Ontvangen 8 juni 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel III wordt een nieuw artikel ingevoegd:
In de Mediawet 2008 wordt na artikel 6.14 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien een aangeslotene te kennen geeft het in artikel 6.13, eerste of tweede lid, genoemde programma-aanbod van een andere aanbieder af te willen nemen, stelt de aanbieder van het omroepnetwerk dit programma-aanbod op groothandelsniveau tegen kostengeoriënteerd tarief ter beschikking voor wederverkoop aan deze aangeslotene. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de hoogte of de vaststelling van het tarief en de overige voorwaarden waaronder de aanbieder van het omroepnetwerk het programma-aanbod ter beschikking stelt voor wederverkoop.
2. Indien de aanbieder van een omroepnetwerk naast het in artikel 6.13, eerste of tweede lid, bedoelde programma-aanbod tevens ander programma-aanbod verspreidt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op dat overige programma-aanbod.
Met dit amendement wordt geregeld dat aangeslotenen van een omroepnetwerk (kabeltelevisie) kunnen kiezen voor een aanbieder van het pakket TV- en radiozenders dat analoog wordt gedistribueerd.
In het eerste lid is daartoe geregeld dat de aanbieder voor wie de zogeheten ´must-carry´ geldt, verplicht is dat signaal aan te bieden voor wederverkoop aan andere aanbieders tegen een kostengeoriënteerd tarief. Via een algemene maatregel van bestuur kan de regering regels stellen ten aanzien van de wijze waarop dit tarief wordt vastgesteld of ten aanzien van de hoogte van dit tarief en de nadere voorwaarden waaronder de aanbieder van het omroepnetwerk het programma-aanbod beschikbaar moet stellen. Met dit eerste lid is daarmee gegarandeerd dat een concurrerende aanbieder het ´must-carry´-pakket ook kan aanbieden tegen een concurrerend tarief. Daarmee krijgen klanten van kabelaanbieders de mogelijkheid zelf te kiezen bij welke aanbieder zij klant willen zijn. Dat geeft ze de mogelijkheid om het totale pakket aan diensten bestaande uit telefonie, internet, digitale en analoge televisie bij één en dezelfde aanbieder af te nemen en dus slechts één rekening te ontvangen. Maar klanten kunnen desgewenst ook kiezen voor het afzonderlijke aanbod van bijvoorbeeld analoge televisie van een concurrerende aanbieder, omdat zij prijs of service aantrekkelijker vinden.
In het tweede lid wordt geregeld dat de verplichting om het analoge programma-aanbod beschikbaar te stellen voor wederverkoop zich uitstrekt tot alle zenders in het pakket, dus ook de zenders die buiten de must-carry van het eerste lid vallen. Zodoende kan een concurrerende aanbieder precies hetzelfde pakket zenders verkopen aan consumenten als de aanbieder van het omroepnetwerk zelf. Consumenten krijgen zo een reële keuze.
Van Dam