Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 26 augustus 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 juni 2010, nr. 10 001595, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 17 juni 2010, nr. W11.10.0221/IV, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel op één punt te verduidelijken. In het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 74, eerste lid, is «de periode vanaf 22 april 2010 tot het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel» gewijzigd in «de periode met ingang van 23 april 2010 tot het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel». Dit is geen inhoudelijke wijziging. Zoals uit de memorie van toelichting reeds blijkt wordt met artikel 74 geregeld dat de mogelijkheid van benutting van het varkens- of pluimveerecht door een bedrijf gelegen in een concentratiegebied wordt beperkt voor zover (een deel van) dat varkens- of pluimveerecht is overgegaan van een bedrijf buiten dat gebied tussen het moment waarop het voornemen voor dit wetsvoorstel aan de Tweede Kamer bekend is gemaakt (Kamerstukken II 2009/10, 28 385, nr. 180) en een persbericht hierover is uitgebracht (23 april 2010), en het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Met «vanaf 22 april 2010» werd dan ook «met ingang van 23 april 2010» bedoeld. Laatstgenoemde formulering geeft minder aanleiding tot misverstanden.
Ik moge U, mede namens mijn ambtsgenoot van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg