Vastgesteld 16 februari 2017
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 31 januari 2017 overleg gevoerd met mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 januari 2017 inzake besteding humanitaire hulp 2016 en indicatieve planning 2017 (Kamerstuk 32 605, nr. 194);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 19 juli 2016 inzake El Niño bijdragen (Kamerstuk 32 605, nr. 189);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 november 2016 inzake voortgang bij versterking van de vluchtelingenopvang in de regio (Kamerstuk 19 637, nr. 2253);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 oktober 2016 inzake mogelijkheden tot het verlenen van steun aan Noord-Syrië (Kobani) (Kamerstuk 32 623, nr. 167);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 6 december 2016 inzake verslag van een bezoek aan Uganda van 2 december 2016 en aankondiging van extra hulpbijdragen (Kamerstuk 29 521, nr. 333).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De griffier van de commissie, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Laar, De Roon, Taverne, Van Tongeren, Van Veldhoven en Voordewind,
en mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 17.05 uur.
De voorzitter:
Welkom. Ik zie vier woordvoerders van de kant van de Kamer en ik stel een spreektijd van vijf minuten voor en twee interrupties. Ik maak even melding van het feit dat mevrouw Van Tongeren alleen bij de eerste termijn aanwezig kan zijn. Ik maak ook meteen maar melding van het feit dat zij geen lid is van deze commissie, maar dat ik veronderstel dat de commissie er geen bezwaar tegen zal hebben als zij hier het woord voert. Waarvan akte. Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind van de ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Goed dat wij zo op de valreep en zelfs in de campagne nog over noodhulp spreken, want de nood stopt niet terwijl wij campagne voeren. Sterker nog, de nood is zelfs nog weer hoger dan in 2016. Ik lees in de brief van de Minister dat de verwachting voor 2017 is dat er 96 miljoen mensen in 33 landen humanitaire hulp nodig zullen hebben. Wij kennen landen zoals Jemen, Syrië en Zuid-Soedan, droogte en de hongersnood na El Niño. Daar is noodhulp hard nodig. Als we bekijken hoeveel de internationale gemeenschap daarvoor nodig zou hebben, dan kon met de beschikbare fondsen in 2016 slechts 48% van de behoefte aan noodhulp gefinancierd worden. We zullen zien wat dat zal betekenen voor de noodhulp in 2017. Ik vraag de Minister wel om in internationaal verband te doen wat zij kan doen om in het kader van de Grand Bargain ook de andere landen te blijven aansporen om hun bijdragen te leveren, in ieder geval voor die broodnodige noodhulp.
Bij het herfstakkoord in 2013 heeft de constructieve oppositie in samenwerking met de coalitie 570 miljoen bijgeplust voor noodhulp, maar we zien helaas dat het Relief fund aan het aflopen is als we kijken naar de budgetten voor de komende jaren. Daar komt nog een keer bovenop dat er een structurele bezuiniging wordt doorgevoerd van 1 miljard. Die gaat dit jaar in. De laatste 250 miljoen is er nog weer bijgeplust. Dat betekent ook dat er gewoon minder geld voor ontwikkelingssamenwerking zal zijn in 2017. Als we kijken naar het budget van het noodhulpfonds, waarvoor eerder 570 miljoen was bijgeplust, dan zien we dat daar in 2017 nog 57 miljoen in zit en dat dat in 2018 eigenlijk op nul staat. Het verbaast ons wel een beetje dat er geen structurelere financiering voor dat noodhulpfonds voorzien is door deze Minister, ook omdat de Kamer een aantal keren moties heeft aangenomen om het noodhulpfonds inclusief de Dutch Relief Alliance (DRA) structureel te blijven financieren. We hebben ook eerder gezien dat er een tussentijdse positieve evaluatie is geweest van het noodhulpfonds en specifiek van de DRA, het noodhulpinstrument voor de Nederlandse ngo's. Die was zeer positief. Een grondige eindevaluatie moet er nog komen. Wanneer verwacht de Minister die evaluatie dan? Zal zij op basis van die evaluatie misschien nog het beleid gaan bijstellen, voor zover dat nog kan, in de komende maanden die zij nog heeft te gaan?
Wat het fonds betreft van de Dutch Relief Alliance, heeft de Kamer op initiatief van de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid nog een motie ingediend voor 60 miljoen, een bedrag vergelijkbaar met dat in voorgaande jaren. De Minister heeft toegezegd om in ieder geval 45 miljoen bij te plussen voor dat fonds. Daarvoor zijn wij haar zeer dankbaar, maar ik zie dan nog wel een verschil van 15 miljoen of iets minder voor het volgende jaar, terwijl de nood niet minder zal zijn. Misschien ziet de Minister nog mogelijkheden om vanuit haar post humanitaire hulp, dat is post 4.1 uit haar begroting, middelen door te schuiven naar post 4.4, het noodhulpfonds? Dan zouden de organisaties daar toch weer op die 60 miljoen kunnen rekenen, gezien het werk dat zij de afgelopen jaren hebben gedan en hoe goed het systeem functioneert. Ik hoor daarop graag een reactie van de Minister.
Dan kom ik op de migratiedeals, de migration compacts zoals ze ook wel worden genoemd. Vanuit de ngo's zijn er grote zorgen over de waarborging van de mensenrechten. Hoe garandeert de Minister dat bij deze deals de rechten van vluchtelingen worden beschermd? We weten dat er door de Europese Commissie ook 200 miljoen wordt besteed aan Eritrea, een land waar een sterke dictatuur heerst. Mogelijk worden met die gelden zelfs vluchtelingen bij de grens tegengehouden. Wat is de inzet op Europees niveau van deze Minister om de rechten van vluchtelingen te garanderen in die migration compacts?
Ik ga in op humanitaire hulp en oorlogsrecht, denk aan de belegering van steden of het aanvallen van hulpkonvooien in Syrië. Is de Minister – dit is een beetje een rare vraag, want het is ingewikkeld om vooruit te zien na 15 maart – of Nederland bereid om de belegeringen en de aanvallen op de hulpkonvooien constant op de agenda te zetten, vooral als Nederland straks deelneemt aan de Veiligheidsraad?
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan ga ik afronden met de meest kwetsbare groepen. Op internationaal vlak heeft Nederland het Charter on Inclusion of Persons with Disabilities in Humanitarian Action ondertekend. Wil de Minister er ook bij andere landen op aandringen om dat VN-verdrag te ondertekenen? Wil Nederland ook internationaal aandacht vragen voor die heel kwetsbare groep bij noodhulp?
Ten slotte kom ik op Griekenland. Het is een schande dat Europa als waardengemeenschap de situatie daar nog steeds toestaat. Wat gaat Nederland doen om de mensen uit de tenten te halen en ervoor te zorgen dat ze in ieder geval een goed en warm onderkomen krijgen?
De voorzitter:
Hartelijk dank, mijnheer Voordewind. Dan geef ik nu het woord aan de heer Taverne van de VVD.
De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Anders dan bij ontwikkelingshulp staan voor de VVD nut en noodzaak van noodhulp buiten kijf. Het is heel normaal dat Nederland, wanneer het daarom wordt gevraagd, een bijdrage levert aan het bestrijden van onvoorziene humanitaire crises in andere landen. Het is daarbij wel van belang dat wij zeker weten dat ons geld effectief wordt besteed. Verkeerd uitgegeven euro's kunnen immers niet meer worden uitgegeven op de plekken waar de nood het hoogst is. Eerder maakte de Kamer in het kader van de begrotingsonderzoeken afspraken met de Minister over de wijze van rapporteren en verantwoorden. Graag verneemt mijn fractie van de Minister hoe de afspraken ten aanzien van noodhulp hun weerslag zullen krijgen in de verantwoordingsstukken. Het resultaat van noodhulp is, in tegenstelling tot dat van veel reguliere ontwikkelingshulp, namelijk goed meetbaar. Je kunt goed meten hoeveel mensen er worden bereikt met tenten, voedsel en medicijnen.
In 2016 heeft Nederland 434 miljoen euro besteed aan noodhulp. Daarmee behoorde ons land tot de vijftien landen die de meeste humanitaire hulp geven. Het kabinet heeft in 2017 een budget van 340 miljoen hiervoor uitgetrokken. Hoewel dat minder is dan in 2016, is dat naar het oordeel van de VVD-fractie nog steeds voldoende om voorbereid te zijn op het lenigen van de ergste noden. We moeten een goed evenwicht vinden tussen de noodzaak om enerzijds snel te kunnen ingrijpen en anderzijds flexibel en vooral gericht hulp te bieden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik dacht: als ik er dan toch bij zit, ga ik maar meedoen. Wij horen de ChristenUnie net zeggen dat er maar geld is voor 48% van de noodhulp wereldwijd. Nu hoor ik de VVD hier zeggen dat onze bijdrage voldoende is en naar beneden kan. Die twee stellingen kan ik niet rijmen. Kan mijn collega van de VVD mij dat uitleggen?
De heer Taverne (VVD):
Ik ga ervan uit dat collega Voordewind hier een alternative fact presenteerde. De getallen waar ik mij op baseer, zijn zoals ik ze zojuist naar voren bracht.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Van Veldhoven.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Nee, ik mag nog een vervolgvraag stellen.
De voorzitter:
Ik dacht dat u geen vragen meer wilde stellen, maar u hebt gelijk. U mag nog een vraag stellen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik vind het heel komisch dat nu, nadat Trump dreigt om allerlei gelden voor het buitenland stop te zetten, de term «alternative fact» wordt ingebracht. Ik zou graag weten wat de onderbouwing van dat alternative fact is. De VVD zegt dat er eigenlijk geen ongefinancierde nood is en dat de bijdrage van Nederland daarom van 434 miljoen naar 340 miljoen kan. Is dat de stelling van de VVD of is er in de wereld wel degelijk noodhulp nodig waar geen geld voor is?
De heer Taverne (VVD):
Ik heb aangegeven wat Nederland aan noodhulp uitgeeft. Nederland zit daarmee in het rijtje van de vijftien meest bijdragende landen. Meer heb ik eigenlijk niet gezegd. Vervolgens vroeg mevrouw Van Tongeren naar de gegevens die de heer Voordewind gebruikte. Ik zou verwacht hebben dat ze aan de heer Voordewind had gevraagd wat hij daarvan vond. Maar dit zijn de gegevens die wij hanteren. Gevraagd werd of er nood is die niet gefinancierd is. Volgens mij is een deel van de essentie van noodhulp dat die voor nood is die je niet altijd kunt voorzien. Zoals ik net stelde, is de VVD-fractie van oordeel dat de bedragen die we daar nu voor hebben gereserveerd, voldoende zijn. De bedragen zijn voldoende om voorbereid te zijn op de nood die wij proberen te helpen lenigen. Pas achteraf weten we natuurlijk hoe groot die nood daadwerkelijk is.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik sloeg ook echt aan op de term «alternative fact». Dit is een cijfer uit het Financial Tracking System. Als er één partij is die terecht aandacht vraagt voor het op tafel krijgen van de cijfers, dan is dat in ieder geval D66, maar ook de VVD. En GroenLinks en een heleboel andere partijen! Iedereen pleit ervoor, maar zeker ook de VVD. Als er dan in zo'n Financial Tracking System staat dat maar 48% gecommitteerd is, betekent dat dat miljoenen mensen geen of te weinig hulp krijgen. De VVD doet dat hier even af als een alternative fact. Hoe duidelijk kun je je in het kamp van Trump scharen, mijnheer Taverne? Is dat nu werkelijk wat u hier wilt zeggen? Streven we met elkaar nu echt naar de reële cijfers of is dit gewoon een beetje goedkoop «ik wil er geen geld meer voor uittrekken dus ik noem de cijfers die mij niet aanstaan maar even alternative facts»? Ik vind het heel gevaarlijk wat u doet.
De heer Taverne (VVD):
Ik ben het zeer met mevrouw Van Veldhoven eens over het transparant krijgen van de getallen en de uitgaven, ook op het gebied van noodhulp. Daarin hebben we elkaar ook steeds gevonden. Misschien ontging de ironie van mijn opmerking mevrouw Van Veldhoven en anderen een beetje; dat kan. Mag ik er nog even aan toevoegen dat het kabinet in deze periode alles bij elkaar meer dan 1,5 miljard euro uitgeeft aan noodhulp? Het is dus niet echt klein bier. Ik heb gesteld dat de VVD-fractie van oordeel is dat de bedragen die we er nu voor hebben uitgetrokken, maar ook datgene wat we hebben begroot voor 2017, voldoende zijn om voorbereid te kunnen zijn op hulpvragen die we mogelijk krijgen. Dat houd ik staande. Meer heb ik eigenlijk niet gezegd, voorzitter.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als we dan toch nog even met cijfers strooien... Zonder de heer Taverne van alternative facts te betichten, kan ik slechts constateren dat onder dit kabinet de uitgaven aan ontwikkelingshulp in het laatste jaar zelfs onder de 0,5% bnp terechtkomen. Dat zijn de feiten. Het politieke oordeel van de VVD is dat het prima is om weinig uit te geven aan ontwikkelingssamenwerking en aan noodhulp, maar tegelijkertijd zegt zij dat die mensen niet allemaal hierheen moeten komen, maar dat ze vooral daar moeten blijven. Dat is een tweestrijd. Het is een soort dubbele tong, waarover wij de VVD de komende tijd nog weleens zullen tegenkomen. Laat ik dat dan ook nog even markeren.
De heer Taverne (VVD):
Ik gun mevrouw Van Veldhoven natuurlijk haar momentje om dit te zeggen. Volgens mij is dit een algemeen overleg over noodhulp en niet over ontwikkelingshulp. Als ik dat verkeerd zie, hoor ik dat graag van de voorzitter of de griffier. Ik heb het bedrag genoemd. Sterker nog, ik kan het nog preciezer maken. In deze kabinetsperiode, inclusief 2017, hebben we ruim 1,6 miljard euro uitgetrokken voor noodhulp. Nogmaals, daarmee behoren we tot de top vijftien.
Ik was niet van plan om verder in te gaan op ontwikkelingshulp, voorzitter. Daar hebben we andere momenten voor. Als u het mij toestaat, ga ik dus verder met mijn inbreng.
De voorzitter:
Dat gaat nog even niet lukken, want ook de heer Voordewind heeft een vraag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ook ik sloeg even aan op de alternative facts van de heer Taverne. Ik noemde maar een getal dat de Minister zelf in haar brief heeft genoemd. Ik neem toch aan dat de heer Taverne van de VVD, met 40 zetels, op zijn minst wel het briefje van zes kantjes van de Minister heeft gelezen. Dat was namelijk de centrale brief voor dit debat. Daarin staat dat 57% van de benodigde fondsen ontvangen was en het andere deel dus niet. Dat was de stand van zaken van eind december 2016, zo staat bovenaan pagina 2. Ik zou dus graag willen dat de heer Taverne deze beschuldiging aan mijn adres terugneemt, tenzij hij de cijfers van zijn eigen coalitieminister niet serieus wil nemen. Het is een van de twee.
De heer Taverne (VVD):
Het zal vast aan mij liggen, misschien spreek ik Chinees, maar ik heb volgens mij al verteld dat het bedrag dat we nu hebben uitgetrokken voor noodhulp wat de VVD-fractie betreft voldoende is om voorbereid te zijn op de hulpvragen die we zullen krijgen. Ik heb mij er niet over uitgelaten of dat alle hulpvragen dekt. Ik ontken helemaal niet dat dat de getallen zijn die in de brief staan; die heb ik namelijk ook gelezen. Maar tenzij de heer Voordewind wil dat Nederland alle noodhulp in de wereld betaalt – misschien wil hij dat wel, de VD-fractie wil het in ieder geval niet – denk ik dat Nederland zijn bijdrage heeft geleverd. We zijn voorbereid op het leveren van nog meer bijdragen, maar daarmee voldoen we dan ook wel aan wat van ons kan worden verwacht. Is daarmee alle benodigde noodhulp in de wereld die we mogelijk kunnen verwachten financieel gedekt? Nee, daar ben ik het helemaal mee eens. Maar ja, dat kan Nederland niet in zijn eentje oplossen. We zouden het misschien wel willen, maar het kan niet.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ken de heer Taverne als een heel faire man. Hij verweet mij net alternative facts te gebruiken. Ik constateer dat hij dat niet terugneemt. Dat vind ik jammer, want ik baseer mij gewoon op de cijfers van zijn eigen coalitiegenoot. Los daarvan, de regering heeft in 2016 434 miljoen besteed en besteedt minder in 2017. De heer Taverne begon zijn statement met te zeggen dat wij hem kennen als iemand die niet heel veel op heeft met ontwikkelingssamenwerking – ik parafraseer een beetje – maar dat noodhulp stáát voor de VVD-fractie. Maar als wij nu constateren dat er voor 2017 zelfs minder noodhulp vrijkomt dan voor 2016 en dat daarmee de ook voor de heer Taverne zo belangrijke opvang in de regio onder druk komt te staan, wat is dan de conclusie van de VVD?
De heer Taverne (VVD):
Dan is de conclusie dat als wij in een kabinetsperiode ruim 1,6 miljard euro uittrekken voor noodhulp, wij ons deel bijdragen. Ik begon met te zeggen dat voor de VVD het belang, het nut en de noodzaak van noodhulp buiten kijf staan. Ik had gehoopt dat dat juist een beetje de sfeer erin zou brengen, maar dat is niet gelukt. Nogmaals, er zal altijd wel meer geld nodig zijn, maar dat kunnen we niet in ons eentje opbrengen. Nederland levert een groot deel, een belangrijke bijdrage. Dat doen we om goede redenen en dat moeten we ook blijven doen. Maar we kunnen niet ieder financieel gat dichten.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Taverne nu om zijn betoog voort te zetten.
De heer Taverne (VVD):
Ja, voorzitter, dank u wel.
Ik was gebleven bij het in evenwicht houden van de noodzaak om enerzijds snel te kunnen ingrijpen en anderzijds flexibel en gericht hulp te kunnen financieren. Dat betekent dat er snel keuzes moeten worden gemaakt, maar ook dat niet iedere crisis van hulp vanuit Nederland kan worden voorzien. Dat laatste is in lijn met het advies van de IOB (Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie). Deze stelde in 2015 dat er voor het effectiever maken van noodhulp winst valt te behalen door het aantal activiteiten te reduceren. Ik zou graag van de Minister horen hoe zij opvolging heeft gegeven aan deze aanbeveling van de IOB.
Inherent aan noodhulp is dat er meteen actie moet worden ondernomen. Samenwerking is daarbij van groot belang. We zien helaas dat nog te vaak VN-organisaties en ngo's zich gedragen als concurrenten van elkaar. Hoe zorgt de Minister ervoor dat hulporganisaties beter samenwerken, al was het maar om taferelen zoals eerder in Haïti te voorkomen? In de brieven aan de Kamer lees ik hier nog weinig over terug. Wat doet de Minister als blijkt dat er niet genoeg wordt samengewerkt door hulporganisaties?
Tijdens een vorig algemeen overleg over noodhulp heb ik aandacht gevraagd voor de kritische IOB-evaluatie over noodhulp; ik refereerde er al aan. Ik begrijp dat de Minister opnieuw twee derde van het noodhulpbudget uitgeeft aan ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties. De IOB wees er in 2015 op dat de balans zoek is tussen het blind vertrouwen op VN-organisaties en het kritisch volgen ervan. Wat doet de Minister om de 227 miljoen die zij uitgeeft in 2017 kritisch te blijven volgen? Zijn er niet te veel overheadkosten? Kan de Minister toezeggen dat zij alleen geld geeft aan VN-organisaties als die onafhankelijke evaluaties laten uitvoeren? Daarop aansluitend heb ik nog een punt dat ik eerder maakte. De IOB stelt in haar rapport uit 2015 dat op basis van de ongeoormerkte bijdrage van Nederland aan de VN ons land veel meer invloed op het beleid van de betreffende VN-organisaties zou kunnen hebben dan nu het geval is. Hoe kijkt de Minister daartegenaan?
Ik heb nog een paar vragen over de brief over besteding van noodhulp in 2016 en de indicatieve planning voor 2017. De Minister schrijft op pagina 6: «Ook Nederland blijft samenwerking tussen humanitaire organisaties en het bedrijfsleven stimuleren.» Kan de Minister aangeven of zij ziet gebeuren dat dit ook in de praktijk effect heeft? Tot slot lees ik op pagina 8 van de brief van de Minister van 25 januari dat er in 2017 nog maar 18,5 miljoen beschikbaar is voor de Syriëcrisis. En dat terwijl Nederland vorig jaar met 67,6 miljoen tot de grotere donoren behoorde. Hoe moet ik deze vermindering begrijpen? Geeft Nederland minder omdat de echte hulpbehoefte minder groot is? Wordt er meer geld beschikbaar gesteld via andere fondsen voor opvang in de regio? Nemen andere landen hun verantwoordelijkheid? Graag krijg ik hierop een antwoord.
De voorzitter:
Dank, mijnheer Taverne. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Tongeren van GroenLinks.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil beginnen met een groot compliment aan deze Minister. Ik was echt enorm trots op het kabinet, ons land en Onze Minister. Dat heb ik van tijd tot tijd, en dit keer ook. Dat kwam door het fonds She Decides. Ik vond dat zij het juiste op het juiste moment deed. Dit was de beste reactie op Trump en zijn haatdragendheid naar vrouwen in het algemeen en naar vrouwen die moeilijke keuzes moeten maken over hun voortplanting in het bijzonder. Dat was fantastisch. Het fonds wordt verder gevuld met kleine donaties, lees ik. Ook Trudeau doet misschien een bijdrage. Ik weet dat het waarschijnlijk niet bij dit AO hoort, maar mocht er een kleine zin aan een update geweid kunnen worden, dan hoor ik die heel graag. Ik hoor de heer Van Laar zeggen «er is nood en er komt hulp», en zo is het maar net. Zo heb ik dit ook een beetje proberen voor te bereiden. Ik ben niet de vaste woordvoerder op dit onderwerp.
De beide woordvoerders voor mij zeiden al dat wij een belangrijke bijdrage geven aan mensen in nood. Maar dat bedrag gaat wel omlaag. Hoe kijkt de Minister daartegenaan? Als ik het goed begrijp financiert Nederland het asielbeleid uit ODA-geld. Daardoor is er minder budget voor noodhulp. Hoe kijkt de Minister daartegenaan? Gaan wij dat in de komende jaren ook zo doen, door alvast wat uit dat noodhulpbudget te halen voor andere fondsen? Dat zouden we toch niet moeten willen? Een crisis zoals in Syrië moet leiden tot meer in plaats van minder noodhulp. In een echte noodsituatie kun je natuurlijk nooit zeggen: sorry, de pot is leeg.
Veel mensen in Nederland en in heel Europa hebben meegeleefd toen de eerste vluchtelingen in Griekenland aankwamen. Ik ben daar afgelopen zomer geweest, samen met vrienden van mij die bij MSF (Médecins Sans Frontières) aan het werk waren. Ik heb gezien hoe ongelooflijk gruwelijk moeilijk het voor hulporganisaties is om samen te werken. Ik nodig mijn collega Taverne uit om daar gewoon eens een weekje vrijwilligerswerk te gaan doen om te zien hoe ingewikkeld het is om daar op de vloer te werken. We hebben als Nederlanders allemaal meegeleefd, maar vervolgens bleef het Europese toerisme wel uit, iets waaraan de Grieken geld verdienen, waardoor de mensen op de eilanden nu van twee kanten problemen hebben. Mensen zitten nu vast, zoals mijn collega van de ChristenUnie beschreef. Wat kunnen we vanuit Nederland en Europa doen om deze mensonterende toestanden te stoppen? Wat kunnen we doen om mensen minimaal in warme tenten onder te brengen, zodat zij op een minimaal niveau kunnen overleven? Uiteraard moet er uiteindelijk een betere oplossing komen.
Ik heb in de stukken gelezen dat de VN-organisatie de allerergste humanitaire nood op 22 miljard heeft berekend. We horen net dat de VVD graag het bedrijfsleven erbij wil betrekken. Mensen als Slim, Zuckerberg of Buffet kunnen zo'n bedrag in een achternamiddag bijpassen. Dat geeft het schrijnende verschil aan in de verdeling van armoede en rijkdom in de wereld. Zelfs in een land als Nederland hoor je de grootste regeringspartij zeggen: wij doen al heel veel; jammer dan dat de helft van wat nodig is niet op tafel komt. Dan moeten deze mensen misschien eens aan het bedrijfsleven vragen of de 11 miljard die nu mist, daarvandaan kan komen.
De heer Taverne (VVD):
Hoeveel meer zouden we volgens mevrouw Van Tongeren nog moeten bijdragen? Het resterende gat of alles? Hoeveel zou Nederland moeten bijdragen?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
We hebben altijd een standaardpercentage gehad dat we uit onze jaarlijkse begroting bijdragen. Ik begrijp dat we daar fors onder zaten. Mevrouw Van Veldhoven zei dat net ook. Dat zou volgens GroenLinks het streefgetal moeten zijn.
De heer Taverne (VVD):
We hebben het hier niet over het percentage voor ontwikkelingshulp, maar over noodhulp. Ik heb aangegeven dat we in deze kabinetsperiode ruim 1,6 miljard euro hebben uitgegeven aan noodhulp. We hebben net even gesteggeld over het feit dat dat op wereldwijde schaal een belangrijke bijdrage is, maar dat daarmee niet alles is betaald. Hoeveel zou Nederland volgens mevrouw Van Tongeren voor noodhulp moeten uittrekken? Moeten we alle openstaande bedragen van de rest van de wereld betalen? Waar moet ik aan denken?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik vind dat wij ons moeten houden aan die 0,7%. Uit de pot voor ontwikkelingssamenwerking moeten we geen geld halen voor klimaatfinanciering. Dat moet een specifieke, aparte stroom zijn. Ook het asielbeleid zou daaruit niet gefinancierd moeten worden. Dat is wat Nederland moet doen. Vervolgens moeten wij de andere landen in de wereld met klem overhalen om hetzelfde te doen. Het is ongelooflijk dat zeven à acht mensen net zo veel bezitten als de armste helft van de wereld. Ook die mensen moeten wij hierop aanspreken. Zij moeten desnoods de komende vijf jaar een bedrag uit eigen zak bijpassen, totdat we de andere landen van de wereld ook zover hebben om te betalen. Er liggen mensen in tenten te sterven van de kou. Ze gaan dood van de honger. Dan kun je toch niet zeggen: het past even niet op de begroting en we doen al zo veel?
De heer Taverne (VVD):
Kan mevrouw Van Tongeren aangeven of zij het verschil snapt tussen ontwikkelingssamenwerking en noodhulp?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ja. De heer Taverne begrijpt dat zelf ook. Zo niet, dan raad ik hem aan de stukken te lezen. Ik vind het overigens bijzonder kinderachtig dat hij probeert om een soort schriftelijke overhoring in te lassen, terwijl we bezig zijn met een belangrijk onderwerp.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren gaat voort met haar betoog.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het voorbeeld van de miljardairs is een symptoom van hoe ongelijk de rijkdom is verdeeld. Het zou fijn zijn als de VVD helpt om de mensen die door het bedrijfsleven zo rijk zijn geworden, aan te spreken en hen te vragen mee te helpen om de nood nog meer te lenigen. Ik weet dat sommigen dat al deels doen, maar daar zou best nog wat meer steun vandaan kunnen komen. Het Rode Kruis heeft nog honderden miljoenen nodig om Syriërs, Irakezen en Jemenieten van voedsel te voorzien. Die mensen hebben niets te eten. Het Rode Kruis en de Rode Halve Maan hebben nog voor twee maanden voedselpakketten voor de vluchtelingen in Syrië, maar daarna is het op. Kunnen wij Nederlanders nog iets meer doen, zo vraag ik deze Minister.
In Irak is er aandacht nodig voor de IS-overlevers. Hun huizen zijn verwoest en in de kampen ontbreekt het aan basale voorzieningen. IS heeft duizenden vrouwen en kinderen ontvoerd. Ongeveer duizend jonge vrouwen zijn inmiddels vrijgekomen. Deze vrouwen, voornamelijk jezidi's, werden stelstelmatig misbruikt, ook vanaf een heel jonge leeftijd. Misbruikte en verkrachte jonge kinderen hebben een andersoortige hulp nodig. De situatie is bijzonder nijpend. Ziet de Minister kans om te helpen bij het opzetten van centra voor deze jonge meisjes en vrouwen in Iraans-Koerdistan?
Opvang in de regio is een schaamlap voor de vluchtelingenpolitiek van Nederland en de Europese Unie. In de buurlanden van Syrië komen pas echt veel vluchtelingen binnen. We lezen in de brief van de Minister dat toegang tot werk van groot belang is. Wij zijn het daar uiteraard mee eens. Maar hoe zien we dat voor ons? Libanon heeft 4 miljoen inwoners en 1 miljoen vluchtelingen. Hoe kan Libanon deze mensen aan werk helpen? Dat is in Nederland al heel moeizaam. Wij hebben verhoudingsgewijs maar een kleine hoeveelheid vluchtelingen, maar het lukt ons ook niet zo goed. Ik begrijp van de voorzitter dat ik moet afronden. Wat betreft onderwijs heb ik precies dezelfde vraag: wat zijn de mogelijkheden om onderwijs voor vluchtelingenkinderen te faciliteren?
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: er dreigt hongersnood in de Hoorn van Afrika, zo meldt de Wereldvoedselorganisatie. Wat gaat Nederland doen om te voorkomen dat er onnodig mensen overlijden? Zijn we er weer op tijd bij, net zoals vorig jaar in Ethiopië?
Tsjaad is nog altijd in crisis en de budgetten voor noodhulp daar zijn volstrekt onvoldoende. Het is de meest ondergefinancierde crisis ter wereld. We hopen dat de Minister oog blijft houden voor deze crisis.
Op de World Humanitarian Summit ondertekende Nederland het Charter on Inclusion of Persons with Disabilities in Humanitarian Action. Welke resultaten zijn sindsdien bereikt? Uit rapporten, ook recente rapporten, blijkt dat vluchtelingen met een beperking in Griekenland gewoon over het hoofd worden gezien. Kinderen met een beperking in Libanese vluchtelingenkampen, zo'n 20% van alle kinderen daar, mogen nauwelijks naar school. Vraagt de Minister internationale noodhulporganisaties, zeker degene die wij financieren, om het charter ook te ondertekenen en daar werk van te maken? Vragen we noodhulporganisaties die bijdragen van ons krijgen om te rapporteren over het aantal mensen met een beperking dat zij bereiken? Vanaf wanneer maken we financiering afhankelijk van een goede inclusieve strategie? Ik krijg hierover graag een duidelijke toezegging van de Minister.
De positie van meisjes – mijn collega Van Tongeren zei het al – is vaak kwetsbaar, zeker als zij op de vlucht zijn. Misschien zijn ze wel nergens zo slecht af als in IS-gebied. De meisjes die in handen vallen van IS en vrijkomen, krijgen nauwelijks hulp, ook geen basale hulp. Winterjassen ontbreken bijvoorbeeld gewoon, laat staan dat er aandacht is voor het verwerken van trauma's. De Minister zegde onlangs 5 miljoen euro toe voor hulp aan Irak. Kan zij een deel van deze middelen gebruiken om deze meisjes de hulp te geven die zij nodig hebben? Kan de Minister hiervoor ook eventueel een beroep doen op het noodhulpfonds? Elke maand die deze meisjes moeten wachten op hulp is er één te veel. Uit ervaring weet ik hoe belangrijk het is om zo snel mogelijk te beginnen met herstel. Is de Minister bereid om psychosociale zorg tot speerpunt te maken voor de wereldtop over vluchtelingen en migratie in 2018 en de voorbereidende bijeenkomsten daarvoor dit jaar? Wil de Minister ook andere donorlanden aansporen om de internationale richtlijnen voor psychosociale zorg te gaan hanteren?
Bij de hulp aan Syrië en Irak blijft de Partij van de Arbeid aandringen op aandacht voor wederopbouw, zodat vluchtelingen een plek hebben om naar terug te keren. Hier is volstrekt onvoldoende geld voor beschikbaar. Ik krijg graag een toezegging van de Minister.
De brief over Kobani is alweer wat ouder, van oktober. De analyse die daarin staat delen wij niet, dat mag de Minister duidelijk zijn. Inmiddels is er ook onderzoek bekend geworden over bijvoorbeeld de vrouwenorganisaties in Kobani. Er blijken gewoon levendige vrouwenorganisaties te zijn, vanuit allerlei verschillende achtergronden, ook vanuit de oppositie. Daar zijn organisaties om te steunen. Save the Children is daar actief, net als the International Rescue Committee, Hivos en PAX. Er zijn voldoende mogelijkheden. We hopen dat de Minister die dus nog gaat benutten.
Kinderen op de vlucht moeten naar school. Alleen dan hebben ze een toekomst, in welk land dan ook. In 2016 droeg Nederland bij aan het fonds Education Cannot Wait. Is dit fonds nou eigenlijk een succes? Levert het op wat we ervan verwachtten? Spoort de Minister ook anderen aan om toegezegde bijdragen over te maken?
Kan de Minister toezeggen dat Nederland de zetel in de VN-Veiligheidsraad in 2018 gaat gebruiken om schendingen van het humanitaire recht structureel en effectief aan te pakken? Het gaat onder meer om de moeilijke humanitaire toegang, illegale belegeringen van steden, het militaire gebruik van school- en universiteitsgebouwen en het bombarderen van burgerdoelen.
De hongersnood in de Hoorn van Afrika, vluchtelingen die bevriezen in Europa en een conflict in Syrië dat mensen dakloos en radeloos blijft maken: soms bekruipt me weleens het gevoel dat er geen voortuitgang in de wereld is. Er zijn ook meer vluchtelingen dan ooit. Maar de afgelopen jaren is er zeker wel vooruitgang geboekt. Door economische groei, goed bestuur en ontwikkelingssamenwerking zetten veel ontwikkelingslanden stappen voorwaarts. Hier profiteren honderden miljoenen mensen van. Zij gaan naar school, staan er bij ziekte niet alleen voor en ontworstelen zich aan de extreme armoede.
Nederland speelt hierin een bescheiden, maar zeker geen verwaarloosbare rol. De Nederlandse bijdragen aan internationale organisaties zijn van groot belang, juist omdat ze vaak vrij besteedbaar zijn, zeg ik maar even tegen collega Taverne. In onze partnerlanden hebben we impact, zo bewijst studie na studie. Voor miljoenen mensen maken wij het verschil tussen zelfbeschikking of ongewenst zwanger, tussen dodelijk ziek of aan de betere hand en tussen kerosinelamp of zonnepaneel. Nederland maakt die verschillen elke dag opnieuw voor zovelen met wie wij solidair willen zijn.
Onze Minister was van deze inspanningen de afgelopen jaren de aanjager, het uithangbord en de trotse verdediger. Dit is het laatste debat dat wij samen voeren in deze periode. Het was me een genoegen om met haar samen te werken en bij te kunnen dragen aan alles wat Nederland doet. Onze inspanningen zijn de afgelopen jaren steeds vaker gericht op het helpen van kinderen, omdat zij onschuldig en afhankelijk zijn, maar vooral ook omdat zij krachtig zijn, gehoord moeten worden en kansen moeten krijgen. Wij mogen trots zijn op wat wij de afgelopen jaren hebben neergezet, al het natuurlijk altijd meer en beter mogen zijn. Ik wil ook alle collega's voor de samenwerking en alle medewerkers voor de ondersteuning bedanken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik ben er psychisch nog helemaal niet aan toe om afscheid te nemen van deze Minister of de collega's hier, maar als dit het laatste geplande debat is, dan sluit ik me in ieder geval alvast van harte aan bij de warme woorden die net zijn gesproken. Ik ga er in ieder geval van uit dat we de samenwerking regelmatig nog op allerlei manieren kracht gaan bijzetten.
Het gaat bij noodhulp om het lenigen van de eerste behoeften. Sleutel voor de toekomst is natuurlijk het op een structurele manier opvang in de regio bieden. Daarmee voorkomen we destabilisatie, bieden we mensen hoop op een toekomst en kunnen we ze na het conflict weer helpen om hun land op te bouwen. Van het eerder ter beschikking gestelde geld is echter weinig meer over, terwijl de problemen nog lang niet zijn opgelost. Dat schrijft de Minister ook in haar brief. Zij heeft het daarin over langdurige conflicten. Ik maak me er zorgen over dat er nog maar zo weinig geld voor noodhulp over is. Ik heb geprobeerd om een deel van het OS-budget voor 2016 dat overbleef, voor de noodhulp en opvang in de regio beschikbaar te stellen, maar de Kamer heeft die 40 miljoen voor opvang in de regio op advies van de Minister helaas niet doorgezet.
We moeten kijken naar de situatie van vandaag, ook in de context van Trump, en naar de 110 miljoen die vorig jaar over was. Kunnen we daar niet toch wat mee doen? Kunnen we die niet inzetten voor programma's ten behoeve van kwetsbare regio's met veel vluchtelingen? Ik denk daarbij in het bijzonder aan de positie van meisjes en vrouwen. De Minister en ik hebben daar in het kader van eerdere begrotingen al over gesproken. Het gaat om het belang van een vrouw om gewoon zelf te kunnen bepalen of zij wel of niet een kind krijgt. Mevrouw Van Tongeren refereerde daar ook op een mooie manier aan. Als er op dat gebied fondsen wegvallen, moeten we echt alles op alles zetten. Ik weet dat de Minister die mening deelt. Daarom is zij ook met dat fonds begonnen. Ik geef ook heel grote complimenten voor dat initiatief. Laten we bekijken hoe we dat in die regio's kunnen versterken.
In alle brieven ter voorbereiding van dit debat staan echt afgrijselijke cijfers. Er wordt gesproken over verkrachting als oorlogswapen, over 700 kinderen die als gevolg van verkrachting in IS-gebied zijn geboren. Er zijn zo veel vrouwen en meisjes, er zijn zo veel wonden die geheeld moeten worden. Daar moeten we structureel goed voor zorgen. Aandacht voor psychologische hulp is ook een heel belangrijk onderdeel bij het creëren van een stabiele regio. Kunnen we daar een extra impuls aan geven? Kunnen we die 110 miljoen van vorig jaar op de een of andere manier inzetten om die grote noden, met name van meisjes en vrouwen in die regio, te lenigen?
In de afgelopen jaren werd ongeveer de helft van de benodigde fondsen voor noodhulpgeld ontvangen. Naar verwachting stijgt de vraag komend jaar opnieuw. Ik weet dat we met de Minister eerder hebben gesproken over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat die pledges wat harder worden. Ik ben benieuwd naar een update van de Minister. Welke initiatieven zijn er op dat gebied genomen, wat is er terechtgekomen van die Grand Bargain en hoe komen we hier nu structureel verder mee?
We hebben ook nog een aantal vergeten crises, zoals die in de Tsjaadmeerregio. Daar ging in het afgelopen jaar 4 miljoen naartoe, maar er is voor komend jaar niets gepland. Dat is echter ook een van de crises waarvan we allemaal weten dat, hoewel die dan misschien niet elke dag de voorpagina beheersen of het journaal halen, daar ontzettend veel mensen in een ontzettend moeilijke situatie verkeren. Er zijn 2,5 miljoen mensen op de vlucht en er zijn 10 miljoen mensen die noodhulp nodig hebben. Het Rode Kruis noemt het «een stille ramp». Wat draagt Nederland hieraan bij?
Het is bij het uitgeven van geld ook altijd heel belangrijk om goed te kijken naar de evaluatie. Geven we het geld op een goede manier uit? Een onafhankelijke evaluatie van de Dutch Relief Alliance lijkt me gewoon heel goed om te blijven werken aan een verbeterde effectiviteit van het geven van hulp. Ik vraag me af of de Minister op dit punt een toezegging kan doen.
Ik heb het net al even gezegd, maar het belangrijkste is natuurlijk dat we een krachtig geluid laten horen tegen die hele beweging die Trump inzet om zijn handen af te trekken van de meest kwetsbaren in de wereld. Ik ben heel blij dat de Minister dat heeft gedaan. Hoe gaan we dat fonds nu verder vullen? Crowdfunding ja, maar laten we ook nog eens in onze eigen begroting kijken of we door het goede voorbeeld te geven, andere landen met nog meer overtuiging kunnen aansporen om hieraan bij te dragen. Ik heb daar net al een paar suggesties voor gedaan. Een laatste risico dat ik zou willen signaleren, is dat als Trump op deze weg doorgaat, Amerika minder zal bijdragen aan de Verenigde Naties. Voorlopig heeft hij zich echter nog niet presidentieel betoond. Wordt al nagedacht over de vraag wat dit zou kunnen betekenen? Is er in ieder geval druk op de Verenigde Staten om die heilloze weg niet op te gaan?
De voorzitter:
Wij zullen nu pauzeren waarna wij kunnen luisteren naar de beantwoording van de Minister.
De vergadering wordt van 17.45 uur tot 17.57 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik dank de heer Van Laar voor zijn hartelijke woorden en natuurlijk ook voor die van mevrouw Van Veldhoven. Ik zeg er wel bij dat ik er net als mevrouw Van Veldhoven nog niet helemaal aan toe ben. Ik geloof er ook nog niet zo in. Bovendien ben ik erg slecht in afscheid nemen. Toch is dit wel een moment om te markeren dat dit het laatste debat is in deze commissie in verschillende samenstellingen, maar in ieder geval altijd met de heren Voordewind en Van Laar als vaste krachten. Ik meen dat wij sinds november 2012 goede, scherpe, maar ook heel constructieve debatten hebben gevoerd. Zij hebben mij geholpen bij het verder aanscherpen van het beleid als de Kamer daarom vroeg. Het was niet altijd even gemakkelijk; ik was het niet altijd met de leden eens en ik kreeg ook niet altijd gelijk. Dat hoort er allemaal bij. Het was echter buitengewoon plezierig. Zoals mevrouw Van Veldhoven zei: wij gaan de komende weken nog door en wij zullen elkaar ongetwijfeld blijven treffen in de een of andere hoedanigheid.
Ik ga verder met de vraag van mevrouw Van Tongeren over het initiatief She Decides. Zij voegde hieraan toe dat het daar nu niet over gaat, maar de heer Van Laar wees erop dat er wel nood is en dat er hulp nodig is. Ik spreek daar graag over. Uit eigen land, maar ook uit andere landen zijn er heel veel warme reacties gekomen. Mijn woordvoerder werd vorige week uit bed gebeld door een vrouw uit Colorado die alleen maar wilde zeggen dat zij en alle vrouwen van Colorado mij steunen. Het is echt hartverwarmend.
Waar staan we nu met de outreach naar andere landen? Luxemburg en België hebben meteen toegezegd dat zij ook financieel zullen steunen. Voor alle landen geldt wat ook voor ons geldt: de budgetten zijn vastgesteld, dus iedereen moet even een stapje terugzetten om te bekijken wat men dit jaar nog kan doen. Wij hebben inderdaad contact gehad met de Canadezen; zij overwegen ook om mee te doen. Hetzelfde geldt voor een aantal Nordics. De Finnen hebben al toegezegd. Ik heb vandaag met vertegenwoordigers van een aantal Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen gesproken die zeer positief reageren. Wij spreken daarnaast met de grote internationale foundations. Verder maken enorm veel particulieren via de website shedecides.com bijdragen over. Ik dank hen daar hartelijk voor. Er is een initiatief van de jonge socialisten en regisseur Willem Bos die ploumenforwomen.com hebben opgericht; dat is ook een crowdfundingplatform. Het is ontzettend goed te zien dat zo veel mensen hiermee bezig zijn. Wij zijn nog met een aantal landen in gesprek en wij hebben met hen afgesproken dat wij even wachten tot zij zelf meer duidelijkheid hebben over de hoogte van hun bijdrage. Ik verwacht dat wij eind deze week of begin volgende week een soort tussenstand kunnen geven. Nogmaals, het is echt hartverwarmend om alle steun te ervaren. Het is een belangrijk onderwerp dat vaker in de Kamer aan de orde is gekomen als er werd gesproken over noodhulpsituaties. Niet alleen mevrouw Van Tongeren en de heer Van Laar refereerden daaraan, maar ook mevrouw Van Veldhoven. Zij deden dat niet alleen in constaterende zin, maar zij stelden ook vast dat de positie van vrouwen en meisjes in noodhulpsituaties vaak extra kwetsbaar is. Niet omdat die vrouwen en meisjes kwetsbaar zijn, maar omdat de situatie ze extra kwetsbaar maakt. Nederland heeft van oudsher altijd veel aandacht voor hen. Bijvoorbeeld in Zuid-Sudan heeft Nederland geïnvesteerd in heel simpele dingen, zoals extra verlichting in de vluchtelingenkampen. Het is soms hartverscheurend, zo simpel als het is. Nederland zal dat blijven doen. Twee of drie weken geleden ben ik samen met collega Hennis in Irak geweest. We zijn daar in Fallujah geweest, dat net bevrijd is uit de handen van IS. We zijn ook in de buurt van Mosul geweest, dat voor een deel nog in handen is van IS. Ik heb daar met veel vrouwen en meisjes gesproken. We leveren via de Norwegian Refugee Council een bijdrage aan psychosociale hulp aan jezidivrouwen en -meisjes, maar ik ben graag bereid om na te gaan of we in de extra bijdrage van 5 miljoen waarover de heer Van Laar sprak, een deel kunnen reserveren om die hulp te intensiveren. De acute nood is immers heel hoog, zoals mevrouw Van Tongeren ook zei. Ook op de langere duur is het belangrijk om hen te begeleiden in hun trauma's. De leden van de commissie hebben al uitvoerig gesproken over de verschrikkelijke situatie van die vrouwen en meisjes. In de loop van het jaar zal ik daar graag over rapporteren. Ik ga graag in op het verzoek dat specifiek door de heer Van Laar, maar ook door mevrouw Van Tongeren en mevrouw Van Veldhoven is gedaan. In eerdere debatten heeft ook de heer Voordewind specifiek aandacht gevraagd voor deze groep.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Alle steun voor de Minister als het gaat om de ondersteuning van kwetsbare meisjes en zwangere vrouwen, vooral in oorlogssituaties en noodhulpsituaties, bijvoorbeeld wat betreft veilige bevallingen en moeder- en kindzorg. Het fonds zal het abortusfonds van mevrouw Ploumen genoemd gaan worden. De Minister weet dat wij daar onze bedenkingen bij hebben en onze bezwaren tegen hebben. We moeten het niet alleen hebben over het fonds, want daar gaan we het later nog wel over hebben, maar in dit kader wil ik opheldering of dit fonds een abortusfonds wordt of dat de Minister volledig gaat inzetten op bescherming, veilige bevallingen en veilige zwangerschappen van die kwetsbare meiden en vrouwen.
Minister Ploumen:
Het presidentiële decreet dat is getekend door president Trump dat betrekking heeft op de Mexico City Policy, schrijft voor dat elke organisatie die op een of andere manier in haar dienstenpakket voor vrouwen en meisjes spreekt over abortus of veilige abortus aanbiedt, getroffen wordt door dat decreet. Dat kan dus ook bijvoorbeeld gaan om het geven van voorlichting over veilige abortussen. In de praktijk gaat het om organisaties die zich bezighouden met het heel brede spectrum van reproductieve gezondheid en rechten, moeder- en kindzorg, kraamzorg, verloskundige hulp, seksuele voorlichting en het beschikbaar stellen van anticonceptie. Het gaat dus om het heel brede pakket aan diensten dat met seksualiteit, bevallingen en kindzorg te maken heeft. De inzet van het fonds is om dat brede pakket juist te compenseren. Het aanbieden van veilige abortussen is voor die organisaties een onderdeel van hun pakket. Vrouwen maken daar in uiterste gevallen gebruik van. Al die organisaties gebruiken daar maar een relatief klein deel van hun financiële middelen voor. Zo zit het in elkaar. Het is juist heel belangrijk dat vrouwen en meisjes toegang houden tot het hele pakket. Je gaat naar de drogisterij en je koopt een pakje condooms, je gaat naar de dokter en je vraagt om een spiraaltje of om de pil. Het is bij mij alweer een tijdje geleden, maar ik kan mij herinneren dat ik toen ik zwanger was, heel druk was met alle diensten die mij aangeboden werden. Wij vinden dat allemaal heel gewoon, maar in heel veel landen is het jammer genoeg niet zo gewoon als het zou moeten zijn.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het doet me goed dat de Minister preventie en begeleiding voor een veilige zwangerschap en een veilige bevalling scherp heeft. Mag ik ervan uitgaan dat zij die breedte en integraliteit voor ogen heeft en niet alleen specifiek inzet op abortus en het financieren van abortusklinieken? Want daar zouden wij bezwaren tegen hebben.
Minister Ploumen:
Het gaat juist om dat hele, brede pakket. Daarom gaat het ook om heel veel geld. Zo simpel is het. Daar zitten preventie, voorlichting en alle diensten die ik net noemde, zoals moeder- en kindzorg, bij. Daarom is de impact van de maatregel ook zo groot. Die treft heel veel meisjes, vrouwen en baby's.
Ik wil nog even terug naar de precaire situatie van de jezidivrouwen en -meisjes. Trauma's vormen een van de problemen waar zij mee kampen. Nederland heeft met de noodhulp niet alleen financiering gegeven aan organisaties die psychosociale hulp geven, maar heeft er op de World Humanitarian Summit ook heel veel aandacht voor gevraagd. Ik zeg de heer Van Laar graag toe dat we er ons voor zullen inzetten dat dit tijdens de vluchtelingen- en migratietop in 2018 tot een prioriteit verheven wordt. Voor ons is het al een prioriteit. We moeten anderen meekrijgen, maar we zetten ons daar zeer zeker voor in.
De heer Taverne vroeg naar de World Humanitarian Summit. Hoe staat het met de Grand Bargain? Die stond niet helemaal los van de aanbevelingen van de IOB. De Grand Bargain is bedoeld om hulp effectiever en efficiënter te maken, dus voor meer ongeoormerkte bijdragen. Dat lost meteen de bemerking van de IOB op dat er te veel kleine activiteiten zouden zijn. Dat los je op met ongeoormerkte hulp voor de grotere organisaties. Ik kan me overigens herinneren dat ik het niet helemaal eens was met die kritische bemerking, maar in het kader van de Grand Bargain komt Nederland zijn belofte na.
Een ander belangrijk punt in het kader van de Grand Bargain, dat ook in de Kamer vaak aan de orde is gekomen, is maximale transparantie over activiteiten. Daardoor kan er beter samengewerkt en gecoördineerd worden. Ook moet er maximale transparantie zijn over resultaten. Ik heb onlangs met een aantal organisaties gesproken over hoe belangrijk het is dat grote organisaties meedoen, zodat het bereik ook groot is. Sommige ngo's willen dat liever niet omdat ze sommige activiteiten om veiligheidsreden niet per se meteen bekend willen maken. Daar hebben we ook best begrip voor, maar de defaultpositie moet zijn dat organisaties alles laten weten.
Nederland doet zoals gezegd wat het moet doen. Als we pledgen, maken we ook geld over. We doen dat ongeoormerkt en werken samen met de UN-organisaties om organisaties te laten rapporteren langs die lijnen. Daar zit absoluut vooruitgang in. Ik heb in Davos een aantal sessies over humanitaire actie gehad. Het is nog niet helemaal zoals het zou moeten zijn, maar Nederland speelt een belangrijke rol en monitort ook nadrukkelijk, zeg ik tegen de heer Taverne. Maar ik ben natuurlijk graag bereid om over een aantal maanden, als er weer een natuurlijk meetpunt of ijkpunt is, daarover schriftelijk te rapporteren.
De voorzitter:
De heer Taverne wil daar nog niet helemaal op wachten. Hij heeft nu in ieder geval een interruptie.
De heer Taverne (VVD):
Ik denk dat de Minister en ik elkaar goed vinden als het gaat om de toegevoegde waarde van het gebruik van VN-organisaties om de bijdrage die we beschikbaar stellen te kanaliseren. Ik kan me ook voorstellen dat het effect niet meteen, op stel en sprong, duidelijk is. Ik heb er een aantal vragen over gesteld, die we volgens mij in één keer kunnen afdoen. Hoe houdt de Minister er nu toezicht op? Hoe wordt er tot nu toe gerapporteerd? We hebben er op andere momenten ook over gesproken. Past dat in de manier waarop wij in deze Kamer rekening en verantwoording willen zien? Kan de Minister ook ingaan op de opmerking van de IOB? Ik snap dat het al gauw naar grotere projecten toe gaat als je minder doet. Het gaat echter ook om de beïnvloeding en de invloed van Nederland, gelet op onze bijdrage.
Minister Ploumen:
Laat ik beginnen met het laatste, want daar vloeit veel uit voort. Nederland is nog steeds een van de grotere donoren. Als we wat minder geven, is het ook niet zo dat we dan meteen niet meer aan tafel zitten, zeker ook omdat we relatief gezien een van de belangrijke spelers zijn. Dat is één.
Ten tweede heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld bij het aanjagen van de Grand Bargain en ook bij het bij elkaar houden van de groep organisaties en landen die daar een rol in moeten spelen. We zijn ook een grote speler als het gaat om innovatie in humanitaire hulp. Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat Nederland zijn invloed niet kan aanwenden. Dat betekent dat wij in verschillende beheersraden, in Genève, in New York, op verschillende momenten specifiek voor organisaties onze inbreng leveren. We zien er ook op toe dat het hele systeem zich houdt aan de afspraken van de Grand Bargain. Hoe gaat u dat nu terugzien? We gaan over de resultaten van noodhulp rapporteren in de reguliere resultatencyclus, als ik het even zo mag noemen, die we met elkaar hebben afgesproken. Ik meen dat de resultatenrapportage in september komt. Deze kwam eerst later, maar komt nu in september. Hierin zullen we ook de humanitaire resultaten laten zien.
In deze rapportage gaat het bijvoorbeeld ook over Education Cannot Wait. Een van de andere leden heeft gevraagd of dit fonds heeft geleverd. Op basis van de monitoring zeg ik ja, maar we willen natuurlijk ook laten zien hoeveel kinderen daadwerkelijk door de Nederlandse bijdrage in de schoolbankjes hebben kunnen aanschuiven. Ik denk, zeg ik nogmaals, dat de World Humanitarian Summit daarin heel erg belangrijk is geweest. Nederland heeft er een belangrijke rol in gespeeld, overigens niet als enige, maar dit heeft wel hier en daar de boel op scherp gezet. Laat ik het zo formuleren.
Dit brengt mij bij een ander onderwerp betreffende de resultaten. Ik meen dat de heer Voordewind het had over Dutch Relief Alliance, een groep van Nederlandse organisaties die samenwerken en ook samen financiering aanvragen. Dit is een voorbeeld van de wijze waarop de coördinatie en de samenwerking in de afgelopen jaren echt zeer ten positieve zijn veranderd. Dat mag ook weleens gezegd worden. Dat betekent dus ook dat de midterm evaluatie positief is. Die hangt daar ook echt mee samen. Mevrouw Van Tongeren heeft overigens gelijk met haar opmerking dat coördinatie altijd makkelijk is achter de tafel en op papier. Als je echter ergens staat, is het soms echt ingewikkeld, want Piet was net niet bij de vergadering en Jan zou voor de dekens zorgen, maar de vrachtwagen is er niet. Soms zijn het zulke kleine praktische dingen.
DRA doet het dus goed. We verwachten de grotere evaluatieresultaten in december. Er is nu echter geen enkele reden voor een bijstelling of om ongerust te zijn. Daarom hebben we aan het einde van het jaar van de 48 miljoen die wij hebben aangewend voor het Relief fund – ik heb het over de middelen die niet over waren maar vrijvielen, zeg ik tegen mevrouw Van Veldhoven – ook 45 miljoen bestemd voor de maatschappelijke organisaties in Nederland die zo goed hebben laten zien dat ze kunnen samenwerken. Ik hoop ook echt van harte dat we dit kunnen blijven doen, want het bevalt iedereen heel erg goed. De hulp wordt er veel effectiever door.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De Minister heeft er gelijk in dat het een effectief middel is geweest om de coördinatie goed voor elkaar te krijgen, bijvoorbeeld ook door één leadorganisatie aan te stellen voor één land. Ik heb voorafgaand aan dit debat gevraagd wat de uitkomsten ervan zijn. 624.000 mensen hebben te eten gekregen, 829.000 mensen hebben de beschikking gekregen over schoon drinkwater en 74.000 mensen hebben onderdak gekregen. Dat zijn echt indrukwekkende getallen. Waar ik echter een beetje over viel, was dat de Minister in haar meerjarige begroting uiteindelijk het bedrag voor het noodhulpfonds, paragraaf 4.4, weer op 0 zet in 2018. Dat verbaasde me een beetje, omdat we als Kamer eerder hadden aangegeven dat we het structureel wilden laten doorlopen, inclusief het Relief fund. Hoe verklaart de Minister dat die post vanaf 2018 op 0 komt te staan?
Minister Ploumen:
We hebben in de afgelopen jaren als constructieve oppositie en coalitie extra geïnvesteerd in noodhulp, zoals de heer Voordewind al zei. We hebben met het oog daarop een fonds opgezet voor deze regeerperiode. Dat is het Relief fund. Dat komt deze regeerperiode ook op. De noden zijn namelijk hoog. Dat is al meerdere malen genoemd. Er was dus geen reden om te zeggen: we smeren het iets dunner uit richting 2018. Het is dus aan een nieuw kabinet om daarover te beslissen. Als ik het voor het zeggen zou hebben, dan zou ik zeggen: dat Relief fund en de DRA werken gewoon heel goed. Ik zou graag willen dat een nieuw kabinet daarmee doorgaat. Ik zal dat ook van harte aanbevelen. De aantallen die de heer Voordewind noemt, zijn indrukwekkend, maar daar hoort het verhaal bij dat die aantallen lager waren geweest als de betreffende organisaties het allemaal los en zonder afspraken hadden gedaan. Zo simpel is het. Ik doe dus een warme aanbeveling.
Ik kom nog even op de World Humanitarian Summit. Daar is het Charter on Inclusion of Persons with Disabilities in Humanitarian Action ondertekend. Dat is heel belangrijk. Nederland was een van de eerste ondertekenaars. Ook een aantal ngo's hebben het ondertekend. Een aantal DRA-leden heeft dat nog niet gedaan, maar we hebben hun wel gevraagd om dat nog te doen. Ik zie ook geen enkele reden waarom ze dat niet zouden doen. We spreken ook andere landen aan om dat te doen. Het charter wordt omgezet in concrete richtlijnen die worden meegegeven aan onze partners. Het is nog wat vroeg om te vragen: wat gaan we doen als ze dat niet volgen? De vertaling vindt namelijk nog plaats. Gezien echter de feiten die de heer Van Laar noemt, zoals het grote aantal kinderen dat nog te maken heeft met disabilities, is er alle reden om dat zo snel mogelijk te doen en om organisaties wat dwingender dan eerder op te leggen om zich eraan te houden. Ik ben daar zeer toe genegen.
De heer Van Laar (PvdA):
Dat is goed om te horen, maar dat charter is natuurlijk een middel. Ook los van het charter is het doel dat organisaties inclusief werken. Het wordt tijd dat we dat van hen eisen, want het gebeurt gewoon te weinig, zeker in noodhulp. Er is de neiging om maar zo veel mogelijk mensen zo snel mogelijk iets te bieden en daarbij is er te weinig aandacht voor specifieke noden. Dat zien we rond psychosociale zorg en dat zien we rond mensen met een beperking. Ik vind dat de Minister het dus wel moet gaan eisen, of die organisaties nu tekenen of niet. Dat charter kan het middel zijn, maar ze kunnen ook een andere weg kiezen. Als wij bijdragen en daarmee tot de top tien van donoren van een organisatie behoren, dan mogen we gewoon van zo'n organisatie vragen dat ze inclusief werkt. Dat moeten we dan ook gaan doen, wat mij betreft vanaf volgend jaar.
Minister Ploumen:
Ik geloof niet dat er een verschil van opvatting is tussen de heer Van Laar en mij. Ook ik vind dat ze dat moeten gaan doen. Ook ik zie dat ze dat nog niet altijd doen, overigens ook niet uit onwil. Mijn enige punt was dat wij het willen omzetten in richtlijnen, die we ook meegeven, zodat die organisaties het niet ieder voor zich hoeven te doen. Ik heb er geen enkel probleem mee om toe te zeggen dat we het vanaf volgend jaar doen, want ik denk ook dat dat zeker moet. Hoe eerder, hoe beter.
De heer Van Laar (PvdA):
Dan hebben we inderdaad geen verschil van mening meer. Maar in eerste instantie zei de Minister nog dat het te vroeg was om eisen te gaan stellen. We zijn het nu helemaal eens. Dat is mooi. Wat mij betreft hoeft het niet per se middels richtlijnen van het ministerie. Laat het aan de organisaties om te bepalen hoe zij inclusief werken. Of suggereer richtlijnen. Dat kan altijd, want als elke donor zijn eigen richtlijnen gaat stellen, dan komen we ook weer in een woud terecht. Maar het is in ieder geval fijn dat we de intentie delen en dat die inzet er is. Dank.
Minister Ploumen:
Ja, goed. We gaan die richtlijnen toch wel uitwerken, want je merkt gewoon dat organisaties handvatten nodig hebben. Anders hadden ze het wel eerder gedaan. En we gaan daar inderdaad geen maanden of jaren over doen. Dus het wordt 2018 of al eerder. Ik moet gewoon beter op mijn woorden letten, want de heer Van Laar is heel alert. Ik hoor van de voorzitter dat ik ook op de tijd moet letten. Ik begrijp het. Ik moet dus minder en betere woorden gebruiken. Dat is altijd een goed advies. De voorzitter grijpt zelden in, dus als hij het doet, voel ik mij zeer aangesproken.
Als lid van de Veiligheidsraad willen we zeker aandacht geven aan de humanitaire agenda. De prioriteiten worden de komende maanden vastgesteld. De Kamer wordt daarover geïnformeerd. Juist het aspect van het schenden van humanitair recht ligt erg voor de hand. We zullen er dus aandacht aan geven.
Ik kom nu bij Syrië en Irak. De organisaties die wij steunen met ongeoormerkte bijdragen, geven een fors deel daarvan aan Syrië. Zij kunnen de prioriteiten bepalen op basis van het humanitair imperatief. Syrië is in een enorm grote crisis, maar het is niet het enige land dat een grote crisis kent. Als wij aan Syrië meer geoormerkt geven, gaat er minder naar andere landen. We hebben een haast mathematische afweging gemaakt aan de hand van een aantal criteria om tot deze prognose te komen. Voorlopig laten we het hierbij, maar we monitoren de situatie.
De wederopbouw is een wat politieker punt. Los van de middelen die wel of niet beschikbaar zijn, neemt Nederland de positie in dat er geen sprake kan zijn van wederopbouw met hulp van Nederland of de EU in door het regime gecontroleerde gebieden. Dat is de mening van Nederland op dit moment. Het regime heeft met zijn bondgenoten willens en wetens heel veel schade aangericht. Het zou te gek zijn als je nu onmiddellijk naar de internationale gemeenschap kijkt als het gaat om het herstellen van de schade. In oppositiegebied gebeurt op het terrein van de stabiliteit al het een en ander. Daar hoort bijvoorbeeld ontmijning bij. Maar van een grootschalige opbouw kan ook in die gebieden nog geen sprake zijn. We dragen wel bij aan het Syria Recovery Trust Fund. Ook de White Helmets ontvangen middelen van Nederland. Het is dus een onderwerp van gesprek, maar het is nog te vroeg om er op een of andere manier in te stappen als het gaat om Syrië. We kunnen niet meer doen dan we nu doen.
In Irak ligt het anders. We dragen 20 miljoen euro bij aan de stabilisatie daar. Ik heb het in Fallujah met eigen ogen kunnen zien. Dan heb ik het over ontmijning en verzoening. We zorgen ervoor dat mensen veilig kunnen terugkeren en dat het lokaal bestuur weer, zo goed en zo kwaad als het kan, diensten kan aanbieden. De kinderen van de mensen die zijn teruggekomen, moeten immers naar school kunnen. Wij zijn daar een van de grotere donoren, maar we volgen het natuurlijk ook nauwgezet. Het Rode Kruis en andere hebben aangegeven dat er in Irak, Jemen en Syrië honger is of dat er over een paar maanden honger zal zijn als er niet meer geld bij komt. Nederland steunt de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies met 40 miljoen per jaar. Dat geld wordt deze week overgemaakt. Het Nederlandse Rode Kruis mag gebruikmaken van wat we een «blokallocatie» noemen. Het gaat om 15 miljoen per jaar. Dat geld kan daar worden besteed waar het Rode Kruis vindt dat de nood op een bepaald moment het hoogst is. Over dat bedrag kan het Rode Kruis nu dus beschikken. Dat is vooralsnog de bijdrage die Nederland doet.
De heer Van Laar sprak over de hulp in gebieden waar de Koerdische Democratic Union Party, de PYD, aan het bewind is. Voor de kerst spraken we in afwezigheid van de heer Van Laar daarover in een plenair debat over Syrië. Ik heb toen toegezegd dat ik daar nader onderzoek naar laat doen, omdat ook mij berichten ter ore kwamen dat een aantal organisaties daar helpen. We doen via cross-borderhulp aan humanitaire hulp en ontmijning, ook na de bevrijding van Raqqa. We doen dus met name aan humanitaire hulp en ontmijning, maar dat was ook precies de vraag van de heer Van Laar en anderen. We blijven daarop inzetten. Er zijn nog wel aarzelingen over de rol van PYD, maar we kunnen nu via organisaties werken die we heel goed kennen en die heel goed werk doen. Niets staat cross-borderhulp daar in de weg. We spelen daar een rol in.
Ik kom op de laatste twee punten.
De heer Voordewind vroeg hoe de rechten van vluchtelingen een rol spelen in de migratie compacts. Dat zijn heel brede afspraken tussen de EU en de landen. De dialoog over mensenrechten draagt bij aan het versterken van mensenrechten. Dat is een integraal onderdeel van de migratie compacts. Deze bestaan niet zonder dat deel. Dat wil overigens niet zeggen dat het niet verstandig is om erop toe te zien dat het ook de uitvoering in de gewenste richting gaat. Wij volgen dat nauwgezet.
Nederland heeft een paar weken geleden een extra bijdrage gedaan aan Griekenland, in aanvulling op wat de EU doet. Humanitair commissaris Stylianides heeft vorige week een aantal bijdragen gedaan. Nederland heeft het afgelopen jaar ten opzichte van andere lidstaten naast die € 100.000 ook qua spullen een bijdrage geleverd: ambulances, slaapzakken, dekens, hygiënekits, emergency sets enzovoorts. Dat is niet het enige wat we doen. We hebben zo ongeveer dagelijks contact met de Griekse autoriteiten, aan wie we onze hulp aanbieden bij het organiseren van de hulp. Daar zit namelijk de bottleneck. UNHCR doet dat ook. Mijn ambtenaren moeten ervoor zorgen dat de hulp die gegeven is en de financiële middelen die er zijn, op een goede manier ter plekke aankomen. Dat gaat niet van een leien dakje en dat is heel erg. Maar we doen er alles aan.
De voorzitter:
De heer Van Laar heeft nog een vraag.
De heer Van Laar (PvdA):
Ik heb gevraagd naar het fonds Education Cannot Wait. Wat is de stand van zaken?
Minister Ploumen:
We gaan daarover in ieder geval rapporteren. In de loop van 2017 gaan we kijken of er extra fondsen nodig zijn. Wij zijn tevreden over het functioneren van het fonds. Ook andere landen hebben ons gevolgd. Ik meen dat wij als een van de eersten 7 miljoen hebben bijgedragen. Dit is een goede manier om aandacht te vragen voor het punt dat mevrouw Van Tongeren overigens ook maakte, namelijk dat kinderen die worden opgevangen in de regio onderwijs nodig hebben. Extra internationale bijdragen waren daarvoor hard nodig. Die zijn gekomen.
De voorzitter:
We zijn toe aan de tweede termijn.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de prettige samenwerking in de afgelopen jaren. We zullen zien wat de verkiezingen brengen. Ook de collega's dank ik voor de goede samenwerking en voor het extra geld dat we hier en daar hebben kunnen bij plussen. Daarbij denk ik aan kinderarbeid, de versterking van rechten en de noodhulpfondsen.
Wat de migration compacts betreft, wijs ik de Minister erop dat, hoewel er misschien mensenrechtencomponenten in zitten, Eritrea deze middelen wel gebruikt om haar eigen vluchtelingen binnen het land te houden. Dat lijkt me toch echt tegen internationale verdragen ingaan. Ik dank de Minister voor haar doorkijkje in de Dutch Relief Alliance. Zij vindt dat het fonds effectief en efficiënt is geweest. De Minister wil dit fonds daarom doorzetten.
We kijken toch tegen een reductie van het noodhulpbudget aan, in vergelijking met vorig jaar. Het verschil is zo'n 100 miljoen. Ik vind dat te betreuren. De Minister zegt in haar eigen brief dat ze de nood niet ziet afnemen. Sterker nog: 96 miljoen mensen zijn ook volgend jaar afhankelijk van noodhulp. Toch constateer ik dat er 100 miljoen af gaat, als het gaat om de optelling van 4.1 en 4.4. Nogmaals, ik betreur dat. Ik kijk ook even naar de collega's of er draagvlak is om de Minister creatief te laten zijn en te laten kijken of het mogelijk is om, al is het niet vandaag maar misschien in de komende weken, extra geld bij te plussen. Dat is mijn belangrijkste pleidooi in dit debat.
De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Mij rest niets dan de Minister te danken voor de antwoorden. Ik heb net even gekeken. Wij gaan nog één keer de degens kruisen in een ander AO. Ik wacht dus nog even met de loftuitingen. Voor zover ik deze collega's in deze commissie niet meer tref, zeg ik: hartelijk dank, ik heb ervan genoten.
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de heer Taverne voor de toezegging dat hij met loftuitingen komt voor de Minister. Daar kijken we naar uit. We zijn benieuwd naar de vorm en inhoud! Die roepen tot nu toe vooral vragen op, maar we gaan het zien.
Dank aan de Minister voor de antwoorden in eerste termijn en voor de vele toezeggingen. Dat is altijd fijn in zo'n laatste AO, net als vlak voor een reces, dan wordt in een keer alles toegezegd.
Ik heb nog drie vragen over. Hoe zit het met de toezegging die de Minister deed bij de begrotingsbehandeling dat een deel van het geld voor vrouwenorganisaties terecht gaat komen bij die vrouwenorganisaties in Kobani? Heeft de Minister al zicht op de uitvoering van die motie? Ik probeerde eerst een open vraag te stellen, maar het antwoord kwam niet. Daarom stel ik maar een specifieke vraag. Ziet de Minister erop toe dat dat gebeurt, ook als ik haar niet aan de tand voel in een debat?
Heeft de Minister er al zicht op of het fonds Education Cannot Wait inclusief gaat werken? Gaat dat voor de kinderen in Libanese vluchtelingenkampen een oplossing bieden? Als ze nog in de opstartfase zijn, lijkt me dat de perfecte fase om het gelijk in mee te nemen, want het gaat juist om specifieke noden waar je soms maar heel kleine aanpassingen en een beetje extra motivatie voor nodig hebt. In sommige vluchtelingenkampen geven ze bijvoorbeeld alle voedselbonnen voor het hele gezin aan meisjes die naar school gaan. Je zou hetzelfde kunnen doen voor kinderen met een beperking. Dan gaan ze binnen de kortste keren naar school. Dan krijgen ze in ieder geval iets van hulp. Dat lijkt me goed.
Wat ons betreft is het budget voor ontwikkelingssamenwerking onderdeel van de formatie. Wij hebben onze plannen daarvoor in een verkiezingsprogramma geschreven. Andere partijen ook. We zullen de degens moeten kruisen. Ik schaam me niet voor hoe we het budget overeind hebben gehouden de afgelopen jaren. Laten we hopen dat het de komende jaren ook zo blijft.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Voor mijn fractie blijft, ook na dit debat, aan de ene kant de grote bewondering voor alle organisaties die zich inzetten en het werk dat zij doen en aan de andere kant grote zorg over hoeveel geld er nodig is om een hulpbijdrage te leveren in, zoals de Minister dat noemt, de langdurige, structurele en echt ontwrichtende conflicten in zoveel regio's in de wereld. De Minister weet dat in die context mijn bijzondere zorg uitgaat naar vrouwen en meisjes. Zoals de Minister terecht zegt, is het niet dat ze überhaupt kwetsbaar zijn, maar zijn ze in die omstandigheden bijzonder kwetsbaar. Als een IS als onderdeel van zijn strategie het verkrachten van vrouwen ... Dat is natuurlijk al zo oud als de wereld, helaas. Laten we daar verder niet over spreken. Dat kan ons alleen maar ertoe aansporen om ervoor te zorgen dat we zo veel mogelijk middelen daarvoor vrijmaken. Juist een land als Nederland, dat het hierin verschil kan maken. Ik dank de Minister voor haar toezegging om te kijken naar, inderdaad, soms heel simpele dingen, zoals extra licht. Licht is veiligheid. Dan kan je niet in het donker iets gebeuren wat verder niemand ziet. We hebben eerder wel eens gesproken over lampjes die je overdag kunt opladen, waardoor je altijd 's avonds je eigen lichtje bij je hebt. Laten we alsjeblieft naar dat soort heel praktische, simpele oplossingen kijken en beseffen wat een rijkdom dat is aan veiligheid voor sommige vrouwen in die kampen.
Ik vergat nog even mijn collega Agnes Mulder te verontschuldigen, die bij een ander debat in de plenaire zaal moest zijn, waar zij mij verontschuldigt omdat ik hier ben. Ik doe dat graag. Zij was er ook graag bij geweest. Ik begrijp ook dat de ChristenUnie een deel van haar inbreng mede namens haar heeft gedaan, maar ik had haar beloofd het toch nog even te melden.
Extra hulp voor Griekenland en met name ook praktische hulp in het organiseren van de effectiviteit van die hulp is heel erg belangrijk. Mijn zorg blijft dus zitten bij het geld. Als we kijken naar hoeveel budget er de afgelopen jaren was, komen we ook voor komend jaar gewoon 100 miljoen euro tekort voor noodhulp en opvang in de regio. Terecht wordt gezegd dat het een opdracht is voor de formatie, maar het is wel belangrijk om ons te realiseren dat dat het bedrag is dat we in ieder geval al tekortkomen. En laat dat nou net het bedrag zijn dat ongeveer vrijgevallen was. Laat dat een opdracht zijn aan ons allemaal. Het geld is daar hard nodig.
Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik wacht de warme woorden en de bloemen af die ik volgens mij van de heer Taverne zal krijgen.
Het is goed om tegen de heer Voordewind te zeggen dat er geen migratiecompact met Eritrea is. Dat heeft ook een reden. Deze is gelegen in de moeizame mensenrechtensituatie in dat land en in het feit dat niet alle lidstaten het een goed idee vinden om een intensieve samenwerking met Eritrea te hebben. Het was een moeilijke afweging. De vraag is hoe je mensen het beste helpt: met engagement of disengagement? Dat weet de heer Voordewind ook. Er is dus geen compact met Eritrea.
Het klopt wat de heer Voordewind zegt. Dat heeft te maken met wat het Relief Fund in eerdere jaren heeft uitgeput. Mevrouw Van Veldhoven zei daar ook iets over. Daarom komt die 48 miljoen erbij. We hebben vorig jaar extra kunnen investeren in de Syrië-regio voor meer structurele opvang in de regio. Dat betekent ook dat je het jaar daarna die getallen niet per se kunt evenaren, ook al omdat een deel van die extra middelen nog in 2017 wordt uitgegeven.
De heer Van Laar heeft gelijk: ik zie erop toe dat ervoor wordt gezorgd dat die vrouwenorganisaties betrokken worden bij de hulp in Kobani. Het is nog iets te vroeg om er iets over te zeggen, want de gesprekken lopen nog. Het klopt echter dat daar een toezegging lag. Mocht er een reden zijn om daar niet in te kunnen bewilligen, dan laat ik dat de Kamer natuurlijk weten. Ik hoor al dat «he doesn't take no for an answer».
Over het fonds Education Cannot Wait maakte de heer Van Laar een heel goed punt: het gaat om het aansporen van dat fonds om uitvoering te geven aan dat charter. Wij zullen dit zeer actief inbrengen, ook met de tips – als ik dit zo mag zeggen – die de heer Van Laar gaf.
Tot slot. Juist bij praktische zaken als lampjes zien we dat er een steeds betere samenwerking tussen bedrijfsleven en ngo's komt, ook bij het leveren van telecomdiensten. Deze leveren soms ook veiligheid. De samenwerking komt echt op gang, niet alleen in Nederland, maar ook veel breder, hoewel wij wel een voorloper zijn. Er is in Davos fors over gesproken hoe we daar een flinke duw aan kunnen geven. Dat past echt bij de agenda die de Kamer steeds heeft neergelegd.
Is dit overigens het laatste debat dat u voorzit in deze hoedanigheid, voorzitter?
De voorzitter:
Nee, want we hebben ook nog een debat op het terrein van Buitenlandse Handel.
Ik dank de Minister voor de beantwoording in de tweede termijn. Wij zijn daarmee aan het slot van dit AO gekomen, althans bijna. Ik zal de toezegging die de griffier heeft genoteerd, voorlezen.
– De Minister zal de mogelijkheden voor een extra bijdrage voor steun aan jezidi-vrouwen en -meisjes in Irak onderzoeken en zal aan de Kamer daarover rapporteren. Kan de Minister daar een termijn aan verbinden?
Minister Ploumen:
Ja, het is misschien goed om te zeggen dat dit onderdeel van de extra 5 miljoen is die wij twee weken geleden toegezegd hebben. Wanneer we daar iets over weten? Nog voor het reces is misschien wat kort dag. Voor de verkiezingen.
De voorzitter:
Dat noteren we bij de toezegging. Ik kijk even of de leden met deze formulering kunnen instemmen. Dat is het geval.
Ik dank de leden voor hun inbreng, de Minister voor de beantwoording van de gestelde vragen en ieder voor de belangstelling die is getoond.
Sluiting 18.41 uur.