Vastgesteld 2 december 2010
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave | Blz. |
I ALGEMEEN | 1 |
– Doel van het wetsvoorstel | 1 |
– Overleg | 2 |
Doel van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie vragen de regering uiteen te zetten waarom publiekrechtelijke taken in dit wetsvoorstel worden toegekend aan privaatrechtelijke rechtspersonen. Als de minister oog wil houden op de uitoefening van publieke bevoegdheden is de vraag waarom wordt gekozen voor een privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Waarom is niet gekozen voor een publiekrechtelijk zbo? In het algemeen vragen deze leden in hoeverre voor het Vervangingsfonds en het Participatiefonds de vorm van een zbo de meest aangewezen vorm is. Graag krijgen de leden een reactie van de regering op deze vragen.
In zijn advies merkt de Raad van State op dat daar waar in de vigerende wetgeving «de rechtspersoon» staat dit niet kan worden vervangen door «het bestuur van de rechtspersoon». Het vervangen van de term «de rechtspersoon», zoals voorgesteld in het onderhavige wetsvoorstel, zal volgens de Raad van State leiden tot spanning met bepalingen in het privaatrecht. De leden hebben kennisgenomen van de beklemtoning van de Raad van State dat het in de bijzondere wetten gebruikelijk is om bij privaatrechtelijke zbo’s de bevoegdheden en verplichtingen niet neer te leggen bij de orgaan van de rechtspersoon, maar bij de rechtspersoon zelf. De regering heeft te kennen gegeven dat zij wenst vast te houden aan de lijn van het wetsvoorstel dat publiekrechtelijke bevoegdheden aan een orgaan van een rechtspersoon, in casu het bestuur, worden toegekend.
De leden vragen de regering dit standpunt nader toe te lichten. Met name vragen de leden dit, omdat er geen eenduidige lijn lijkt te worden gevolgd binnen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In het nader rapport van de regering wordt gesproken over «gebruikelijk», «veelal als uitgangspunt» en «in beginsel» wanneer zij spreekt over het toekennen van publiekrechtelijke bevoegdheden aan een rechtspersoon.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel draagt naar de mening van genoemde leden bij aan eenduidige wetgeving en transparantie als het gaat om de werking van zbo’s.
Uit het advies van de Raad van State blijkt, dat daar waar in de vigerende wetgeving «de rechtspersoon» staat, dit niet kan worden vervangen door «het bestuur van de rechtspersoon», zoals dat in het wetsvoorstel is opgenomen. De leden hebben kennisgenomen van de opvatting van de Raad dat daardoor spanning ontstaat met de bepalingen van het privaatrecht. En dat de Raad benadrukt dat het in de bijzondere wetten gebruikelijk is om bij privaatrechtelijke zbo’s de bevoegdheden en verplichtingen niet neer te leggen bij een orgaan van de rechtspersoon, maar bij de rechtspersoon zelf.
De regering geeft er echter de voorkeur aan om het voorgestelde in het wetsvoorstel te handhaven en kiest ervoor om publiekrechtelijke bevoegdheden toe te delen aan organen van privaatrechtelijke rechtspersonen.
De leden vragen wat er op tegen is de formele lijn te volgen van de Raad van State. Temeer daar kennelijk ook binnen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet een eenduidige lijn wordt gevolgd2. Voor de leden is onduidelijk of het te hanteren begrip «bestuur van de rechtspersoon» noodzakelijk is dan wel in hoeverre compatibiliteit met OCW-wetgeving van dit gehanteerde begrip noodzakelijk is.
Tot slot vragen de leden van de genoemde fractie hoe het zit met andere privaatrechtelijke zbo’s buiten OCW? Wat is daar de algemene lijn, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel, het advies van de Raad van State en het nader rapport. Zij vragen hoeveel scholen zich hebben aangemeld voor het experiment waarbij de schoolbesturen gedurende een periode van twee jaar volledig eigenrisicodrager zouden worden voor de vervanging van personeel. Wat was de doelstelling van het experiment? Wat gebeurt er nu het experiment niet doorgaat? Wat is de reden dat er 15 tot 20 procent van de schoolbesturen moest meedoen alvorens het experiment te starten? Wat is de reden dat er te weinig aanmeldingen waren? Mag uit de geringe behoefte om mee te doen aan dit experiment worden afgeleid dat scholen zeer tevreden zijn met de manier waarop vervanging nu is georganiseerd? Welke conclusie trekt de regering hier zelf uit, zo vragen de leden.
Overleg
De leden van de VVD-fractie vragen de regering voorts of de besturen van het Participatiefonds en het Vervangingsfonds, die blijkens de memorie van toelichting mondeling zijn ingelicht over het wetsvoorstel, zijn geraadpleegd over het advies van de Raad van State over de gehanteerde terminologie. Wat was hun reactie, zo vragen de leden.
De leden van de SP-fractie constateren dat er mondeling overleg is geweest met het bestuur van het Vervangingsfonds en het Participatiefonds. Hierin zijn zij op de hoogte gebracht van de wetswijziging. Wat was hun reactie op dit voornemen van de regering? Was er een verschil in opvatting tussen het deel dat de werkgevers en dat de werknemers vertegenwoordigt in het bestuur, zo vragen de leden.
Voorzitter van de commissie,
Van Bochove
Adjunct-griffier van de commissie,
Bošnjaković-van Bemmel