Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige wijzigingen op het terrein van de wetgeving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, tiende lid, wordt «tweede, zevende en achtste lid» vervangen door: tweede lid, vierde lid, onderdeel a, zevende lid en achtste lid.
B
Artikel 18, achtste lid, komt te luiden:
8. Indien de kinderbijslag in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «dan wel een vervolgstudie volgt anders dan hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: dan wel een vervolgstudie volgt.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het tweede lid.
B
Artikel 48 komt te luiden:
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 9, eerste lid, onderdeel c, wordt «voor wie hij op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt of zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan hem op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
B
Artikel 19, derde lid, komt te luiden:
3. Indien het ouderdomspensioen in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 37 komt te luiden:
B
Artikel 54, vierde lid, komt te luiden:
4. De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk negen maanden na beëindiging van de dienstbetrekking. Artikel 14, tweede lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking tot het begin van de vrijwillige voortzetting.
C
In artikel 70, vierde lid, wordt «Voor de toepassing van de artikelen 72, 80, eerste lid, onderdeel d, en 81, eerste lid, onderdeel c,» vervangen door: Voor de toepassing van de artikelen 71 tot en met 92.
D
Na artikel 71 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien na de waardeoverdracht de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende wetgeving van een andere staat dan Nederland op de overgedragen pensioenaanspraken van toepassing is en de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht ruimer zijn dan op basis van deze wet.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt «voor wie hij op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan hem op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
B
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het recht op toeslag kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag om toeslag werd ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de vorige zin.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 21 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien het recht op uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel d, juncto artikel 19, eerste lid, onderdeel a, is geëindigd en vervolgens op grond van het eerste lid herleeft, is artikel 16, tiende lid, van overeenkomstige toepassing.
B
Artikel 26, eerste lid, onderdeel a, vervalt.
Artikel 55, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen komt te luiden:
3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 43 vervalt het eerste lid onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
B
Artikel 44 vervalt.
C
In artikel 104, eerste lid, onderdeel k, wordt «artikel 30» vervangen door: artikel 30a.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, wordt «voor wie de gewezen zelfstandige op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan de gewezen zelfstandige op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
B
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 37, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c.
2. Onder vervanging van de punt na onderdeel b door een puntkomma worden aan het tweede lid twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de belanghebbende nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden; of
d. de belanghebbende door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Van een verlaging als bedoeld in het eerste lid en een weigering als bedoeld in het tweede lid wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, onderdeel b, onder 2°, wordt «arbeidsongeschikten» vervangen door: arbeidsgeschikten.
B
In artikel 4, eerste lid, onderdeel c, wordt «voor wie de werkloze werknemer op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan de werkloze werknemer op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid wordt na «uitkeringsduur op grond van de Werkloosheidswet» ingevoegd: of de geldende uitkeringsduur van de loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
12. Voor zover het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van die wet, wordt bij de toepassing van het zesde lid voor de vaststelling van factor A uitgegaan van het bedrag aan loondervingsuitkering dat zou zijn genoten indien die werkzaamheden niet zouden zijn verricht.
13. Het twaalfde lid is van overeenkomstige toepassing indien de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, is verlaagd als gevolg van het verrichten van werkzaamheden uit hoofde waarvan de werkloze werknemer geen werknemer is als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van die wet.
D
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «artikel 37, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Van een weigering als bedoeld in het eerste lid en een verlaging als bedoeld in het tweede lid wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
E
Het bij Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de SVB en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen (Stb. 596) toegevoegde artikel 63c wordt vernummerd tot 63d.
De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt: – kind: het kind jonger dan 18 jaar, dat niet als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort en voor wie de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, op grond van de Algemene kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen.
B
Aan artikel 4, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Het UWV is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de vorige zin.
C
Aan artikel 10 worden twee leden toegevoegd, luidende:
8. Voor zover het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet, wordt bij de toepassing van het eerste lid voor de vaststelling van onderdeel a van factor A uitgegaan van het bedrag aan loondervingsuitkering dat zou zijn genoten indien die werkzaamheden niet zouden zijn verricht.
9. Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing indien de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, is verlaagd als gevolg van het verrichten van werkzaamheden uit hoofde waarvan de aanvrager geen werknemer is als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van die wet.
D
In artikel 16, eerste lid, wordt «bedoeld in de artikelen 14 en 15» vervangen door: bedoeld in de artikelen 12, tweede lid, onderdeel c, 14 en 15.
E
In artikel 29, eerste lid, onderdeel b, wordt « aan het kind of de kinderen» vervangen door: aan het minderjarige kind of de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond.
De Wet investeren in jongeren wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4 wordt « – ten laste komend kind: het kind voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken» vervangen door: – ten laste komend kind: het kind voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
B
Na artikel 56 van de Wet investeren in jongeren wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Indien degene van wie de kosten van inkomensvoorziening worden teruggevorderd algemene bijstand, inkomensvoorziening of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt van het college van een andere gemeente dan het college dat de kosten van inkomensvoorziening terugvordert, betaalt het college van die andere gemeente, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de algemene bijstand, de inkomensvoorziening of de uitkering op verzoek aan het college dat de kosten van de inkomensvoorziening terugvordert.
2. Indien degene van wie de kosten van inkomensvoorziening worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of de Toeslagenwet of inkomensondersteuning ontvangt op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering of de inkomensondersteuning op verzoek aan het college dat de kosten van de inkomensvoorziening terugvordert.
3. Indien degene van wie de kosten van inkomensvoorziening worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet betaalt de Sociale verzekeringsbank, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering op verzoek aan het college dat de kosten van de inkomensvoorziening terugvordert.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 42, vierde lid, vervalt de tweede volzin.
B
Artikel 50, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
De Wet participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5, derde lid, komt te luiden:
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde gegevens;
b. de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien het college de in het eerste lid bedoelde gegevens niet of niet tijdig verstrekt dan wel de kwaliteit van die gegevens te kort schiet.
B
Aan artikel 6 wordt na «in de plaats van het college» toegevoegd:
, met dien verstande dat:
a. voor de toepassing van artikel 2 en artikel 5, tweede lid, de met toepassing van artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regelingen door het openbaar lichaam op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, verantwoorde informatie in aanmerking kan worden genomen;
b. indien een openbaar lichaam de uitkering, bedoeld in artikel 2, ontvangt van het college van de gemeente die deelneemt aan de gemeenschappelijke regeling, voor de termijn van dertien maanden in artikel 4, derde lid, telkens wordt gelezen: vijfentwintig maanden.
In artikel 2, eerste lid, van de Wet privatisering FVP wordt «en het op verzoek van de Sociaal-Economische Raad kunnen voorzien in bijdragen ter financiering van onderzoeken inzake aanvullende pensioenen» vervangen door: en het kunnen voorzien in bijdragen ter financiering van onderzoeken en projecten inzake aanvullende pensioenen.
Artikel 1, tweede lid, van de Wet sociale werkvoorziening komt te luiden:
2. Indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, treedt dat bestuur voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de artikelen 8, 9, 13, vierde lid, en 14, eerste lid, in de plaats van de betrokken colleges, met dien verstande dat:
a. voor de toepassing van artikel 8 en 9 de met toepassing van artikel 34a van die wet door het openbaar lichaam op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële- verhoudingswet, verantwoorde informatie in aanmerking kan worden genomen;
b. voor de termijn van twaalf maanden in artikel 9, vierde lid, wordt gelezen: vierentwintig maanden.
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 32c vervalt.
B
Artikel 73a, eerste lid, komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank kunnen gegevens die deze hebben verkregen bij de uitvoering van een bij of krachtens deze of een andere wet aan hen opgedragen taak, verwerken voor de uitvoering van een andere wettelijke taak of voor de uitvoering van andere werkzaamheden als bedoeld in artikel 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van andere werkzaamheden.
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 45 komt te luiden:
B
Artikel 65, vierde lid, komt te luiden:
4. De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk negen maanden na beëindiging van het beroep. Artikel 22, derde lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van het beroep tot het begin van de vrijwillige voortzetting.
C
In artikel 81, vierde lid, wordt «Voor de toepassing van de artikelen 83, 88, eerste lid, onderdeel d, en 89, eerste lid, onderdeel c,» vervangen door: Voor de toepassing van de artikelen 82 tot en met 100.
D
Na artikel 82 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien na de waardeoverdracht de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende wetgeving van een andere staat dan Nederland op de overgedragen pensioenaanspraken van toepassing is en de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht ruimer zijn dan op basis van deze wet.
De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1, eerste lid, onderdeel q, komt te luiden:
q. zelfstandige: de persoon die, anders dan in dienstbetrekking, arbeid in eigen bedrijf verricht of een beroep uitoefent, teneinde daarmee inkomen te verwerven.
B
Artikel 2:49, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de inkomensvoorziening, bedoeld in het eerste lid, in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
C
Artikel 3:45, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, onderdeel e, komt te luiden:
e. ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
B
Na artikel 47e wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een door het college verstrekte geldlening of borgtocht op grond van artikel 48, 50 of 78c, die op grond van artikel 47a wordt voortgezet, gaan over op de Sociale verzekeringsbank.
2. Vermogensbestanddelen die voortvloeien uit een geldlening als bedoeld in het eerste lid gaan met ingang van de datum van voortzetting van de geldlening op grond van artikel 47a over op de Sociale verzekeringsbank, zonder dat daarvoor een akte of betekening nodig is.
3. Met betrekking tot de op grond van het tweede lid overgaande vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door de bewaarders van die registers. De daartoe benodigde opgaven worden door de zorg van Onze Minister aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
4. Terzake van de in het tweede lid bedoelde overgang van vermogensbestanddelen blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
5. Indien de Sociale verzekeringsbank het bedrag van de geldlening of borgtocht invordert, betaalt de Sociale verzekeringsbank aan het college, bedoeld in het eerste lid, het bedrag van de door het college verstrekte geldlening of borgtocht, of indien de opbrengst na aftrek van kosten minder bedraagt dan het totale bedrag van de geldlening of borgtocht een evenredig deel van de geldlening of borgtocht.
C
Artikel 60, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de persoon van wie kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen 58 en 59 worden teruggevorderd algemene bijstand, een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt, is het college bevoegd tot verrekening van die kosten met die algemene bijstand, inkomensvoorziening of uitkering.
D
Na artikel 60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien degene van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd algemene bijstand, een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt van het college van een andere gemeente dan het college dat de kosten van bijstand terugvordert, betaalt het college van die andere gemeente, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de algemene bijstand, de inkomensvoorziening of de uitkering op verzoek aan het college dat de kosten van bijstand terugvordert.
2. Indien degene van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of de Toeslagenwet of inkomensondersteuning ontvangt op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering of de inkomensondersteuning op verzoek aan het college dat de kosten van bijstand terugvordert.
3. Indien degene van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet betaalt de Sociale verzekeringsbank, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering op verzoek aan het college dat de kosten van bijstand terugvordert.
4. Indien de kosten van bijstand worden teruggevorderd door de Sociale verzekeringsbank is het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de Wet werk en inkomen kunstenaars komt te luiden:
e. ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande houder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 25, negende lid, worden twee zinnen toegevoegd, luidende:
Indien op het moment van verlenging van het tijdvak, bedoeld in de eerste zin, recht bestaat op verlof op grond van artikel 3:1, van de Wet arbeid en zorg, vangt het tijdvak aan met ingang van de dag waarop dat verlof eindigt. Indien tijdens het verlengde tijdvak, bedoeld in de eerste zin, recht ontstaat op verlof als bedoeld in de derde zin, wordt het tijdvak onderbroken voor de duur van dat verlof.
B
In artikel 34a wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt, in afwijking van artikel 1, verstaan onder zelfstandige: de persoon die, anders dan in dienstbetrekking, arbeid in eigen bedrijf verricht of een beroep uitoefent, teneinde daarmee inkomen te verwerven.
C
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef, wordt « schorst het de betaling» vervangen door: schorst de betaling.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de uitkering, bedoeld in het eerste lid, in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
D
In artikel 84, zevende lid, wordt na «de situatie, bedoeld in het tweede lid,» ingevoegd «tweede volzin,» en na «de werkgever, bedoeld in het tweede lid» ingevoegd «, tweede volzin, of de kredietinstelling of verzekeraar, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen».
E
In artikel 133e, eerste lid, wordt na «wiens arbeid als zelfstandige» ingevoegd: als bedoeld in artikel 34a, vierde lid.
Artikel 38b van de Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kent alsdan het ziekengeld met terugwerkende kracht over de verstreken periode, doch ten hoogste over een jaar, toe.
2. Het bij wet van 22 december 2005 tot aanpassing van en verbeteringen in diverse wetten in verband met de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede enkele andere correcties (Stb 2005, 710) toegevoegde derde lid luidende «3. Artikel 38a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de melding, bedoeld in het tweede lid» vervalt.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,