Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen te worden aangepast aan richtlijn nr. 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (PbEU L 136);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed gevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Na het derde lid van artikel 316 worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. De verjaring van een rechtsvordering wordt ook gestuit door mediation.
5. Onder mediation als bedoeld in het vierde lid, wordt verstaan hetgeen artikel 3 van de richtlijn nr. 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (PbEU L 136) hieronder verstaat.
B
Na het tweede lid van artikel 319 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering als bedoeld in artikel 316, vierde lid, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de dag volgend op de dag dat de mediation is geëindigd doordat een van de partijen of de mediator aan de andere partij schriftelijk heeft meegedeeld dat de mediation is geëindigd of doordat in de mediation gedurende een periode van zes maanden door geen van de partijen enige handeling is verricht. De nieuwe verjaringstermijn is drie jaar. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
In het eerste lid van artikel 87 wordt na «in elke stand van het geding» een zinsnede ingevoegd, luidende: mediation voorstellen of.
C
In artikel 165 worden na het tweede lid onder vernummering van het derde lid tot het vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:
3. Indien het vertrouwelijke karakter van een mediation uitdrukkelijk is overeengekomen, kunnen de mediator en degene die bij deze mediation is betrokken, zich verschonen van de verplichting om een getuigenis af te leggen omtrent informatie die voortvloeit uit of verband houdt met een mediation over rechten en verplichtingen die ter vrije beschikking van partijen staan. Zij zijn echter verplicht getuigenis af te leggen voor zover partijen dit overeenkomen of deze informatie nodig is om dwingende redenen van openbare orde, met name om de bescherming van de belangen van kinderen te waarborgen of om te voorkomen dat iemand in zijn lichamelijke of geestelijke integriteit wordt aangetast, of indien openbaarmaking van de inhoud van de via mediation bereikte vaststellingsovereenkomst noodzakelijk is voor de uitvoering of de tenuitvoerlegging hiervan.
4. Voor de toepassing van het derde lid wordt onder mediation en mediator verstaan hetgeen artikel 3 van de richtlijn nr. 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (PbEU L 136) hieronder verstaat.
D
Aan het vierde lid van artikel 279 wordt een volzin toegevoegd, luidende:
3. Indien een schikking tot stand komt, kan op verzoek het proces-verbaal waarin de verbintenissen worden uitgedrukt die partijen ten gevolge van die schikking op zich nemen, in executoriale vorm worden opgemaakt. Dit procesverbaal wordt mede ondertekend door partijen of hun tot dat doel bijzonderlijk gevolmachtigden.
E
Onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot het tweede tot en met het vijfde lid, vervalt het tweede lid van artikel 818.
F
Aan het tweede lid van artikel 1041 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 165, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Deze wet is niet van toepassing op mediations die beginnen vóór het tijdstip van het in werking treden van deze wet. Voor de toepassing van deze bepaling wordt een mediation geacht te zijn begonnen indien een mediationovereenkomst tussen partijen en de mediator is gesloten en enige handeling is verricht ter uitvoering daarvan.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,