Ontvangen 20 mei 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel A, worden de punt aan het einde van de voorlaatste volzin en de laatste volzin vervangen door: en de houding van goede trouw en loyaliteit die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan. Onverminderd artikel 2, eerste lid, mag een zodanig onderscheid niet leiden tot een ongunstigere behandeling van een persoon op een andere in artikel 1 genoemde grond, dan de behandeling die een ander in een vergelijkbare situatie ten deel zou vallen.
II
In artikel I, onderdeel B, worden de punt aan het einde van de voorlaatste volzin en de laatste volzin vervangen door: en de houding van goede trouw en loyaliteit die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan. Onverminderd artikel 2, eerste lid, mag een zodanig onderscheid niet leiden tot een ongunstigere behandeling van een persoon op een andere in artikel 1 genoemde grond, dan de behandeling die een ander in een vergelijkbare situatie ten deel zou vallen.
III
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «gezien de grondslag van de instelling» wordt ingevoegd: en de houding van goede trouw en loyaliteit die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan.
2. De laatste volzin komt te luiden: Onverminderd artikel 2, eerste lid, mag een zodanig onderscheid niet leiden tot een ongunstigere behandeling van een persoon op een andere in artikel 1 genoemde grond, dan de behandeling die een ander in een vergelijkbare situatie ten deel zou vallen
Met dit amendement worden alle elementen uit de Europese richtlijn 2000/78/EG (verder te noemen Richtlijn) geïncorporeerd. De Richtlijn spreekt over discriminatie en de Algemene Wet Gelijke Behandeling over onderscheid, termen die wezenlijk verschillen. Met dit amendement wordt de definitie van discriminatie uit de Richtlijn letterlijk geïncorporeerd, door het toevoegen van de zin «een zodanig onderscheid mag niet leiden tot een ongunstigere behandeling van een persoon op een andere in artikel 1 genoemde grond, dan de behandeling die een ander in een vergelijkbare situatie ten deel zou vallen.»
Ten aanzien van de grondslag van de instelling en de houding van goede trouw en loyaliteit wil dit amendement recht doen aan de nevenschikking in artikel 4 lid 2 Richtlijn van dit element (de houding van goede trouw en loyaliteit) aan de andere bepalingen van de Richtlijn. Fundamentele waarden kunnen met elkaar in een onoplosbare spanning staan. De meest redelijke oplossing is niet het wegnemen van het spanningsveld door één van beide waarden absolute voorrang te verlenen, maar de concrete afweging aan de rechter te laten, zodat per spanningssituatie de meest billijke en proportionele oplossing kan worden gezocht. Zoals dit ook in artikel 4 lid 2 Richtlijn uitgedrukt wordt met het nevenschikken via het woord »derhalve». Dat is de manier waarop ook in andere situaties de belangen die de onderscheiden grondrechten beschermen, tegen elkaar worden afgewogen.
Segers