Ontvangen 20 augustus 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel VI, Onderdeel F komt te luiden:
F
In artikel 257 vervalt de zinsnede «, zo nodig afwijkende, ».
B
Na artikel VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel VIIIA
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 oktober 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (32 191), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt artikel VIII van deze wet als volgt gewijzigd:
A
Na onderdeel L wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
La
In artikel M 17 vervalt na «Onze Minister van Defensie» het aanhalingsteken.
B
Na onderdeel P worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
Pa
Artikel R 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt tussen «lijst» en «overgelegd» ingevoegd: wordt.
2. In de tweede volzin wordt «deze verklaringen» vervangen door: deze verklaring.
Pb
In artikel R 5 vervalt na «die voor eenzelfde provincie zijn ingeleverd» het aanhalingsteken.
Pc
In artikel R 7, derde lid, wordt «de door deze aangewezen lid» vervangen door: het door deze aangewezen lid.
C
Na onderdeel Q wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Qa
In het opschrift van hoofdstuk S vervalt: de verbinding,.
D
Na onderdeel R wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ra
Artikel S 3, onderdeel b, komt te luiden:
b. waarbij niet is overgelegd een verklaring als bedoeld in artikel R 2, eerste lid, van een lid van provinciale staten van deze provincie, waarbij buiten beschouwing blijven de verklaringen van een lid van provinciale staten dat meer dan één verklaring heeft ondertekend;
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 oktober 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (32 191), tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel Ad vervalt na «Onze Minister van Defensie» het aanhalingsteken.
B
In onderdeel Ai wordt artikel R 2 als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt tussen «lijst» en «overgelegd» ingevoegd: wordt.
2. In de tweede volzin wordt «deze verklaringen» vervangen door: deze verklaring.
C
In onderdeel Ba vervalt na «die voor eenzelfde provincie zijn ingeleverd» het aanhalingsteken.
D
In onderdeel Bb wordt «de door deze aangewezen lid» vervangen door: het door deze aangewezen lid.
E
Na onderdeel Bg wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Bh
In het opschrift van hoofdstuk S vervalt: de verbinding,.
F
Onderdeel Cb, derde onderdeel, komt te luiden:
3. Onderdeel b komt te luiden:
b. waarbij niet is overgelegd een verklaring als bedoeld in artikel R 2, eerste lid, van een lid van provinciale staten van deze provincie, waarbij buiten beschouwing blijven de verklaringen van een lid van provinciale staten dat meer dan één verklaring heeft ondertekend;
C
Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 34a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de in artikel 17b, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de gemeenten die aan de regeling deelnemen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De ingevolge artikel 186, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid, van de Gemeentewet gestelde regels, alsmede het vierde tot en met het achtste lid van dat artikel, zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. voor het college wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;
b. de in artikel 186, achtste lid, van de Gemeentewet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de gemeenten die aan de regeling deelnemen.
B
Onder verlettering van onderdeel E naar onderdeel G worden na onderdeel D twee onderdelen ingevoegd, luidende:
E
Artikel 47a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de in artikel 17b, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de provincies die aan de regeling deelnemen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De ingevolge artikel 190, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid, van de Provinciewet gestelde regels, alsmede het vierde tot en met het achtste lid van dat artikel, zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. voor gedeputeerde staten wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;
b. de in artikel 190, achtste lid, van de Provinciewet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de provincies die aan de regeling deelnemen.
F
Artikel 58a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de in artikel 17b, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de provincies en gemeenten die aan de regeling deelnemen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De ingevolge artikel 186, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid, van de Gemeentewet gestelde regels, alsmede het vierde tot en met het achtste lid van dat artikel, zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. voor het college wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;
b. de in artikel 186, achtste lid, van de Gemeentewet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de provincies en gemeenten die aan de regeling deelnemen.
D
Artikel XIX komt te luiden:
ARTIKEL XIX
De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a worden het derde en vierde lid vernummerd tot tweede en derde lid.
B
In artikel 11b, tweede lid, onderdeel b, worden de woorden «de Tweede Kamer» vervangen door: de beide kamers der Staten-Generaal.
Toelichting
Onderdeel A Wijziging artikel VI, Onderdeel F (artikel 257)
In het voorstel van wet komt artikel 257 geheel te vervallen. Dit is niet de bedoeling. Uitsluitend de zinsnede die aangeeft dat er zo nodig afwijkende regels kunnen worden gesteld, wordt nu geschrapt. Dit ter uitvoering van de motie-Jurgens c.s. (Kamerstukken I 2005/06, 21 109, nr. A).
Onderdeel B Wijziging van de Kieswet
Met deze nota van wijziging worden enkele taalkundige onvolkomenheden hersteld die staan in het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (32 191). Deze aanpassingen zijn aangekondigd tijdens de behandeling van dat wetsvoorstel in de Tweede Kamer (Handelingen II 2009/10, 90, p. 7447).
Onderdeel C (artikelen 34a, 47a en 58a van de Wet gemeenschappelijke regelingen)
Naast de wijzigingen in deze artikelen zoals toegelicht bij het wetsvoorstel, wordt nu van de gelegenheid gebruik gemaakt om de tekst van de bepalingen duidelijker te verwoorden.
Onderdeel D Wijziging artikel XIX (Wet Nationale ombudsman)
Naast de technische wijziging van artikel 1a zoals toegelicht bij het wetsvoorstel, wordt nu van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 11b aan te passen. Het artikel 11b, tweede lid, onderdeel b, bepaalt dat de Kinderombudsman als taak heeft om gevraagd of ongevraagd advies aan de Tweede Kamer over jeugdaangelegenheden uit te brengen. De Kinderombudsman heeft daardoor niet als taak om advies aan de Eerste Kamer uit te brengen, wat niet in overeenstemming is met het gebruik dat externe adviesorganen advies aan beide kamers uitbrengen. De onderhavige wijziging beoogt dat de Kinderombudsman ook aan de Eerste Kamer advies uitbrengt.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. M. H. Hirsch Ballin