Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is specifieke toezichtsarrangementen voor interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van inkomensvoorzieningen en werkvoorzieningen door colleges van burgemeester en wethouders af te schaffen en daartoe de wetten die deze voorzieningen regelen aan te passen en tevens in verband daarmee de regeling van de taak van de Inspectie Werk en Inkomen in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
1. Het college:
a. ondersteunt bij arbeidsinschakeling personen, die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, noodzakelijk acht, bepaalt en biedt deze voorziening aan, en
b. verleent bijstand aan personen hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
B
In artikel 41, eerste lid, wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid .
C
Artikel 69 komt te luiden:
1. Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering om het college van middelen te voorzien met het oog op het toekennen van:
a. algemene bijstand;
b. inkomensvoorzieningen, bedoeld in de Wet investeren in jongeren;
c. uitkeringen, bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Wet werk en inkomen kunstenaars,
en voor de daarbij verschuldigde loonbelasting, premies voor de volksverzekeringen en de vergoedingen, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, van inkomensafhankelijke bijdragen.
2. Bij wet wordt het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkering, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld, waarbij uitgangspunt is dat dit bedrag voor het desbetreffende kalenderjaar toereikend is voor de geraamde kosten van alle gemeenten in verband met uitgaven als bedoeld in het eerste lid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de verdeling van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, onder de gemeenten en het verzamelen van gegevens noodzakelijk voor het vaststellen van deze verdeling.
4. De uitkering aan het college wordt ten minste drie maanden voorafgaand aan het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft door Onze Minister bekend gemaakt.
5. Mede ten behoeve van de kosten van de voorzieningen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en de voorzieningen op grond van de Wet investeren in jongeren, niet zijnde uitvoeringskosten ontvangt het college een uitkering op grond van de Wet participatiebudget.
D
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Aanpassing uitkering
2. De tweede zin van het eerste lid vervalt.
3. Het derde lid vervalt.
E
Artikel 72 vervalt.
F
Artikel 73 komt te luiden:
1. Er is een toetsingscommissie Wet werk en bijstand, die tot taak heeft Onze Minister te adviseren over een te nemen besluit naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in artikel 74, eerste lid.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de samenstelling, de taakuitoefening en oordeelsvorming door de toetsingscommissie Wet werk en bijstand.
G
Artikel 74 komt te luiden:
1. Indien de verstrekte uitkering op grond van artikel 69 onvoldoende dekking biedt voor de netto lasten van het toekennen van algemene bijstand, uitkeringen of inkomensvoorzieningen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, kan door Onze Minister op verzoek van het college een incidentele of meerjarige aanvullende uitkering worden verleend.
2. Jaarlijks wordt bij wet het bedrag dat besteed kan worden aan aanvullende uitkeringen als bedoeld in het eerste lid vastgesteld, dat geen deel uitmaakt van het bedrag, bedoeld in artikel 69, tweede lid.
3. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt door het college ingediend bij de toetsingscommissie Wet werk en bijstand.
4. Onze Minister kan voorwaarden verbinden aan het besluit tot verlening van een meerjarige aanvullende uitkering.
5. Onze Minister kan een verleende meerjarige aanvullende uitkering verminderen of intrekken indien het college in strijd handelt met een wettelijk voorschrift dat betrekking heeft op de meerjarige aanvullende uitkering, of met een voorwaarde die aan het besluit tot verlening van een meerjarige aanvullende uitkering is verbonden.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor:
a. de gronden voor verlening van de aanvullende uitkering;
b. de berekening van de hoogte van de uitkering;
c. de voorwaarden, die aan het verzoek worden gesteld;
d. de wijze van beoordeling van het verzoek door de toetsingscommissie Wet werk en bijstand.
7. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de termijn waarbinnen een verzoek kan worden ingediend en de termijn waarbinnen op dat verzoek wordt beslist.
H
Artikel 74a vervalt.
I
Het opschrift van Paragraaf 7.2 komt te luiden: Aanwijzingsbevoegdheid en gemeentelijke toezichthouders
J
Artikel 76 komt te luiden:
1. Onze Minister kan, indien hij met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van deze wet ernstige tekortkomingen vaststelt, aan het college, nadat het college gedurende acht weken in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, een aanwijzing geven. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.
2. In de aanwijzing wordt een termijn opgenomen waarbinnen het college de uitvoering in overeenstemming heeft gebracht met de aanwijzing.
3. Onze Minister kan, indien hij van oordeel is, dat het college, na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, geen of onvoldoende gevolg heeft gegeven aan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, in artikel 52 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, in artikel 52 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, in artikel 87 van de Wet investeren in jongeren, of in artikel 55 van de Wet werk en inkomen kunstenaars, de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, voor het jaar volgend op het jaar waarin de termijn afloopt, 1 procent lager vaststellen.
4. Onze Minister kan, indien hij van oordeel is, dat het college twaalf maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, nog geen of onvoldoende gevolg heeft gegeven aan de aanwijzing, bedoeld in het derde lid, de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, voor het tweede jaar volgend op het jaar waarin de termijn afloopt en de daaropvolgende jaren, telkens ten hoogste 3 procent lager vaststellen.
K
Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van het artikel komt te luiden: Informatie ten behoeve van uitkering en uitvoeringsbeeld
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college verstrekt de informatie ten behoeve van de vaststelling en de verdeling van de uitkering, bedoeld in artikel 69, tweede en derde lid, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, waarbij de accountantsverklaring daaromtrent slechts aangeeft dat de verantwoorde uitgaven een getrouw beeld geven van de omvang daarvan.
L
Artikel 78 komt te luiden:
1. Het college verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft.
2. De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, en het beeld van de uitvoering, bedoeld in artikel 77, worden kosteloos verstrekt.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de soort informatie die het college verstrekt en de wijze waarop het college de gegevens en inlichtingen verzamelt en verstrekt, waarbij kan worden bepaald, dat categorieën van gemeenten bepaalde inlichtingen niet hoeven te verzamelen en te verstrekken.
M
In artikel 78f, eerste lid, wordt na «58,» ingevoegd: 69,.
ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 37 komt te luiden:
1. De Inspectie Werk en Inkomen is belast met het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen doeltreffendheid, van de uitvoering van de bij of krachtens deze wet of enige andere wet aan de Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank opgedragen taken.
2. De Inspectie Werk en Inkomen is belast met het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen doeltreffendheid, van de wijze waarop het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, en de colleges van burgemeester en wethouders bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken.
3. De Inspectie Werk en Inkomen is belast met het toezicht op de wijze waarop de colleges van burgemeester en wethouders gezamenlijk bijdragen aan het behalen van de doelen op het terrein van werk en inkomen, inclusief de sociale werkvoorziening.
4. Bij of krachtens een wet kunnen aan de Inspectie Werk en Inkomen andere taken worden opgedragen.
B
Artikel 39 komt te luiden:
1. De Inspectie Werk en Inkomen is met betrekking tot de haar bij of krachtens de wet opgedragen taken bevoegd tot het verrichten van niet in het jaarplan opgenomen of aanvullende werkzaamheden, nadat daarover met Onze Minister is overlegd.
2. Onze Minister stelt vast met welke andere dan de in artikel 37 bedoelde taken en werkzaamheden de Inspectie Werk en Inkomen wordt belast. Deze taken en werkzaamheden worden opgenomen in het jaarplan, bedoeld in artikel 38, eerste lid.
3. Indien Onze Minister met de Inspectie Werk en Inkomen geen overeenstemming bereikt over werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid dan wel overweegt aan de Inspectie Werk en Inkomen andere dan de in dit hoofdstuk genoemde of in het jaarplan opgenomen taken op te dragen, stelt hij de beide kamers der Staten-Generaal hiervan in kennis.
C
In artikel 41 vervalt: , alsmede beleidsvoornemens en voorgenomen wettelijke voorschriften met betrekking tot andere taken, als bedoeld in artikel 37, onderdeel d .
D
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de colleges van burgemeester en wethouders verstrekken op verzoek, kosteloos, aan de Inspectie Werk en Inkomen alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk zijn.
2. In het tweede lid wordt na «rechtspersonen» ingevoegd: en bestuursorganen .
E
In artikel 43 vervalt: het Inlichtingenbureau, .
F
In artikel 72 wordt in het opschrift en in de tekst na «De Raad voor werk en inkomen,» ingevoegd: de colleges van burgemeester en wethouders, .
G
Artikel 77 komt te luiden:
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de verstrekking van inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Raad voor werk en inkomen, de colleges van burgemeester en wethouders en de Sociale verzekeringsbank aan Onze Minister en aan de Inspectie werk en Inkomen op grond van deze wet en kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting van de administraties.
ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET SOCIALE WERKVOORZIENING
De Wet sociale werkvoorziening wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, wordt «artikel 13, vierde lid,» vervangen door: artikel 13, eerste lid,
B
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid, wordt «de bijlage, bedoeld in artikel 13, vierde lid» vervangen door: de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
2. In het vierde lid wordt «13, vierde lid» vervangen door: 13, eerste lid.
C
Het opschrift van Hoofdstuk 6 komt te luiden: Uitvoering en Informatie
D
Artikel 13 komt te luiden:
1. Het college legt verantwoording af aan Onze Minister over de uitvoering van deze wet op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2. Onze Minister kan, indien hij met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van deze wet ernstige tekortkomingen vaststelt, aan het college, nadat het college gedurende acht weken in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, een aanwijzing geven. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.
3. In de aanwijzing wordt een termijn opgenomen waarbinnen het college de uitvoering in overeenstemming heeft gebracht met de aanwijzing.
ARTIKEL IV WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van Hoofdstuk IV komt te luiden: Uitvoering, gegevensverstrekking en informatievoorziening
B
Paragraaf 3 van Hoofdstuk IV komt te luiden:
1. Onze Minister kan, indien hij met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van deze wet ernstige tekortkomingen vaststelt, aan het college, nadat het college gedurende acht weken in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, een aanwijzing geven. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.
2. In de aanwijzing wordt een termijn opgenomen waarbinnen het college de uitvoering in overeenstemming heeft gebracht met de aanwijzing.
C
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de soort informatie die het college verstrekt en de wijze waarop het college de gegevens en inlichtingen verzamelt en verstrekt, waarbij kan worden bepaald, dat categorieën van gemeenten bepaalde inlichtingen niet hoeven te verzamelen en te verstrekken.
3. In het derde lid wordt «inlichtingen» vervangen door: gegevens en inlichtingen .
ARTIKEL V WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van Hoofdstuk IV komt te luiden: Uitvoering, gegevensverstrekking en informatievoorziening
B
Paragraaf 3 van Hoofdstuk IV komt te luiden:
1. Onze Minister kan, indien hij met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van deze wet ernstige tekortkomingen vaststelt, aan het college, nadat het college gedurende acht weken in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, een aanwijzing geven. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.
2. In de aanwijzing wordt een termijn opgenomen waarbinnen het college de uitvoering in overeenstemming heeft gebracht met de aanwijzing.
C
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de soort informatie die het college verstrekt en de wijze waarop het college de gegevens en inlichtingen verzamelt en verstrekt, waarbij kan worden bepaald, dat categorieën van gemeenten bepaalde inlichtingen niet hoeven te verzamelen en te verstrekken.
3. In het derde lid wordt «inlichtingen» vervangen door: gegevens en inlichtingen .
ARTIKEL VI WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN KUNSTENAARS
De Wet werk en inkomen kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van Hoofdstuk 5 komt te luiden: Uitvoering, gegevensverstrekking en informatievoorziening
B
Het opschrift van paragraaf 5.3 van Hoofdstuk 5 komt te luiden:
C
Artikel 45 komt te luiden:
1. Onze Minister kan, indien hij met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van deze wet ernstige tekortkomingen vaststelt, aan het college, nadat het college gedurende acht weken in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen een aanwijzing geven. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.
2. In de aanwijzing wordt een termijn opgenomen waarbinnen het college de uitvoering in overeenstemming heeft gebracht met de aanwijzing.
D
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college en de adviserende instelling verstrekken desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft en voor zover het de adviserende instelling betreft gegevens en inlichtingen die hij nodig heeft voor het toezicht op de besteding van de vergoeding, bedoeld in artikel 51.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de soort informatie die het college en de adviserende instelling verstrekken en de wijze waarop het college en de adviserende instelling de gegevens en inlichtingen verzamelen en verstrekken, waarbij kan worden bepaald, dat categorieën van gemeenten bepaalde inlichtingen niet hoeven te verzamelen en te verstrekken.
3. In het derde lid wordt «inlichtingen vervangen door: gegevens en inlichtingen.
ARTIKEL VII WIJZIGING VAN DE WET INVESTEREN IN JONGEREN
De Wet investeren in jongeren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 89, eerste lid, vervalt onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
B
Artikel 90 komt te luiden:
1. Het college verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft.
2. De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, en het beeld van de uitvoering, bedoeld in artikel 89, worden kosteloos verstrekt.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de soort informatie die het college verstrekt en de wijze waarop het college de gegevens en inlichtingen verzamelt en verstrekt, waarbij kan worden bepaald, dat categorieën van gemeenten bepaalde inlichtingen niet hoeven te verzamelen en te verstrekken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,