grond van artikel 7.45a in aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, is voor die opleiding gedurende het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, uitsluitend het wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd.
5. Indien een student op grond van artikel 5.6, tiende lid, van de Wet studiefinanciering 2000 een jaar verlenging van de duur van de prestatiebeurs wordt verleend, wordt eenmalig het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a, b, of c van dat lid vermeerderd met een jaar.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de categorieën studenten, bedoeld in het vierde en het vijfde lid, worden uitgebreid.
7. Dit artikel vervalt met ingang van 1 september 2014.
1. Het wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, is met ingang van 1 september 2014 verschuldigd door een student die voldoet aan de voorwaarden die in artikel 7.45a worden gesteld om in aanmerking te komen voor het wettelijke collegegeld en die blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52, sedert 1991
a. langer voor een opleiding ingeschreven is geweest dan vier studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met een studielast van 180 studiepunten betreft, dan wel
b. langer voor een masteropleiding ingeschreven is geweest dan:
1°. vier studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 180 studiepunten betreft,
2°. drie studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 120 studiepunten betreft,
3°. twee studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 60 studiepunten betreft, of
c. langer ingeschreven is geweest voor een opleiding als bedoeld in artikel 18.15 dan het aantal jaren dat de som is van het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in artikel 7.4, zoals dat luidde op 31 augustus 2002, gedeeld door 42 en vermeerderd met een jaar.
2. Voor de berekening van de studielast wordt het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, naar boven afgerond tot 180 of 120 studiepunten.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de peildatum voor de berekeningswijze van het aantal studiejaren dat een student is ingeschreven, vastgesteld en kunnen overige aspecten van die berekening worden geregeld.
4. Een student die, nadat hij een bachelorgraad of een mastergraad heeft behaald, voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt en op grond van artikel 7.45a in aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, is voor die opleiding gedurende het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, uitsluitend het wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd.
5. Indien een student op grond van artikel 5.6, tiende lid, van de Wet studiefinanciering 2000 een jaar verlenging van de duur van de prestatiebeurs wordt verleend, wordt eenmalig het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a of b van dat lid vermeerderd met een jaar.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de categorieën studenten, bedoeld in het vierde en het vijfde lid, worden uitgebreid.
7. Dit artikel vervalt met ingang van 1 september 2015.
1. Het wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, is met ingang van 1 september 2015 verschuldigd door een student die voldoet aan de voorwaarden die in artikel 7.45a worden gesteld om in aanmerking te komen voor het wettelijke collegegeld en die blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52, sedert 1991
a. langer voor een opleiding ingeschreven is geweest dan:
1°. vijf studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met een studielast van 240 studiepunten betreft, of
2°. vier studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met een studielast van 180 studiepunten betreft, dan wel
b. langer voor een masteropleiding ingeschreven is geweest dan:
1°. vijf studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 240 studiepunten betreft,
2°. vier studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 180 studiepunten betreft,
3°. drie studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 120 studiepunten betreft,
4°. twee studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 60 studiepunten betreft, of
c. langer ingeschreven is geweest voor een opleiding als bedoeld in artikel 18.15 dan het aantal jaren dat de som is van het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in artikel 7.4, zoals dat luidde op 31 augustus 2002, gedeeld door 42 en vermeerderd met een jaar.
2. Voor de berekening van de studielast wordt het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, naar boven afgerond tot 240, 180 of 120 studiepunten.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de peildatum voor de berekeningswijze van het aantal studiejaren dat een student is ingeschreven, vastgesteld en kunnen overige aspecten van die berekening worden geregeld.
4. Een student die, nadat hij een bachelorgraad of een mastergraad heeft behaald, voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt en op grond van artikel 7.45a in aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, is voor die opleiding gedurende het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, uitsluitend het wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd.
5. Indien een student op grond van artikel 5.6, tiende lid, van de Wet studiefinanciering 2000 een jaar verlenging van de duur van de prestatiebeurs wordt verleend, wordt eenmalig het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a, b, of c van dat lid vermeerderd met een jaar.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de categorieën studenten, bedoeld in het vierde en het vijfde lid, worden uitgebreid.
7. Indien een student een ongedeelde opleiding als bedoeld in artikel 18.15 vervolgt met een masteropleiding, telt het aantal studiejaren van die ongedeelde opleiding, verminderd met drie, mee bij de vaststelling van het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
III
In artikel I, onderdeel H, vervalt artikel 18.79.
IV
In artikel II, onderdeel B, wordt «artikel 18.79» vervangen door «artikel 18.78» en wordt «artikel 18.81» vervangen door: artikel 18.79.
V
In artikel III, onderdeel B, vervalt de zinsnede: en wordt artikel 18.79 vernummerd tot 18.80.
Met dit amendement beoogt de indiener een overgangsrecht te creëren voor studenten die al aan hun opleiding bezig zijn. Deze studenten moeten ervan uit kunnen gaan dat zij mogen afstuderen onder de voorwaarden waarmee zij aan hun studie zijn begonnen. Dit amendement regelt dat studenten die niet meer onder een boete uit kunnen komen worden ontzien.
Van der Ham