Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2010
Van de vaste kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb ik gisterenavond het verzoek ontvangen om een reactie te geven op een tweetal brieven in het kader van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet (32 464).
Concreet heeft het verzoek betrekking op een brief van de FNV en een brief van de Landelijke Clientenraad (LCR). Beide brieven zijn gedateerd op 14 december jl. De vaste kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzoekt mij voorafgaand aan de plenaire behandeling van het genoemde wetsvoorstel op donderdagochtend 16 december een reactie te geven.
Van de inhoud van beide genoemde brieven heb ik in de loop van gisteren eerst kennis kunnen nemen.
In de brief van de LCR geeft de LCR aan dat zij zich kan vinden in twee van de drie onderdelen van het genoemde wetsvoorstel. De LCR maakt echter bezwaar tegen het onderdeel dat betrekking heeft op de anticumulatie van de ZW en WW. Met betrekking tot de doorwerking van dit onderdeel van het wetsvoorstel op de WIA schetst de LCR enige casuïstiek. Ook de brief van de FNV richt zich met name op het onderdeel anticumulatie ZW en WW. Evenals de LCR schetst de FNV enige casuïstiek ten aanzien van dit onderdeel van het wetsvoorstel. Daarnaast heeft de FNV principiële bezwaren.
Om een zorgvuldige reactie te geven op deze brieven – waarbij ik ook in kan gaan op de geschetste casuïstiek – heb ik enige tijd nodig. Ik ben zodoende niet in staat om voorafgaand aan de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op donderdagochtend 16 december een reactie te geven op beide brieven.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp