Gepubliceerd: 27 oktober 2010
Indiener(s): Ineke van Gent (GL)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32520-8.html
ID: 32520-8

Nr. 8 VERSLAG

Vastgesteld 27 oktober 2010

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

  

I ALGEMEEN

1

§ 1. Inleiding

1

§ 2. Geen recht op kinderbijslag in verband met het niet voldoen aan de kwalificatieplichten en de onbedoelde effecten daarvan

2

§ 3. Overmakingskosten buitenland

2

§ 4. Het begrip zelfstandige in de Wet WIA en de Wajong

3

§ 5. Verantwoording door medeoverheden

3

II ARTIKELSGEWIJS

3

I ALGEMEEN

§ 1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelwet SZW 2011 (32 520) en zien aanleiding tot het stellen van een aantal nadere vragen.

Kan de regering toelichten hoe deze Verzamelwet (32 520), zich verhoudt tot de bij de Kamer aanhangige Reparatiewet SZW 2011 (32 435)?

Wat zijn de mogelijke financiële gevolgen van deze wetswijzigingen?

Kan de regering schematisch aangeven wanneer de verschillende wetswijzigingen in werking zullen treden?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen in de Verzamelwet SZW 2011. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.

Kunnen de in het wetsvoorstel opgenomen wetswijzigingen nog gevolgen hebben voor het recht op, de hoogte en duur van een uitkering? Zo ja, welke?

Hoe ligt de verhouding tussen dit wetsvoorstel en de Reparatiewet 2011?

Wat is de ingangsdatum van de verschillende in dit voorstel genoemde wetsveranderingen?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben nog enige vragen ter toelichting.

Kan de regering nader toelichten hoe de verzamelwet SZW 2011 en de reparatiewet SZW 2011 zich tot elkaar verhouden?

Kunnen de in het wetsvoorstel opgenomen wetswijzigingen nog gevolgen hebben voor het recht op, de hoogte en duur van een uitkering? Zo ja, welke?

Kan de regering nader toelichten hoe wordt bepaald of informatie van onvoldoende kwaliteit is? Welke criteria worden daarbij gehanteerd?

§ 2. Geen recht op kinderbijslag in verband met het niet voldoen aan de kwalificatieplichten en de onbedoelde effecten daarvan

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een toelichting kan geven over de mogelijke financiële consequenties van deze aanpassing in de relevante wetten.

§ 3. Overmakingskosten buitenland

De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen over overmakingskosten buitenland.

  • Kan de regering een nadere toelichting geven waaruit blijkt dat de kosten voor overmakingen naar de landen van de Europese Unie, landen in de Europese Economische Ruimte en naar Zwitserland sterk gedaald zijn of binnen afzienbare tijd sterk dalen? Kan de regering deze dalende trend ook in een cijfermatig overzicht weergeven?

  • Kan de regering ook nader toelichten waar de kosten die verband houden met het in mindering brengen op de uitkering uit bestaan? Kunnen deze kosten verwerkt worden in het voorgaande bedoelde cijfermatig overzicht?

  • Kan de regering een indicatie geven van de totaal gemaakte kosten in verband met uitbetaling van uitkeringen in het buitenland in het afgelopen jaar, dit gesplitst binnen de Europese Unie en daarbuiten?

  • Kan de regering ook een indicatie geven van de totaal gemaakte kosten die verband houden met het in mindering brengen op de uitkeringen in het afgelopen jaar, dit gesplitst binnen de Europese Unie en daarbuiten?

  • Waarom kiest de regering er voor de gehele bepaling in de relevante wetten te schrappen? Kan de regering toelichten waarom er niet voor is gekozen om de bepaling aan te passen door bijvoorbeeld blijvend te verplichten dat ingeval de uitkering buiten de Europese Unie wordt uitbetaald de daaraan verbonden kosten van overmaking op die uitkering in mindering worden gebracht? Is de rendabiliteit leidend om wel of niet over te gaan tot verrekening van de kosten op het verstrekken van uitkeringen naar het buitenland, of zijn er ook andere omstandigheden van belang?

  • Op grond van het tweede lid van artikel 4:91 Algemene wet bestuursrecht zijn de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) bevoegd, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, om bij uitbetaling van een uitkering in een land buiten de EU, de bestaande praktijk voort te zetten. Acht de regering het wenselijk dat de SVB en het UWV gebruik maken van deze bevoegdheid om de bestaande praktijk, het verrekenen van de kosten op de uitkeringen voor landen buiten de EU voort te zetten? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

§ 4. Het begrip zelfstandige in de Wet WIA en de Wajong

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom inkomsten van een zelfstandige in voorkomende gevallen worden aangemerkt als «overige inkomsten» door de Belastingdienst, zoals geconstateerd onder § 4.

§ 5. Verantwoording door medeoverheden

De leden van de VVD-fractie hebben over de verantwoording door medeoverheden een aantal vragen.

  • Kan de regering een nadere toelichting geven op het werkproces van verantwoording van zowel SW-bedrijven als schappen?

  • Is het waar dat de regering heeft besloten om verschillende verantwoordingsregimes hiervoor te hanteren? Wat zijn daarvoor de redenen? Is het waar dat daarmee de groep SW-ers die bij het SW-bedrijf werken van één gemeentelijk bedrijf, terwijl ze in een gemeente wonen waar een andere gemeentelijke SW-bedrijf de SW uitvoert, door deze verschillende verantwoordingsregimes worden gemist? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om zowel de SW-bedrijven als de schappen over al hun SW-ers te laten verantwoorden? Hoe wil de regering bij de controle van de financiële gegevens hiermee omgaan?

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel II Wijziging van de Algemene nabestaandenwet

Onderdeel A, onder 2

De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen.

  • Kan de regering een nadere toelichting geven waarom ervoor is gekozen om de delegatiebevoegdheid niet nog nader te preciseren dan de delegatiebevoegdheid enkel te beperken tot de mogelijkheid om nadere regels te stellen met betrekking tot het tweede lid van artikel 26 van deze wet in plaats van het gehele artikel?

  • Wordt volgens de regering hiermee voldoende tegemoetgekomen aan het advies van de Raad van State?

  • Waarom acht de regering het wenselijk dat de delegatiebevoegdheid ruimer is dan louter de mogelijkheid om een adviescommissie in te stellen? Waar kan in de toekomst nog meer aan worden gedacht in het kader van deze delegatiebevoegdheid?

Artikel VIII Wijziging van de wet financiering sociale verzekeringen

De leden van de PvdA-fractie vragen of de nieuwe garantieregeling voor eigenrisicodragers in de Zieketewet (ZW) of Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) (als voorgesteld in Artikel VIII) ook nadelige gevolgen kan hebben (naast de extra lasten voor werkgevers die reeds een garantie hebben) voor werkgevers die deze garantie willen aanvragen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat voor de werkgever die eigenrisicodrager wil worden voor de Ziektewet de verplichting geldt om een garantie te overleggen van een kredietinstelling of een verzekeraar aan de belastingdienst. In de artikelen 43 en 44 van de Wfsv zijn nadere bepalingen opgenomen over het bedrag waartoe de garantie strekt. Om de administratieve lasten te verlagen wordt in onderhavig wetsvoorstel voorgesteld om de bijzondere bepalingen over het bedrag van de garantie te laten vervallen. De leden van de CDA-fractie ondersteunen de regering uiteraard in het streven naar lastenvermindering, maar vragen in dit geval of werkgevers die na inwerkingtreding van deze aanpassing eigenrisicodrager voor het ZW willen worden, daadwerkelijk een garantie zonder specifiek bedrag (blanco cheque) van een kredietinstelling of verzekeraar zullen krijgen om te overleggen aan de belastingdienst. Deze leden verwachten dat zo’n garantie niet zomaar door banken of verzekeraars wordt afgegeven aan MKB ondernemingen omdat het een oneindig risico voor deze instellingen zou betekenen. Deelt de regering deze verwachting? Zo neen, waarop is deze verwachting gebaseerd? Zo ja, is de regering dan met deze leden van oordeel dat onderhavige wetgeving het eerder moeilijker dan makkelijker maakt voor werkgevers om te kiezen voor het zelf uitvoeren en uitbetalen van de ZW (eigenrisicodrager)? Wat is dan nog de toegevoegde waarde van deze wijziging. Zijn er geen andere manieren waarop de beoogde lastenvermindering kan worden bereikt? Bijvoorbeeld door de verplichting om in plaats van (nu) elk jaar, ééns in de twee jaar een bankgarantie te overleggen? Deze leden ontvangen graag een nadere toelichting van de regering.

Artikel X Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeelte arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Onderdeel C, onder 2

De leden van de VVD-fractie merken op dat wanneer de WW-uitkeringsgerechtigde arbeid is gaan verrichten in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep of de WGA-uitkeringsgerechtigde niet verzekeringsplichtige arbeid in de zin van de Wet WIA is gaan verrichten, de verlaging die plaatsvindt in factor A, het totaalbedrag aan uitkeringen, van de aangepaste grondslag niet gecompenseerd wordt met factor B, laatst verdiende loon uit dienstbetrekking. In dat kader wordt nu voorgesteld dat voor de vaststelling van de aangepaste grondslag uitgegaan wordt van het bedrag aan loondervingsuitkering dat zou zijn genoten indien de WW- respectievelijk WGA-uitkeringsgerechtigde geen arbeid als zelfstandige was gaan verrichten. Kan de regering nader toelichten hoe de aangepaste grondslag dan wordt bepaald?

Artikel XIV Wijziging van de Wet Participatiebudget

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader kan toelichten wanneer er sprake is van onvoldoende kwaliteit van de verstrekte informatie door gemeenten? Wie bepaalt dit? Welke criteria zijn daarbij leidend en welke waarborgen zijn er voor de gemeenten om bijvoorbeeld tekortkomingen in de kwaliteit van de informatie nog tijdig te kunnen herstellen?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe wordt bepaald of informatie van voldoende kwaliteit beschikbaar is?

Artikel XVII Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

Onderdeel A

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de meerwaarde is van het schrappen van de arbeidsongeschiktheidswaarborgen (als bedoeld in Artikel XVII, onderdeel A).

Ontneming sociale zekerheidsrechten aan personen die zich onttrekken aan de (verdere) tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom behoudens bijzondere wetten er wordt gekozen voor een overgangstermijn van 6 maanden in het kader van de inwerkingtreding van deze wet en niet met onmiddellijke werking? In hoeverre verenigt een dergelijke overgangstermijn naar de aard van dit voorstel tot wetgeving?

De fungerend voorzitter van de commissie,

Van Gent

De griffier van de commissie,

Post